Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Oldambt

Beleidsregels WWB vrijlating inkomsten uit arbeid gemeente Oldambt 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Oldambt
Officiële naam regelingBeleidsregels WWB vrijlating inkomsten uit arbeid gemeente Oldambt 2012
CiteertitelBeleidsregels WWB vrijlating inkomsten uit arbeid gemeente Oldambt 2012
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Artikel 31 lid 2 onder n en r van de Wet Werk en Bijstand
  2. Artikel 1:3, vierde lid; 3:42 titel 4.3 en titel 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201231-12-2014-

14-02-2012

Streekblad

Nieuwe regeling

Tekst van de regeling

Burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt;Gelezen het collegevoorstel van de afdeling werk & inkomen;Overwegende dat deze beleidsregels betrekking hebben op de feitelijke toepassing van zowel de bestaande bepaling vrijlating inkomsten uit arbeid als de nieuwe bepalingen per 1 januari 2012;Dat in deze beleidsregels wordt aangegeven onder welke voorwaarden dit mogelijk is;Gelet op artikel 31 lid 2 sub n en r van de Wet Werk en Bijstand en de artikelen 1:3, vierde lid, 3:42 titel 4.3 en titel 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);B e s l u i t e n:vast te stellen de volgende:“Beleidsregels WWB vrijlating inkomsten uit arbeid gemeente Oldambt” 2012,luidende als volgt:

Artikel 1 Beleidsregel 1. Algemene vrijlating ex artikel 31 lid 2 sub n WWB

a. wettelijke bepaling; de wet bepaalt dat niet tot de middelen van de belanghebbende worden gerekend: de inkomsten uit arbeid tot 25% van deze inkomsten, met een maximum van € 192,00 per maand (peil per 1 januari 2012), voor zover hij algemene bijstand ontvangt, waarbij voor een persoon jonger dan 65 jaar geldt dat die inkomsten gedurende ten hoogste zes aaneengesloten maanden niet tot de middelen worden gerekend en dat dit naar oordeel van het college moet bijdragen aan zijn arbeidsinschakeling.b. oordeel college; op het moment dat de belanghebbende voor het eerst inkomsten uit arbeid gaat verkrijgen, waarbij er nog wel een beroep gedaan moet worden op een aanvullende bijstandsuitkering, is het nog niet definitief vast te stellen of dit uiteindelijk zal bijdragen aan de arbeidsinschakeling. Dat is de reden om deze vrijlating toe te passen op het moment dat de belanghebbende, als gevolg van het verkrijgen van inkomsten uit arbeid, geen beroep meer hoeft te doen op een aanvullende bijstandsuitkering daar de inkomsten uit genoemde arbeid meer bedragen dan de toepasselijke bijstandsnorm.c. toepassen vrijlating; indien er sprake is van een situatie zoals bedoeld bij punt b, dan worden de inkomsten uit arbeid in de periode van 6 maanden voorafgaande aan de datum van beëindiging uitkering, alsnog herrekend met de uitkering, dit nadat de vrijlating is toegepast.

Artikel 2 Beleidsregel 2. Afwijking i.v.m. specifieke vrijlating ex artikel 31 lid 2 sub r WWB

a. wettelijke bepaling; de wet bepaalt dat niet tot de middelen van de belanghebbende worden gerekend: de inkomsten uit arbeid van een alleenstaande ouder tot 12,5% van deze inkomsten, met een maximum van € 120,00 per maand (peil per 1 januari 2012), gedurende een aaneengesloten periode van maximaal 30 maanden, voor zover hij algemene bijstand ontvangt, ingeval hij de volledige zorg heeft voor een tot zijn last komend kind tot 12 jaar, de periode van zes aaneengesloten maanden, bedoeld in onderdeel n is verstreken en dit volgens het college bijdraagt aan zijn arbeidsinschakeling.b. oordeel college; op het moment dat de belanghebbende voor het eerst inkomsten uit arbeid gaat verkrijgen en waarbij er nog wel een beroep gedaan moet worden op een aanvullende bijstandsuitkering, wordt – in afwijking van beleidsregel 1 – de vrijlating ex artikel 31 lid 2 sub n WWB toegepast vanaf de eerste maand waarin die inkomsten worden genoten. Deze afwijkende bepaling is noodzakelijk om uiteindelijk de aansluitende vrijlating ex artikel 31 lid 2 sub r WWB te kunnen toepassen.

