Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Uithoorn

Re-integratieverordening Uithoorn 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieUithoorn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRe-integratieverordening Uithoorn 2012
CiteertitelRe-integratieverordening Uithoorn 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 147 
  2. Wet werk en bijstand, art. 8 lid 1 sub a 
  3. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, art. 35 lid 1 sub a 
  4. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, art. 35 lid 1 sub a 

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201201-01-2015nieuwe regeling

26-01-2012

Nieuwe Meerbode, 15-02-2012

RV11.69

Tekst van de regeling

Intitulé

Re-integratieverordening Uithoorn 2012

DE RAAD DE GEMEENTE UITHOORN,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 26 januari 2012, nr. RV11.69;

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet, artikel 8 lid 1 sub a van de Wet werk en bijstand, artikel 35 lid 1 sub a van de van de Wet Inkomensvoorziening voor Oudere en Gedeeltelijk Arbeidsongeschikte Werkloze Werknemers en artikel 35 lid 1 sub a van de Wet Inkomensvoorziening voor Oudere en Gedeeltelijk Arbeidsongeschikte Gewezen Zelfstandigen;

gelet op de EG-verordening de minimissteun (nr. 69/2001, Pb EG 2001, L 10/30) en de Algemene groepsvrijstellingsverordening (nr. 800/2008);

overwegende dat het noodzakelijk is bij verordening regels te stellen met betrekking tot het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a WWB en artikel 34 eerste lid onderdeel a van de IOAW en IOAZ;

besluit:

vast te stellen de:

Re-integratieverordening Uithoorn 2012

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

Artikel 2 Uitgangspunten

  • 1.

    Bij het aanbieden van voorzieningen op grond van deze verordening hanteert het college de volgende uitgangspunten:

    • a.

      de doelgroep is in eerste instantie zelf verantwoordelijk om activiteiten te ontwikkelen, gericht op arbeidsinschakeling of, zolang dat niet mogelijk is, gericht op maatschappelijke participatie;

    • b.

      de doelgroep is verplicht om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden;

    • c.

      als het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid nog niet mogelijk is, worden voorzieningen aangeboden om belemmeringen met betrekking tot re-integratie weg te nemen;

    • d.

      voorzieningen worden aangeboden in het perspectief van duurzame zelfredzaamheid en het terugdringen van het beroep op een uitkering;

    • e.

      indien volledige uitstroom naar reguliere arbeid naar het oordeel van het college nog geen reële mogelijkheid is, kan het college van de uitkeringsgerechtigde een tegenprestatie naar vermogen verlangen, zoals omschreven in artikel 9 lid 1 onderdeel c van de WWB.

  • 2.

    Indien bijstand wordt verleend aan een gezin, behoren de meerderjarige gezinsleden ook tot de doelgroep.

  • 3.

    Bij de inzet van re-integratiemiddelen wordt prioriteit gegeven aan:

    • a.

      die voorzieningen die naar het oordeel van het college het meest efficient zijn;

    • b.

      bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van belanghebbende, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid;

    • c.

      een voorziening wordt slechts tijdelijk aangeboden.

  • 4.

    Het college bevordert dat met betrekking tot het aanbieden van de ondersteuning sprake is van een gelijke aandacht voor de in artikel 7, lid 1, sub a, WWB genoemde doelgroepen alsmede voor een evenwichtige verdeling tussen de te onderscheiden doelgroepen.

  • 5.

    Het college kan, met inachtneming van de Wet participatiebudget, voorzieningen aanbieden aan personen die niet tot de doelgroep van deze verordening behoren. Bij uitvoeringbesluit kan het college groepen gelijkstellen met personen behorende tot de doelgroep.

HOOFDSTUK 2 RECHTEN EN PLICHTEN

Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning en voorzieningen

  • 1.

    De belanghebbende kan op grond van deze verordening aanspraak maken op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en maatschappelijke participatie en/of op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Voor Nuggers worden de kosten voor noodzakelijk geachte voorzieningen niet door de gemeente Uithoorn vergoed indien het gezinsinkomen van belanghebbende hoger ligt dan 130% van het wettelijk minimum loon.

Artikel 4 Verplichtingen van belanghebbende

  • 1.

    De uitkeringsgerechtigde is verplicht gebruik te maken van de voorziening die wordt aangeboden door het college.

  • 2.

    De uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de wet SUWI, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 3.

    Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de WWB, IOAW en IOAZ, deze verordening en de uitvoeringsregels, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 4.

    Indien de uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, dan kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de afstemmingsverordening.

Artikel 5 Ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling

  • 1.

    Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan het college een uitkeringsgerechtigde in individuele gevallen tijdelijk, geheel of gedeeltelijk, ontheffing verlenen van de plicht algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden.

  • 2.

    De verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder b,geldt voor de uitkeringsgerechtigde die zorg verleent slechts nadat het college zich genoegzaam heeft overtuigd van de mogelijkheid die zorg te combineren met de verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden.

  • 3.

    De verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden geldt voor de uitkeringsgerechtigde met kinderen tot 12 jaar slechts nadat het college zich genoegzaam heeft overtuigd van de beschikbaarheid van passende kinderopvang, de toepassing van voldoende scholing en de belastbaarheid van betrokkene.

  • 4.

    In uitvoeringsregels worden de voorwaarden waaronder een ontheffing zoals genoemd in artikel 9 lid 2 van de WWB kan worden gegeven.

HOOFDSTUK 3 RE-INTEGRATIEVOORZIENINGEN

Artikel 6 Soorten voorzieningen voor de doelgroep:

  • 1.

    Het college kan aan de doelgroep de volgende voorzieningen aanbieden:

    • a.

      scholing en training

    • b.

      stage

    • c.

      proefplaatsing

    • d.

      participatieplaats

    • e.

      detacheringsbaan

    • f.

      arbeidsbemiddeling

    • g.

      sociale activering/zorgtraject

    • h.

      werkaanvaardingspremie

    • i.

      onkostenvergoeding

    • j.

      begeleiding en nazorg

    • k.

      activeringspremie

    • l.

      een kostenvergoeding

    • m.

      no risk polis

  • 2.

    Het college kan aan werkgevers de volgende voorzieningen aanbieden:

    • a.

      een loonkostensubsidie;

    • b.

      een premie voor het in dienst nemen van een uitkeringsgerechtigde.

  • 3.

    Het college verstrekt aan de uitkeringsgerechtigde die een participatieplaats vervuld, telkens nadat hij gedurende een periode van zes maanden additionele werkzaamheden heeft verricht, een premie als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onder j, van de WWB, indien hij naar het oordeel van het college in die zes maanden voldoende heeft meegewerkt aan het vergroten van zijn kans op arbeidsinschakeling;

Artikel 7 Algemene bepalingen over voorzieningen

In uitvoeringsregels worden de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden vastgelegd. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op:

  • a.

    de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden aan de doelgroep;

  • b.

    de voorwaarden waaronder een subsidie en/of premie wordt verstrekt aan de doelgroep;

  • c.

    de weigeringsgronden voor het aanbieden van voorzieningen;

  • d.

    het beëindigen van voorzieningen;

  • e.

    de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of -vaststelling;

  • f.

    de aanvraag van en de besluitvorming over subsidies en premies;

  • g.

    de betaling van subsidies;

  • h.

    overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

HOOFDSTUK 4 FINANCIERING VOORZIENINGEN

Artikel 8 Financiering voorzieningen

  • 1.

    De kosten voor het aanbod van voorzieningen als bedoeld in hoofdstuk 3 komen ten laste van het door het Rijk voor de gemeente Uithoorn beschikbaar gestelde middelen of door de raad voor dit doel beschikbaar gestelde middelen.

  • 2.

    Het college dient de voorwaarden waaronder re-integratievoorzieningen worden gerealiseerd bij uitvoeringsbesluit zo in te richten, dat de jaarlijkse uitgaven het gemeentelijke Participatiebudget niet overstijgen.

