Organisatie | Hulst |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening toeslagen en verlagingen WWB 2012 |
Citeertitel | Verordening toeslagen en verlagingen WWB 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening toeslagen en verlagingen WWB vastgesteld d.d. 09-06-2011; deze regeling is tot uiterlijk 01-01-2013 uitsluitend van toepassing op personen als bedoeld in [artikel 78w, 1e lid WWB](HTTP://WETTEN.OVERHEID.NL/BWBR0015703/HOOFDSTUK7A/ARTIKEL78W) en vervalt per 01-01-2013
Wet werk en bijstand; art. 8, lid 1, onderdeel c, art. 30
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-11-2012 | 01-01-2012 | 01-01-2013 | Zie "Opmerkingen(en)": Van rechtswege uitsluitend van toepassing op bepaalde categorie | 08-11-2012 | Rb2012/56b |
01-01-2012 | 01-01-2012 | Nieuwe regeling | 22-12-2011 | Rb2011/104c |
De raad van de gemeente Hulst;
Gezien het advies van de commissie Samenleving van 7 december 2011;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders dd. 22 oktober 2011;
gelet op de artikel 8, eerste lid, onderdeel c en 30 van de Wet werk en bijstand,
overwegend dat het noodzakelijk is het verstrekken van toeslagen en verlagingen van uitkeringen
van bijstandsgerechtigden van 18 jaar en ouder doch jonger dan 65 jaar bij verordening te regelen;
Hoofdstuk 2 - Criteria voor het verhogen en verlagen van de norm of toeslag
Artikel 6 - Verlaging woonsituatie
In gevolge artikel 27 van de wet, wordt bij personen als bedoeld in artikel 20, eerste lid, onderdeel b en tweede lid, onderdeel b van de wet, die lagere algemene noodzakelijke kosten van het bestaan hebben dan waarin de norm of de toeslag voorziet, de toeslag als bedoeld in artikel 25 van de wet op nihil vastgesteld.
Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen
Artikel 1 Om verschil in interpretatie te voorkomen wordt voor het begrippenkader verwezen naar het gestelde in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht. Afwijkende bepalingen worden hier nader toegelicht.
Artikel 2 Dit artikel geeft in lid 1 aan op welke categorieën van personen met een bijstandsuitkering deze verordening betrekking heeft. De indeling is gebaseerd op de Wet werk en bijstand. Alleen in de leeftijdscategorie 18 tot 65 jaar kunnen verhogingen en verlagingen op grond van de verordening toegepast worden. Een toelichting op lid 2 is te vinden bij artikel 8.
Hoofdstuk 2 - Criteria voor het verhogen en verlagen van de norm of toeslag
Artikel 3 Bij de vaststelling van de toeslag voor de alleenstaande ouder (lid 1) en de alleenstaande (lid 2) is het college uitgegaan dat genoemde personen geen schaalvoordelen genieten door kosten van het bestaan met anderen te (kunnen) delen. De toeslag verhoogt de basisnorm als men zelfstandig woont en bedraagt 20% van de norm als genoemd in artikel 21 lid 1 van de wet. De toeslag voor een alleenstaande of een alleenstaande ouder van 23 jaar en ouder bedraagt 10% als nog een of meerdere andere personen (niet zijnde gezinsleden) in dezelfde woning hun hoofdverblijf hebben (lid 3). Een persoon zoals benoemd in artikel 4, tweede en vijfde lid van de wet, vormt hierop een uitzondering (lid 4) en hiermee kunnen geen kosten worden gedeeld. In de verordening is bewust niet gekozen voor een percentage van het minimumloon. Een percentage van een in de wet vastgesteld bedrag is concreet, logisch en ook in de uitvoering richting de bijstandscliënt goed uit te leggen.
