Organisatie | Epe |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Tijdelijke regels aanscherping Wet Werk en Bijstand |
Citeertitel | Tijdelijke regels aanscherping Wet Werk en Bijstand |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Geen
1. geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-02-2012 | 01-01-2012 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 26-01-2012 Veluws Nieuws, 21-02-2012 | 2012-00428 |
Raadsbesluit 2012 registratienummer: 2012-00428
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders
gelet op artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet en artikel 8, van de Wet werk en bijstand;
overwegende, dat intrekking van de Wet investeren in jongeren en wijziging van de Wet werk en bijstand per 1 januari 2012 het noodzakelijk maakt om de verordeningen die hun grondslag vinden in laatstgenoemde wet aan te passen en voorts dat het gewenst wordt geacht het bestaande gemeentelijk beleid als vastgelegd in deze verordeningen zoveel mogelijk in stand te laten, in afwachting van toekomstige wetgeving die de gemeentelijke sociale zekerheid betreft;
vast te stellen het Raadsbesluit tijdelijke regels Aanscherping Wet werk en bijstand.
Artikel I. Wijziging Re-integratieverordening gemeente Epe
De Re-integratieverordening gemeente Epe wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 25b wordt ingevoegd met als opschrift: Afwijkende bepalingen voor jongeren.
In afwijking van hetgeen in deze verordening is bepaald, kunnen de volgende voorzieningen bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b van de wet niet worden ingezet voor de arbeidsinschakeling van belanghebbenden jonger dan 27 jaar:
Artikel II. Wijziging Verordening verhoging of verlaging van de bijstandsnorm
De Verordening verhoging of verlaging van de bijstandsnorm wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 4b wordt als volgt gewijzigd:
De passage in artikel 3, tweede lid onder b, van deze verordening, “de alleenstaande ouder met zijn inwonende kind(eren) die minder verdienen dan 40% van het toepasselijke minimumloon en in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft” wordt gewijzigd in: “de alleenstaande ouder met zijn meerderjarige inwonende kind(eren) die op grond van artikel 4 WWB niet als gezinslid worden aangemerkt.”
De passage in artikel 4, eerste lid van deze verordening,“tenzij die ander een inwonend verdiend kind is wiens inkomen minder bedragen dan 40% van het toepasselijk netto minimumloon” wordt gewijzigd in “tenzij die ander een meerderjarige inwonende kind is die op grond van artikel 4 WWB niet als gezinslid wordt aangemerkt.”
Artikel III. Wijziging Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2004
De Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2004 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel IV Wijziging Verordening langdurigheidstoeslag
De Verordening langdurigheidstoeslag wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 4b komt te luiden: Indien één van de gezinsleden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge de artikelen 11 of 13, eerste lid van de wet, waardoor slechts één van de gezinsleden recht op langdurigheidstoeslag heeft, komt dit gezinslid in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.
Artikel 4c komt te luiden: Voor de passage “of de jongere in de leeftijd tot 27 jaar die een leerwerkaanbod krijgt aangeboden of heeft aangeboden gekregen op grond van de Wij” moet gelezen worden:“de jongere die op grond van de wet een plan van aanpak heeft, voor zover dit plan van aanpak uit een scholing bestaat”.
Artikel V. Inwerkingtreding en geldingsduur
Dit besluit treedt in werking op de dag nadat het dit besluit is bekendgemaakt en werkt terug tot en met 1 januari 2012.
de voorzitter, Ir. H. van der Hoeve MPA.
Op 1 januari 2012 is de ‘Wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden’ (kortweg: Wet Aanscherping WWB) in werking getreden. De Wet werk en bijstand (WWB) verandert daarmee behoorlijk van inhoud. Zo gaat voor jongeren een wettelijke zoektijd van vier weken gelden en hebben zij, anders dan onder het regime van de Wet investeren in jongeren (WIJ), geen recht meer hebben op een leerwerkaanbod, maar op begeleiding naar de arbeidsmarkt. Daarbij staat het eigen initiatief en de inzet van de jongeren voorop. Een andere belangrijke wijziging is het afschaffen van de bijstand voor inwonende meerderjarige kinderen en ouders. Ouders en meerderjarige kinderen die samenwonen hebben voortaan samen één bijstanduitkering. Voor het bepalen van het recht op en de hoogte van de bijstandsuitkering tellen het inkomen en het vermogen van alle gezinsleden mee. Dit wordt de huishoudtoets genoemd. Verder worden enkele nieuwe verplichtingen in de WWB opgenomen en wordt de doelgroep voor het minimabeleid beperkt tot de groep minima met een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm.
