Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Uithoorn

Beleid planologische afwijkingsmogelijkheden als bedoeld in artikel 2.12 lid 1, onder a, onder 2° en bijlage II, artikel 4 Bor

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieUithoorn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleid planologische afwijkingsmogelijkheden als bedoeld in artikel 2.12 lid 1, onder a, onder 2° en bijlage II, artikel 4 Bor
CiteertitelBeleid planologische afwijkingsmogelijkheden
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Geen

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-12-2010nieuwe regeling

06-10-2010

Nieuwe Meerbode, 15-10-2010

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleid planologische afwijkingsmogelijkheden als bedoeld in artikel 2.12 lid 1, onder a, onder 2° en bijlage II, artikel 4 Bor

 

 

Inleiding

Aanleiding

Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) op 1 juli 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Uithoorn het ontheffingenbeleid op grond van artikel 3.23 Wet ruimtelijke ordening vastgesteld. Dit beleid heeft de Beleidsregels voor toepassing van artikel 19 lid 3 Wet op de Ruimtelijke ordening vervangen. Echter is de wetgeving op het gebied van het omgevingsrecht weer volop in beweging. Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Dit heeft ook consequenties voor het Ontheffingenbeleid dat in 2008 is vastgesteld. Met de inwerkingtreding van de Wabo is ook de Wet ruimtelijke ordening gewijzigd. Zo is artikel 3.23 Wro (buitenplanse ontheffing) uit de Wro geïntegreerd in de Wabo. Deze is in de Wabo geregeld in artikel 2.12 lid 1 onder 2. Het is daarom noodzakelijk om het Ontheffingenbeleid aan te passen aan de nieuwe wetgeving van de Wabo.

Wet algemeen bepalingen omgevingsrecht

Met de inwerkingtreding van de Wabo is ook de Wro gewijzigd. Zo is artikel 3.23 Wro (buitenplanse ontheffing) uit de Wro geïntegreerd in de Wabo. Deze is in de Wabo geregeld in artikel 2.12 lid 1 onder 2. Hierin staat aangegeven dat voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit die strijdig is met een bestemmingsplan de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen. Deze algemene maatregel van bestuur (Planologische afwijkingsmogelijkheden) is opgenomen in artikel 4 van de bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor).

In artikel 4 van bijlage II zijn de kruimelgevallen overgenomen uit artikel 4.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Tekstueel wijkt dit artikel af van artikel 4.4.1 Bro. Zo wordt met de overheveling naar het Bor de kruimellijst op onderdelen aangepast (geharmoniseerd), zodat deze in begripsgebruik, definiëring en wijze van meten aansluit op de rest van de Wabo. Inhoudelijk komt het daarmee grosso modo wel overeen. Wel zal met de inwerkingtreding van de Wabo het artikel over een uitbreiding van of een bijgebouw bij een woning worden uitgebreid. De uitbreiding kan ook gelden voor andere gebouwen dan woningen. Er wordt in het nieuwe artikel specifiek een bijhorend bijwerk genoemd. Echter is gekozen om deze uitbreiding niet op te nemen in het nieuwe ‘Beleid planologische afwijkingsmogelijkheden’. De aan- of uitbouwen zullen alleen blijven gelden bij woningen. De aan- of uitbouwen bij andere gebouwen zullen per geval beoordeeld worden. Tevens worden deze situaties, indien gewenst, opgenomen in de nieuw op te stellen bestemmingsplannen.

Concluderend kan worden gesteld dat het nieuwe ‘Beleid planologische afwijkingsmogelijkheden’ alleen tekstueel aangepast wordt en inhoudelijk het beleid ongewijzigd blijft ten opzichte van het Ontheffingenbeleid. De uitzondering hierop is de lijst van beroepsuitoefening aan huis. Deze wordt uitgebreid ten opzichte van de lijst uit het Ontheffingenbeleid. In de praktijk blijken namelijk niet alle beroepen die worden uitgevoerd aan huis binnen de lijst te passen.

Nieuw Beleid planologische afwijkingsmogelijkheden

De beleidsregels op grond van het nieuwe ‘Beleid planologische afwijkingsmogelijkheden’ hebben betrekking op de in artikel 4 lid 1, 3, 4 en 9 van bijlage II genoemde gevallen.