Artikel 4 In artikel 26 van de wet wordt de mogelijkheid geboden de norm lager vast te stellen als een gezin lagere algemene kosten van bestaan heeft dan waarin de norm voorziet als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander. Hierbij gaat het om situaties waarin naast de gezinsleden, zoals bedoeld in de wet, ook een of meerdere anderen (bijvoorbeeld een kostganger, onderhuurder, kamerhuurder) hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en de kosten van nutsvoorzieningen (gas, water en elektra) en/of woonlasten (huur of hypotheek) kunnen worden gedeeld. Een persoon zoals benoemd in artikel 4, tweede en vijfde lid van de wet, vormt hierop een uitzondering (lid 2) en hiermee kunnen geen kosten worden gedeeld. Bij de beoordeling van de vraag of een gezin voordelen heeft uit gedeelde algemene kosten van bestaan is het niet bepalend of deze ook feitelijk worden genoten door de bijdrage van de ander(en), maar het gaat erom of redelijkerwijs, gegeven de omstandigheden aangenomen kan worden, dat deze kosten kunnen worden gedeeld. Omdat het feitelijk onmogelijk is om in elke situatie de voordelen exact te berekenen is invulling gegeven aan dit artikel middels een forfaitaire verlaging van 10% van de van toepassing zijnde gezinsnorm.
Artikel 5 Voor alleenstaanden van 21 en 22 jaar is in respectievelijk lid 1 en 2 de toeslag van 20% die verplicht is op grond van artikel 30 lid 2 onderdeel a van de wet verlaagd. De hoogte van de toeslag is namelijk aangepast aan de hoogte van de toepasselijke minimumjeugdlonen. Zonder deze aanpassing zou deze toeslag een belemmering kunnen vormen voor de aanvaarding van arbeid. Er is overigens geen bevoegdheid tot het verlagen van de toeslag wegens leeftijd van 21 of 22 jaar van alleenstaande ouders.
Artikel 6 Met dit artikel wordt invulling geven aan artikel 27 van de wet. In dit wetsartikel is bepaald dat als een alleenstaande of een alleenstaande ouder lagere algemeen noodzakelijke kosten van bestaan heeft de norm of de toeslag lager kan worden vastgesteld. Deze lagere algemeen noodzakelijke kosten kunnen voortkomen uit het ontbreken van woonlasten (geen huurbetalingen of hypotheekverplichtingen) en/of het ontbreken van lasten voortkomende uit nutsvoorzieningen (gas,water en elektra). Een toeslag is dan niet noodzakelijk om in het bestaan te voorzien en bedraagt in dergelijke situaties 0%.
Hoofdstuk 3 – Bijzondere bepalingen
Artikel 7 Binnen de gemeente kunnen verschillende vormen van begeleid wonen aanwezig zijn. Hoewel een jongere in dergelijke woonvormen gebruik maakt van verschillende gemeenschappelijke voorzieningen, kunnen woonkosten veelal niet worden gedeeld. Vaak zijn de woonkosten juist hoger, omdat er persoonlijke begeleiding van een jongere geboden wordt. Vandaar dat een toeslag van 20 procent geldt. Bij jongere die in aanmerking komen voor deze woonvormen, wordt dit individueel in de vorm van een trajectplan vastgelegd. Als voorbeeld van een woonvorm kan bijvoorbeeld een Foyer de Jeunesse (Terneuzen) genoemd worden.
Artikel 8 In overeenstemming met de algemene systematiek van uitvoering van de wet wordt de verantwoordelijkheid van een juiste uitvoering van deze verordening in handen gesteld van het college.
Artikel 9 In lid 1 is de hardheidsclausule opgenomen. Bij gebruikmaking van deze clausule kan het slechts gaan om een verhoging van een toeslag of vermindering van een verlaging omdat deze verordening voldoende rechtswaarborgen aan de belanghebbende dient te geven.
In artikel 18 van de wet is geregeld dat de bijstand wordt afgestemd naar de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van belanghebbenden. Op grond van dit lid 2 kunnen in zeer uitzonderlijke situaties, waarin de verordening niet voorziet, concrete aanvullingen worden vastgesteld, terwijl meer in het algemeen nadere regels kunnen worden gesteld aangaande uitvoering van de bepalingen uit de verordening, inclusief de toepassing van het individualiseringsbeginsel. Op deze wijze is voorzien in de flexibilisering van het beleid. Hierdoor wordt aangesloten bij maatschappelijke ontwikkelingen zonder dat tussentijdse aanpassing (aanvulling) van de verordening noodzakelijk is. Het is reëel om deze bevoegdheid te delegeren aan burgemeester en wethouders.
Artikel 10 In dit artikel staat de citeertitel van de verordening.
Artikel 11 Dit artikel bepaalt de datum waarop de verordening in werking treedt.