Organisatie | Uithoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleid planologische afwijkingsmogelijkheden als bedoeld in artikel 2.12 lid 1, onder a, onder 2° en bijlage II, artikel 4 Bor |
Citeertitel | Beleid planologische afwijkingsmogelijkheden |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-12-2010 | nieuwe regeling | 06-10-2010 Nieuwe Meerbode, 15-10-2010 |
Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) op 1 juli 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Uithoorn het ontheffingenbeleid op grond van artikel 3.23 Wet ruimtelijke ordening vastgesteld. Dit beleid heeft de Beleidsregels voor toepassing van artikel 19 lid 3 Wet op de Ruimtelijke ordening vervangen. Echter is de wetgeving op het gebied van het omgevingsrecht weer volop in beweging. Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Dit heeft ook consequenties voor het Ontheffingenbeleid dat in 2008 is vastgesteld. Met de inwerkingtreding van de Wabo is ook de Wet ruimtelijke ordening gewijzigd. Zo is artikel 3.23 Wro (buitenplanse ontheffing) uit de Wro geïntegreerd in de Wabo. Deze is in de Wabo geregeld in artikel 2.12 lid 1 onder 2. Het is daarom noodzakelijk om het Ontheffingenbeleid aan te passen aan de nieuwe wetgeving van de Wabo.
Wet algemeen bepalingen omgevingsrecht
Met de inwerkingtreding van de Wabo is ook de Wro gewijzigd. Zo is artikel 3.23 Wro (buitenplanse ontheffing) uit de Wro geïntegreerd in de Wabo. Deze is in de Wabo geregeld in artikel 2.12 lid 1 onder 2. Hierin staat aangegeven dat voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit die strijdig is met een bestemmingsplan de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen. Deze algemene maatregel van bestuur (Planologische afwijkingsmogelijkheden) is opgenomen in artikel 4 van de bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor).
In artikel 4 van bijlage II zijn de kruimelgevallen overgenomen uit artikel 4.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Tekstueel wijkt dit artikel af van artikel 4.4.1 Bro. Zo wordt met de overheveling naar het Bor de kruimellijst op onderdelen aangepast (geharmoniseerd), zodat deze in begripsgebruik, definiëring en wijze van meten aansluit op de rest van de Wabo. Inhoudelijk komt het daarmee grosso modo wel overeen. Wel zal met de inwerkingtreding van de Wabo het artikel over een uitbreiding van of een bijgebouw bij een woning worden uitgebreid. De uitbreiding kan ook gelden voor andere gebouwen dan woningen. Er wordt in het nieuwe artikel specifiek een bijhorend bijwerk genoemd. Echter is gekozen om deze uitbreiding niet op te nemen in het nieuwe ‘Beleid planologische afwijkingsmogelijkheden’. De aan- of uitbouwen zullen alleen blijven gelden bij woningen. De aan- of uitbouwen bij andere gebouwen zullen per geval beoordeeld worden. Tevens worden deze situaties, indien gewenst, opgenomen in de nieuw op te stellen bestemmingsplannen.
Concluderend kan worden gesteld dat het nieuwe ‘Beleid planologische afwijkingsmogelijkheden’ alleen tekstueel aangepast wordt en inhoudelijk het beleid ongewijzigd blijft ten opzichte van het Ontheffingenbeleid. De uitzondering hierop is de lijst van beroepsuitoefening aan huis. Deze wordt uitgebreid ten opzichte van de lijst uit het Ontheffingenbeleid. In de praktijk blijken namelijk niet alle beroepen die worden uitgevoerd aan huis binnen de lijst te passen.
Nieuw Beleid planologische afwijkingsmogelijkheden
De beleidsregels op grond van het nieuwe ‘Beleid planologische afwijkingsmogelijkheden’ hebben betrekking op de in artikel 4 lid 1, 3, 4 en 9 van bijlage II genoemde gevallen.
Artikel 4 lid 1 van bijlage II van de Bor luidt:
De gemeente Uithoorn heeft op basis van de voorgaande regeling beleid gemaakt dat op het hele grondgebied van de gemeente Uithoorn toegepast wordt, met uitzondering van de in de in artikel 1 lid 2 van het beleid genoemde gevallen.
