Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Brummen

Maatregelenverordening Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (ioaw) en Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (ioaz)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBrummen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingMaatregelenverordening Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (ioaw) en Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (ioaz)
CiteertitelMaatregelenverordening Ioaw en Ioaz
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening is ingetrokken via de vaststelling van de Verordening maatregelen WWB, IOAW, IOAZ en verrekening bestuurlijke boete 2013 BRUMMEN (https://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Brummen/312162/CVDR312162_1.html)

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Artikel 149 van de Gemeentewet, Wet Bundeling van uitkeringen inkomensvoorziening aan gemeenten, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (ioaw) en Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (ioaz)

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-02-201219-12-2013GemeenteThuis van 9 maart 2012

16-02-2012

Onbekend

RV11.0079

Tekst van de regeling

Intitulé

Maatregelenverordening Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (ioaw) en Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (ioaz)

 

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijving

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      Ioaw: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • b.

      Ioaz: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • c.

      uitkering: de uitkering op grond van de Ioaw of de Ioaz;

    • d.

      grondslag: de bruto grondslag, bedoeld in artikel 5 van de Ioaw of artikel 5 van de Ioaz;

    • e.

      maatregel: het verlagen van de grondslag op grond van artikel 20, eerste en tweede lid Ioaw en artikel 20, eerste en tweede lid Ioaz;

    • f.

      benadelingsbedrag: het bruto bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting ten onrechte is verleend als uitkering op grond van de Ioaw of Ioaz;

    • g.

      inkomen: inkomen als bedoeld in artikel 8 Ioaw of artikel 8 Ioaz;

    • h.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brummen;

    • i.

      belanghebbende: hij die recht heeft op een uitkering op grond van de Ioaw of Ioaz, alsmede zijn echtgenoot in de betekenis van artikel 3 van de Ioaw en artikel 3 van de Ioaz.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze verordening niet worden omschreven hebben dezelfde betekenis als die in de Ioaw en Ioaz en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Het opleggen van een maatregel

  • 1.

    Het college kan overeenkomstig deze verordening een maatregel opleggen indien belanghebbende:

    • a.

      in de periode voorafgaand aan de aanvraag van een uitkering op grond van de Ioaz of nadien zich onvoldoende heeft ingezet voor de voorziening in het bestaan,

    • b.

      de verplichtingen bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Ioaw of artikel 20, eerste lid, van de Ioaz, artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, artikel 13 en in hoofdstuk III van de Ioaw en de Ioaz, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de Ioaw of Ioaz,

    • c.

      inkomen uit arbeid of overig inkomen als bedoeld in of op grond van artikel 8 van de Ioaw of artikel 8 van de Ioaz zou hebben kunnen verwerven in de gevallen, bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de Ioaw of artikel 20, tweede lid, van de Ioaz.

  • 2.

    Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

Artikel 3. Berekeningsgrondslag

De maatregel wordt toegepast op de grondslag.

Artikel 4. Duur van de maatregel

  • 1.

    Tenzij in de verordening anders is bepaald bedraagt de duur van de maatregel een maand.

  • 2.

    De duur van de maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan verwijtbare gedraging van dezelfde of een hogere categorie. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van deze verordening.

  • 3.

    De duur van de maatregel als bedoeld in het tweede lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij de duur van de maatregel is verdubbeld opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of een hogere categorie.

Artikel 5. Het besluit tot opleggen van een maatregel

In het besluit tot opleggen van een maatregel wordt in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het percentage waarmee de grondslag wordt verlaagd of geweigerd, het bedrag waarmee de grondslag wordt verlaagd of geweigerd en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel als bedoeld in artikel 11,12, 13, 14 of 15 van deze verordening.

Artikel 6. Horen van belanghebbende

  • 1.

    Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2.

    Het horen van de belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:

    • a.

      de vereiste spoed zich daartegen verzet; of

    • b.

      de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan; of

    • c.

      de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of een door het college ingeschakelde derde, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 13 van Ioaw/Ioaz; of

    • d.

      het college het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid.

Artikel 7. Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1.

    Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

    • b.

      de gedraging meer dan zes maanden vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte een uitkering is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden; of

    • c.

      het college dringende redenen aanwezig acht.

  • 2.

    Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan

Artikel 8. Ingangsdatum

  • 1.

    De maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerstvolgende kalendermaand, volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende grondslag.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, voorzover de uitkering nog niet is uitbetaald en voor zover de gedraging vóór de ingangsdatum van de maatregel heeft plaatsgevonden.

  • 3.

    Indien een maatregel niet of niet geheel kan worden uitgevoerd omdat de uitkering wordt of is beëindigd, kan het nog niet uitgevoerde deel van de maatregel alsnog ten uitvoer worden gelegd indien belanghebbende binnen een termijn van zes maanden na beëindiging opnieuw recht op uitkering heeft.

  • 4.

    Het college heroverweegt een besluit binnen een door hem te bepalen termijn die ten hoogste drie maanden bedraagt, voorzover de maatregel een periode van 3 maanden of langer bestrijkt.