Ondertekening

Slotbepalingena. ingangsdatum: de beleidsregels treden – na behoorlijk te zijn bekend gemaakt - in werking per 1 januari 2012.b. hardheidsconclusie: het college kan in bijzondere gevallen, ten gunste van de werknemer, afwijken van de bepalingen in deze Beleidsregels, indien toepassing van deze regels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.c. afwijking regels: in alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het college.d. intrekking bestaande beleidsregels: de geldende beleidsregels vastgesteld door het bestuur van de IGSD Oldambt worden per 1 januari 2012 ingetrokken.Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt d.d. 21 februari 2012.De secretaris, De burgemeester,H.J.J. Groothuis P. Smit

Toelichting 1 Algemeen

InleidingMet de aanscherping van de WWB per 2012 is ook een nieuwe vorm van vrijlating inkomsten ingevoerd voor alleenstaande ouders (ouder dan 27 jaar) met kinderen jonger dan 12 jaar.De Wet en het gemeentelijk beleid tot en met 31 december 2011 luidde als volgt. Artikel 31 lid 2 sub n WWB stelt dat inkomsten uit arbeid niet volledig gekort hoeven te worden op de bijstandsuitkering. Ze kunnen voor een deel, 25% van het netto inkomen tot een maximum van € 190,02 (peil januari 2012) per maand, vrijgelaten worden. Dit gedurende ten hoogste 6 aaneengesloten maanden en mits dit naar het oordeel van het college bijdraagt aan arbeidsinschakeling. Dit laatste is praktische gezien vooraf niet altijd goed in te schatten. Vandaar dat destijds is gekozen voor een praktische oplossing. Alle inkomsten uit arbeid blijven in eerste instantie voor 100% gekort worden op de uitkering. Wanneer iemand arbeid aanvaardt en daarmee voldoende inkomsten genereert om uit de bijstand te geraken heeft deze voldaan aan de doelstelling van de WWB. Zou de cliënt in de periode voor zijn arbeidsinschakeling in deeltijd gewerkt hebben, heeft deze daarmee duidelijk aan de eisen van artikel 31 lid 2 sub n voldaan. Met het oog hierop wordt dan alsnog achteraf de vrijlating inkomsten ex artikel 31 lid 2 sub n toegepast op de inkomsten uit arbeid in de 6 maanden voorafgaand aan de beëindiging.Nieuwe wettelijke bepalingVanaf 1 januari 2012 is in de WWB een nieuwe vrijlating opgenomen en wel in artikel 31 lid 2 sub r WWB. Dit artikel stelt dat niet tot de middelen van de belanghebbende worden gerekend: de inkomsten uit arbeid van een alleenstaande ouder tot 12,5 procent van deze inkomsten, met een maximum van € 120,00 per maand, gedurende een aaneengesloten periode van maximaal 30 maanden, voor zover hij algemene bijstand ontvangt, ingeval: 1°. hij de volledige zorg heeft voor een tot zijn last komend kind tot 12 jaar, 2°. de periode van zes aaneengesloten maanden, bedoeld in onderdeel n, is verstreken, en 3°. dit volgens het college bijdraagt aan zijn arbeidsinschakeling;Deze nieuwe vrijlating – voor een beperkte doelgroep – kan dus pas worden toegepast nadat de vrijlating van sub n is toegepast en verstreken. Als gevolg van deze wettelijke bepaling kan de bestaande beleidsregel behorende bij sub n niet meer in stand blijven voor bovengenoemde doelgroep.In artikel 31 lid 5 WWB is uitdrukkelijk bepaald dat bovenstaande vrijlatingen (“n”+ “r”) niet van toepassing zijn op personen jonger dan 27 jaar.Overweging beleidskeuzeDe