Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deventer

Verordening voor het verlenen van ontheffingen “Toegankelijkheid autovrije gebied binnenstad Deventer 2004”

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDeventer
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening voor het verlenen van ontheffingen “Toegankelijkheid autovrije gebied binnenstad Deventer 2004”
CiteertitelVerordening ontheffingen berijden autovrije gebied binnenstad Deventer 2004
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp10.4

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200502-07-2015Onbekend

22-11-2004

Gemeenteblad, 2004-11-24

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening voor het verlenen van ontheffingen “Toegankelijkheid autovrije gebied binnenstad Deventer 2004”

 

De raad van de gemeente Deventer;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 oktober 2004;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

Gelet op artikel 87 Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990;

BESLUIT

Vast te stellen de:

Verordening voor het verlenen van ontheffingen “Toegankelijkheid autovrije gebied binnenstad Deventer 2004”.

 

  • -

     

     

    Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

     

Artikel 1 Begripsomschrijvingen
  • In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      RVV 1990 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

    • b.

      het college: het college van burgemeester en wethouders;

    • c.

      brommobiel: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

    • d.

      motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

    • e.

      houder van een

      motorvoertuig: degene die naar de omstandigheden als houder van een motorvoertuig moet worden beschouwd, met dien verstande, dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet aangehouden register van opgegeven kentekens, als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van de aanvraag in het register was ingeschreven, dan wel degene die met schriftelijke bewijsstukken kan aantonen dat het motorvoertuig op het moment van de aanvraag nog voor tenminste drie maanden aan hem ter beschikking is gesteld door een instantie die is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken;

    • f.

      parkeren gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een Motor-voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk laden en lossen van goederen;

    • g.

      ontheffing ontheffing als bedoeld in artikel 87 van het RVV 1990 van het verbod, om met een nader aangeduid motorvoertuig of brommobiel, het voetgangers-gebied te berijden;

    • h.

      houder van de

      ontheffing: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie ontheffing is verleend;

    i voetgangersgebied: de zone in de binnenstad van Deventer aangegeven met borden G7 en C 12 van het RVV 1990, welke zone bij besluit(en) van het college is (zijn) aangewezen.

    • j.

      eigen parkeerplaats: een parkeergelegenheid, gelegen in het voetgangersgebied, die ter beschik-king staat aan de houder van een motorvoertuig krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht;

    • l.

      onderneming: een organisatorisch zelfstandige eenheid die gericht is op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten;

    • m.

      incidentele ontheffing: een ontheffing voor een dag, een week of een maand voor noodzakelijke ritten, die verband houden met verhuis-, installatie-, (ver)bouw, sloop- en onderhoudswerkzaamheden;

    • n.

      vaste ontheffing: ontheffing met een geldigheidsduur van maximaal 12 maanden;

    • o.

      werkdag: maandag tot en met zaterdag;

    • p.

      expeditietijden: de door het college bij besluit vastgestelde (venster)tijden, gedurende welke het voetgangersgebied toegankelijk is voor expeditieverkeer en bewoners/ ondernemers in het gebied;

    • q.

      kentekenbewijs: document waarop de kentekens staan aangetekend van het motorvoertuig of de brommobiel, ten aanzien waarvan ontheffing wordt gevraagd van het verbod om het voetgangersgebied te berijden;

    • r.

      taxi-onderneming: een erkend bedrijf, dat na afspraak en tegen betaling, zorgt voor personenvervoer.

    • s.

      CROW-lijsten lijsten opgesteld door het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek.

Artikel 2 Nadere regels
  • Het college is bevoegd nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in deze verordening.

Artikel 3 Voorschriften beperkingen
    • 1.

      Het college kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een krachtens deze verordening verleende ontheffing.

    • 2.

      Degene aan wie krachtens deze verordening ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen in acht te nemen.

     

    Hoofdstuk 2 Bepalingen over het aanvragen en verlenen van een ontheffing

     

    Paragraaf 1 Algemene bepalingen

     

Artikel 4 Ontheffing
    • 1.

      Het college kan op aanvraag een ontheffing verlenen voor het berijden van en het parkeren in het voetgangersgebied.