Artikel 9. Samenloop van gedragingen

  • 1.

    Indien sprake is van één gedraging die schending oplevert van meerdere in de Ioaw/Ioaz genoemde verplichtingen, wordt één maatregel opgelegd. Indien voor schending van die verplichtingen maatregelen van verschillende hoogte gelden, wordt de hoogste maatregel opgelegd.

  • 2.

    Indien sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in de Ioaw/Ioaz genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd. Deze maatregelen worden gelijktijdig opgelegd, tenzij dit gelet op artikel 2, tweede lid, van deze verordening niet verantwoord is.

Hoofdstuk 2. Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen, aanvaarden of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid

Artikel 10. Indeling in categorieën

Gedragingen van de belanghebbenden waardoor de verplichtingen tot het verlenen van medewerking aan het verkrijgen, aanvaarden of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

Eerste categorie:

a.het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of het niet tijdig laten verlengen van de registratie.

Tweede categorie:

  • a.

    het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen;

  • b.

    het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.

Derde categorie

  • a.

    gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren;

  • b.

    het niet of in onvoldoende mate gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen sociale activering

Vierde categorie

  • a.

    het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

  • b.

    het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid.

Artikel 11. De hoogte van de maatregel

  • 1.

    Onverminderd artikel 2, tweede lid van deze verordening wordt de maatregel vastgesteld op:

    • a.

      5% van de grondslag bij gedragingen van de eerste categorie;

    • b.

      10% van de grondslag bij gedragingen van de tweede categorie;

    • c.

      20% van de grondslag bij gedragingen van de derde categorie;

    • d.

      100 % van de grondslag bij gedragingen van de vierde categorie.

  • 2.

    De maatregel voor de gedragingen als bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van deze verordening wordt ten hoogste vastgesteld op het bedrag dat de belanghebbende uit of in verband met arbeid zou hebben kunnen verwerven, indien hij de algemeen geaccepteerde arbeid had aanvaardt of behouden, dan wel indien de dienstbetrekking niet was beëindigd.

Hoofdstuk 3. Niet nakomen van de inlichtingenplicht

Artikel 12. Te laat verstrekken van gegevens

Onverminderd artikel 2, tweede lid van deze verordening legt het college een maatregel op van 5% van de grondslag, indien belanghebbende de verplichting op grond van artikel 13 Ioaw/Ioaz niet is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van de uitkering of de voortzetting daarvan niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn te verstrekken.

Artikel 13. Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de uitkering

  • 1.

    Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 13 Ioaw/Ioaz heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekken van een uitkering, wordt de maatregel afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de maatregel op de volgende wijze vastgesteld:

    • a.

      bij een benadelingsbedrag tot € 1000,-: 10%van de grondslag;

    • b.

      bij een benadelingsbedrag van € 1000,- tot € 2000,-: 20%van de grondslag;

    • c.

      bij een benadelingsbedrag van € 2000,- tot € 4000,-: 40%van de grondslag;

    • d.

      bij een benadelingsbedrag van € 4000,- tot € 6000: 60%van de grondslag;

    • e.

      bij een benadelingsbedrag van € 6000,- of meer: 100%van de grondslag.

  • 3.

    Van een maatregel wordt afgezien:

    • a.

      zodra ter zake van de gedraging strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen;

    • b.

      zodra het recht tot strafvervolging is vervallen, doordat het Openbaar Ministerie een schikking met belanghebbende heeft getroffen.

Artikel 14. Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor de uitkering

Onverminderd artikel 2, tweede lid van deze verordening legt het college een maatregel op van 5% van de grondslag, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 13 Ioaw/Ioaz niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekken van een uitkering.

Hoofdstuk 4. Overige gedragingen die leiden tot een maatregel

Artikel 15. Zeer ernstige misdragingen

  • 1.

    Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college, zijn ambtenaren of medewerkers van andere organisaties die belast zijn met de uitvoering van de Ioaw en Ioaz, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van deze wetten, kan een maatregel door het college worden opgelegd.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2, tweede lid van de verordening legt het college een maatregel op:

    • a.

      van 100% van de grondslag bij het uitoefenen van fysiek geweld tegen personen en/of materiële zaken;

    • b.

      van 75% van de grondslag bij bedreigingen geuit aan personen zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel;

    • c.

      van 50% van de grondslag bij het uitoefenen van verbaal geweld, mondeling of schriftelijk.

  • 3.

    Van het opleggen van de maatregel bedoeld in het tweede lid onder c kan door het college worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het verbale geweld plaatsvindt binnen een periode van één jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing in verband met ernstige misdragingen is gegeven.

Hoofdstuk 5. Handhavingsbeleid

Artikel 16. Beleidskader

Het beleidskader Handhaving Wet werk en bijstand is van toepassing op de uitvoering van de Ioaw of Ioaz.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 17. Citeertitel en inwerkingtreding

Deze verordening wordt aangehaald als “Maatregelenverordening Ioaw en Ioaz”. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16 februari bij raadsbesluit met kenmerk RB11.0086