Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deventer

Verordening Woninggebonden Subsidies Regio Stedendriehoek 1996

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDeventer
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Woninggebonden Subsidies Regio Stedendriehoek 1996
CiteertitelVerordening woninggebonden subsidies regio Stedendriehoek 1996
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp8.3

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

diverse wijzigingen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-10-2010divers

27-10-2010

Gemeenteblad, 29-10-2010

Onbekend
01-07-199801-01-199829-10-2010Onbekend

24-06-1998

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Woninggebonden Subsidies Regio Stedendriehoek 1996

 

 

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

  • 1.

    1 Begripsbepalingen

  • 1.

    2 Grondslag en werkingssfeer

  • 1.

    3 Vaststelling en reservering van de budgetten

  • 1.

    4 Uitgangspunten voor subsidiëring en verdeelbesluit

Hoofdstuk II Aanvragen, verlenen en vaststellen van subsidie

  • 2.

    1 De aanvraag om subsidie

  • 2.

    2 De verlening van subsidie

  • 2.

    3 De gereedmelding

  • 2.

    4 De vaststelling van subsidie

  • 2.

    5 De intrekking en wijziging van subsidie

  • 2.

    6 Nadere bepalingen

Hoofdstuk III Bepalingen per subsidiecategorie

  • 3.

    1 Sociale-huurwoningen

  • 3.

    2 Middeldure huurwoningen 3.3 Sociale koopwoningen

  • 3.

    4 Middeldure koopwoningen

  • 3.

    5 Ingrijpende voorzieningen aan woningen

  • 3.

    6 Standplaatsen

  • 3.

    7 Woonwagens

Hoofdstuk IV Overgangs- en slotbepalingen

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Paragraaf 1.1 Begripsbepalingen

Artikel 1

a.Algemeen bestuur:

het algemeen bestuur van de Regio Stedendriehoek.

b.Dagelijks bestuur:

het dagelijks bestuur van de Regio Stedendriehoek.

c.Openbaar lichaam:

het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, waarin de gemeenten Apeldoorn, Bathmen, Brummen, Deventer, Diepenveen, Epe, Gorssel, Lochem, Olst, Voorst, Vorden, Warnsveld en Zutphen samenwerken.

d.Minister:

de minister van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer.

e.Besluit:

het Besluit woninggebonden subsidies 1995.

f.Budget:

bedrag aan subsidie dat jaarlijks door de minister aan het openbaar lichaam beschikbaar wordt gesteld, alsmede het bedrag dat resteert van in vorige jaren toegekende budgetten, alsmede het bedrag dat beschikbaar komt als gevolg van een intrekking van een besluit tot verlening van subsidie, ten behoeve van het bouwen van woningen, standplaatsen of woonwagens of het treffen van ingrijpende voorzieningen aan woningen.

g.Budgethouder:

de gemeente Deventer, de gemeente Zutphen, de gemeenten Apeldoorn en Brummen en Epe en Voorst tesamen, en de gemeenten Bathmen en Diepenveen en Gorssel en Lochem en Olst en Vorden en Warnsveld tesamen.

h.Subsidieontvanger:

de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die een aanvraag doet om vaststelling en betaling van de door het openbaar lichaam verleende subsidie.

i.Subsidiecategorie:

dat deel van het voor de gemeente gereserveerde bedrag dat door de gemeenteraad beschikbaar is gesteld voor een categorie woningen, standplaatsen, woonwagens of ingrijpende voorzieningen.

  • j.

    (vervallen)

  • k.

    (vervallen)

  • l.

    Huurprijs:

prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woning, standplaats of woonwagen, uitgedrukt in een bedrag per maand.

m.Gereedkomingsdatum:

de dag waarop de woning, de standplaats of de woonwagen gereedkomt, dan wel in geval van het treffen van ingrijpende voorzieningen de dag waarop de werkzaamheden zijn voltooid, dan wel de dag waarop de administratief in een plan samengevoegde woningen gemiddeld gereedkomen, dan wel de dag waarop een buiten de standplaats gebouwde nieuwe woonwagen op de standplaats wordt geplaatst.

n.Kosten van het verkrijgen in eigendom:

de door het college vast te stellen noodzakelijke, direct met de bouw samenhangende kosten, inclusief de koopsom van de grond van een woning of een standplaats, met dien verstande dat:

indien een woning of standplaats wordt gebouwd op grond waarop een recht van opstal rust of waarop een recht van erfpacht is gevestigd dan wel de grond en de woning of de standplaats afzonderlijk in eigendom worden verkregen of de grond reeds geruime tijd eigendom is van de eigenaar, als koopsom van de bouwrijpe grond een door het college te bepalen bedrag wordt aangehouden;

indien een koopwoning, een koopstandplaats of een koopwoonwagen geheel of gedeeltelijk met eigen arbeid of in eigen beheer wordt gebouwd, als kosten van het verkrijgen in eigendom een door het college te bepalen bedrag wordt aangehouden;

de kosten van het verkrijgen in eigendom in voorkomende gevallen kunnen worden verminderd met subsidie, verleend als bijdrage ten behoeve van woningaanpassing voor gehandicapten op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten dan wel de Regeling ziekenfondsraad subsidiëring woningaanpassingen gehandicapten 1994.

o.Kosten van ingrijpende voorzieningen:

de door het college vast te stellen noodzakelijke, direct met het treffen van ingrijpende voorzieningen aan een woning samenhangende kosten.

p.Toegelaten instelling:

toegelaten instelling als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet.

q.Volkshuisvestingsfonds:

fonds per budgethouder waarin de vrijvallende middelen worden gestort en dat uitsluitend in het belang van de volkshuisvesting wordt aangewend.