Artikel 4 lid 3 van bijlage II van de Bor luidt:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
Het nieuwe beleid op grond van deze regeling is van toepassing op het plaatsen van een erf- of perceelafscheiding, het realiseren van een dakterras, het bouwen van een steiger, het bouwen van een hekwerk op een steiger en het bouwen van verhoogde steigers of bootbergingen. Dit beleid is afkomstig van het beleid voor veel voorkomende bouwwerken. In het beleid voor veel voorkomende bouwwerken zal dan ook voor deze onderdelen verwezen worden naar het Beleid Planologisch strijdig gebruik.
Artikel 4 lid 4 van bijlage II van de Bor luidt:
een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw;
Het nieuwe beleid op grond van deze regeling zal alleen van toepassing zijn op het plaatsen van een dakopbouw. Dit beleid is afkomstig van het beleid voor veel voorkomende bouwwerken. In het beleid veel voor veel voorkomende bouwwerken zal dan ook voor dit onderdeel verwezen worden naar het ontheffingenbeleid.
Artikel 4 lid 9 van bijlage II van de Bor luidt:
het gebruiken van bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
Dit artikel heeft betrekking op een gebruikswijziging ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepsactiviteiten. De lijst is uitgebreider ten opzichte van de lijst uit het Ontheffingenbeleid op grond van artikel 3.23 Wro.
Deze beleidsregel is van toepassing op de in artikel 4 lid 1, 3, 4 en 9 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht genoemde gevallen.
De beleidsregel op grond van artikel 4 lid 1 geldt uitdrukkelijk niet voor:
tijdelijke woningen als bedoeld in artikel 2.23 van de Wabo;
als gebied binnen de bebouwde kom geldt het gebied, waarvan gedeputeerde staten de grenzen hebben vastgesteld overeenkomstig artikel 27 lid 2 van de Wegenwet;
Artikel 3. Wijze van meten c.q. berekenen
Artikel 4. Aan- en uitbouwen en (aangebouwde) bijgebouwen bij woningen
een aan de zijgevel van de woning te bouwen aan- of uitbouw of (aangebouwd) bijgebouw mag op niet minder dan 1 m achter de voorgevelrooilijn en op niet meer dan 3 m achter het verlengde van de oorspronkelijke (bij de bouw gerealiseerde) achtergevel van de woning worden gebouwd en mag niet breder zijn dan 3 m;
Artikel 5. Erf- of perceelafscheidingen – privacyscherm (begane grond)
het rondom een dakterras te plaatsen hekwerk dient te voldoen aan de bouwtechnische eisen uit het Bouwbesluit en tevens dient er aangetoond te worden dat het onderliggende dak de extra belasting kan dragen;
indien een eigenaar van een aangrenzend perceel bezwaar heeft tegen het bouwplan, dient het hekwerk aan de zijde(n) van de bezwaarmaker(s) op minimaal 2m van de perceelsgrens geplaatst te worden zodat wordt voldaan aan de privacyregeling, zoals deze is opgenomen in het Burgerlijk wetboek en kan er, ondanks het bezwaar, medewerking verleend worden aan de benodigde ontheffingsprocedure.
Artikel 8. Hekwerken op steigers
het is toegestaan om op de in artikel 7 lid 1 genoemde steiger een hekwerk te plaatsen met een maximale hoogte van 1 m, gemeten vanaf de bovenkant van de betreffende steiger. Het hekwerk dient uitgevoerd te worden als een open en transparante afscherming. Dit houdt in dat het hekwerk zodanig uitgevoerd dient te worden, dat een doorkijk naar het water mogelijk blijft;
Bij woningen met een relatief lage nokhoogte (binnenhoogte van <2,20 m) wordt een nokverhoging toegestaan, zodat een bruikbare zolderverdieping ontstaat, indien dit met een dakkapel veelal niet te realiseren is.
Artikel 11. Beroepsuitoefening aan huis
In een woning en de daarbij behorende aan- en uitbouwen is beroepsuitoefening aan huis toegestaan onder de volgende voorwaarden:
er mogen geen in- of externe verbouwingen ten behoeve van het bedrijf worden verricht waardoor afbreuk wordt gedaan aan de woonomgeving; in dit kader is het aanbrengen van storende commerciële reclameteksten of –objecten op of aan de woning of het omringende erf in welke vorm dan ook niet toegestaan, een en ander ter beoordeling van burgemeester en wethouders;
Artikel 12. Afwijking in bijzondere gevallen
Burgemeester en wethouders blijven bevoegd om af te wijken van de regeling wanneer deze voor een of meer belanghebbenden gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.
Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na publicatie van het besluit tot vaststelling.
Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleid planologische afwijkingsmogelijkheden als bedoeld in artikel 2.12 lid 1, onder a, onder 2° en bijlage II, artikel 4 Bor”.
Uithoorn, ..-..-2010
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS GEMEENTE UITHOORN
De secretaris, De burgemeester,
G. Roodhart mevr. drs. D. H. Oudshoorn
De beleidsregels gelden alleen voor de in artikel 4 lid 1, 3, 4 en 9 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht genoemde gevallen.
Het nieuwe ‘Beleid planologische afwijkingsmogelijkheden’ Beleid Planologisch op grond van lid 1 van artikel 4 van bijlage II van de het Bor is op het hele grondgebied van de gemeente Uithoorn van toepassing, met uitzondering van de in de artikel 1 lid 2 van het ‘Beleid planologische afwijkingsmogelijkheden’ genoemde gevallen.
Zo zijn woningen gelegen buiten de bebouwde kom uitgesloten van het beleid. Voor het begrip bebouwde kom zal aansluiting gezocht worden met de Wegenwet. Als gebied binnen de bebouwde kom geldt het gebied, waarvan gedeputeerde staten de grenzen hebben vastgesteld overeenkomstig artikel 27 lid 2 van de Wegenwet.
Ook woningen binnen de bebouwde kom gelegen in het bestemmingsplan Landelijk gebied zijn uitgesloten van het beleid, omdat daar specifieke situaties en bebouwingsmogelijkheden gelden.
Ook is het beleid uitdrukkelijk niet bestemd voor woningen die niet permanent bewoond zijn of tijdelijke woningen, aangezien het vanuit planologisch oogpunt ongewenst is, dat aan, bij of op recreatiewoningen en tijdelijke woningen als bedoeld in artikel 2.23 van de Wabo uitbreidingen en/ of bijgebouwen worden geplaatst.
Omdat voor de woningen binnen het plangebied van het bestemmingsplan De Kwakel-Rondom het Fort 1996 specifieke voorwaarden gelden voor de uitbreiding van deze woningen en voor bijgebouwen, worden deze woningen uitgesloten van het in dit artikel opgenomen beleid.
De gemeente Uithoorn heeft de voorgaande regeling op het hele grondgebied van de gemeente Uithoorn toepassen, met uitzondering van de in de in artikel 1 lid 2 van het Beleid Planologisch strijdig gebruik genoemde gevallen.
Het nieuwe ‘Beleid planologische afwijkingsmogelijkheden’ grond van lid 3 van artikel 4 van bijlage II van het Bor is van toepassing op het plaatsen van een erf- of perceelafscheiding, het realiseren van een dakterras, het bouwen van een steiger, het bouwen van een hekwerk op een steiger en het bouwen van verhoogde steigers of bootbergingen. Dit beleid is afkomstig van het beleid voor veel voorkomende bouwwerken. In het beleid veel voorkomende bouwwerken zal dan ook voor deze onderdelen verwezen worden naar het ‘Beleid planologische afwijkingsmogelijkheden’.
Het nieuwe ‘Beleid planologische afwijkingsmogelijkheden’ op grond van lid 4 van artikel 4 van bijlage II van het Bor zal alleen van toepassing zijn op het plaatsen van een dakopbouw. Dit beleid is afkomstig van het beleid voor veel voorkomende bouwwerken. In het beleid voor veel voorkomende bouwwerken zal dan ook voor dit onderdeel verwezen worden naar het ‘Beleid planologische afwijkingsmogelijkheden’.
Het nieuwe ‘Beleid planologische afwijkingsmogelijkheden’ op grond van lid 9 van artikel 4 van bijlage II van het Bor heeft betrekking op een gebruikswijziging ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepsactiviteiten. De regeling is uitgebreider ten opzichte van het Ontheffingenbeleid op grond van artikel 3.23 Wro.