Artikel 4 lid 1 van bijlage II van de Bor luidt:

een bijbehorend bouwwerk:

  • a.

    binnen de bebouwde kom,

  • b.

    buiten de bebouwde kom, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

    • 1°.

      niet hoger dan 5 m, tenzij sprake is van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf,

    • 2°.

      de oppervlakte niet meer dan 150 m2, en

    • 3°.

      het bouwen niet tot gevolg heeft dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan of de beheersverordening voor bebouwing in aanmerking komt voor meer dan 50% wordt overschreden;

De gemeente Uithoorn heeft op basis van de voorgaande regeling beleid gemaakt dat op het hele grondgebied van de gemeente Uithoorn toegepast wordt, met uitzondering van de in de in artikel 1 lid 2 van het beleid genoemde gevallen.

Artikel 4 lid 3 van bijlage II van de Bor luidt:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • a.

    niet hoger dan 10 m, en

  • b.

    de oppervlakte niet meer dan 50 m;

Het nieuwe beleid op grond van deze regeling is van toepassing op het plaatsen van een erf- of perceelafscheiding, het realiseren van een dakterras, het bouwen van een steiger, het bouwen van een hekwerk op een steiger en het bouwen van verhoogde steigers of bootbergingen. Dit beleid is afkomstig van het beleid voor veel voorkomende bouwwerken. In het beleid voor veel voorkomende bouwwerken zal dan ook voor deze onderdelen verwezen worden naar het Beleid Planologisch strijdig gebruik.

Artikel 4 lid 4 van bijlage II van de Bor luidt:

een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw;

Het nieuwe beleid op grond van deze regeling zal alleen van toepassing zijn op het plaatsen van een dakopbouw. Dit beleid is afkomstig van het beleid voor veel voorkomende bouwwerken. In het beleid veel voor veel voorkomende bouwwerken zal dan ook voor dit onderdeel verwezen worden naar het ontheffingenbeleid.

Artikel 4 lid 9 van bijlage II van de Bor luidt:

het gebruiken van bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • a.

    binnen de bebouwde kom, en

  • b.

    de oppervlakte niet meer dan 1500 m;

Dit artikel heeft betrekking op een gebruikswijziging ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepsactiviteiten. De lijst is uitgebreider ten opzichte van de lijst uit het Ontheffingenbeleid op grond van artikel 3.23 Wro.

Voorschriften

Artikel 1. Toepassing

  • 1.

    Deze beleidsregel is van toepassing op de in artikel 4 lid 1, 3, 4 en 9 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht genoemde gevallen.

  • 2.

    De beleidsregel op grond van artikel 4 lid 1 geldt uitdrukkelijk niet voor:

    • -

      woningen die buiten de bebouwde kom zijn gelegen;

    • -

      woningen die in het bestemmingsplan Landelijk gebied zijn gelegen;

    • -

      tijdelijke woningen als bedoeld in artikel 2.23 van de Wabo;

    • -

      woningen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;

    • -

      woningen binnen het bestemmingsplan De Kwakel-rondom het Fort 1996 (woningen met de huisnummers 7t/m 46 Het Fort).

Artikel 2. Begripsbepalingen

  • a.

    aanbouw:

  • een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

  • b.

    aansluitend terrein:

  • het gedeelte van het erf dat overblijft, nadat de oppervlakte van het hoofdgebouw op de oppervlakte van het erf in mindering is gebracht;

  • c.

    achtererf:

  • gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen;

  • d.

    achtererfgebied:

  • erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

  • e.

    achtergevelrooilijn:

  • de achtergevelrooilijn of de van de weg afgekeerde bebouwingsgrens is in de meeste gevallen opgenomen in het bestemmingsplan. Deze is veelal gelegen op de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw en het verlengde hiervan;

  • f.

    bebouwde kom:

  • als gebied binnen de bebouwde kom geldt het gebied, waarvan gedeputeerde staten de grenzen hebben vastgesteld overeenkomstig artikel 27 lid 2 van de Wegenwet;

  • g.

    bebouwing:

  • één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

  • h.

    bijgebouw:

  • een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw, waarmee het niet in directe verbinding staat en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

  • i.

    bijbehorend bouwwerk:

  • uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

  • j.

    bouwgrens:

  • de grens van een bouwvlak;

  • k.

    bouwlaag:

  • een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en zolder;

  • l.

    bouwperceel:

  • een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

  • m.

    bouwwerk:

  • elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

  • n.

    gebouw:

  • elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  • o.

    hoofdgebouw:

  • gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

  • p.

