Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ede

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEde
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRe-integratieverordening Wet werk en bijstand
CiteertitelRe-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Ede 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

In de Re-integratieverordening wordt vastgelegd welke specifieke voorzieningen het college biedt ter ondersteuning aan re-integratie. De aanpassingen hebben betrekking op het vervallen van de vangnetbaan als instrument, het mogelijk inzetten van tegenprestatie als instrument, een aanscherping van het maatregelenbeleid ten aanzien van personen die weigeren mee te werken aan een traject, en enige verduidelijkingen in de tekst van de verordening om de toepassing ervan in de praktijk eenvoudiger te maken.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, artikel 147, lid 1
  2. Wet werk en bijstand, artikelen 7 en 8, lid 1, onder a
  3. Wet werk en bijstand, artikel 10
  4. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers, artikel 34
  5. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, artikel 34
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201201-01-2015nieuw

09-02-2012

Ede-Stad 22-2-2012

691680

Tekst van de regeling

Intitulé

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Ede 2012

De raad van de gemeente Ede;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20-12-2011, kenmerk 690942;

gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, de artikelen 7 en 8, eerste lid, onder a en 10 van de Wet werk en bijstand, artikel 34 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en artikel 34 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen,

gelet op de EG-verordening Werkgelegenheidssteun (nr. 2204/2002, Pb EG 2002, L 337/3) en de EG-verordening de minimissteun (nr. 69/2001, Pb EG 2001, L 10/30), alsmede de Beleidsaanbeveling van belang voor het opstellen van de gemeentelijke re-integratieverordeningen in het kader van de Wet werk en bijstand (Verzamelcirculaire SZW, april 2004),

gelet op de Wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren, etcetera,

 

besluit vast te stellen de volgende verordening

 

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand (WWB);

    • b.

      Ioaw: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • c.

      Ioaz: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • d.

      uitkeringsgerechtigde: de persoon met een uitkering voor levensonderhoud ingevolge de WWB, de Ioaw of de Ioaz;

    • e.

      Anw-er: de persoon met een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet, die ingeschreven is als werkzoekende bij het UWV Werkbedrijf;

    • f.

      nugger: niet-uitkeringsgerechtigde persoon als bedoeld in artikel 6, onder a van de wet;

    • g.

      voorziening: een voorziening bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de wet;

    • h.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede;

    • i.

      de raad: de gemeenteraad van de gemeente Ede;

    • j.

      doelgroep: de personen, in de gemeente Ede woonachtig, die een uitkering voor levensonderhoud ingevolge de WWB, de Ioaw of de Ioaz ontvangen dan wel zich hebben gemeld teneinde deze uitkering aan te vragen, anw-ers, nuggers en personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet aan wie door het college ondersteuning kan worden geboden op grond van artikel 7 eerste lid onder a van de wet;

    • k.

      loonkostensubsidie: een (gedeeltelijke) vergoeding voor de bruto loonkosten die de werkgever maakt voor de werknemer die in dienst is op grond van een tijdelijke arbeidsovereenkomst.

    • l.

      belanghebbende: de persoon behorende tot de doelgroep die aanspraak maakt op of gebruik maakt van de ondersteuning bedoeld in artikel 10 van de wet;

    • m.

      arbeidsovereenkomst: een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht; met een arbeidsovereenkomst wordt gelijk gesteld een aanstelling op grond van het ambtenarenrecht;

Artikel 2 Opdracht college

  • 1.

    Het college biedt aan leden van de doelgroep ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling of enige andere vorm van activering.

  • 2.

    Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van de belanghebbende, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • 3.

    Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod van ondersteuning en voorzieningen.

  • 4.

    Ten aanzien van de uitkeringsgerechtigde jonger dan 27 jaar stelt het college een plan van aanpak op, afgestemd op de omstandigheden, krachten en bekwaamheden van deze belanghebbende.

Artikel 3 Beleidskader

  • 1.

    Deze verordening sluit aan op het door de raad vastgestelde beleidskader Wet werk en bijstand, waarin prioriteiten worden aangegeven.

  • 2.