    • 2.

      In de aanvraag voor een ontheffing dient in ieder geval te worden vermeld:

    • a.

      de aantoonbare noodzaak van de ontheffing;

    • b.

      de onbereikbaarheid van bepaalde locaties op een andere wijze;

    • c.

      een ondernemer dient aan te tonen dat er sprake is van een onevenredig zwaar (economisch) nadeel indien de ontheffing niet verleend zou wordt.

    • 3.

      Bij de aanvraag van een ontheffing dienen afschriften van gegevens en bescheiden te worden overgelegd die blijkens onderstaand schema voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn.

    Soort aanvraag

    In te dienen gegevens en bescheiden

    Aanvraag vaste ontheffing van een bewoner, woonachtig in het voetgangersgebied die beschikt over een eigen parkeerplaats

    a.een bewijs van eigendom of van het huren van een pand dat is gelegen in het voetgangersgebied;

    b.een bewijs van eigendom of van het huren van een parkeerplaats die is gelegen in het voetgangersgebied;

    c.een kentekenbewijs of een verklaring van de houder van het motorvoertuig c.q. de brommobiel.

    Aanvraag vaste ontheffing van een bewoner, woonachtig in het voetgangersgebied, die niet beschikt over een eigen parkeerplaats

    a.een bewijs van eigendom of van het huren van een pand dat is gelegen in het voetgangersgebied;

    b.een kentekenbewijs of een verklaring van de houder van het motorvoertuig c.q. de brommobiel.

    Aanvraag vaste ontheffing van een onderneming of instelling die is gevestigd in het voetgangersgebied en die beschikt over een eigen parkeerplaats

    a.een bewijs van eigendom of van het huren van een pand dat is gelegen in het voetgangersgebied;

    b.een bewijs van eigendom of van het huren van een parkeerplaats die is gelegen in het voetgangersgebied;

    c.een inschrijving in het Handelsregister;

    d.een kentekenbewijs of een verklaring van de houder van het motorvoertuig, alsmede, uitsluitend indien de aanvraag is ingediend ten behoeve van een werknemer, in dienst bij de onderneming of instelling;

    e.een werkgeversverklaring.

    Aanvraag vaste ontheffing van een onderneming of instelling die is gevestigd in het voetgangersgebied en die niet beschikt over een eigen parkeerplaats

    a.een bewijs van eigendom of van het huren van een pand dat is gelegen in het voetgangersgebied;

    b.een inschrijving in het Handelsregister;

    c.een kentekenbewijs of een verklaring van de houder van het motorvoertuig.

    Aanvraag vaste ontheffing voor bijzondere situaties

    a.een kentekenbewijs of een verklaring van de houder van het motorvoertuig;

    b.werkopdrachten of opdrachtbonnen waaruit blijkt dat het berijden van het voetgangersgebied nodig is vanwege een bijzondere situatie als bedoeld in artikel 6, eerste lid;

    c.andere gegevens en bescheiden die van belang zijn voor de beslissing op de aanvraag.

Artikel 5 Vaste ontheffingen voor bewoners, ondernemers of instellingen in het voetgangersgebied
    • 1.

      Het college kan aan een bewoner, die:

    • a.

      op het aangegeven adres in het voetgangersgebied staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie, en:

    • b.

      beschikt over een eigen dan wel gehuurde parkeerplaats in het voetgangersgebied, en:

    • c.

      eigenaar of houder is van het motorvoertuig of de brommobiel waarvoor de aanvraag is ingediend, een vaste ontheffing verlenen voor het berijden van het voetgangersgebied buiten expeditietijden, om naar de eigen parkeerplaats te rijden.

    • 2.

      Het college kan aan een onderneming of instelling die:

    • a.

      is gevestigd in het voetgangersgebied, en:

    • b.

      beschikt over een eigen dan wel gehuurde parkeerplaats in het voetgangersgebied, en:

    • c.

      eigenaar of houder is van het motorvoertuig waarvoor de aanvraag is ingediend, een vaste onthef-fing verlenen voor het berijden van het voetgangersgebied buiten expeditietijden, om naar de eigen parkeerplaats te rijden.

    • 3.