    peil:

    • a.

      voorgebouwen, waarvan de hoofdingang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang, met dien verstande dat indien een terrein is gelegen aan meerdere wegen; de laagste weg;

    • b.

      voor gebouwen die in een dijk zijn gebouwd: de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdingang;

    • c.

      indien in of op het water wordt gebouwd, het ter plaatse van dat water aan te houden waterpeil;

    • d.

      in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld;

  • q.

    uitbouw:

  • een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

  • r.

    voorerf:

  • gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het gebouw is gelegen;

  • s.

    voorgevelrooilijn:

  • voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan, de beheersverordening dan wel de gemeentelijke bouwverordening;

  • t.

    waterpeil:

  • het peil, zoals dit is vastgelegd in het peilbesluit van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht;

  • u.

    zijerf:

  • gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen.

Artikel 3. Wijze van meten c.q. berekenen

  • a.

    afstand tot de zijdelingse perceelgrens:

  • de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsgrens van het bouwperceel;

  • b.

    de dakhelling:

  • langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  • c.

    goothoogte van een bouwwerk:

  • vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructie;

  • d.

    de inhoud van een bouwwerk:

  • tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  • e.

    de bouwhoogte van een bouwwerk:

  • vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  • f.

    de oppervlakte van een bouwwerk:

  • tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

  • g.

    horizontale diepte van een gebouw:

  • de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel; daar waar in de voorschriften over diepte van een gebouw wordt gesproken, wordt horizontale diepte van een gebouw bedoeld, tenzij in de voorschriften anders is bepaald;

  • h.

    verticale diepte van een gebouw:

  • de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de onderzijde van de begane grondvloer tot aan het diepste punt van een gebouw.

Artikel 4. Aan- en uitbouwen en (aangebouwde) bijgebouwen bij woningen

  • 1.

    de gezamenlijke oppervlakte van de aan- of uitbouwen en/of (aangebouwde) bijgebouwen mag ten hoogste 50% van het achter- en zijerf, gerekend 1 m achter de voorgevelrooilijn of het verlengde daarvan, bedragen met een maximale oppervlakte van 50 m2;

  • 2.

    de diepte van een aan de achtergevel te bouwen aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw mag ten hoogste 3 m bedragen, gemeten vanaf de oorspronkelijke (bij de bouw gerealiseerde) achtergevel van de woning;

  • 3.

    de bovenzijde (dakrand) van een aan- of uitbouw of (aangebouwd) bijgebouw mag niet hoger gesitueerd worden dan 30 cm boven de bovenzijde van de vloer van de 1e verdieping;

  • 4.

    de breedte van de aan de oorspronkelijke (bij de bouw gerealiseerde) achtergevel te bouwen aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan de breedte van de oorspronkelijke (bij de bouw gerealiseerde) achtergevel van de woning;

  • 5.

    een aan de zijgevel van de woning te bouwen aan- of uitbouw of (aangebouwd) bijgebouw mag op niet minder dan 1 m achter de voorgevelrooilijn en op niet meer dan 3 m achter het verlengde van de oorspronkelijke (bij de bouw gerealiseerde) achtergevel van de woning worden gebouwd en mag niet breder zijn dan 3 m;

  • 6.

    aan- of uitbouwen of aangebouwde bijgebouwen mogen uitsluitend plat worden afgedekt;

  • 7.

    de woningen binnen het bestemmingsplan De Kwakel-rondom het Fort 1996 (woningen met de huisnummers 7 t/m 46 Het Fort) worden uitgesloten van de in dit artikel opgenomen beleid.

Artikel 5. Erf- of perceelafscheidingen – privacyscherm (begane grond)

  • 1.

    Voor het plaatsen van een erf- of perceelafscheiding, een zogenaamd privacyscherm, voor de voorgevelrooilijn met een hoogte van meer dan 1 m dient voldaan te worden aan de volgende criteria:

    • a.

      direct geplaatst tegen de voorgevel;

    • b.

      haaks op de voorgevel geplaatst;

    • c.

      de hoogte dient minder dan 2 m te bedragen;

    • d.

      de diepte dient minder dan 2 m te bedragen;

    • e.

      het overige deel van de erf- of perceelafscheiding mag niet hoger zijn dan 1 m.

  • 2.