    In dit beleidskader komen onder meer de volgende zaken aan de orde:

    • °

      een omschrijving van het beleid ten aanzien van de verschillende categorieën binnen de doelgroep, waarbij een evenwichtige aanpak als uitgangspunt wordt genomen;

    • °

      een overzicht van de voorzieningen die het college in elk geval dient aan te bieden en een indicatie voor wie een voorziening bedoeld is;

    • °

      de criteria voor het ontheffingenbeleid ten aanzien van de arbeidsverplichting, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de combinatie van arbeid en zorg;

    • °

      het flankerend beleid ten aanzien van zorg en hulpverlening;

Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning

  • 1.

    Leden van de doelgroep hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening en het in artikel 3 genoemde beleidskader.

Artikel 5 Verplichtingen van de belanghebbende en sancties

Onverminderd de verplichtingen die gelden op grond van de wet of van andere wetten, gelden voor de belanghebbende de volgende verplichtingen:

  • a.

    Een persoon aan wie door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken.

  • b.

    Een persoon die gebruik maakt, gebruik moet maken of gebruik wenst te maken van een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Ioaw, de Ioaz en de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen en deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • c.

    Een persoon die gebruik maakt, gebruik moet maken of gebruik wenst te maken van een voorziening is verplicht aan het college alle inlichtingen te verstrekken die van invloed kunnen zijn op het bepalen van de geschikte voorziening of op zijn deelname aan de voorziening.

  • d.

    Indien een uitkeringsgerechtigde gebruik maakt, gebruik moet maken of gebruik wenst te maken van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde onder a tot en met c, verlaagt het college de uitkering conform hetgeen hierover is bepaald in de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand dan wel in de Verordening weigering en verlaging alsmede beslistermijnen Ioaw en Ioaz.

Artikel 6 Sluitende aanpak

  • 1.

    Elke uitkeringsgerechtigde ontvangt, indien het college dit noodzakelijk acht, na inschrijving bij het UWV Werkbedrijf een aanbod voor een voorziening gericht op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid, met inachtneming van het bepaalde in artikel 7 van de verordening.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien het college heeft bepaald dat voor de uitkeringsgerechtigde een (al dan niet tijdelijke) gehele of gedeeltelijke ontheffing van de arbeidsverplichting geldt.

Artikel 7 Budget- en subsidieplafonds

  • 1.

    Het college kan, rekening houdende met de door de raad ter beschikking gestelde middelen en het door de raad vastgestelde beleidskader Wet werk en bijstand, bij besluit een of meer loonkostensubsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld loonkostensubsidie- of budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

  • 2.

    Het college kan, rekening houdende met de door de raad ter beschikking gestelde middelen en het door de raad vastgestelde beleidskader Wet werk en bijstand, een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Hoofdstuk 2 Voorzieningen en tegenprestatie

Artikel 8 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1.

    Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 2.

    Het college kan de uitvoering van voorzieningen geheel of gedeeltelijk uitbesteden aan derden, waaronder re-integratiebedrijven.

  • 3.

    Het college stelt de belanghebbende bij beschikking op de hoogte over diens rechten en verplichtingen met betrekking tot een voorziening. Het college kan de verplichtingen daarnaast nader uitwerken in een met de belanghebbende te sluiten overeenkomst.

  • 4.

    Het college kan een voorziening beëindigen:

    • a.

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichtingen als bedoeld in de artikelen 9, 17, 55, 56 of 57 van de wet, of de vergelijkbare bepalingen van de Ioaw of Ioaz, niet nakomt;

    • b.

      indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep;

    • c.

      indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • d.

      indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan de snelste weg naar arbeidsinschakeling.

  • 5.