Om te voorkomen dat onduidelijkheid ontstaat omtrent deze beleidsregels is het van belang om een begrippenlijst in het beleid op te nemen, waardoor een uniform kader wordt gecreëerd waaraan kan worden getoetst. Voor zover mogelijk zijn deze omschrijvingen afgestemd op de begrippen die in Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP 2008, de Wabo en Bor zijn opgenomen en op recente zijnde bestemmingsplannen.
Artikel 3. Wijze van meten c.q. berekenen.
De hoogte van een gebouw wordt berekend aan de hand van het aansluitende afgewerkte terrein.
Bij het voorafgaand aan het bouwen ophogen van het terrein wordt deze ophoging niet gerekend tot het aansluitende afgewerkte terrein. Uitzondering wordt gemaakt indien het ophogen noodzakelijk is om de geldende bestemming te kunnen verwezenlijken.
Voor de wijze van meten geldt hetzelfde als voor de begripsomschrijvingen. Er zijn meerdere regelingen die elk een eigen manier van meten erop na houden. Om de uniformiteit in het beleid te bevorderen is de wijze van meten overgenomen uit de voorschriften de recente bestemmingsplannen.
Artikel 4. Aan- en uitbouwen en (aangebouwde) bijgebouwen
Deze regeling is overeenkomstig de door de raad in 2007 vastgestelde Notitie Ruime Jas bestemming. Het doel van deze notitie is om in alle nieuwe en te actualiseren bestemmingsplannen eenzelfde regeling op te nemen voor aan- en bijgebouwen bij woningen, waarbij rekening is gehouden met de actuele behoefte aan bouw- en gebruiksmogelijkheden. In de momenteel in voorbereiding zijnde herziening van bestemmingsplannen zijn de zgn. ruime jas-bestemmingen al opgenomen in de voorschriften. Artikel 4 (aan- en uitbouwen en (aangebouwde) bijgebouwen is dan ook overgenomen uit deze in voorbereidingzijnde bestemmingsplannen.
Artikel 5. Erf- of perceelafscheidingen – privacyscherm (begane grond)
Uit de praktijk is gebleken dat er behoefte is aan het plaatsen van een erf- of perceelafscheiding in de voortuin die hoger is dan 1m, bijvoorbeeld een privacyscherm. Artikel 2 onder 12 van bijlage II van het Bor geeft als criterium dat een erf- of perceelafscheiding op minder dan 1m achter de voorgevelrooilijn niet hoger mag zijn dan 1m. Ook in vrijwel alle bestemmingsplannen is bepaald dat erfafscheidingen voor de voorgevel niet hoger mogen zijn dan 1m. Om toch medewerking te kunnen verlenen aan een privacyscherm hoger dan 1 m vallen deze zogenaamde privacyschermen onder het algemeen beleid Planologisch strijdig gebruik. De hoogte en diepte van de erf- of perceelafscheiding dienen minder dan 2m te zijn.
Er kunnen zich echter ook bijzondere situaties voordoen die het afwijken van de eerder genoemde richtlijnen rechtvaardigen. Te denken valt aan het niet hebben van een (bruikbare) achtertuin, een slechte ligging (ingebouwd), een afwijkende stedenbouwkundige opzet van een woonwijk, zoals het Burgemeester Kootpark.
Afhankelijk van de situatie zal de afweging gemaakt moeten kunnen worden of er medewerking verleend kan worden aan het plaatsen van een erf- of perceelafscheiding met een hoogte van meer dan 1m, maar niet hoger dan 2m. Daarbij spelen een aantal criteria een belangrijke rol. Deze criteria zijn vastgelegd in het beleid voor veel voorkomende bouwwerken, dat als afzonderlijk beleid is vastgesteld. Voor deze bijzondere situaties zal per individueel geval moeten worden afgewogen of er een omgevingsvergunning voor afwijking wordt verleend op grond van artikel 2.12 lid 1 onder 2 van de Wabo.