      De in het eerste en tweede lid bedoelde ontheffing geldt slechts voor de kortste route en geldt uitdrukkelijk niet voor het parkeren in het voetgangersgebied, met uitzondering van de eigen parkeerplaats.

    • 4.

      De in het tweede lid bedoelde ontheffing kan worden verleend ten behoeve van een werknemer, in dienst van de onderneming of instelling.

    • 5.

      Indien de bewoner, de onderneming of instelling niet beschikt over een eigen parkeerplaats kan het college indien noodzakelijk voor het laden en lossen, een vaste ontheffing verstrekken voor het rijden, laden en lossen in het voetgangersgebied op werkdagen tussen 18:00 en 23.00 uur (en bewoners tot 11.00 uur de volgende ochtend).

    • 6.

      Een ontheffing als bedoeld in lid 5 wordt verleend met dien verstande dat op koopavonden het rijden, laden en lossen in het voetgangersgebied slechts wordt toegestaan tussen 21:00 en 23:00 uur. Op marktdagen en tijdens evenementen mag het rijden, laden en lossen in het voetgangersgebied alleen met ontheffing plaatsvinden.

Artikel 6 Vaste ontheffingen voor bijzondere situaties
    • 1.

      Het college kan aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig een vaste ontheffing verlenen voor het berijden van het voetgangersgebied buiten expeditietijden, indien is aangetoond dat er sprake is van één of meerdere van de volgende bijzondere gevallen:

      • a.

        aan specifieke tijdstippen gebonden logistieke handelingen die verband houden met een bepaald bedrijfsproces, waarbij geen rekening wordt gehouden met de privé-omstandigheden van de aanvrager;

      • b.

        noodzakelijke ritten, die verband houden met veiligheid, hygiëne en volksgezondheid, inclusief ritten van taxiondernemingen;

      • c.

        noodzakelijke ritten, die verband houden met het verhelpen van storingen;

      • d.

        noodzakelijke ritten, die verband houden met langdurige bouw- en onderhoudswerkzaamheden;

      • e.

        noodzakelijke ritten, die verband houden met de dienstregeling van de centrumbus;

        en voorts is aangetoond dat het vervoer van de goederen (of personen):

      • f.

        niet binnen expeditietijden kan plaatsvinden, en:

      • g.

        niet op andere wijze dan met een motorvoertuig kan plaatsvinden, en:

      • h.

        niet binnen de mogelijkheden van de reeds verleende ontheffing(en) kan plaatsvinden.

    • 2.

      Het college kan aan een aanvrager die voldoet aan de in het eerste lid gestelde eisen, maar geen eigenaar of houder is van het motorvoertuig waarvoor de aanvraag is ingediend, een ontheffing verlenen op naam en adres van een onderneming of instelling, indien aanvrager aantoont dat er sprake is van een bedrijfsproces waardoor de expeditieactiviteiten niet uitsluitend met één en hetzelfde motorvoertuig kunnen plaatsvinden.

Artikel 7 CROW-lijsten
    • 1.

      Het college toetst de aanvragen genoemd onder de artikelen 5 en 6 tevens op basis van de rode-, groene- en grijze- lijsten van het CROW.

    • 2.

      Aan de hand van deze richting gevende lijsten wordt beoordeeld of bedrijven wel of niet binnen expeditietijden bevoorraad kunnen worden.

Artikel 8 Incidentele ontheffing
    • 1.

      Het college kan aan een aanvrager een incidentele ontheffing voor een dag, een week of een maand verlenen voor het rijden, laden en lossen in het voetgangersgebied buiten expeditietijden, indien:

    • a.

      een aanvrager aantoont dat hij/zij verhuis-, (ver)bouw-, installatie- of reparatiewerkzaamheden in het voetgangersgebied moet uitvoeren, die meer dan één werkdag in beslag nemen, en:

    • b.

      de goederen, materialen en gereedschappen niet binnen expeditietijden vervoerd kunnen worden, en:

    • c.

      de goederen niet op andere wijze dan met een motorvoertuig kunnen worden vervoerd.