Consequenties voor gemeentelijk beleid
Mede vanwege intrekking van de WIJ per 1 januari 2012 hebben de genoemde ontwikkelingen aanzienlijke consequenties voor het gemeentelijk beleid. Deze consequenties kunnen als volgt worden gecategoriseerd:
De WIJ-verordeningen vervallen per 1 januari 2012. Doordat de WIJ wordt ingetrokken, vervallen de daarop gebaseerde verordeningen eveneens per 1 januari 2012. Jongeren vallen door de wetswijziging voortaan onder het WWB-regime (overgangssituaties daargelaten). De huidige WWB-verordeningen moeten hierop mogelijk worden aangepast;
Doordat er andere definities van het begrip alleenstaande, alleenstaande ouder en gezin gelden en er een huishoudtoets geldt, wordt de kring van rechthebbenden kleiner. Meerderjarige kinderen en ouders hebben nu een gezamenlijk recht op bijstand en het niet nakomen van de verplichtingen treft dit gezamenlijk inkomen. Deze veranderingen hebben gevolgen voor het onder andere het gemeentelijk toeslagenbeleid en het maatregelenbeleid en maken dat deze verordeningen moeten worden aangepast;
Gelet op de zeer korte invoeringstermijn en om de overgang naar de nieuwe WWB per 2012 toch soepel te kunnen laten verlopen, is er voor gekozen om met dit Raadsbesluit de noodzakelijke aanpassingen in de verordeningen door te voeren.
Artikel I. De Re-integratieverordening WWB
In dit Raadsbesluit wordt bij elke te wijzigen verordening een bepaling opgenomen die regelt dat de begrippen ‘alleenstaande’, ‘alleenstaande ouder’ en ‘gezin’ per 1 januari 2012 in die verordening dezelfde betekenis hebben als in de gewijzigde WWB. Verder is bepaald dat voor ‘gehuwden’ en ‘gehuwdennorm’ moet worden gelezen ‘gezin’ resp. ‘gezinsnorm’, om daarmee te verduidelijken dat onder het nieuwe regime niet meer de gehuwden maar het gezin de norm is waarmee gewerkt moet worden.
In 2009 heeft de gemeenteraad de Verordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren vastgesteld. Door het intrekken van de WIJ is automatisch de Verordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren komen te vervallen. Voor jongeren onder de 27 jaar gelden andere rechten (en plichten) dan voor mensen vanaf 27 jaar. Voor jongeren onder de 27 jaar zijn inkomstenvrijlatingen, premies en vrijlating van onkostenvergoedingen voor vrijwilligerswerk niet van toepassing en kunnen geen participatieplaatsen worden ingezet.
Wat ook nieuw is, is dat ten aanzien van jongeren tot 27 jaar een plan van aanpak verplicht is. Bij het toekennen van de uitkering wordt een plan van aanpak toegevoegd, met daarin de afspraken, verplichtingen en wijze van ondersteuning door de gemeente richting arbeid. Het college bepaalt de inhoud en de vorm van het plan van aanpak.
In de huidige Re-integratieverordening gemeente Epe is in artikel 22 geregeld dat een uitkeringsgerechtigde die arbeid in deeltijd verricht, waarbij het inkomen minder bedraagt dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm, gedurende maximaal 18 aangesloten maanden recht heeft op een premie.
In de nieuwe wet aanscherping WWB is in artikel 31, tweede lid onderdeel r geregeld dat een alleenstaande ouder onder bepaalde voorwaarden inkomensvrijstelling heeft.
Om te voorkomen dat er voor deze doelgroep een dubbel recht ontstaat, is in artikel 1 onder E geregeld dat een alleenstaande ouder die recht heeft op de inkomstenvrijlating als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel r van de wet, niet in aanmerking komt voor de premie als bedoeld in
artikel 22 van de Re-integratieverordening gemeente Epe 2004.
Artikel II. Verordening verhoging of verlaging van de bijstandsnorm
Zie de toelichting bij de onderdelen A en B van de Re-integratieverordening WWB.
Uit artikel 25 lid 1 WWB en artikel 26 WWB volgt dat een belanghebbende de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan niet kan delen met thuisinwonende kinderen van 18 jaar of ouder met een laag inkomen.