Artikel 9 Budget- en subsidieplafonds voor voorzieningen

  • 1.

    Bij uitvoeringsbesluit kan het college een of meer budget- of subsidieplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Overschrijding van het subsidie- of budgetplafond leidt tot weigering van de voorziening;

  • 2.

    Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening. Overschrijding van het vastgestelde aantal leidt tot weigering van de voorziening;

  • 3.

    Het college dient de voorwaarden waaronder re-integratievoorzieningen worden gerealiseerd bij uitvoeringsbesluit zo in te richten, dat de jaarlijkse uitgaven het gemeentelijk Participatiebudget niet overstijgen.

Artikel 10 Kosten voor opleidingen van klantmanagement

  • 1.

    De kosten voor opleiding voor klant- en accountmanagers, zijnde niet de reguliere uitvoeringskosten, die gericht zijn op arbeidsinschakeling van de doelgroep, kunnen worden gedeclareerd uit het participatiebudget;

  • 2.

    Deze kosten dienen te worden voorzien van een doelstelling en een financiële doorrekening.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 11 Beleidsplan en verslag

  • 1.

    Ter uitvoering van deze verordening biedt het college jaarlijks aan de raad een (re-integratie) beleidsplan aan waarin beleidsprioriteiten voor het betreffende jaar worden aangegeven.

  • 2.

    Het college biedt eenmaal per jaar aan de raad een beleidsverslag aan over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid.

Artikel 12 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in de verordening, indien strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van zwaarwegende aard zou leiden.

Artikel 13 Bevoegdheid

De raad mandateert het college om ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere uitvoeringsregels vast te stellen of aan te passen.

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag van de maand na dagtekening van plaatsing op de gemeentepagina, met terugwerkende kracht met ingang van 1 januari 2012. Gelijktijdig wordt de “Re-integratieverordening 2007 WWB, IOAW, IOAZ Uithoorn, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 10 mei 2007, ingetrokken.

  • 2.

    Re-integratievoorzieningen die zijn toegekend op grond van de Re-integratieverordening 2007 WWB, IOAW, IOAZ Uithoorn worden gehandhaafd zolang als het college dit in het individuele geval noodzakelijk acht.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als de “Re-integratieverordening Uithoorn 2012”.

Vastgesteld in de openbare vergadering van de

raad van Uithoorn van 26 januari 2012, nr. S2.9

de griffier, de voorzitter,

(mr. J.H. van Leeuwen) (mevr. drs. D.H. Oudshoorn)

ALGEMENE TOELICHTING

Inleiding

De wetswijzigingen per 1 januari 2012 maken aanpassing van de re-integratieverordening noodzakelijk. Er staat een drietal aanscherpingen in de wetswijziging voorop, te weten:

  • -

    nadruk op eigen verantwoordelijkheid; jongeren < 27 jaar worden verplicht de eerste vier weken zelf naar werk te zoeken waarbij hij/zij ook de mogelijkheden van reguliere scholing dient te onderzoeken. Pas na vier weken kan een aanvraag om bijstand worden ingediend.

  • -

    verder versterken van het activerende karakter en vangnetfunctie van de wet; afschaffen van bijstand voor inwonenden en het vervangen van de toets op het partnerinkomen door de toets op het huishoudinkomen.

  • -

    verscherpen van verplichtingen van mensen met een uitkering; een van de belangrijkste punten hierbij is het opnemen van de wettelijke verplichting tot het leveren van een tegenprestatie naar vermogen.

Deze verordening is met betrekking tot bovengenoemde aspecten aangepast.

Grondslag

De raad stelt bij verordening regels met betrekking tot het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling (Artikel 8 lid 1 onder a WWB en artikel 35 eerste lid van de IOAW en IOAZ Artikel).

De regels hebben in ieder geval betrekking op de evenwichtige aandacht voor de in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, genoemde groepen, alsmede voor de verschillende doelgroepen daarbinnen, en de wijze waarop rekening wordt gehouden met zorgtaken (artikel 8 lid 2 WWB) en op personen met een IOAW of IOAZ uitkering (artikel 34 eerste lid onder a van de IOAW en IOAZ).