    Bij uitvoeringsbesluit kan het college ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld in dit hoofdstuk, met inachtneming van wat daarover in het beleidskader is bepaald, nadere regels stellen. Deze regels kunnen in ieder geval betrekking hebben op:

    • a.

      de beoordeling van de noodzakelijkheid en arbeidsrelevantie van een voorziening;

    • b.

      de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

    • c.

      de duur van voorzieningen;

    • d.

      de maximale kosten van een voorziening;

    • e.

      de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;

    • f.

      de duur, hoogte, en uitbetaling van een loonkostensubsidie, alsmede de voorwaarden verbonden aan de subsidie;

    • g.

      de hoogte en de duur van, en de nadere voorwaarden aangaande, het recht op inkomstenvrijlating;

    • h.

      de hoogte en de duur van, en de nadere voorwaarden aangaande, het recht op premies;

    • i.

      de hoogte en de duur van, en de nadere voorwaarden aangaande, vergoedingen;

    • j.

      het opleggen en incasseren van een eigen bijdrage aan nuggers;

Artikel 9 Onderzoek

  • 1.

    Het college kan een onderzoek (laten) doen naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling van belanghebbende.

  • 2.

    Het doel van onderzoek is het vaststellen van de meest geschikte voorziening. Het onderzoek kan mede gericht zijn op het vaststellen van de capaciteiten en de belastbaarheid van de klant.

Artikel 10 Werk vóór uitkering

  • 1.

    Het college kan vanaf het moment van melding bij het UWV Werkbedrijf of het college, een vorm van productieve, betaalde arbeid aanbieden.

  • 2.

    Het aanbod tot arbeid heeft tot doel de afstand tot het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid te verkleinen of te overbruggen.

  • 3.

    De arbeid kan worden aangeboden aanleden van de doelgroep die geen volledige vrijstelling hebben van de plicht tot arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9 van de wet.

  • 4.

    De arbeid kan worden gecombineerd met andere re-integratieactiviteiten zoals onderzoek, training of scholing.

Artikel 11 Integraal re-integratietraject

  • 1.

    Het college kan een integraal re-integratietraject aanbieden, dat uit diagnostiek, aanbodsversterking waaronder begrepen scholing, bemiddeling, plaatsing en plaatsingsondersteuning kan bestaan.

  • 2.

    Het doel van het re-integratietraject is zo snel mogelijk de afstand van belanghebbende naar algemeen geaccepteerde arbeid te overbruggen.

  • 3.

    Een re-integratietraject neemt in beginsel minimaal 20 uur per week in beslag.

Artikel 12 Scholing

  • 1.

    Het college kan, ook als er geen sprake is van een integraal re-integratietraject, een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling of verbetering van de uitgangspositie.

  • 2.

    De scholing heeft tot doel de afstand tot het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid te verkleinen of te overbruggen.

  • 3.

    Het college kan in individuele gevallen toestaan dat een uitkeringsgerechtigde een door hem zelf aangevangen opleiding afmaakt, indien de opleiding nog maximaal 1 jaar duurt, naar verwachting leidt tot arbeidsinschakeling direct aansluitend op de opleiding, en er geen concrete andere mogelijkheden tot snellere arbeidsinschakeling voor de belanghebbende zijn. Het college beoordeelt de noodzaak van het voortzetten van de opleiding.

Artikel 13 Bemiddeling

  • 1.

    Het college kan een vorm van bemiddeling aanbieden ten behoeve van de belanghebbende die direct bemiddelbaar naar reguliere arbeid wordt geacht.

  • 2.

    Deze bemiddeling heeft als doel een belanghebbende zo snel mogelijk toe te leiden naar een dienstbetrekking.

  • 3.

    De bemiddeling kan worden gecombineerd met het volgen van een kortdurende cursus of training.

Artikel 14 Werken met behoud van uitkering

  • 1.

    Het college kan de belanghebbende vanaf het moment van melding bij het UWV Werkbedrijf of bij het college onbetaalde arbeid laten verrichten met behoud van uitkering.

  • 2.

    Werken met behoud van uitkering heeft als doel de belanghebbende kennis en vaardigheden op te laten doen om de afstand tot de arbeidsmarkt te verkleinen. Werken met behoud van uitkering vindt plaats onder begeleiding.

  • 3.

    Werken met behoud van uitkering is naar zijn aard vergelijkbaar met een (verder) onbetaalde stage en kan mede gericht zijn op een indiensttreding op korte termijn bij het bedrijf waar de arbeid wordt verricht.

  • 4.