Hiervan is sprake indien dat kind een inkomen heeft van niet meer dan het normbedrag voor de kosten van levensonderhoud voor hoger onderwijs genoemd in artikel 3.18 van de Wet studiefinanciering 2000. Dit betekent dat een alleenstaande ouder kosten kan delen met zijn inwonend studerend kind tussen 18 en 27 jaar dat per maand een inkomen heeft dat meer bedraagt dan het bedrag zoals bedoeld in artikel 25 lid 1 WWB (€ 604,15) en minder dan het bedrag zoals bedoeld in artikel 4 lid 2 WWB (€ 1059,49). Het kind behoort dan op grond van artikel 4 lid 2 WWB niet tot het gezin. Het is dus ‘een ander’ (als bedoeld in artikel 25 WWB) waarmee kosten gedeeld kunnen worden. Een studerend kind dat meer verdient dan € 1059,49 is een niet-rechthebbend gezinslid. De kosten kunnen weliswaar kosten worden met dit niet-rechthebbende gezinslid, maar zijn inkomen wordt ook al meegenomen bij het bepalen van het recht op bijstand van de overige gezinsleden (voor zover dit hoger is dan € 1059,49). Het ligt om die reden voor de hand om daarbovenop nog een verlaging toe te passen wegens kostendeling.
In deze verordening is er voor gekozen dat in het geheel geen kosten kunnen worden gedeeld met een inwonend studerend kind. Dit betekent dat de gemeenteraad geen gebruik maakt van de mogelijkheid een lagere toeslag te verstrekken aan een alleenstaande ouder met een inwonend studerend kind van 18 jaar of ouder met een in aanmerking te nemen inkomen tussen € 604,15 en € 1059,49. Een alleenstaande met een inwonend studerend kind komt daarmee in aanmerking voor een toeslag van 20 procent van de gezinsnorm. Dit geldt ook in de situatie dat er sprake is van een gezin met een inwonend studerend kind. Dit is geregeld in onderdeel C2.
Artikel III. De Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2004
Zie de toelichting bij de onderdelen A en B van de Re-integratieverordening WWB.
De wetswijziging kent een aantal nieuwe wettelijke verplichtingen:
Om het niet of onvoldoende nakomen van deze verplichtingen te kunnen sanctioneren, is het noodzakelijk om deze gedraging in de Maatregelenverordening op te nemen. Onderdeel C voorziet in de mogelijkheid om verplichting 2 en 3 te kunnen sanctioneren.
De Maatregelenverordening geldt vanaf 1 januari 2012 ook voor jongeren vanaf 18 jaar. Een maatregel kan ook worden opgelegd op de bijzondere bijstand die aan jongere van 18,19 of 20 jaar wordt verstrekt in aanvulling op algemene bijstand. Dit wordt geregeld in onderdeel D.
Artikel IV. De Verordening langdurigheidstoeslag
Op twee onderdelen is de wetswijziging voor de Verordening langdurigheidstoeslag van belang. Allereerst de nieuwe definities van de bijstandssubjecten en de huishoudtoets. Daarnaast de bepaling dat de inkomensgrens die voor het recht op langdurigheidstoeslag geldt maximaal 110% van de toepasselijke bijstandsnorm kan bedragen. Zie verder de toelichting bij de Re-integratieverordening.
In de verordening wordt één van de normbedragen met betrekking tot de hoogte van de langdurigheidstoeslag gekoppeld aan ‘gehuwden’. Omdat dit begrip in de WWB is vervangen door het begrip ‘gezin’, moet dat ook in deze verordening worden aangepast. Dit wordt in onderdeel B geregeld.
Indien sprake is van gehuwden waarvan één persoon geen recht heeft op bijstand, wordt de langdurigheidstoeslag vastgesteld naar de norm voor een alleenstaande (ouder). Dit blijft zo, als er sprake is van een gezin dat slechts uit gehuwden bestaat. In onderdeel C is tot uitdrukking gebracht dat als er tot het gezin een niet-rechthebbende behoort, dit slechts tot aanpassing van de hoogte van de langdurigheidstoeslag leidt als er slechts één rechthebbend gezinslid overblijft.
Als één van de gezinsleden geen recht heeft en er blijven minstens twee meerderjarige gezinsleden over, wijzigt er in de hoogte van de langdurigheidstoeslag niets. Zij hebben in dat geval gewoon recht op hetzelfde bedrag.
Als gevolg van de intrekking van de WIJ is de betreffende passage aangepast.
Artikel V. Inwerkingtreding en geldingsduur
De vaststelling en inwerkingtreding van dit Besluit kan niet eerder plaatsvinden dan nadat het wijzigingsbesluit WWB inwerking is getreden. De Wet Aanscherping WWB is op 1 januari 2012 inwerking getreden (zie Stb. 2011, 650 en Stb. 2011, 651). Dit Besluit treedt inwerking de dag nadat het is gepubliceerd en werkt terug tot 1 januari 2012, voor zover het geen belastend besluit betreft. Gezien de systematiek van de langdurigheidstoeslag geldt verder met betrekking tot de Verordening langdurigheidstoeslag dat voor aanvragen die vanaf 1 januari 2012 worden ingediend het ‘oude recht’ van toepassing is, voor zover de peildatum voor 1 januari 2012 ligt.