    Bijzondere situaties, zoals het niet hebben van een (bruikbare) achtertuin, een slechte ligging (ingebouwd), een afwijkende stedenbouwkundige opzet van een woonwijk (Kootpark) worden uitgesloten van het in dit artikel opgenomen beleid.

Artikel 6. Dakterrassen

  • 1.

    het rondom een dakterras te plaatsen hekwerk dient te voldoen aan de bouwtechnische eisen uit het Bouwbesluit en tevens dient er aangetoond te worden dat het onderliggende dak de extra belasting kan dragen;

  • 2.

    het hekwerk mag op minder dan 2m van de perceelsgrens geplaatst worden mits men een verklaring van geen bezwaar van de eigenaren van de aangrenzende percelen kan overleggen;

  • 3.

    indien een eigenaar van een aangrenzend perceel bezwaar heeft tegen het bouwplan, dient het hekwerk aan de zijde(n) van de bezwaarmaker(s) op minimaal 2m van de perceelsgrens geplaatst te worden zodat wordt voldaan aan de privacyregeling, zoals deze is opgenomen in het Burgerlijk wetboek en kan er, ondanks het bezwaar, medewerking verleend worden aan de benodigde ontheffingsprocedure.

Artikel 7. Steigers

  • 1.

    bij een woning, waarvan de (achter)tuin direct grenst aan water en waarvan de aanvrager of de gemeente eigenaar van het water is, mag een steiger worden gebouwd;

  • 2.

    de diepte van de in lid 1 genoemde steiger bedraagt per oeverzijde ten hoogste 20% van de totale breedte van het water, met een maximum van 1,20 m; deze maximale diepte wordt gemeten vanaf de oeverbeschoeiing c.q. waterlijn;

  • 3.

    de lengte (gemeten langs de oeverlijn) van de in lid 1 genoemde steiger mag de gehele perceelbreedte of gehele perceeldiepte beslaan, met een maximum van 15 m;

  • 4.

    de hoogte van de steiger ten opzichte van het waterpeil mag max. 50 cm bedragen. Wanneer er ter plaatse sprake is van een zomer- en winterpeil dient het winterpeil als maatgevend aangehouden te worden;

  • 5.

    de aanleg van steigers in de Amstel, de Ringvaart, de Molenvliet, het Zijdelmeer en bij woningen gelegen in het bestemmingsplan Landelijk gebied worden uitgesloten van het in dit artikel opgenomen beleid.

Artikel 8. Hekwerken op steigers

  • 1.

    het is toegestaan om op de in artikel 7 lid 1 genoemde steiger een hekwerk te plaatsen met een maximale hoogte van 1 m, gemeten vanaf de bovenkant van de betreffende steiger. Het hekwerk dient uitgevoerd te worden als een open en transparante afscherming. Dit houdt in dat het hekwerk zodanig uitgevoerd dient te worden, dat een doorkijk naar het water mogelijk blijft;

  • 2.

    de aanleg van steigers in de Amstel, de Ringvaart, de Molenvliet, het Zijdelmeer en bij woningen gelegen in het bestemmingsplan Landelijk gebied worden uitgesloten van het in dit artikel opgenomen beleid.

Artikel 9. Verhoogde steigers

  • 1.

    alleen in situaties genoemd in artikel 7 lid 1, mag in plaats van een steiger ook een verhoogde steiger al dan niet te gebruiken als bootberging gerealiseerd worden;

  • 2.

    een verhoogde steiger wordt toegestaan wanneer de bovenzijde van de steiger maximaal 75 cm boven het waterpeil komt te liggen. Wanneer er ter plaatse sprake is van een zomer- en winterpeil dient het winterpeil als maatgevend aangehouden te worden;

  • 3.

    de bovenzijde van de verhoogde steiger mag, met inachtneming van het bepaalde in lid 2, lichthellend uitgevoerd worden;

  • 4.

    op de verhoogde steiger is geen hekwerk toegestaan;

  • 5.

    de aanleg van steigers in de Amstel, de Ringvaart, de Molenvliet, het Zijdelmeer en bij woningen gelegen in het bestemmingsplan Landelijk gebied worden uitgesloten van het in dit artikel opgenomen beleid.

Artikel 10. Dakopbouw

Bij woningen met een relatief lage nokhoogte (binnenhoogte van <2,20 m) wordt een nokverhoging toegestaan, zodat een bruikbare zolderverdieping ontstaat, indien dit met een dakkapel veelal niet te realiseren is.