r.Vrijvallende middelen:

de bedragen waarmee de toegekende subsidie afneemt door intrekking of verlaging van die subsidie en die niet uit hoofde van dit Besluit worden toegevoegd aan het budget, alsmede rentebaten op de kasgelden en door de subsidie-ontvanger terugbetaalde subsidie.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze verordening wordt mede verstaan onder:

  • a.

    eigenaar: opstaller, erfpachter, vruchtgebruiker, gerechtigde tot een appartementsrecht of degene die lid is van een coöperatie en op die grond het uitsluitende gebruik heeft van een aan die coöperatie in bloot eigendom toebehorende woning;

  • b.

    eigendom: opstal, erfpacht, vruchtgebruik, appartementsrecht of lidmaatschap als bedoeld onder a;

  • c.

    woning: onzelfstandige woonruimte;

  • d.

    het verlenen van subsidie: het verlenen van subsidie ten behoeve van het bouwen dan wel het treffen van ingrijpende voorzieningen van gemeentewege;

  • e.

    bouwen: het verbouwen van een gebouwde onroerende zaak tot woonruimte, waarbij de bestemming van de onroerende zaak wordt gewijzigd;

  • f.

    bouwen van standplaatsen: het treffen van ingrijpende voorzieningen aan bestaande huurstandplaatsen.

Artikel 3

Deze verordening is niet van toepassing op:

  • a.

    woningen die niet geschikt of bestemd zijn om voortdurend door dezelfde persoon of personen te worden bewoond;

  • b.

    woningen die bestemd zijn voor of in gebruik zijn als ambts of dienstwoning;

  • c.

    bejaardenoorden als bedoeld in de Wet op de bejaardenoorden.

Paragraaf 1.2 Grondslag en werkingssfeer

Artikel 4

Op grond van deze verordening kan een budgethouder namens het dagelijks bestuur uitsluitend subsidie verlenen voor:

  • a.

    het bouwen van woningen;

  • b.

    het treffen van ingrijpende voorzieningen aan woningen;

  • c.

    het bouwen van standplaatsen;

  • d.

    het bouwen van woonwagens.

Paragraaf 1.3 Vaststelling en reservering van de budgetten

Artikel 5
  • 1.

    Het dagelijks bestuur neemt jaarlijk een reserveringsbesluit, waarin wordt vastgelegd welk deel van het budget voor subsidie in het budgetjaar voor de gemeenten wordt gereserveerd.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks per gemeente vóór 1 januari, voor de uitvoering van deze verordening in het volgende jaar, het subsidieplafond vast.

  • 3.

    Bij de reservering van het budget als bedoeld in het tweede lid neemt het dagelijks bestuur de criteria, genoemd in artikel 23 van het Besluit, in acht.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur kan voorwaarden en voorschriften verbinden aan de besteding van de reservering als bedoeld in het tweede lid.

  • 5.

    Indien de minister een besluit heeft genomen als bedoeld in artikel 7 dan wel artikel 18 van het Besluit, houdt het dagelijks bestuur daarmee rekening bij de verdeling als bedoeld in het tweede lid.

Paragraaf 1.4 Uitgangspunten voor subsidiëring en verdeelbesluit

Artikel 6
  • 1.

    De gemeenteraad stelt jaarlijks de uitgangspunten voor het subsidiebeleid in het volgende jaar vast en de wijze waarop het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 2.

    In de toelichting bij dit besluit wordt aannemelijk gemaakt dat de criteria, genoemd in artikel 23 van het Besluit, in acht zijn genomen.

  • 3.

    Het college doet een voorstel tot het vaststellen van deze uitgangspunten nadat daaromtrent door hen de lokaal en regionaal gevestigde en werkzame toegelaten instellingen en andere naar het oordeel van de gemeenteraad daarvoor in aanmerking komende natuurlijke en rechtspersonen, waaronder woonconsumentenorganisaties, zijn geraadpleegd.

  • 4.

    Het college doet schriftelijk verslag van deze raadpleging aan de gemeenteraad. Tevens geven zij een reactie op de daarbij naar voren gebrachte argumenten.

Artikel 7
  • 1.

    De gemeenteraad neemt jaarlijks een verdeelbesluit, met inachtneming van de gestelde uitgangspunten als bedoeld in artikel 6, eerste lid.

  • 2.

    In het verdeelbesluit wordt vastgesteld welke aanvragen om verlening van subsidie voor het bouwen van woningen, standplaatsen en woonwagens en voor het treffen van ingrijpende voorzieningen, in dat jaar bij het dagelijks bestuur kunnen worden ingediend dan wel voor subsidie in aanmerking kunnen worden gebracht.

  • 3.

    De gemeenteraad kan bijzondere verplichtingen verbinden aan de indiening als bedoeld in het tweede lid.

  • 4.

    In de toelichting bij het verdeelbesluit wordt aannemelijk gemaakt dat de criteria, genoemd in artikel 23 van het Besluit, en de uitgangspunten als bedoeld in artikel 6, eerste lid, in acht zijn genomen.

Artikel 8
  • 1.

    De gemeenteraad kan het voor de gemeente beschikbare bedrag in subsidiecategorieën onderverdelen.

  • 2.

    De volgende subsidiecategorieën kunnen worden onderscheiden:

    • a.

      sociale huurwoningen;

    • b.

      middeldure huurwoningen;

    • c.

      sociale koopwoningen;

    • d.

      middeldure koopwoningen;

    • e.

      ingrijpende voorzieningen aan woningen;

    • f.

      standplaatsen;

    • g.

      woonwagens.

Artikel 9

De gemeenteraad kan het college toestemming verlenen om het verdeelbesluit te wijzigen tot nader door hem te bepalen grenzen en onder nader door hem te bepalen voorwaarden.

Artikel 10
  • 1.

    Een budgethouder kan op aanvraag van de aanvrager en door tussenkomst van het college de categorie waarvoor de subsidie is verleend wijzigen in een andere categorie.

  • 2.

    Een budgethouder kan de omzetting weigeren indien de aanvankelijk verleende subsidie ontoereikend is.

Artikel 11

Het dagelijks bestuur kan afwijken van het op grond van artikel 5, eerste lid, vastgestelde voor gemeenten gereserveerde bedrag en van de op grond van artikel 5, tweede lid, vastgestelde verdeling over de gemeenten, indien door de minister op grond van het Besluit een budget wordt herzien.

Artikel 12

Het dagelijks bestuur kan op verzoek van twee of meer gemeenten de vastgestelde verdeling als bedoeld in artikel 5, tweede lid, voorzover deze betrekking heeft op die gemeenten, wijzigen.

HOOFDSTUK 2. AANVRAGEN, VERLENEN EN VASTSTELLEN VAN SUBSIDIE

Paragraaf 2.1 Aanvraag om subsidie

Artikel 13

De aanvrager vraagt subsidie aan bij het dagelijks bestuur door tussenkomst van het college.

Artikel 14
  • 1.

    De aanvrager dient de aanvraag als bedoeld in artikel 13 in vóór 1 oktober van het jaar waarin de beslissing wordt gevraagd.

  • 2.

    Het college kan een aanvraag die na de in het eerste lid bedoelde datum wordt ontvangen aanmerken als een aanvraag per 1 januari van het volgende jaar.

  • 3.

    Een beslissing als bedoeld in het tweede lid kan voor datzelfde plan eenmaal worden genomen.

  • 4.

    Het college bevestigt binnen twee weken de ontvangst van de aanvraag en zenden een kopie van de ontvangstbevestiging aan het dagelijks bestuur.

Artikel 15
  • 1.

    Een aanvraag als bedoeld in artikel 13 gaat in elk geval vergezeld van de volgende door de aanvrager te verstrekken gegevens:

    • a.

      bestek en tekeningen van het bouwplan;

    • b.

      een opgave van het aantal woningen, standplaatsen of woonwagens waarop het bouwplan betrekking heeft;

  • 2.

    Een aanvraag als bedoeld in artikel 13 gaat tevens vergezeld van de op grond van hoofdstuk 3 vereiste door de aanvrager te verstrekken gegevens.

Artikel 16
  • 1.

    Het college dient een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 13 bij het dagelijks bestuur in indien het bouwplan is opgenomen in het verdeelbesluit.

  • 2.

    Het college kan van het bepaalde in het eerste lid afwijken indien:

    • a.

      in het verdeelbesluit de betreffende subsidiecategorie dan wel het voor de gemeente gereserveerde bedrag niet of gedeeltelijk met aanvragen voor subsidie is belegd;

    • b.

      de bouw van in het verdeelbesluit opgenomen plannen geen doorgang vindt.

  • 3.

    Het college neemt bij een afwijking als bedoeld in het derde lid de uitgangspunten in acht zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid.

Artikel 17

In aanvulling op het gestelde in artikel 16, eerste lid, dient het college een aanvraag om subsidie in bij het dagelijks bestuur indien:

  • a.

    is of zal worden voldaan aan de bijzondere verplichtingen als bedoeld in artikel 7, derde lid, indien de gemeenteraad toepassing heeft gegeven aan genoemd artikel;

  • b.

    niet reeds een begin met de werkzaamheden is gemaakt zonder hun toestemming;

  • c.

    is voldaan aan de door het algemeen bestuur gestelde voorwaarden en voorschriften als bedoeld in artikel 5, vierde lid;

  • d.

    het college kan instemmen met de verhouding tussen de kosten van de woning, de standplaats, de woonwagen of het treffen van ingrijpende voorzieningen en de te leveren kwaliteit.

Artikel 18

Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag als bedoeld in artikel 13 of de aanvraag wordt ingediend bij het dagelijks bestuur.

Artikel 19

De indiening van de aanvraag bij het dagelijks bestuur gaat vergezeld van de verklaring door het college dat voldaan is aan deze verordening.

Artikel 20

Een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 13 wordt door het college bij het dagelijks bestuur ingediend vóór 1 december van het jaar waarin de beslissing wordt gevraagd.

Artikel 21

Indien de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 13 betrekking heeft op een in Deventer of Zutphen te bouwen woning, standplaats of woonwagen of op het treffen van voorzieningen aan een woning of standplaats, gelegen in Deventer of Zutphen, dan zijn de artikelen 16 tot en met 20 niet van toepassing.

Paragraaf 2.2 Verlening van subsidie

Artikel 22
  • 1.

    Een budgethouder beslist binnen vier weken na ontvangst van een aanvraag als bedoeld in artikel 20 en uiterlijk 31 december van het jaar waarin de beslissing wordt gevraagd.

  • 2.

    Wanneer artikel 21 van toepassing is beslist de budgethouder in afwijking van het eerste lid binnen dertien weken na ontvangst van een aanvraag als bedoeld in artikel 13 en uiterlijk 31 december van het jaar waarin de beslissing wordt gevraagd.

  • 3.

    Bij de in het tweede lid bedoelde beslissing gelden de bijzondere verplichtingen als bedoeld in artikel 7, derde lid, voor indiening van de aanvraag om subsidie bij het dagelijks bestuur als verplichtingen waaraan moet worden voldaan voor het in aanmerking brengen voor subsidie van de aanvraag om subsidie.

Artikel 23

Indien het voor de gemeente gereserveerde bedrag wordt overschreden kan een budgethouder in naar zijn oordeel bijzondere omstandigheden subsidie verlenen.

Artikel 24

Een budgethouder kan de subsidieverstrekking naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Awb genoemde gevallen weigeren indien gegronde redenen bestaan aan te nemen dat:

  • a.

    zonder toestemming van het college wordt of is afgeweken van het bouwplan;

  • b.

    de bouw binnen 26 weken na het besluit tot verlening ervan niet is gevorderd tot de bovenkant van de beganegrondvloer dan wel in geval van het bouwen van woonwagens of standplaatsen of het treffen van ingrijpende voorzieningen niet binnen 26 weken met de werkzaamheden is gestart;

  • c.

    de gereedmelding van de werkzaamheden niet plaatsvindt overeenkomstig artikel 27;

  • d.

    (vervallen);

  • e.

    de gemeentelijke bijzondere verplichtingen niet worden nageleefd.

Artikel 25

In aanvulling op het gestelde in artikel 24 wordt de subsidie voor een woning, een standplaats of een woonwagen die door de eigenaar wordt bewoond verleend onder de verplichting dat de subsidieontvanger degene is die:

  • a.

    de woning, de standplaats of de woonwagen als eerste eigenaar bewoont, of

  • b.

    de woning, de standplaats of de woonwagen bewoont met ingang van een tijdstip dat minder dan een jaar ligt na het tijdstip van het verlijden van de akte, als bedoeld in artikel 3:89 van het Burgerlijk Wetboek, of

  • c.

    indien zodanige akte voor verkrijgen van de eigendom niet noodzakelijk was, met ingang van een tijdstip dat minder dan een jaar ligt na de dag waarop de budgethouder de subsidie voor de eerste eigenaar heeft vastgesteld, de woning, de standplaats of de woonwagen als eigenaar bewoont.

Artikel 26

Het college kan toezichthouders aanwijzen die toezicht houden op het bepaalde in deze verordening.

Paragraaf 2.3 Gereedmelding

Artikel 27
  • 1.

    De subsidieontvanger meldt door tussenkomst van het college aan het dagelijks bestuur dat de te bouwen woning, standplaats of woonwagen gereed is, dan wel dat de werkzaamheden zijn voltooid.

  • 2.

    De gereedmelding is tevens een aanvraag om vaststelling en betaling van de subsidie.

  • 3.

    De subsidieontvanger dient de gereedmelding als bedoeld in het eerste lid bij het college in terstond na de voltooiing van de werkzaamheden, doch uiterlijk binnen drie jaar na het verlenen van de subsidie.

Artikel 28
  • 1.

    De gereedmelding als bedoeld in artikel 27 dient tenminste te bevatten:

    • a.

      een verklaring van de subsidieontvanger dat bij de bouw respectievelijk het treffen van de ingrijpende voorzieningen is of wordt voldaan aan de bijzondere vverplichtingen waaronder de subsidie is verleend;

    • b.

      een opgave van de gereedkomingsdatum;

    • c.

      een opgave van de datum waarop met de bouw een aanvang is gemaakt;

    • d.

      een opgave van de werkelijke kosten van het verkrijgen in eigendom bij woningen, standplaatsen en woonwagens die door de eigenaren worden bewoond respectievelijk een opgave van de in rekening gebrachte aanvangshuur bij woningen, standplaatsen en woonwagens die worden verhuurd.

  • 2.

    De gereedmelding als bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van een opgave van de afwijkingen van bestek en tekeningen, indien deze hebben plaatsgevonden.

  • 3.

    De aanvrager dient gedurende een periode van vijf jaar na de gereedmelding alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar te houden.

Artikel 29

Indien de gereedmelding betrekking heeft op een woning, standplaats of een woonwagen die door de eigenaar wordt bewoond, gaat de gereedmelding als bedoeld in artikel 27 in aanvulling op het gestelde in artikel 28 vergezeld van een bewijs van eigendom in de vorm van een afschrift van de akte als bedoeld in artikel 3:89 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 30

Het college bevestigt binnen twee weken de ontvangst van de gereedmelding als bedoeld in artikel 27 aan de subsidieontvanger.

Artikel 31
  • 1.

    Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van een gereedmelding als bedoeld in artikel 27 of de gereedmelding wordt ingediend bij het dagelijks bestuur.

  • 2.

    Het college kan een besluit als bedoeld in het eerste lid eenmaal met acht weken verdagen voor zover de controle op de juistheid van de gegevens daartoe aanleiding geeft.

Artikel 32

De indiening van de gereedmelding gaat vergezeld van een verklaring van het college dat voldaan is aan deze verordening.

Artikel 33

Indien de gereedmelding als bedoeld in artikel 27 betrekking heeft op een in Deventer of Zutphen gebouwde woning, standplaats of woonwagen of op voorzieningen, getroffen aan een woning of standplaats, gelegen in Deventer of Zutphen, dan zijn de artikelen 31 en 32 niet van toepassing.

Paragraaf 2.4 Vaststelling van subsidie

Artikel 34
  • 1.

    Een budgethouder neemt binnen acht weken na ontvangst van de gereedmelding als bedoeld in artikel 32 een besluit op de aanvraag tot vaststelling en betaling van subsidie.

  • 2.

    Wanneer artikel 33 van toepassing is neemt de budgethouder in afwijking van het eerste lid binnen dertien weken na ontvangst van een gereedmelding als bedoeld in artikel 27 een besluit op de aanvraag tot vaststelling en betaling van subsidie.

  • 3.

    Een budgethouder kan een besluit als bedoeld in het eerste of tweede lid eenmaal met vier weken verdagen voor zover de controle op de juistheid van de gegevens daartoe aanleiding geeft.

Artikel 35

Indien de gereedmelding betrekking heeft op een koopwoning, koopstandplaats of een koopwoonwagen, stemt de budgethouder in met de aanvraag als bedoeld in artikel 27 mits de woning, de standplaats of de woonwagen ten behoeve waarvan subsidie is verstrekt door de eigenaar wordt bewoond.

Artikel 36

Indien de budgethouder instemt met de aanvraag tot vaststelling en betaling stelt hij de subsidie vast overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:46 van de Awb.

Artikel 37
  • 1.

    De subsidie wordt betaald als bijdrage ineens, één jaar na de gereedkomingsdatum als genoemd in artikel 28, eerste lid, onder b.

  • 2.

    Een budgethouder kan in afwijking van het bepaalde in het eerste lid besluiten de subsidie en de daarbij verleende toeslag uit te betalen in twee of meer jaarlijkse termijnen.

  • 3.

    Indien met toepassing van het tweede lid wordt besloten de subsidie uit te betalen in twee jaarlijkse termijnen, dan zijn deze termijnen gelijk aan de helft van de verleende subsidie.

  • 4.

    Indien met toepassing van het tweede lid wordt besloten de subsidie uit te betalen in meer dan twee jaarlijkse termijnen, dan bedraagt de jaarlijkse termijn, met uitzondering van de laatste termijn, steeds 10 procent van de verleende subsidie. Onderdeel van de jaarlijkse termijn is dan een rentevergoeding voor de nog niet uitbetaalde subsidie. Het rentepercentage voor deze vergoeding is gelijk aan het op de datum van het verlenen van de subsidie geldende gemiddelde effectief rendement op staatsobligaties met een op die datum resterende looptijd van vijf tot acht jaar, verhoogd met 0,5 procent en vervolgens op 0,125 procent naar boven afgerond.

Paragraaf 2.5 Intrekking en wijziging van subsidie

Artikel 38

De intrekking en wijziging van de beschikking tot subsidieverlening en subsidievaststelling geschieden overeenkomstig afdeling 4.2.6 van de Awb.

Artikel 39

Een budgethouder voegt aan het budget het bedrag toe dat beschikbaar komt als gevolg van een intrekking van een besluit tot verlening van subsidie.

Paragraaf 2.6 Nadere bepalingen

Artikel 40
  • 1.

    Het dagelijks bestuur kan op een daartoe strekkende en gemotiveerde aanvraag van burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van de termijn genoemd in artikel 20. Een dergelijke aanvraag wordt vóór het verstrijken van de termijn bij het dagelijks bestuur ingediend.

  • 2.

    Indien het dagelijks bestuur een aanvraag als bedoeld in het eerste lid honoreert, geeft het een nieuwe termijn aan.

Artikel 41
  • 1.

    Het college kan op een daartoe strekkende en gemotiveerde aanvraag van de aanvrager dan wel de subsidieontvanger ontheffing verlenen van de termijnen genoemd in de artikelen 14, eerste lid, 24, sub b. en 27, derde lid. Een dergelijke aanvraag wordt vóór het verstrijken van de termijn bij het college ingediend.

  • 2.

    Indien het college een aanvraag als bedoeld in het eerste lid honoreren, geven zij een nieuwe termijn aan.

Artikel 42
  • 1.

    Het college van overleg als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de Regeling Regio Stedendriehoek dat belast is met de behartiging van het belang van de volkshuisvesting kan aan het dagelijks bestuur een advies uitbrengen betreffende de besteding van een volkshuisvestingsfonds.

  • 2.

    Een in het eerste lid bedoeld advies wordt vastgesteld door de leden van het in hetzelfde lid bedoelde college van overleg die de betrokken budgethouder vertegenwoordigen.

  • 3.

    Een in het eerste lid bedoeld advies bevat geen voorstellen tot een andere besteding van een volkshuisvestingsfonds dan in het belang van de volkshuisvesting.

  • 4.

    Uitsluitend nadat een in het eerste lid bedoeld advies hem heeft bereikt neemt het dagelijks bestuur een besluit over de besteding van een volkshuisvestingsfonds overeenkomstig dat advies.

Artikel 43

Het dagelijks bestuur kan voor de uitvoering van deze verordening nadere regels vaststellen.

Artikel 43a

De werking van artikel 4:24 van de Awb wordt uitgesloten.

HOOFDSTUK 3. BEPALINGEN PER SUBSIDIECATEGORIE

Paragraaf 3.1 Sociale huurwoningen

Artikel 44

Een budgethouder kan aan een toegelaten instelling subsidie verlenen voor het bouwen van een sociale huurwoning.

Artikel 45

Een budgethouder brengt aan aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 44 voor subsidie in aanmerking indien de huurprijs bij het gereedkomen van de woning,

  • a.

    die geschikt en bestemd is voor de huisvesting van een- en tweepersoonshuishoudens niet hoger is dan het bedrag, bedoeld in artikel 20, tweede lid, onder a. van de Wet toelating zorginstellingen, zoals die geldt op het tijdstip waarop de subsidie wordt verleend;

  • b.

    die geschikt en bestemd is voor de huisvesting van drie- en meerpersoons-huishoudens niet hoger is dan het bedrag, bedoeld in artikel 20, tweede lid, onder b. van de Wet toelating zorginstellingen, zoals die geldt op het tijdstip waarop de subsidie wordt verleend.

Artikel 46

De subsidie als bedoeld in artikel 44 bedraagt maximaal € 4.537,80.

Artikel 47
  • 1.

    Indien de woning bedoeld is om een naar prijsklasse zo gedifferentieerd mogelijke samenstelling van de woningvoorraad in de wijk of buurt te bereiken, kan een budgethouder een aanvraag om subsidie als genoemd in artikel 44 ook in aanmerking brengen voor een bereikbaarheidssubsidie, indien de huurprijs op de gereedkomingsdatum niet meer bedraagt dan

    • a.

      780,- als de subsidie wordt verleend in de periode van 1 januari 1998 tot 1 juli 1998;

    • b.

      805,- als de subsidie wordt verleend in de periode van 1 juli 1998 tot 1 juli 1999.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde bereikbaarheidssubsidie bedraagt maximaal 10.000,.

Artikel 48
  • 1.

    Indien locatiegebonden kostenverhogende factoren of de specifieke aard van het woningtype de bouwprijs van de woning beïnvloeden, kan een budgethouder ook subsidie verlenen ter tegemoetkoming in de extra bouwkosten.

  • 2.

    Indien naar het oordeel van het college maatregelen uit een oogpunt van duurzaam bouwen worden getroffen tot tenminste het niveau van het Nationaal Pakket Woningbouw kan een budgethouder extra subsidie verlenen tot een bedrag dat gelijk is aan het bedrag van de duurzame voorzieningen met een maximum van € 1.316,34.

  • 3.

    Indien toepassing wordt gegeven aan het tweede lid blijven de kosten die naar het oordeel van het college gemoeid zijn met de maatregelen voor duurzaam bouwen buiten de kosten van het verkrijgen in eigendom als bedoeld in artikel 1, sub n, respectievelijk buiten de kosten van ingrijpende voorzieningen als bedoeld in artikel 1, sub o.

Artikel 49
  • 1.

    Het college kan van de huurprijzen, genoemd in artikel 45 en artikel 47, eerste lid, afwijken indien de woning vijf of meer kamers zal hebben.

  • 2.

    Voor het bepalen van het aantal kamers als bedoeld in het eerste lid worden een afzonderlijke keuken en een afzonderlijke badkamer niet meegerekend.

Paragraaf 3.2 Middeldure huurwoningen

Artikel 50

Een budgethouder kan subsidie verlenen voor het bouwen van een middeldure huurwoning.

Artikel 51

Een budgethouder brengt een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 50 voor subsidie in aanmerking indien de huurprijs op de gereedkomingsdatum niet hoger is dan het bedrag, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a. van de Wet toelating zorginstellingen, zoals die geldt op het tijdstip waarop de subsidie wordt verleend.

Artikel 52

De subsidie als bedoeld in artikel 50 bedraagt maximaal € 2.268,90.

Artikel 53
  • 1.

    Indien locatiegebonden kostenverhogende factoren of de specifieke aard van het woningtype de bouwprijs van de woning beïnvloeden, kan een budgethouder ook subsidie verlenen ter tegemoetkoming in de extra bouwkosten.

  • 2.

    Indien naar het oordeel van het college maatregelen uit een oogpunt van duurzaam bouwen worden getroffen tot tenminste het niveau van het Nationaal Pakket Woningbouw kan een budgethouder extra subsidie verlenen tot een bedrag dat gelijk is aan het bedrag van de duurzame voorzieningen met een maximum van € 1.316,34.

  • 3.

    Indien toepassing wordt gegeven aan het tweede lid blijven de kosten die naar het oordeel van het college gemoeid zijn met de maatregelen voor duurzaam bouwen buiten de kosten van het verkrijgen in eigendom als bedoeld in artikel 1, sub n, respectievelijk buiten de kosten van ingrijpende voorzieningen als bedoeld in artikel 1, sub o.

Paragraaf 3.3 Sociale koopwoningen

Artikel 54

Een budgethouder kan aan een natuurlijke persoon die de woning als eigenaar zal bewonen en aan de aanvrager subsidie verlenen voor het bouwen van een sociale koopwoning.

Artikel 55

Een budgethouder brengt aan aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 54 voor subsidie in aanmerking, indien:

  • a.

    de kosten van het verkrijgen in eigendom van de woning niet hoger zijn dan het bedrag, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a van het Besluit woninggebonden subsidies 1995;

  • b.

    de aanvrager verklaart dat het aangaan van de koopovereenkomst of de koop en aanneemovereenkomst niet afhankelijk wordt gesteld van het tegen een meerprijs afnemen van voorzieningen, leveringen of diensten.

Artikel 56

De subsidie als bedoeld in artikel 54 bedraagt maximaal € 4.537,80.

Artikel 57
  • 1.

    Indien de woning is bedoeld om een naar prijsklasse zo gedifferentieerd mogelijke samenstelling van de woningvoorraad in de wijk of buurt te bereiken, kan een budgethouder de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 54 ook in aanmerking brengen voor een bereikbaarheidssubsidie.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde bereikbaarheidssubsidie bedraagt maximaal 10.000,.

Artikel 58
  • 1.

    Wanneer de som van de met toepassing van de artikelen 56 en 57 verleende subsidie € 2.268,90 of meer bedraagt verleent de budgethouder de subsidie onder voorwaarde dat de som van de inkomens van de eigena(a)r(en) en diens partner(s) niet meer bedraagt dan € 29.495,71.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder inkomen verstaan het belastbaar inkomen, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, genoten in het jaar dat vooraf gaat aan het jaar waarin de subsidie is verleend. Indien over dat kalenderjaar geen aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld, wordt onder inkomen verstaan het zuiver loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964.

  • 3.

    Voor de toepassing van het eerste lid laat de budgethouder een inkomen, dat voor de aanvang van bewoning structureel is komen te vervallen, buiten beschouwing;

  • 4.

    De gemeenteraad kan bij de vaststelling van het subsidiebeleid als bedoeld in artikel 6, eerste lid en het verdeelbesluit als bedoeld in artikel 7, eerste lid, de in het eerste lid bedoelde maximale som van de inkomens op een lager bedrag vaststellen.

Artikel 59
  • 1.

    Indien de som van de met toepassing van de artikelen 56 en 57 verleende subsidie € 4.537,80 of meer bedraagt verleent een budgethouder de subsidie onder voorwaarde dat in de overeenkomst tot het verkrijgen in eigendom is bepaald dat in de akte van levering van de woning of van de grond waarop de woning wordt gebouwd de bepaling wordt opgenomen dat de woningeigenaar die de woning niet gedurende 10 volle jaren te rekenen vanaf de aanvang van de bewoning bewoont, van de aan hem uitbetaalde subsidie aan de budgethouder terugbetaalt: tien procent indien hij de woning méér dan 9 jaar als eigenaar heeft bewoond, twintig procent indien hij de woning méér dan 8 jaar als eigenaar heeft bewoond, en zo vervolgens telkens tien procent meer voor elk vol jaar minder dat hij de woning als eigenaar heeft bewoond.

  • 2.

    Een budgethouder voegt de in verband met het tweede lid terugbetaalde subsidie toe aan de vrijvallende middelen.

Artikel 60
  • 1.

    Indien locatiegebonden kostenverhogende factoren of de specifieke aard van het woningtype de bouwprijs van de woning beïnvloeden, kan een budgethouder ook subsidie verlenen ter tegemoetkoming in de extra bouwkosten.

  • 2.

    Indien naar het oordeel van het college maatregelen uit een oogpunt van duurzaam bouwen worden getroffen tot tenminste het niveau van het Nationaal Pakket Woningbouw kan een budgethouder extra subsidie verlenen tot een bedrag dat gelijk is aan het bedrag van de duurzame voorzieningen met een maximum van 3.000,-.

  • 3.

    Indien toepassing wordt gegeven aan het tweede lid blijven de kosten die naar het oordeel van het college gemoeid zijn met de maatregelen voor duurzaam bouwen buiten de kosten van het verkrijgen in eigendom als bedoeld in artikel 1, sub n, respectievelijk buiten de kosten van ingrijpende voorzieningen als bedoeld in artikel 1, sub o.

Artikel 61

De subsidie als genoemd in de artikelen 56 en 57, tweede lid, wordt betaald aan de natuurlijke persoon die de woning als eigenaar zal bewonen; de subsidie als genoemd in artikel 60 wordt betaald aan de aanvrager.

Paragraaf 3.4 Middeldure koopwoningen

Artikel 62

Een budgethouder kan aan een natuurlijke persoon die de woning als eigenaar zal bewonen subsidie verlenen voor het bouwen van een middeldure koopwoning.

Artikel 63

Een budgethouder brengt een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 62 voor subsidie in aanmerking, indien:

  • a.

    de kosten van het verkrijgen in eigendom van de woning niet hoger zijn dan het laatstgenoemde bedrag in artikel 3, eerste lid, onderdeel b van het Besluit woninggebonden subsidies 1995;

  • b.

    de aanvrager verklaart dat het aangaan van de koopovereenkomst of de koop- en aanneemovereenkomst niet afhankelijk wordt gesteld van het tegen een meerprijs afnemen van voorzieningen, leveringen of diensten.

Artikel 64

De subsidie als genoemd in artikel 62 bedraagt maximaal € 2.268,90.

Artikel 65
  • 1.

    Indien locatiegebonden kostenverhogende factoren of de specifieke aard van het woningtype de bouwprijs van de woning beïnvloeden, kan een budgethouder ook subsidie verlenen ter tegemoetkoming in de extra bouwkosten.

  • 2.

    Indien naar het oordeel van het college maatregelen uit een oogpunt van duurzaam bouwen worden getroffen tot tenminste het niveau van het Nationaal Pakket Woningbouw kan een budgethouder extra subsidie verlenen tot een bedrag dat gelijk is aan het bedrag van de duurzame voorzieningen met een maximum van € 1.316,34.

  • 3.

    Indien toepassing wordt gegeven aan het tweede lid blijven de kosten die naar het oordeel van het college gemoeid zijn met de maatregelen voor duurzaam bouwen buiten de kosten van het verkrijgen in eigendom als bedoeld in artikel 1, sub n, respectievelijk buiten de kosten van ingrijpende voorzieningen als bedoeld in artikel 1, sub o.

Artikel 66

De subsidie als genoemd in artikel 64 wordt betaald aan de natuurlijke persoon die de woning als eigenaar zal bewonen; de subsidie als genoemd in artikel 65 wordt betaald aan de aanvrager.

Paragraaf 3.5 Ingrijpende voorzieningen aan woningen

Artikel 67

Een budgethouder kan aan degene die het treffen van ingrijpende voorzieningen aan een huurwoning betaalt subsidie verlenen voor het treffen van die voorzieningen.

Artikel 68

Een budgethouder brengt een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 67 voor subsidie in aanmerking, indien:

  • a.

    de bouw van de woningen is voltooid vóór 1 januari 1946;

  • b.

    de kosten van de voorzieningen aan de woning meer bedragen dan € 22.689,01;

  • c.

    de warmteweerstand van de gevel en het dak na het treffen van de voorzieningen gelijk is aan of hoger is dan

    1,3 m2.K/W, met inbegrip van de afwijkingsmogelijkheden, genoemd in artikel 27, derde lid, van het Besluit;

  • d.

    Een budgethouder brengt een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 67 voor subsidie in aanmerking, indien naar het oordeel van het college in voldoende mate overleg heeft plaatsgehad over het bouwplan met degene(n) die met de verhuurder van de woning(en) waarop het bouwplan betrekking heeft een huurovereenkomst heeft gesloten als bedoeld in artikel 7:201 van het Burgerlijk Wetboek, en/of met de hen vertegenwoordigende organisatie(s);

  • e.

    voor de woning waaraan de voorzieningen worden getroffen, geen gemeenteraadsbesluit tot onteigening dan wel tot ontbinding van de erfpachtsrechten is genomen.

Artikel 69

De subsidie als bedoeld in artikel 67 bedraagt maximaal € 8.621,82.

Artikel 70
  • 1.

