Organisatie | Etten-Leur |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Maatschappelijke participatie voor schoolgaande kinderen WWB 2012 gemeente Etten-Leur |
Citeertitel | Verordening Maatschappelijke participatie voor schoolgaande kinderen WWB 2012 gemeente Etten-Leur |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Maatschappelijke zorg |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-05-2012 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 24-04-2012 Etten-Leurse Bode, 20 mei 2012 | Afdeling SL |
De raad van de gemeente Etten-Leur,
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Etten-Leur d.d. 20 maart 2012 met overneming van de daarin vermelde motieven;
gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel g, artikel 8, tweede lid, onderdeel d van de Wet werk en bijstand en artikel 35, vijfde lid van de Wet werk en bijstand;
overwegende dat de gemeente bij verordening regels dient te stellen m.b.t. het verlenen van categoriale bijzondere bijstand voor de kosten van maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen;
vast te stellen “Verordening Maatschappelijke participatie voor schoolgaande kinderen WWB 2012 gemeente Etten-Leur”.
Doelstelling is via categoriale bijzondere bijstand het terugdringen van het aantal schoolgaande kinderen dat belemmeringen ondervindt in de maatschappelijke participatie door de financiële positie van hun ouders. In Etten-Leur betekent maatschappelijke participatie het meedoen aan activiteiten met een sportief, educatief, sociaal dan wel cultureel karakter.
De bedragen worden elk jaar per 1 januari aangepast met een percentage dat overeenkomt met het procentuele verschil tussen de gezinsnorm bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de wet per 1 januari van dat jaar en de gezinsnorm van het daaraan voorafgaande jaar. De bedragen worden op hele euro’s naar boven afgerond.
Artikel 5 Maatschappelijke participatie in andere regeling
Voor zover in een andere gemeentelijke regeling reeds is voorzien in een wettelijke grondslag voor ondersteuning van maatschappelijke participatie, wordt die regeling geacht mede uitvoering te geven aan de opdracht bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g van de wet.
Aldus besloten in de openbare raadsvergadering
van
De raad voornoemd.
De griffier, De voorzitter,
drs. W.C.M. Voeten. Mw. H. van Rijnbach-de Groot.
Toelichting Verordening Maatschappelijke participatie voor schoolgaande kinderen WWB 2012 gemeente Etten-Leur.
In de motie Blanksma-Spekman c.s. heeft de Tweede Kamer de regering gevraagd om gemeenten financieel af te rekenen door een korting op de algemene uitkering uit het gemeentefonds, als die onvoldoende bijdragen aan de rijksdoelstelling om het aantal kinderen uit arme gezinnen dat vanwege financiële redenen maatschappelijk niet meedoet, met de helft terug te dringen. Bij de uitvoering van deze motie heeft de regering gekozen voor een uitwerking die recht doet aan het uiteindelijke doel van de motie, namelijk in de Wet werk en bijstand gemeenteraden voor te schrijven dat zij gehouden zijn een verordening op te stellen met betrekking tot het verlenen van categoriale bijzondere bijstand voor de kosten in verband met maatschappelijke participatie van ten laste komende kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen. Voorts dient invulling te worden gegeven aan het begrip maatschappelijke participatie.
Deze vorm van categoriale bijzondere bijstand wordt alleen verstrekt aan gezinnen met een inkomen van maximaal 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.
Kinderen moeten in hun kansen en mogelijkheden op ontwikkeling niet worden belemmerd door de slechte financiële positie van hun ouders. Maatschappelijke participatie van een kind is van groot belang met het oog op zijn of haar kansen op een zelfredzame toekomst.
De wetgever beoogt inkomensondersteuning rechtstreeks aan zoveel mogelijk minderjarige kinderen van de doelgroep ten goede te laten komen en vindt het daarom wenselijk dat de categoriale bijzondere bijstand aan deze groep in natura en niet als geldbedrag wordt verleend. Als verstrekking in natura naar het oordeel van het college leidt tot een ondoelmatige uitvoering hiervan, kan gekozen worden voor een andere vorm. Dit is vastgelegd in artikel 48 lid 4 WWB.