Artikel 11. Beroepsuitoefening aan huis

In een woning en de daarbij behorende aan- en uitbouwen is beroepsuitoefening aan huis toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • 1.

    de beroepsuitoefening mag alleen de in de bijlage bij dit besluit genoemde beroepen betreffen;

  • 2.

    de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven; in verband hiermee mag max. 30% van de woning worden gebruikt voor de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, tot een max. van 45 m2;

  • 3.

    er mogen geen in- of externe verbouwingen ten behoeve van het bedrijf worden verricht waardoor afbreuk wordt gedaan aan de woonomgeving; in dit kader is het aanbrengen van storende commerciële reclameteksten of –objecten op of aan de woning of het omringende erf in welke vorm dan ook niet toegestaan, een en ander ter beoordeling van burgemeester en wethouders;

  • 4.

    door het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten mag geen vergroting van de parkeerdruk ter plaatse ontstaan;

  • 5.

    bij toename van de behoefte aan bedrijfsruimte en/of door het in dienst nemen van personeel of uitbreiding van de werkzaamheden dient het bedrijf naar een andere locatie te worden verplaatst of moet de uitbreiding van de benodigde ruimte elders worden gerealiseerd;

  • 6.

    verhuur van de bedrijfsruimte aan derden is niet toegestaan;

  • 7.

    de werkzaamheden mogen op geen enkele wijze overlast bezorgen aan de omwonenden;

  • 8.

    er mogen geen detailhandelsactiviteiten worden uitgevoerd.

Artikel 12. Afwijking in bijzondere gevallen

Burgemeester en wethouders blijven bevoegd om af te wijken van de regeling wanneer deze voor een of meer belanghebbenden gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.

Artikel 13. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na publicatie van het besluit tot vaststelling.

Artikel 14. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleid planologische afwijkingsmogelijkheden als bedoeld in artikel 2.12 lid 1, onder a, onder 2° en bijlage II, artikel 4 Bor”.

Uithoorn, ..-..-2010

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS GEMEENTE UITHOORN

De secretaris, De burgemeester,

G. Roodhart mevr. drs. D. H. Oudshoorn

Toelichting

Artikel 1. Toepassing

De beleidsregels gelden alleen voor de in artikel 4 lid 1, 3, 4 en 9 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht genoemde gevallen.

Het nieuwe ‘Beleid planologische afwijkingsmogelijkheden’ Beleid Planologisch op grond van lid 1 van artikel 4 van bijlage II van de het Bor is op het hele grondgebied van de gemeente Uithoorn van toepassing, met uitzondering van de in de artikel 1 lid 2 van het ‘Beleid planologische afwijkingsmogelijkheden’ genoemde gevallen.

Zo zijn woningen gelegen buiten de bebouwde kom uitgesloten van het beleid. Voor het begrip bebouwde kom zal aansluiting gezocht worden met de Wegenwet. Als gebied binnen de bebouwde kom geldt het gebied, waarvan gedeputeerde staten de grenzen hebben vastgesteld overeenkomstig artikel 27 lid 2 van de Wegenwet.

Ook woningen binnen de bebouwde kom gelegen in het bestemmingsplan Landelijk gebied zijn uitgesloten van het beleid, omdat daar specifieke situaties en bebouwingsmogelijkheden gelden.

Ook is het beleid uitdrukkelijk niet bestemd voor woningen die niet permanent bewoond zijn of tijdelijke woningen, aangezien het vanuit planologisch oogpunt ongewenst is, dat aan, bij of op recreatiewoningen en tijdelijke woningen als bedoeld in artikel 2.23 van de Wabo uitbreidingen en/ of bijgebouwen worden geplaatst.

Omdat voor de woningen binnen het plangebied van het bestemmingsplan De Kwakel-Rondom het Fort 1996 specifieke voorwaarden gelden voor de uitbreiding van deze woningen en voor bijgebouwen, worden deze woningen uitgesloten van het in dit artikel opgenomen beleid.

De gemeente Uithoorn heeft de voorgaande regeling op het hele grondgebied van de gemeente Uithoorn toepassen, met uitzondering van de in de in artikel 1 lid 2 van het Beleid Planologisch strijdig gebruik genoemde gevallen.

Het nieuwe ‘Beleid planologische afwijkingsmogelijkheden’ grond van lid 3 van artikel 4 van bijlage II van het Bor is van toepassing op het plaatsen van een erf- of perceelafscheiding, het realiseren van een dakterras, het bouwen van een steiger, het bouwen van een hekwerk op een steiger en het bouwen van verhoogde steigers of bootbergingen. Dit beleid is afkomstig van het beleid voor veel voorkomende bouwwerken. In het beleid veel voorkomende bouwwerken zal dan ook voor deze onderdelen verwezen worden naar het ‘Beleid planologische afwijkingsmogelijkheden’.

Het nieuwe ‘Beleid planologische afwijkingsmogelijkheden’ op grond van lid 4 van artikel 4 van bijlage II van het Bor zal alleen van toepassing zijn op het plaatsen van een dakopbouw. Dit beleid is afkomstig van het beleid voor veel voorkomende bouwwerken. In het beleid voor veel voorkomende bouwwerken zal dan ook voor dit onderdeel verwezen worden naar het ‘Beleid planologische afwijkingsmogelijkheden’.

Het nieuwe ‘Beleid planologische afwijkingsmogelijkheden’ op grond van lid 9 van artikel 4 van bijlage II van het Bor heeft betrekking op een gebruikswijziging ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepsactiviteiten. De regeling is uitgebreider ten opzichte van het Ontheffingenbeleid op grond van artikel 3.23 Wro.

Artikel 2. Begripsbepalingen

Om te voorkomen dat onduidelijkheid ontstaat omtrent deze beleidsregels is het van belang om een begrippenlijst in het beleid op te nemen, waardoor een uniform kader wordt gecreëerd waaraan kan worden getoetst. Voor zover mogelijk zijn deze omschrijvingen afgestemd op de begrippen die in Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP 2008, de Wabo en Bor zijn opgenomen en op recente zijnde bestemmingsplannen.

Artikel 3. Wijze van meten c.q. berekenen.

De hoogte van een gebouw wordt berekend aan de hand van het aansluitende afgewerkte terrein.

Bij het voorafgaand aan het bouwen ophogen van het terrein wordt deze ophoging niet gerekend tot het aansluitende afgewerkte terrein. Uitzondering wordt gemaakt indien het ophogen noodzakelijk is om de geldende bestemming te kunnen verwezenlijken.

Voor de wijze van meten geldt hetzelfde als voor de begripsomschrijvingen. Er zijn meerdere regelingen die elk een eigen manier van meten erop na houden. Om de uniformiteit in het beleid te bevorderen is de wijze van meten overgenomen uit de voorschriften de recente bestemmingsplannen.

Artikel 4. Aan- en uitbouwen en (aangebouwde) bijgebouwen

Deze regeling is overeenkomstig de door de raad in 2007 vastgestelde Notitie Ruime Jas bestemming. Het doel van deze notitie is om in alle nieuwe en te actualiseren bestemmingsplannen eenzelfde regeling op te nemen voor aan- en bijgebouwen bij woningen, waarbij rekening is gehouden met de actuele behoefte aan bouw- en gebruiksmogelijkheden. In de momenteel in voorbereiding zijnde herziening van bestemmingsplannen zijn de zgn. ruime jas-bestemmingen al opgenomen in de voorschriften. Artikel 4 (aan- en uitbouwen en (aangebouwde) bijgebouwen is dan ook overgenomen uit deze in voorbereidingzijnde bestemmingsplannen.

Artikel 5. Erf- of perceelafscheidingen – privacyscherm (begane grond)

Uit de praktijk is gebleken dat er behoefte is aan het plaatsen van een erf- of perceelafscheiding in de voortuin die hoger is dan 1m, bijvoorbeeld een privacyscherm. Artikel 2 onder 12 van bijlage II van het Bor geeft als criterium dat een erf- of perceelafscheiding op minder dan 1m achter de voorgevelrooilijn niet hoger mag zijn dan 1m. Ook in vrijwel alle bestemmingsplannen is bepaald dat erfafscheidingen voor de voorgevel niet hoger mogen zijn dan 1m. Om toch medewerking te kunnen verlenen aan een privacyscherm hoger dan 1 m vallen deze zogenaamde privacyschermen onder het algemeen beleid Planologisch strijdig gebruik. De hoogte en diepte van de erf- of perceelafscheiding dienen minder dan 2m te zijn.

Bijzondere situaties

Er kunnen zich echter ook bijzondere situaties voordoen die het afwijken van de eerder genoemde richtlijnen rechtvaardigen. Te denken valt aan het niet hebben van een (bruikbare) achtertuin, een slechte ligging (ingebouwd), een afwijkende stedenbouwkundige opzet van een woonwijk, zoals het Burgemeester Kootpark.

Afhankelijk van de situatie zal de afweging gemaakt moeten kunnen worden of er medewerking verleend kan worden aan het plaatsen van een erf- of perceelafscheiding met een hoogte van meer dan 1m, maar niet hoger dan 2m. Daarbij spelen een aantal criteria een belangrijke rol. Deze criteria zijn vastgelegd in het beleid voor veel voorkomende bouwwerken, dat als afzonderlijk beleid is vastgesteld. Voor deze bijzondere situaties zal per individueel geval moeten worden afgewogen of er een omgevingsvergunning voor afwijking wordt verleend op grond van artikel 2.12 lid 1 onder 2 van de Wabo.

Artikel 6. Dakterrassen

Op basis van een aantal bestemmingsplannen mogen aan- en uitbouwen aan de achterzijde van woningen niet hoger zijn dan 3 m. Deze hoogte wordt ook gehanteerd bij de tot nu toe verleende vrijstellingen in de situaties dat een bestemmingsplan deze bouwmogelijkheid niet rechtstreeks kent. Indien het platte dak van de aan- of uitbouw vanuit de woning toegankelijk wordt gemaakt, schrijft het Bouwbesluit een veiligheidshekwerk voor om valongelukken te voorkomen. De hoogte van de aan- of uitbouw plus de hoogte van het hekwerk overschrijdt de maximaal toegestane hoogte van woninguitbreidingen.

Op grond van het Burgerlijk wetboek is het zonder toestemming van de eigenaar van het aangrenzende perceel niet toegestaan om binnen 2 m van de perceelgrens balkons of soortgelijke werken te hebben, voor zover deze op het aangrenzende perceel uitzicht geven. Wanneer het hekwerk voldoet aan de genoemde criteria komt deze in aanmerking voor het algemeen beleid voor toepassing van artikel 2.12 lid 1 onder 2 van de Wabo.

Artikel 7. Steigers

Bij steigers worden vier situaties onderscheiden:

  • a.

    de aanvrager is eigenaar van het water, in het eigendomsbewijs is vastgelegd dat een gedeelte van het water inclusief beschoeiing bij hem of haar in eigendom is;

  • b.

    de gemeente is eigenaar van het water. In dit geval moet ook een jaarlijks bedrag aan precario aan de gemeente worden afgedragen;

  • c.

    de provincie of het waterschap is eigenaar van het water. In dit geval is er naast een reguliere bouwvergunning mogelijk ook een vergunning van de eigenaar nodig;

  • d.

    de woning is gelegen in het bestemmingsplan Landelijk gebied.

Artikel 7 is alleen van toepassing op de situaties a en b, waarbij de aanvrager of de gemeente eigenaar is van het water met uitzondering van het Zijdelmeer.

Situatie c is uitgesloten van dit beleid, omdat dit specifieke waterlopen betreffen en deze gronden (water) in eigendom zijn bij de provincie resp. het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht. Het betreft de aanleg van steigers in de Amstel, de Ringvaart en de Molenvliet.

Situatie d is eveneens uitgesloten van dit beleid. Het betreft de aanleg van steigers bij woningen gelegen in het bestemmingsplan Landelijk gebied. Een steiger in het bestemmingsplan Landelijk gebied dient weliswaar te voldoen aan de afmetingen, zoals genoemd in artikel 7 van het beleid. In bepaalde gevallen kunnen er echter afwijkende eisen gesteld worden. Voor deze bijzondere situaties zal per individueel geval moeten worden afgewogen of er een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan wordt verleend op grond van artikel 2.12 lid 1 onder 2 van de Wabo.

Artikel 8. Hekwerken op steigers

Aanvullend op de hierboven genoemde situaties, gelden er nog aanvullende eisen ten aanzien van het plaatsen van hekwerken op steigers.

Artikel 9. Verhoogde steigers

Als aanvulling op ‘gewone’ steigers, bestaat er de mogelijkheid om een verhoogde steiger, al dan niet te gebruiken als bootberging, te realiseren.

Artikel 10. Dakopbouw

In het verleden zijn er verschillende woningen in de gemeente Uithoorn gerealiseerd met een lage nokhoogte (binnenhoogte < 2,20m¹), woningen met een zogenaamde bergzolder. De afgelopen jaren hebben wij bij deze woningen een nokverhoging (dakopbouw) toegestaan om zo een bruikbare zolderverdieping te kunnen realiseren hetgeen met een dakkapel veelal niet te realiseren is.