    Indien het werken met behoud van uitkering langer dan 6 maanden duurt, of indien gelet op de geringe kans van de belanghebbende op inschakeling in het arbeidsproces bij aanvang de bedoeling voorop staat om dit langer dan 6 maanden te laten duren, wordt het regime van artikel 10a van de wet van toepassing.

Artikel 15 Doorstroombaan

  • 1.

    Het college kan een belanghebbende werkervaringsaanbod doen in de vorm van een doorstroombaan, inhoudende een tijdelijke arbeidsovereenkomst met een werkgever.

  • 2.

    De doorstroombaan heeft als doel de belanghebbende, door middel van werkervaring, vaardigheden en kennis op te laten doen en/of de productiviteit van de werknemer te verhogen teneinde de kans op doorstroom naar de reguliere arbeidsmarkt te vergroten.

  • 3.

    De doorstroombaan is beschikbaar voor leden van de doelgroep, waarvan het college verwacht dat zij, hoewel niet direct bemiddelbaar,door kunnen stromen naar reguliere arbeid.

  • 4.

    De doorstroombaan kan worden gecombineerd met andere activiteiten die gericht zijn op uitstroom, zoals sollicitatietraining en scholing.

  • 5.

    In een schriftelijke overeenkomst tussen het college en de werkgever worden tenminste vastgelegd het doel van de werkervaring, de duur ervan alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Artikel 16 Loonkostensubsidie gericht op re-integratie

  • 1.

    Het college kan een loonkostensubsidie verstrekken aan een werkgever die op grond van artikel 15 een arbeidsovereenkomst sluit met een belanghebbende. De loonkostensubsidie wordt in duur en hoogte toegesneden op de tijdelijk aard van de voorziening en de beoogde uitstroom richting reguliere arbeidsmarkt.

  • 2.

    De loonkostensubsidie wordt alleen verstrekt indien hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing van reguliere arbeid plaatsvindt.

Artikel 17 Voorbereiding zelfstandig beroep

Het college volgt ten aanzien van een uitkeringsgerechtigde die voornemens is een bedrijf of zelfstandig beroep te beginnen de bepalingen van het Besluit Bijstandsverlening Zelfstandigen 2004

Artikel 18 Inkomstenvrijlating

  • 1.

    Voor de uitkeringsgerechtigde van 27 jaar of ouder die arbeid in deeltijd heeft of aanvaardt, waarmee een inkomen wordt verworven dat minder bedraagt dan de voor de uitkeringsgerechtigde van toepassing zijnde norm, kan voor zover de wet, de Ioaw of de Ioaz dat toelaat gedurende ten hoogste zes aaneengesloten maanden vrijlating van inkomsten uit arbeid plaatsvinden zoals bedoeld in artikel 31 tweede lid onder n van de wet waarbij het percentage wordt bepaald op 25% en het maximumbedrag wordt bepaald op het maximumbedrag dat in genoemd artikel van de wet is opgenomen.

  • 2.

    Voor de uitkeringsgerechtigde alleenstaande ouder van 27 jaar of ouder die de volledige zorg heeft voor een tot zijn last komend kind jonger dan twaalf jaar en die arbeid in deeltijd heeft, waarmee een inkomen wordt verworven dat minder bedraagt dan de voor deze uitkeringsgerechtigde van toepassing zijnde norm, kan aansluitend op de periode van vrijlating op grond van het eerste lid, voor zover de wet, de Ioaw of de Ioaz dat toelaat gedurende ten hoogste dertig aaneengesloten maanden vrijlating van inkomsten uit arbeid plaatsvinden zoals bedoeld in artikel 31 tweede lid onder r van de wet waarbij het percentage wordt bepaald op 12,5% en het maximumbedrag wordt bepaald op het maximumbedrag dat in genoemd artikel van de wet is opgenomen.

  • 3.

    Geen vrijlating van inkomsten als bedoeld in lid 1 en lid 2 wordt toegepast indien de deeltijdarbeid naar het oordeel van het college niet bijdraagt aan zijn arbeidsinschakeling.

Artikel 19 Sociale activering

  • 1.

    Het college kan aan uitkeringsgerechtigden activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering.

  • 2.