Op basis van een aantal bestemmingsplannen mogen aan- en uitbouwen aan de achterzijde van woningen niet hoger zijn dan 3 m. Deze hoogte wordt ook gehanteerd bij de tot nu toe verleende vrijstellingen in de situaties dat een bestemmingsplan deze bouwmogelijkheid niet rechtstreeks kent. Indien het platte dak van de aan- of uitbouw vanuit de woning toegankelijk wordt gemaakt, schrijft het Bouwbesluit een veiligheidshekwerk voor om valongelukken te voorkomen. De hoogte van de aan- of uitbouw plus de hoogte van het hekwerk overschrijdt de maximaal toegestane hoogte van woninguitbreidingen.
Op grond van het Burgerlijk wetboek is het zonder toestemming van de eigenaar van het aangrenzende perceel niet toegestaan om binnen 2 m van de perceelgrens balkons of soortgelijke werken te hebben, voor zover deze op het aangrenzende perceel uitzicht geven. Wanneer het hekwerk voldoet aan de genoemde criteria komt deze in aanmerking voor het algemeen beleid voor toepassing van artikel 2.12 lid 1 onder 2 van de Wabo.
Bij steigers worden vier situaties onderscheiden:
Artikel 7 is alleen van toepassing op de situaties a en b, waarbij de aanvrager of de gemeente eigenaar is van het water met uitzondering van het Zijdelmeer.
Situatie c is uitgesloten van dit beleid, omdat dit specifieke waterlopen betreffen en deze gronden (water) in eigendom zijn bij de provincie resp. het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht. Het betreft de aanleg van steigers in de Amstel, de Ringvaart en de Molenvliet.
Situatie d is eveneens uitgesloten van dit beleid. Het betreft de aanleg van steigers bij woningen gelegen in het bestemmingsplan Landelijk gebied. Een steiger in het bestemmingsplan Landelijk gebied dient weliswaar te voldoen aan de afmetingen, zoals genoemd in artikel 7 van het beleid. In bepaalde gevallen kunnen er echter afwijkende eisen gesteld worden. Voor deze bijzondere situaties zal per individueel geval moeten worden afgewogen of er een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan wordt verleend op grond van artikel 2.12 lid 1 onder 2 van de Wabo.
Artikel 8. Hekwerken op steigers
Aanvullend op de hierboven genoemde situaties, gelden er nog aanvullende eisen ten aanzien van het plaatsen van hekwerken op steigers.
Als aanvulling op ‘gewone’ steigers, bestaat er de mogelijkheid om een verhoogde steiger, al dan niet te gebruiken als bootberging, te realiseren.
In het verleden zijn er verschillende woningen in de gemeente Uithoorn gerealiseerd met een lage nokhoogte (binnenhoogte < 2,20m¹), woningen met een zogenaamde bergzolder. De afgelopen jaren hebben wij bij deze woningen een nokverhoging (dakopbouw) toegestaan om zo een bruikbare zolderverdieping te kunnen realiseren hetgeen met een dakkapel veelal niet te realiseren is.
Artikel 11. Beroepsuitoefening aan huis
In de voorschriften is het op basis van vaste jurisprudentie reeds jaren gehanteerde, en ook in een aantal bestemmingsplannen opgenomen, beleid met betrekking tot beroepsuitoefening aan huis opgenomen.
In de bijlage is een overzicht opgenomen van beroepen. Bij enkele van de hierin opgenomen beroepen zal niet kunnen worden voldaan aan een of meer van de gestelde voorwaarden. Zo hebben bijvoorbeeld een huisarts en een tandarts personeel in dienst. Omdat in deze situaties veelal ook sprake zal zijn van verbouwing van de woning of van parkeerproblematiek, vallen deze aanvragen niet onder het algemeen ‘Beleid planologische afwijkingsmogelijkheden’.
Artikel 12. Afwijking in bijzondere gevallen
Als een bestuursorgaan een vaste gedragslijn hanteert, vaak vastgesteld in beleidsregels, blijft het bevoegd om in concreto van die criteria af te wijken. Artikel 8:84 Awb voorziet in een bevoegdheid om van de beleidsregels af te wijken als een vasthouden daaraan voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
In het geval dat zich onverhoopt de situatie voordoet dat een plan binnen het beleid past, maar toch als een ongewenste ontwikkeling beschouwd moet worden, kan het college van burgemeester en wethouders dus van de beleidsregel afwijken. Dit kan in de onderstaande situaties aan de orde zijn: