Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Kapelle

Besluit maatschappelijke ondersteuning

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKapelle
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit maatschappelijke ondersteuning
CiteertitelBesluit maatschappelijke ondersteuning
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet maatschappelijke ondersteuning

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201224-12-2014Onbekend

04-10-2011

Scheldepost, 12 oktober 2011

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING

Burgemeester en wethouders van de gemeente Kapelle;

overwegende dat de gemeenteraad van Kapelle bij besluit van 27 september 2011, nummer 2011/43, heeft vastgesteld de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Kapelle 2011;

dat de raad in voornoemde verordening heeft bepaald dat het college ter uitwerking van die verordening nadere regels dient te stellen in een Besluit maatschappelijke ondersteuning;

dat een concept van het Besluit maatschappelijke ondersteuning, met toepassing van de Inspraakverordening gemeente Kapelle, met ingang van 14 juli 2011 tot en met 24 augustus 2011 voor een ieder ter inzage heeft gelegen, waarbij gedurende deze periode een ieder in de gelegenheid is gesteld schriftelijk of mondeling zijn zienswijze kenbaar te maken;

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning van 29 juni 2006, Staatsblad 2006, nummer 351, en de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Kapelle 2011;

b e s l u i t e n :

vast te stellen het navolgende

BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING

Artikel 1. Bedrag persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden

  • 1.

    Voor de vaststelling van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt een bedrag per uur vastgesteld.

  • 2.

    Het bedrag genoemd onder 1 is vastgesteld op € 14,60 per uur voor hulp bij het huishouden van categorie 1.

  • 3.

    Het bedrag genoemd onder 1 is vastgesteld op € 17,60 per uur voor hulp bij het huishouden van categorie 2 of huishoudelijke zorg.

  • 4.

    Het bedrag genoemd onder 1 is vastgesteld op € 16,20 per uur voor hulp bij het huishouden van een PGB-A of huishoudelijke hulp.

Artikel 2. Vaststelling persoonsgebonden budget voor een zaak

De bedragen voor een persoonsgebonden budget voor een zaak, worden bepaald als tegenwaarde van de zaak die de aanvrager op dat moment ontvangen zou hebben als de zaak in natura zou zijn verstrekt.

Artikel 3. Financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget woonvoorziening

  • 1.

    De financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

  • 2.

    Een financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening, wordt slechts verleend indien in de financiering van het eigen aandeel wordt voorzien.

Artikel 4. Persoonsgebonden budget sportrolstoel

  • 1.

    Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget.

  • 2.

    Het bedrag van het persoonsgebonden budget genoemd onder 1 bedraagt € 2.700,-- welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

  • 3.

    Lid 1 en 2 zijn ook van toepassing voor andere sportvoorzieningen ten behoeve van het ontmoeten van medemensen en het deelnemen aan recreatieve activiteiten, waarbij het onder 2 genoemde bedrag de maximale tegemoetkoming is voor een periode van 3 jaar.

Artikel 5. Beperkingen keuzevrijheid

  • 1.

    Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

    • a.

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

    • b.

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat er op het moment van indiening van de aanvraag sprake is van een verslavingsproblematiek.

    • c.

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat er op het moment van indiening van de aanvraag sprake is van een schuldenproblematiek.

  • 2.

    Verstrekking van een voorziening in natura vindt niet plaats indien de aanvrager de levering dan wel het onderhouden van de voorziening door zijn gedrag onmogelijk maakt.

Artikel 6. Verantwoording persoonsgebonden budget

  • 1.

    De aanschaf of inhuur van een compenserende voorziening met een persoonsgebonden budget moet aan de hand van verifieerbare documenten worden aangetoond.

  • 2.

    De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt in alle gevallen plaats na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van elk kalenderjaar.

Artikel 7. Verhuiskostenvergoeding

Het bedrag voor een verhuiskostenvergoeding zoals bedoeld in artikel 10 lid 5 van de verordening bedraagt € 2.625,--.

Artikel 8. Bezoekbaar maken van tweede woning

  • 1.

    Indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling, kan een woonvoorziening worden getroffen voor het bezoekbaar maken van één woonruimte

  • 2.

    De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • 3.

    De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte tot een bedrag van maximaal € 2.625,--.

  • 4.

    Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan het middels een woonvoorziening bewerkstelligen dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken.

Artikel 9. Vervanging stoffering

  • 1.

    Bij het vaststellen van de financiële tegemoetkoming voor de vergoeding van rolstoelvloerbedekking of sanering in de woning in verband met chronische aspecifieke respiratoire aandoeningen, wordt rekening gehouden met de reeds verlopen afschrijvingsperiode van de te vervangen voorzieningen.

  • 2.

    De financiële tegemoetkoming zoals bedoeld onder 1 bedraagt:

    • a.

      De vergoeding bedraagt 100% indien het artikel niet ouder is dan twee jaar;

    • b.

      De vergoeding bedraagt 75% indien het artikel tussen de twee en vier jaar oud is;

    • c.

      De vergoeding bedraagt 50% indien het artikel tussen de vier en zes jaar oud is;

    • d.

      De vergoeding bedraagt 25% indien het artikel tussen de zes en acht jaar oud is.

  • 3.

    Indien de te vervangen voorziening ouder is dan 8 jaar wordt deze als afgeschreven beschouwd en wordt geen financiële tegemoetkoming verleend.

Artikel 10. Uitraasruimte

De vergoeding van een uitraasruimte bedraagt ten hoogste € € 2.625,--.

Artikel 11. Dubbele woonlasten

  • 1.

    Een financiële tegemoetkoming in de kosten die verband houden met tijdelijke woonruimte wordt alleen verleend indien de gehandicapte redelijkerwijs niet had kunnen voorkomen dat hij voor dubbele woonlasten zou komen te staan en voor een periode van maximaal zes maanden.

  • 2.

    De financiële tegemoetkoming is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten met een maximum van € 525,-- per maand voor het betrekken van zelfstandige woonruimte en het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte. Voor het betrekken van niet-zelfstandige woonruimte geldt het bedrag van de werkelijk gemaakte kosten met een maximum van € 275,-- per maand.

Artikel 12. Huurderving

  • 1.

    Als een woningeigenaar op verzoek van de gemeente een voor een gehandicapte geschikte woonruimte vrijhoudt, wordt een financiële tegemoetkoming verleend aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal 6 maanden.

  • 2.

    De eerste volledige maand huurderving komt niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking.

  • 3.

    De financiële tegemoetkoming bedraagt maximaal de kale huurprijs.

Artikel 13. Verwijderen woonvoorzieningen

Burgemeester en wethouders verlenen alleen een financiële tegemoetkoming in de kosten van het verwijderen van voorzieningen indien:

  • a.

    de woning langer dan zes maanden leeg staat, tenzij:

  • b.

    bekend is dat binnen een periode van zes maanden na het verstrijken van de termijn genoemd onder a. een gehandicapte in aanmerking voor de woning zal komen; of

  • c.

    de aanpassingen zo specifiek zijn dat het door de aanwezigheid van de voorzieningen niet mogelijk is om de woning aan een niet-gehandicapte te verhuren.

Artikel 14. Kilometer- en inkomensgrens vervoersvoorzieningen

  • 1.

    De kilometergrens zoals bedoeld in artikel 15 lid 1 van de Verordening is gelijk aan 2.000 km per jaar.

  • 2.

    De inkomensgrens zoals bedoeld in artikel 15 lid 4 van de Verordening is gelijk aan 150% van het van toepassing zijnde sociaal minimum.

Artikel 15. Financiële tegemoetkomingen voor vervoer

  • 1.

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een (eigen) auto of taxi bedraagt € 1.100,--.

  • 2.

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een bruikleenauto bedraagt € 725,--.

  • 3.

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt € 1.650,--.

  • 4.

    Voor kinderen gelden ten aanzien van het in lid 1 genoemde normbedrag de volgende percentages:

    • a.

      tot en met 11 jaar : 50% van het volledige normbedrag

    • b.

      van 12 tot 15 jaar : 75% van het volledige normbedrag

    • c.

      vanaf 15 jaar : 100% van het volledige normbedrag

  • 5.

    De financiële tegemoetkoming voor medisch noodzakelijke begeleiding tijdens het vervoer bedraagt 1/3 deel van de onder 1,2 en 3 genoemde normbedragen.

Artikel 16. Betaling collectief vervoer

Met betrekking tot de collectieve vervoersvoorziening zoals bedoeld in artikel 15 lid 5 van de verordening is bepaald dat:

  • a.

    de ondersteuningsvrager een betaling verschuldigd is voor het vervoer met het collectief vervoer, waarbij het tarief gebaseerd is op het reizigerstarief van het openbaar vervoer.

  • b.

    de betaling van de ondersteuningsaanvrager door de vervoerder in ontvangst wordt genomen, in naam en voor rekening van de gemeente die het vervoer aanbiedt.

Artikel 17. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.

Kapelle, 20 december 2011.

Burgemeester en wethouders van Kapelle,

De secretaris, De burgemeester,

mevrouw ir. M. Quapp mr. A.B. Stapelkamp