Naast deze wettelijke basis valt uit de memorie van toelichting af te leiden welke zaken in of via de verordening geregeld moeten of kunnen worden:

  • -

    de aanspraak van de doelgroepen op ondersteuning door de gemeente;

  • -

    het beleid ten aanzien van de diverse doelgroepen en subdoelgroepen;

  • -

    het beleid ten aanzien van de combinatie van werk en zorgtaken;

  • -

    de beschikbaarheid van financiële middelen

Doelgroepen die aanspraak kunnen maken op ondersteuning van de Gemeente zijn:

  • -

    personen met een WWB uitkering

  • -

    niet uitkeringsgerechtigden (nuggers)

  • -

    personen met een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet

  • -

    personen met een IOAW of IOAZ-uitkering

Het college bepaalt welke vorm van ondersteuning het meest recht doet aan de mogelijkheden van de aanvrager ten einde inschakeling in de arbeid binnen een redelijke termijn mogelijk te maken.

Doel

Meer mensen aan het werk is een belangrijke opdracht die de huidige regering zichzelf heeft opgelegd. Mensen die nog niet in staat zijn om te werken, kunnen verplicht worden een zogenaamde tegenprestatie te leveren voor de uitkering. Werk biedt mensen perspectief, zelfrespect, sociale contacten en sociale betrokkenheid. Mensen mogen niet worden afgeschreven en langdurig aan de kant komen te zitten. Iedereen telt mee. De bijstand is er alleen voor mensen die het echt nodig hebben.

Gemeenten hebben de plicht een re-integratieverordening vast te stellen. In deze verordening wordt vastgelegd hoe de cliënten worden ondersteund bij de arbeidsinschakeling dan wel de te leveren tegenprestatie.

In beginsel worden aan iedere cliënt de arbeidsverplichtingen opgelegd. De algemene verplichting staat in de wet genoemd. In de re-integratieverordening wordt aandacht geschonken aan de ondersteuning die kan worden ingezet. De vertaling daarvan vindt plaats in de individuele beschikking die de klant ontvangt naar aanleiding van het traject of plan van aanpak.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Begripsbepalingen

Hierbij is zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de wet

Artikel 2 Uitgangspunten

In dit artikel staat een aantal uitgangspunten opgenomen, dat leidend is voor het verstrekken van voorzieningen op grond van deze verordening. Uitgangspunt voor het college is, dat iedereen die mee kan doen, ook mee moet doen in de samenleving. Het uiteindelijke doel daarbij is meedoen door middel van betaald, ongesubsidieerd werk en volledige economische zelfstandigheid.

Van degene die dit niveau (nog) niet hebben, wordt gevraagd andersoortige activiteiten te ontwikkelen die participatie in de samenleving bevorderen met als uiteindelijk doel betaald werk. Voor de een zullen deze activiteiten bestaan uit vrijwilligerswerk, voor de ander scholing. Wanneer een klant niet zelfstandig in staat is om bij zijn niveau passende activiteiten te ontwikkelen, kan het college hem daarbij ondersteunen.

Op grond van artikel 9 lid 1 onderdeel c van de wet is de klant verplicht naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. Indien volledige uitstroom naar reguliere arbeid naar het oordeel van het college nog geen reële mogelijkheid is, kan het college van de klant met een uitkering op grond van de wet een dergelijke tegenprestatie naar vermogen verlangen. De op te leggen tegenprestatie moet aan vijf eisen voldoen:

  • 1.

    de tegenprestatie is naar zijn aard niet direct gericht op toeleiding tot de arbeidsmarkt en is niet bedoeld als re-integratie instrument;

  • 2.

    de tegenprestatie mag niet in de weg staan aan acceptatie van algemeen geaccepteerde arbeid of aan de re-integratie gericht op arbeidsinschakeling;

  • 3.

    de duur en omvang van de werkzaamheden dienen in de regel beperkt te zijn;

  • 4.

    het gaat om ‘additionele onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden’;

  • 5.

    het mag niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.