Door deze mogelijkheid te bieden om op andere wijze te bewerkstelligen dat een kind deel kan nemen aan noodzakelijke activiteiten, wil de regering tot uitdrukking brengen dat gemeenten de doeltreffendheid de doorslag kunnen laten geven. De regering voorziet dat gemeenten aldus geen belemmeringen zouden moeten ervaren om voorzieningen te treffen gericht op maatschappelijke participatie en ontwikkeling van kinderen.
Gelet op de vele soorten van activiteiten die onder het begrip van maatschappelijke participatie kunnen worden geschaard, de waarde van de verstrekking in natura uitgedrukt in geld, mogelijke stigmatisering van de doelgroep, alsmede de uitvoeringskosten in ogenschouw genomen, leidt verstrekking in natura tot een ondoelmatige uitvoering van de regeling. Daarom zal bij de uitwerking in de beleidsregels gekozen worden voor een geldelijke bijdrage.
Een categoriale voorziening impliceert niet dat ambtshalve de bijdrage wordt verstrekt. Er moet nog steeds een aanvraag ingediend worden, maar de beoordeling hiervan is veel eenvoudiger. Er behoeft alleen getoetst te worden of de persoon behoort tot de categorie die in de wet is omschreven, dus zonder na te gaan of de kosten waarvoor die bijstand wordt verleend in het geval van aanvrager daadwerkelijk noodzakelijk en gemaakt zijn.
Deze verordening krijgt op voorhand geen structureel karakter. De effecten van de verordeningsplicht op de participatie van de betreffende doelgroep worden na twee jaar door het rijk geëvalueerd. Vervolgens vindt een beoordeling plaats of het wel of niet wenselijk is om structureel te blijven verplichten om op het beleidsterrein van participatie van kinderen, regels in een verordening vast te leggen en is er een afwegingsmoment om te bezien hoe hiermee verder moet worden omgegaan.
Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de WWB, Awb of de Gemeentewet niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van de betreffende definities in de wetten ook de Verordening moeten worden gewijzigd.
Hiermee is doel en strekking van de regeling verwoord. Uitsluitend kosten in verband met maatschappelijke participatie komen in aanmerking voor bijstandsverlening op grond van deze verordening.
In artikel 3 zijn de algemene voorwaarden opgenomen om in aanmerking te komen deze categoriale bijstand. Het betreft schoolgaande kinderen die behoren tot gezinnen waarvan het netto maandinkomen niet hoger is dan maximaal 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm alsmede niet beschikt over in aanmerking te nemen vermogen.
Omdat de uitvoering van het verstrekken van categoriale bijzondere bijstand is opgedragen aan het college worden ten behoeve van de uitvoering nadere beleidsregels gesteld. Deze beleidsregels dienen als handvat voor de uitvoering. De beleidsregels bevatten in ieder geval een richtsnoer van de te verstrekken kosten en de hoogte van de bijzondere bijstand.
In lid 3 is een indexeringsbepaling opgenomen.
Artikel 5 Maatschappelijke participatie in andere regeling
Ondersteuning van maatschappelijke participatie kan ook door het creëren van regelingen of voorzieningen buiten de WWB om. De huidige Verordening voorzieningen maatschappelijke participatie 2010 gemeente Etten-Leur is gebaseerd op artikel 149 van de Gemeentewet.
Een dergelijke regeling wordt aangemerkt als een regeling waarmee uitvoering wordt gegeven aan de opdracht van de WWB.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening. Afwijken kan alleen ten gunste en nooit ten nadele. Verder is met nadruk gemeld: in bijzondere gevallen. Het gebruik maken van deze hardheidsclausule moet beschouwd worden als een uitzondering en niet als regel. In de rapportage en in de beschikking moet duidelijke aangegeven worden waarom in een bepaalde situatie van de verordening wordt afgeweken.