Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Midden-Drenthe

Verordening regelende het vervoer van personen met huifkar, paardentram, koets of soortgelijke voertuigen in Orvelte

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Midden-Drenthe
Officiële naam regelingVerordening regelende het vervoer van personen met huifkar, paardentram, koets of soortgelijke voertuigen in Orvelte
CiteertitelVerordening regelende het vervoer van personen met huifkar, paardentram, koets of soortgelijke voertuigen in Orvelte
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artt. 147, 149 Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-05-200426-02-2016nieuwe regeling

25-03-2004

Gemeenteberichten 31 maart 2004

Onbekend

Tekst van de regeling

Artikel 1 (verbod)

  • 1. Het is verboden bij het uitoefenen van een bedrijf of nevenbedrijf dan wel als gewoonte met een huifkar, paardentram, koets of soortgelijk voertuig, al dan niet tegen betaling, personen in Orvelte te vervoeren binnen het gebied dat op de bij deze verordening behorende kaart, gestippeld is aangegeven.

  • 2. Er mag binnen het gebied dat op de bij deze verordening behorende kaart, gestippeld is aangegeven, uitsluitend worden in- en uitgestapt bij door burgemeester en wethouders aangewezen opstapplaatsen.

  • 3. Het verbod geldt niet als de personen al buiten het gestippeld aangegeven gebied in het voertuig zijn ingestapt.

  • 4. Er kan maximaal aan 1 (één) bedrijf ontheffing worden verleend.

Artikel 2 (ontheffing)

  • 1. Van het in artikel 1 bedoelde verbod kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen.

  • 2. De ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij een tijdsbepaling daarin is vermeld.

  • 3. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. Deze voorschriften mogen slechts strekken tot bescherming van het belang in verband waarmee de ontheffing is vereist.

  • 4. In de aanvraag om ontheffing wordt op het aanvraagformulier in ieder geval vermeld:

    • a.

      de persoonsgegevens van de aanvrager;

    • b.

      het aantal huifkarren;

    • c.

      de plaatselijke en kadastrale ligging van het bedrijf door middel van een situatietekening met een schaal van tenminste 1: 1000;

  • 5. Bij de aanvraag moeten in ieder geval de volgende bescheiden worden ingeleverd:

    • a.

      een verklaring omtrent gedrag, afgegeven door de burgemeester van de gemeente Midden-Drenthe;

    • b.

      een rijvaardigheidsbewijs, waaruit kan worden afgeleid dat de aanvrager over voldoende menkwaliteiten beschikt;

    • c.

      bewijs van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;

    • d.

      een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is tot het gebruik van het perceel bestemd voor het bedrijf.

Artikel 3 (Gedragseisen ontheffinghouder)

  • 1. De houder van de ontheffing:

    • a.

      staat niet onder curatele en is niet ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij;

    • b.

      is niet in enig opzicht van slecht levensgedrag;

    • c.

      heeft de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.

  • 2. Naast de gestelde vereisten in het eerste lid, is de houder van de ontheffing niet:

    • a.

      met toepassing van artikel 37 Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;

    • b.

      binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolgde artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;

    • c.

      binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van duizend gulden of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:

      • 1.

        bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;

      • 2.

        de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 250a, 252, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;

      • 3.

        de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 jo. artikel 8 of jo. artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;

      • 4.

        de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;

      • 5.

        de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;

      • 6.

        de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

  • 3. Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:

    • a.

      vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan zevenhonderd vijftig gulden bedraagt;

    • b.

      een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.

  • 4. De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt:

    • a.

      bij de weigering van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van beslissing op de aanvraag van de vergunning;

    • b.

      bij de intrekking van een vergunning gerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.

Artikel 4 (eisen voor paardentram, huifkar, koets en soortgelijke voertuigen)

  • 1. De paardentram, huifkar, koets of soortgelijke voertuigen moeten zijn voorzien van een bewijs van deugdelijkheid.

  • 2. De paardentram, huifkar, koets of soortgelijke voertuigen mogen uitsluitend worden voortgetrokken door één of meerdere paarden.

Artikel 5 (beslissingstermijn)

  • 1. Burgemeester en wethouders besluiten over een aanvraag om ontheffing als bedoeld in artikel 2, eerste lid, binnen twaalf weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen hun besluit voor ten hoogste twaalf weken verdagen.

  • 3. Voor zover van toepassing, wordt de beslissing als bedoeld in het eerste lid aangehouden tot de (onherroepelijke) beslissing over een op de inrichting betrekking hebbende aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 40 van de Woningwet.

Artikel 6 (weigeringsgronden)

  • 1. De ontheffing als bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt geweigerd als:

    • a.

      de aanvrager van de ontheffing niet voldoet aan de in artikel 3 gestelde eisen;

    • b.

      de vestiging of de exploitatie van het bedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, dorpsvernieuwingsplan, leefmilieuverordening of met het maximumstelsel uit artikel 1, vierde lid, dan wel een door de gemeenteraad vastgesteld besluit, waarin gemeentelijk vestigingsbeleid over deze bedrijven is uitgewerkt.

  • 2. De ontheffing als bedoeld in artikel 2, eerste lid kan ook worden geweigerd:

    • a.

      in het belang van de openbare orde;

    • b.

      in het belang van de verkeersveiligheid;

    • c.

      in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;

    • d.

      in het belang van het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat;

    • e.

      in het belang van het voorkomen of beperken van aantasting van de sfeer en het karakter van het beschermd dorpsgezicht Orvelte en de hieraan verbonden educatieve en recreatieve waarden;

    • f.

      in het belang van de veiligheid van personen en/of goederen.

Artikel 7 (intrekking)

Een ontheffing kan worden ingetrokken:

  • 1.

    op gronden ontleend aan het algemeen belang;

  • 2.

    op gronden ontleend aan de openbare orde;

  • 3.

    op gronden ontleend aan de verkeersveiligheid;

  • 4.

    indien de ontheffing is verleend op grond van een onjuiste of onvolledige opgave van de zijde van de aanvrager;

  • 5.

    indien een aan de ontheffing verbonden voorschrift niet is of wordt nageleefd.

Artikel 8 (opstapplaats)

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders wijzen binnen het gebied dat op de bij deze verordening behorende kaart, gestippeld is aangegeven één of meerdere opstapplaatsen aan.

  • 2. De opstapplaatsen moeten elke dag worden schoongemaakt.

Artikel 9 (strafbepaling)

Overtreding van het in artikel 1 vervatte verbod wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie zoals bedoeld in artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht.

Overtreding van deze verordening kan voorts worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 10 (opsporingsbevoegdheid)

Met het opsporen van overtredingen van deze verordening zijn, naast de bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaar, belast de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

Artikel 11 (inwerkingtreding)

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na het verstrijken van de termijn van zes weken na de bekendmaking.

Artikel 12 (citeertitel)

Deze verordening wordt aangehaald als: "Verordening regelende het vervoer van personen met huifkar, paardentram, koets of soortgelijke voertuigen in Orvelte".

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad,

gehouden op 25 maart 2004,

de griffier,

J.Pit

de voorzitter,

R.W. ter Avest