    • d.

      er een evenement wordt gehouden in het voetgangersgebied, waarbij aanvrager aantoont dat het noodzakelijk is met het motorvoertuig het voetgangersgebied te berijden buiten expeditietijden en waarvoor een evenementenvergunning is verleend;

    • 2.

      Een incidentele ontheffing voor een dag of een week wordt niet vaker dan drie keer per maand aan één natuurlijke of rechtspersoon verstrekt.

    • 3.

      Een incidentele ontheffing voor een maand wordt maximaal twee keer per jaar verleend aan een natuurlijke of rechtspersoon.

Artikel 9 Parkeren in het voetgangersgebied
    • 1.

      Het college kan een ontheffing als bedoeld in de artikelen 5, 6 en 8 van deze verordening uitbreiden met een ontheffing voor het parkeren in het voetgangersgebied, indien aanvrager bovendien aantoont, dat:

    • a.

      de nabijheid van het motorvoertuig noodzakelijk is voor de uitvoering van de werkzaamheden, of:

    • b.

      in redelijkheid niet kan worden verlangd, dat de in het motorvoertuig aanwezige gereedschappen en/of materialen worden uitgeladen.

Artikel 10 Termijn van beslissing op aanvraag voor verlening ontheffing
    • 1.

      Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag voor een vaste ontheffing.

    • 2.

      De in het eerste lid genoemde termijn kan met ten hoogste acht weken worden verlengd, mits het college de aanvrager daarvan in kennis stelt binnen de in het eerste lid genoemde termijn.

    • 3.

      Op een aanvraag om een incidentele ontheffing wordt op de dag van indiening van de aanvraag beslist.

Artikel 11 Inhoud ontheffing
    • 1.

      Indien een ontheffing wordt verleend, wordt daarin in ieder geval bepaald:

    • a.

      de periode waarin, de dag of dagen van de week en de tijden van de dag of dagen waarop de ontheffing geldt;

    • b.

      de bedrijfsnaam, de naam van de ontheffinghouder en het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de ontheffing is verleend.

    • 2.

      Een ontheffing is niet overdraagbaar.

    • 3.

      Een vaste ontheffing wordt verleend voor de periode van ten hoogste één jaar, tenzij anders op de ontheffing is aangegeven.

Artikel 12 Verlening ontheffing
    • 1.

      Een vaste ontheffing wordt zonder schriftelijke opzegging automatisch verlengd voor een periode van ten hoogste één jaar, tenzij het college tenminste 12 weken voor het verstrijken van de termijn schriftelijk te kennen heeft gegeven, dat de houder van de ontheffing een nieuwe aanvraag moet indienen.

    • 2.

      Een incidentele ontheffing kan op een daartoe strekkend verzoek van de houder van de ontheffing worden verlengd, indien zulks naar het oordeel van het college noodzakelijk is.

     

    Hoofdstuk 3 Weigering, intrekking en wijziging van de ontheffing

     

Artikel 13 Weigeringsgronden
  • Het college kan de ontheffing weigeren indien:

    • a.

      een ontheffing van de aanvrager in de twee jaren voorafgaande aan de beslissing op de aanvraag wegens het handelen in strijd met de ontheffingvoorschriften en –beperkingen is ingetrokken;

    • b.

      de aanvrager in de twee voorafgaande jaren aan de beslissing op de aanvraag gebruik heeft gemaakt van een vervalsing of onrechtmatige kopie van de ontheffing.

Artikel 14 Intrekkings- en wijzigingsgronden
  • Het college kan de ontheffing intrekken of wijzigen:

    • a.

      op aanvraag van de houder van de ontheffing;

    • b.

      wanneer de houder van de ontheffing het voetgangersgebied metterwoon verlaat of de aldaar gevestigde onderneming of instelling beëindigt;

    • c.

      wanneer zich een wijziging voordoet in één van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de ontheffing;

    • d.

      indien blijkt dat bij de aanvraag van een ontheffing onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • e.

      wanneer de houder van de ontheffing de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften en beperkingen niet of niet behoorlijk nakomt.

Artikel 15 Hardheidsclausule
  • Het college is bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar zijn oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager van de ontheffing af te wijken van deze verordening.

     

    Hoofdstuk 4 Slot- en overgangsbepalingen

     

Artikel 16 Overgangsbepalingen
    • 1.