Het college let er op dat de inzet van re-integratiemiddelen efficiënt is. Deze efficiëntie werkt twee kanten op:

  • 1.

    enerzijds efficiënt, omdat de schaarse middelen daar worden ingezet waar de inzet van voorzieningen het meeste effect sorteert;

  • 2.

    anderzijds efficiënt, omdat het college dié voorzieningen aanbiedt aan de klant die het snelst zullen leiden tot een doorgroei op de re-integratie/c.q. Participatieladder.

Omdat de efficiëntie van een voorziening (in het algemeen) afneemt naarmate deze over een langere periode wordt aangeboden, worden de voorzieningen slechts tijdelijk aangeboden.

Het college kan, met inachtneming van de Wet Participatiebudget, voorzieningen aanbieden aan personen die niet tot de doelgroep van deze verordening behoren. Deze personen worden voor de toepassing van deze verordening gelijkgesteld met personen behorende tot de doelgroep. Indien een klant bijvoorbeeld verhuist naar een andere gemeente, dan kan het college besluiten de voorziening gedurende enige tijd voort te zetten, indien dit, naar het oordeel van het college, in het belang is van de re-integratie van de klant.

Vanaf 1 januari 2012 kunnen jongeren onder de 27 pas 4 weken nadat zij zich hebben gemeld om een bijstandsuitkering een aanvraag om bijstand indienen. Tijdens deze periode dient de jongere zelf werk en/of scholing te zoeken en mag het college geen ondersteuning bij de arbeidsinschakeling te bieden. De wachttijd van vier weken kan op grond van artikel 44 ook van toepassing worden verklaard op werkzoekenden ouder dan 27 jaar. De vraag is of het wenselijk is om geen ondersteuning te bieden gedurende de wachttijd.

Het vijfde lid geeft een mogelijkheid om, indien gewenst tot ondersteuning over te gaan van speciale doelgroepen. Denk hierbij aanmensen op korte termijn vanuit de WW gaan doorstromen in de bijstand. Een en ander zal in uitvoeringsregels nader worden bepaald.

Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning en voorzieningen

In het eerste lid wordt geregeld dat de belanghebbende aanspraak kan hebben op ondersteuning bij zijn arbeidsinschakeling, als dit noodzakelijk is. Dit naar het oordeel van het college.

In het tweede lid wordt geregeld dat niet-uitkeringsgerechtigden met een inkomen hoger dan 130% van het wettelijk minimumloon (WML) niet in aanmerking kan komen voor vergoeding van inzet van voorzieningen. Dit neemt niet weg dat zij aanspraak kunnen maken op begeleiding en advisering door de gemeente. De kosten die eventueel ontstaan bij de uitvoering van het benodigde traject, voor bijvoorbeeld een scholing, komen voor eigen rekening van de belanghebbende.

Artikel 4 Verplichtingen van belanghebbende

In de wet is al uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op uitkering.

Het derde lid maakt expliciet dat het college bevoegd is om aanvullende verplichtingen te verbinden aan de uitkering.

Het vierde lid biedt de verbinding met de afstemmingsverordening. Deze verordening regelt de bevoegdheid van het college om de hoogte van de uitkering of de verplichtingen af te stemmen op de mate waarin de uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet. Deze afstemming bestaat uit het verlagen van de bijstand of het opleggen van nadere verplichtingen.

Artikel 5 Ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling

In artikel 9 a WWB staat aangegeven dat het college bevoegd is om alleenstaande ouders met kinderen tot 12 jaar tijdelijk te ontheffen van een van de re-integratieverplichtingen. In artikel 9 lid 2 van de WWB is geregeld dat het college in individuele gevallen tijdelijk ontheffing kan verlenen (een van de) verplichtingen tot arbeidsinschakeling. Zorgtaken kunnen als dringende redenen worden aangemerkt, waaronder mantelzorg, voor zover hiermee geen rekening kan worden gehouden door middel van een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a WWB.