wetgever heeft deze nieuwe vrijlating bewust alleen van toepassing verklaard voor een specifieke doelgroep. De nieuwe vrijlatingbepaling voor die specifieke doelgroep komt namelijk in plaats van de vrijlating aanvullende alleenstaande ouderkorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting voor alleenstaande ouders met kinderen jonger dan 5 jaar. Er is door de wetgever gekozen voor een periode van vrijlating inkomsten uit arbeid van totaal 3 jaar (6 + 30 maanden) omdat alleenstaande ouders langer de tijd nodig hebben om hun arbeidsuren uit te breiden dan alleenstaanden en gehuwden. Dit heeft te maken met de combinatie van zorgtaken en werk. Voor deze doelgroep is een half jaar te kort om de uren zodanig uit te breiden dat uitstroom uit de bijstand mogelijk is.Nu de wetgever – weloverwogen – een nieuwe vrijlating inkomsten uit arbeid heeft ingevoerd voor een afgebakende doelgroep en daarbij een bestaande vrijlating belastingfaciliteiten heeft ingetrokken, bestaat er voor de gemeente Oldambt geen aanleiding om de reeds bestaande beleidsregel – behorende bij artikel 31 lid 2 sub n – voor alle uitkeringsgerechtigden aan te passen.Het Cliëntenpanel WWB heeft ingestemd met de voorgestelde Beleidsregels.OvergangsrechtIn artikel 78p lid 2 WWB is een overgangsrecht vastgelegd. Indien op 31 december 2011 de “oude” vrijlating belastingfaciliteiten van toepassing zijn, dan blijven deze gelden tot 1 maart 2012 indien deze hoger zijn dan het bedrag van de nieuwe vrijlating zoals bedoeld in artikel 31 lid 2 sub r WWB.In artikel 78p lid 3 WWB is het overgangsrecht vastgelegd indien tot en met 31 december 2011 toepassing werd gegeven aan de vrijlating van artikel 31 lid 2 onder n WWB (6 maanden 25%).Nu deze bepaling via eigen gemeentelijk beleid op een “achteraf wijze” werd toegepast, kan in praktische zin deze bepaling terzijde worden gelegd.Nu het overgangsrecht is bepaald in de wet zelf, behoeft hiervoor geen beleidsregel te worden opgesteld.FinancieelIndien een vrijlating inkomsten uit arbeid wordt toegepast, betekent dit dat er meer (aanvullende) uitkering verleend moet worden (er wordt immers een lager bedrag aan inkomsten gekort op de uitkering). De uitgaven BUIG zullen dan dienovereenkomstig toenemen. Nu de nieuwe vrijlating zich beperkt tot een vastgestelde doelgroep en voor die doelgroep een bestaande vrijlatingfaciliteit gelijktijdig wordt ingetrokken, zal de nieuwe beleidsregel – per saldo – weinig meer BUIG uitgaven opleveren.BesluitBesloten wordt dan ook om:1. de bestaande beleidsregel behorende bij artikel 31 lid 2 sub n (“vrijlating achteraf”) te continueren.2. voor de doelgroep alleenstaande ouder, ouder dan 27 jaar, met kinderen tot 12 jaar een uitzondering te maken in die zin dat de vrijlating van artikel 31 lid 2 sub n toegepast wordt vanaf het eerste moment dat er sprake is van inkomsten uit arbeid. Na afloop van deze maximale vrijlatingperiode van 6 aaneengesloten maanden, kan de nieuwe vrijlating van artikel 31 lid 2 sub r worden toegepast (uiteraard indien aan de voorwaarden wordt voldaan).3. gedurende de periode van 1 januari 2012 tot en met 29 februari 2012 zal uitvoering gegeven worden aan de overgangsbepaling van artikel 78p lid 2 WWB.4. het college een nieuwe beleidsregel te laten vaststellen conform punt 1 en 2.