      Ontheffingen verleend krachtens artikel 87 RVV op basis van de “beleidsnota hoofdlijnen ontheffingenbeleid kernwinkelgebied” blijven – indien en voor zover het gebod of verbod waarop de onthef-fing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening – van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

    • 2.

      Voorschriften en beperkingen opgelegd op basis van de reeds verleende ontheffingen, genoemd in artikel 1 blijven – indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze verplichtingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening – van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn opgelegd is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

    • 3.

      Ontheffingen bedoeld in het eerste lid en verplichtingen bedoeld in het tweede lid worden geacht ontheffingen en verplichtingen in de zin van deze verordening te zijn.

    • 4.

      Indien v??r het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een artikel 87 RVV- aanvraag voor een ontheffing op basis van de “Nota hoofdlijnen ontheffingenbeleid kernwinkelgebied” is ingediend en v??r het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 17 Inwerkingtreding
  • Deze verordening treedt in werking zes weken na de datum van bekendmaking in het Gemeenteblad.

Artikel 18 Citeertitel
  • -

    Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening ontheffingen berijden autovrije gebied binnenstad Deventer 2004”.

    Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Deventer op 22 november 2004.

    De raad voornoemd,

    de griffier, de voorzitter,

    drs. A.G.M. Dashorst drs. J. van Lidth de Jeude

     

    Toelichting

    Algemeen

    Deze verordening is een algemeen verbindend voorschrift als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De op basis van deze verordening te nemen individuele besluiten ten aanzien van het al dan niet verlenen of intrekken van ontheffingen zijn beschikkingen, waarvoor de regels van de Awb gelden.

    Ontheffingverlening

    Artikel 87 van het RVV 1990 meldt dat van artikel 10 van het RVV 1990 ontheffing kan worden verleend, namelijk “andere bestuurders dan die genoemd in de artikelen 5 tot en met 8, gebruiken de rijbaan. Zij mogen voor het parkeren van hun motorvoertuig tevens andere weggedeelten gebruiken, behalve het trottoir, het voetpad, het fiets-/bromfietspad of het ruiterpad.”

    Strafbaar feit

    Artikel 92 van het RVV 1990 vermeldt dat het overtreden van artikel 10 RVV 1990 een strafbaar feit is. Een en ander valt onder de “gedragingen”als bedoeld in de Wet Mulder. Voor het overtreden van artikel 10 RVV 1990 geldt een vaste boete, die wordt genoemd in de Bijlage van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.

    Leges

    Voor het in behandeling nemen van een aanvraag om ontheffing zijn leges verschuldigd; de hoogte daarvan is geregeld in de Verordening op de heffing en invordering van leges.

    Artikelsgewijs

    Artikel 1 sub i

    Op bijgevoegde kaart is het voetgangersgebied van Deventer aangegeven.

    Artikel 4, eerste lid

    Criteria aan de hand waarvan een oordeel wordt gevormd over de noodzaak van een ontheffing zijn ondermeer:

    • -

      de mogelijkheid om aan de ontheffing voldoende (handhaafbare) voorwaarden te verbinden;

    • -

      er worden geen ontheffingen verleend enkel voor een kortere route of tijdsbesparing;

    • -

      mogelijke alternatieve oplossingen;

    • -

      ontheffingverlening mag het doel van de verkeersmaatregel (voor de bezoekers van het kernwinkelgebied een prettig verblijfsklimaat scheppen en daarom in dit gebied buiten de venstertijden voertuigen weren) in essentie niet aantasten.

    Artikel 6, eerste lid

    Aanvragen voor een vaste ontheffing als bedoeld in dit artikel worden getoetst aan de in dit artikel genoemde vereisten. Wie in aanmerking wil komen voor een vaste ontheffing voor een bijzondere situatie dient te voldoen aan alle vereisten vermeld in het eerste lid sub f tot en met h. Er dient dus én sprake te zijn van een bijzonder geval én de aanvrager moet aan alle eisen voldoen.