Artikel 11. Beroepsuitoefening aan huis

In de voorschriften is het op basis van vaste jurisprudentie reeds jaren gehanteerde, en ook in een aantal bestemmingsplannen opgenomen, beleid met betrekking tot beroepsuitoefening aan huis opgenomen.

In de bijlage is een overzicht opgenomen van beroepen. Bij enkele van de hierin opgenomen beroepen zal niet kunnen worden voldaan aan een of meer van de gestelde voorwaarden. Zo hebben bijvoorbeeld een huisarts en een tandarts personeel in dienst. Omdat in deze situaties veelal ook sprake zal zijn van verbouwing van de woning of van parkeerproblematiek, vallen deze aanvragen niet onder het algemeen ‘Beleid planologische afwijkingsmogelijkheden’.

Artikel 12. Afwijking in bijzondere gevallen

Als een bestuursorgaan een vaste gedragslijn hanteert, vaak vastgesteld in beleidsregels, blijft het bevoegd om in concreto van die criteria af te wijken. Artikel 8:84 Awb voorziet in een bevoegdheid om van de beleidsregels af te wijken als een vasthouden daaraan voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

In het geval dat zich onverhoopt de situatie voordoet dat een plan binnen het beleid past, maar toch als een ongewenste ontwikkeling beschouwd moet worden, kan het college van burgemeester en wethouders dus van de beleidsregel afwijken. Dit kan in de onderstaande situaties aan de orde zijn:

  • -

    het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt onevenredig aangetast;

  • -

    de stedenbouwkundig-ruimtelijke structuur van de omgeving wordt aangetast waarvan sprake is als;

  • -

    de bebouwingskarakteristiek wordt aangetast;

  • -

    de karakteristiek van de openbare ruimte wordt aangetast;

  • -

    de diversiteit (qua verschijning, functie of tijdsbeeld) en de historische of stedenbouwkundige betekenis van de bebouwing wordt aangetast.

  • -

    de verkeersveiligheid wordt onevenredig aangetast;

  • -

    belangen van derden worden onevenredig geschaad;

  • -

    de economische uitvoerbaarheid voor de gemeente is niet aangetoond.

Bijlage: Lijst van beroepen.

  • adviseur

  • advocaat

  • accountant/administratieconsulent

  • alternatieve genezer

  • belastingconsulent

  • architect (gebouwen, tuin en landschap, interieur)

  • computerservice (systeembouw, analyse, webdesign e.d.)

  • decorateur/etaleur

  • dierenarts

  • edelsmid

  • fotograaf/cameraman

  • glasblazer

  • hondenverzorger (maximaal één behandelstoel/-tafel)

  • illustrator/vormgever

  • instrumentenmaker

  • interim-medewerker

  • internetwinkel (slechts kantoor)

  • journalist

  • kapper (maximaal één behandelstoel/-tafel)

  • kinderopvang/buitenschoolse opvang

  • kleermaker/kledinghersteller

  • kunstenaar

  • lijstenmaker

  • makelaar

  • manicure (maximaal één behandelstoel/-tafel)

  • masseur (maximaal één behandelstoel/-tafel)

  • medische en paramedische beroepen (maximaal één behandelstoel/-tafel)

  • nagelstyliste (maximaal één behandelstoel/-tafel)

  • notaris

  • ontwerper

  • organisatieadviseur

  • pedicure (maximaal één behandelstoel/-tafel)

  • pottenbakker

  • redacteur

  • registeraccountant

  • reparateur van kleine consumentenartikelen (klokken, tv’s, antiek e.d.)

  • schoonheidsspecialist/visagist (maximaal één behandelstoel/-tafel)

  • stedenbouwkundige

  • strijkservice

  • tandarts of tandtechnisch specialist (maximaal één behandelstoel/-tafel)

  • tekstverwerker

  • theaterbureau

  • tolk/vertaler

  • uitvaartverzorger

  • videobewerker

Alle bovengenoemde beroepen zijn beroepen die rechtstreeks aan huis zijn toegestaan.

Voorgaande lijst is niet uitputtend bedoeld. Een vergelijkbaar beroep met één van de in de lijst genoemde beroepen is ook rechtstreeks toegestaan.