Artikel 6 Soorten voorzieningen voor de doelgroep

De verordening bevat geen uitputtende opsomming van voorzieningen. Op grond van artikel 8, eerste lid onder f, is de gemeente verplicht nadere regels te stellen ten aanzien van het verstrekken van een premie voor uitkeringsgerechtigden die een participatieplaats vervullen. Artikel 8 tweede lid onder c geeft aan dat de premie in relatie moet staan met de armoedeval. Artikel 31, tweede lid, onder j, van de WWB geeft de hoogte van de premie aan.

De hoogte van de premie is dusdanig, dat er een stimulans vanuit gaat om mee te werken aan de participatieplaats, doch niet zodanig dat het onaantrekkelijk wordt om door te stromen naar regulier werk.

Artikel 7 Algemene bepalingen over voorzieningen

Dit artikel geeft het college de algemene bevoegdheid om voor voorzieningen nadere regels te stellen en heeft tot doel de uitvoering zoveel mogelijk aan het college over te laten.

Artikel 8 Financiering voorzieningen

Met het re-integratiebudget dat beschikbaar wordt gesteld door de raad worden alleen re-integratie voorzieningen gefinancierd, waaronder loonkostensubsidies en voorzieningen om belemmeringen met betrekking tot re-integratie weg te nemen.

Artikel 9 Budget- en subsidieplafonds voor voorzieningen

Het college kan ter uitvoering van deze verordening nadere regels stellen.

Het college kan op grond van dit artikel diverse plafonds instellen:

  • 1.

    een subsidieplafond voor de te verstrekken subsidies;

  • 2.

    een plafond voor het aantal of het bedrag dat besteed wordt aan voorzieningen die geen subsidies zijn;

  • 3.

    het aantal klanten dat gebruik kan maken van een bepaalde vorm van voorziening.

De gemeente kan om de financiële risico’s te beheersen een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. De uitputting van begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om aanvragen voor voorzieningen te weigeren. Om dat wel mogelijk te maken dient in de verordening te worden opgenomen, dat het mogelijk is subsidie- en budgetplafonds in te stellen.

De memorie van toelichting van de WWB stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. De gemeente dient dan na te gaan welke andere goedkopere alternatieven er beschikbaar zijn. Dit houdt dus in, dat er geen algemeen plafond kan worden ingesteld. Wel kan per voorziening een plafond worden ingebouwd, wat de mogelijkheid open laat naar een ander instrument uit te wijken.

Artikel 10 Kosten voor opleidingen van klantmanagement

De kosten voor opleidingen voor klant- en accountmanagers die gericht die gericht zijn op de re-integratie van cliënten, kunnen worden gedeclareerd uit het Participatiebudget. Voorwaarde is wel dat deze kosten worden voorzien van een duidelijke doelstelling en een financiële doorrekening.

Artikel 11 Beleidsplan en -verslag

Deze verordening schept de kaders voor de opdracht die de WWB, IOAW en IOAZ aan het college geven met betrekking tot de participatie van de klant.

Een uitwerking geschiedt in een beleidskader in het jaarlijkse beleidsplan.

Het beleidskader moet in die zin worden gezien als een verlengstuk van deze verordening. Het college legt één maal per jaar verantwoording af aan de gemeenteraad over de uitvoering van deze verordening en de effecten van het beleid. Om die reden is geen aparte evaluatiebepaling in de verordening opgenomen.

Artikel 12 Hardheidsclausule

Dit artikel regelt dat het college in bijzondere gevallen kan afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 13 Bevoegdheid

In dit artikel wordt de mandatering geregeld.

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van deze verordening, alsook de intrekking van de oude re-integratieverordening verordening.

Het tweede lid regelt het omgaan met doorlopende verplichtingen die zijn aangegaan op grond van de oude re-integratieverordening. Doorlopende verplichtingen worden gerespecteerd zolang als het college dit in het individuele geval noodzakelijk acht. Het derde lid regelt de naamgeving.