    Op grond van gegevens als het aantal klanten, de tijd die per klant benodigd is voor het aan- en afvoeren van de goederen, de aard van de werkzaamheden, de aard en het volume van de te vervoeren goederen, kan worden beoordeeld of:

    • a.

      er sprake is van een bijzonder geval;

    • b.

      het vervoer van de goederen (of personen) niet binnen de expeditietijden en niet op andere wijze dan met een motorvoertuig kan plaatsvinden;

    • c.

      het vervoer van de goederen (of personen) niet binnen de mogelijkheden van reeds verleende ontheffing(en) kan plaatsvinden en.

    Artikel 6, eerste lid sub c

    Een storing dient van dien aard te zijn dat het verhelpen daarvan onmogelijk kan worden uitgesteld. Voor het verlenen van een vaste ontheffing dient daarnaast te zijn aangetoond dat de storingswerkzaamheden in het voetgangersgebied structureel zijn en met zo’n regelmaat voorkomen, dat er sprake is van een bijzonder geval. In incidentele gevallen kan er immers een incidentele ontheffing of dagontheffing worden gehaald bij Parkeercontrole.

    Artikel 6, eerste lid sub d

    Voor grotere nieuwbouw-, renovatie- of verbouwprojecten in het voetgangersgebied kan een vaste ontheffing voor de duur van het project worden verleend (bijv. drie maanden).

    In geval van structurele onderhouds- c.q. verbouwwerkzaamheden waarbij het vervoer van de benodigde goederen vanwege de grote hoeveelheid opdrachten niet meer uitsluitend binnen expeditietijden kan plaatsvinden, wordt de aanvraag getoetst aan het eerste lid sub a van dit artikel. Ook hier geldt weer dat in incidentele gevallen een incidentele of dagontheffing kan worden afgehaald.

    Artikel 7

    De CROW lijst is richtinggevend bij de toetsing van aanvragen. Aan de hand van deze lijst kan per branche worden beoordeeld of de goederen geschikt zijn voor aanbieding aan een stadsdistributeur en of de te vervoeren goederen vanwege bedrijfseconomische of –organisatorische redenen niet binnen expeditietijden kunnen worden aan- of afgevoerd.

    Artikel 9

    Voor het parkeren in het voetgangersgebied op andere dan daartoe aangewezen plaatsen kan ontheffing worden verleend, indien de aanvrager aantoont dat de nabijheid van het motorvoertuig noodzakelijk is voor de uitvoering van de werkzaamheden, of indien in redelijkheid niet kan worden verlangd dat de in het motorvoertuig aanwezige gereedschappen en/of materialen worden uitgeladen.

    Artikel 10

    In dit artikel is bepaald dat op een aanvraag om een vaste ontheffing wordt beslist binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag. Deze termijn kan met ten hoogste acht weken worden verlengd, mits het college belanghebbenden daarvan in kennis stelt binnen de in het eerste lid genoemde termijn.

    De genoemde termijn is een termijn van orde. Is de aanvraag niet compleet, dan kan besloten worden de aanvraag niet verder in behandeling te nemen, mits de aanvrager in de gelegenheid is gesteld de aanvraag te completeren. In de Algemene wet bestuursrecht is geen termijn genoemd waarbinnen het bestuursorgaan om aanvulling van de aanvraag kan vragen. Het besluit om de aanvraag niet in behandeling te nemen moet worden bekend gemaakt aan de aanvrager binnen vier weken nadat de aanvraag (nog steeds incompleet) is aangevuld, of nadat de termijn voor de aanvulling ongebruikt is verstreken.

    Ingevolge het bepaalde in artikel 4:15 Awb wordt de termijn voor het geven van een beschikking opgeschort met ingang van de dag waarop het bestuursorgaan krachten artikel 4:5 Awb de aanvrager uitnodigt de aanvraag aan te vullen, tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

    Op een aanvraag om een incidentele ontheffing wordt in beginsel beslist op de dag waarop de aanvraag is ingediend, mits de aanvraag compleet is. Een incidentele ontheffing wordt verleend door Parkeercontrole, een dagontheffing ten behoeve van marktkooplieden voor de wekelijkse markt op de Brink door de marktmeester.

    Kaart voetgangersgebied zoals bedoeld in artikel 1 (sub i):