    Indien locatiegebonden kostenverhogende factoren de kosten van de voorzieningen aan de woning beïnvloeden, kan een budgethouder ook subsidie verlenen ter tegemoetkoming in de extra bouwkosten.

  • 2.

    Indien naar het oordeel van het college maatregelen uit een oogpunt van duurzaam bouwen worden getroffen tot tenminste het niveau van het Nationaal Pakket Woningbouw kan een budgethouder extra subsidie verlenen tot een bedrag dat gelijk is aan het bedrag van de duurzame voorzieningen met een maximum van € 1.316,34.

  • 3.

    Indien toepassing wordt gegeven aan het tweede lid blijven de kosten die naar het oordeel van het college gemoeid zijn met de maatregelen voor duurzaam bouwen buiten de kosten van het verkrijgen in eigendom als bedoeld in artikel 1, sub n, respectievelijk buiten de kosten van ingrijpende voorzieningen als bedoeld in artikel 1, sub o.

  • 4.

    Aan het tweede lid wordt geen toepassing gegeven als voor het treffen van dezelfde voorzieningen een bijdrage is of wordt verkregen met toepassing van de Tijdelijke regeling duurzaam bouwen.

Paragraaf 3.6 Standplaatsen

Artikel 71

Een budgethouder kan subsidie verlenen voor het bouwen van een standplaats.

Artikel 72

Een budgethouder brengt een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 71 voor subsidie in aanmerking, indien door het bouwen van de standplaats in de onmiddellijke nabijheid van andere standplaatsen het aantal bijeen gelegen standplaatsen niet meer dan 15 zou komen te bedragen, tenzij met instemming van gedeputeerde staten daarvan wordt afgeweken.

Artikel 73

De subsidie als bedoeld in artikel 71 bedraagt maximaal

20.000,.

Artikel 74
  • 1.

    Indien locatiegebonden kostenverhogende factoren de bouwprijs van de standplaats beïnvloeden, kan een budgethouder ook subsidie verlenen ter tegemoetkoming in de extra bouwkosten.

  • 2.

    Indien naar het oordeel van het college maatregelen uit een oogpunt van duurzaam bouwen worden getroffen tot tenminste het niveau van het Nationaal Pakket Woningbouw kan een budgethouder extra subsidie verlenen tot een bedrag dat gelijk is aan het bedrag van de duurzame voorzieningen met een maximum van € 1.316,34.

  • 3.

    Indien toepassing wordt gegeven aan het tweede lid blijven de kosten die naar het oordeel van het college gemoeid zijn met de maatregelen voor duurzaam bouwen buiten de kosten van het verkrijgen in eigendom als bedoeld in artikel 1, sub n, respectievelijk buiten de kosten van ingrijpende voorzieningen als bedoeld in artikel 1, sub o.

Paragraaf 3.7 Woonwagens

Artikel 75

Een budgethouder kan subsidie verlenen voor het bouwen van een woonwagen.

Artikel 76

(vervallen)

Artikel 77

De subsidie als bedoeld in artikel 75 bedraagt maximaal € 6.806,70.

HOOFDSTUK 4. OVERGANGS EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 78
  • 1.

    Op aanvragen, waarop vóór 1 januari 1998 een bijdrage is verleend, blijven de bepalingen van de regeling op grond waarvan de bijdrage is verleend van toepassing.

  • 2.

    Op aanvragen, die na 31 december 1997 en vóór de inwerkingtreding van deze verordening bij het college zijn ingediend gelden de bepalingen van deze verordening.

Artikel 79
  • 1.

    Het college kan de uitvoering van bepalingen van deze verordening, voor zover die uitvoering tot hun bevoegdheid behoort, opdragen aan door hen aan te wijzen gemeenteambtenaren.

  • 2.

    In de besluiten van ambtenaren als bedoeld in het eerste lid wordt tot uitdrukking gebracht dat deze namens het dagelijks bestuur van de Regio Stedendriehoek zijn genomen.

Artikel 80
  • 1.

    Het dagelijks bestuur kan de uitvoering van bepalingen van deze verordening, voor zover die uitvoering tot hun bevoegdheid behoort, opdragen aan een commissie ex artikel 82 van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen of aan door hen aan te wijzen gemeente-ambtenaren en ambtenaren van het openbaar lichaam.

  • 2.

    In de besluiten van ambtenaren als bedoeld in het eerste lid wordt tot uitdrukking gebracht dat deze namens het dagelijks bestuur zijn genomen.

  • 3.

    Wanneer de uitvoering als bedoeld in het eerste lid wordt opgedragen aan gemeente-ambtenaren, is hiervoor de toestemming van het college van de betreffende gemeente(n) vereist.

Artikel 81

Indien vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze verordening naar het oordeel van het dagelijks bestuur zou leiden tot een onredelijke beslissing, kan het dagelijks bestuur afwijken van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 82
  • 1.

    Deze verordening wordt niet gewijzigd dan nadat over de uitvoering van deze verordening en het ontwerp door het dagelijks bestuur voorafgaand geraadpleegd zijn de gemeenteraden, de lokale toegelaten instellingen en andere naar het oordeel van het algemeen bestuur daarvoor in aanmerking komende natuurlijke en rechtspersonen, waaronder de plaatselijke woonconsumentenorganisaties.

  • 2.

    De raadpleging kan zowel mondeling als schriftelijk

    plaatsvinden.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur doet van deze raadpleging schriftelijk verslag aan het algemeen bestuur. Tevens geeft hij een reactie op de daarbij naar voren gebrachte argumenten.

Artikel 83

Deze verordening kan worden aangehaald als de Verordening woninggebonden subsidies regio Stedendriehoek 1996, zoals deze geldt met ingang van 1 januari 1998.

Artikel 84

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 1998 en werkt terug tot 1 januari 1998.