    Doel van sociale activering is a. het verrichten van onbetaalde maatschappelijk zinvolle activiteiten gericht op arbeidsinschakeling voor personen, die binnen één jaar na de start van de activering, toegeleid kunnen worden naar een integraal re-integratietraject, bemiddeling, een werkervaringsaanbod of scholing; of b. zelfstandige maatschappelijke participatie, als arbeidsinschakeling nog niet mogelijk of blijvend onmogelijk is.

Artikel 20 Premie

  • 1.

    Het college kan aan uitkeringsgerechtigden van 27 jaar of ouder een premie toekennen.

  • 2.

    Deze premie kan worden verstrekt in de volgende gevallen:

  • a.

    aan de uitkeringsgerechtigde alleenstaande ouder met tenminste een kind onder de 12 jaar, die parttime regulier werk heeft naast de bijstandsuitkering, na afloop van de periode van inkomstenvrijlating, bedoeld in artikel 31 lid 2 onder n van de wet en artikel 18 van deze verordening, indien er op 31 december 2011 al recht op deze premie was.

  • b.

    aan de uitkeringsgerechtigde die een sociaal activeringstraject volgt, ingevolge artikel 19 van deze verordening. Het recht op deze premie bestaat slechts indien de activiteiten in het kader van sociale activering verricht worden op indicatie van het college.

  • c.

    aan de uitkeringsgerechtigde die met toepassing van artikel 10a van de wet onbetaalde additionele arbeid verricht, telkens na 6 maanden, indien hij voldoende heeft meegewerkt aan het vergroten van zijn kans op inschakeling in het arbeidsproces.

Artikel 21 Overige vergoedingen

Het college kan een gehele vergoeding of een gedeeltelijke tegemoetkoming verstrekken voor redelijkerwijs noodzakelijke incidentele kosten die gemaakt zijn of moeten worden in het kader van de arbeidsinschakeling.

Artikel 22 Tegenprestatie

Het college kan aan een uitkeringsgerechtigde opdragen om specifiek benoemde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten, bedoeld als tegenprestatie voor de uitkering die hij ontvangt. Daarbij hoeft er geen koppeling te zijn met het doel de belanghebbende kennis en vaardigheden op te laten doen om de afstand tot de arbeidsmarkt te verkleinen.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 23 Onvoorziene omstandigheden

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 24 Intrekking voorafgaande verordeningen en overgangsbepaling

De Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Ede, versie 2006 alsmede de Verordening werkleeraanbod WIJ worden ingetrokken. Ten aanzien van de uitkeringsgerechtigde die reeds op 31 december 2011 uitkeringsgerechtigde was, en de jongere die op 31 december 2011 al een voorziening op grond van de WIJ had, blijven die Verordeningen echter van toepassing zolang dat voor het uitvoeren van een reeds aangevangen voorziening nodig is en zijn recht op uitkering niet eindigt of wijzigt.

Artikel 25 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 26 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Ede 2012”.

Artikel 27 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2012.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 9 februari 2012, nr. V.R. 2011/117.

de griffier, w.g. HAGELSTEIN

de voorzitter, w.g. VAN DER KNAAP

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

Artikel 2 Opdracht college

Artikel 3 Beleidskader

Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning

Artikel 5 Verplichtingen van de belanghebbende en sancties

Artikel 6 Sluitende aanpak

Artikel 7 Budget- en subsidieplafonds

Hoofdstuk 2 Voorzieningen en tegenprestatie

Artikel 8 Algemene bepalingen over voorzieningen

Artikel 9 Onderzoek

Artikel 10 Werk vóór uitkering

Artikel 11 Integraal re-integratietraject

Artikel 12 Scholing

Artikel 13 Bemiddeling

Artikel 14 Werken met behoud van uitkering

Artikel 15 Doorstroombaan

Artikel 16 Loonkostensubsidie gericht op re-integratie

Artikel 17 Voorbereiding zelfstandig beroep

Artikel 18 Inkomstenvrijlating

Artikel 19 Sociale activering

Artikel 20 Premie

Artikel 21 Overige vergoedingen

Artikel 22 Tegenprestatie

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 23 Onvoorziene omstandigheden

Artikel 24 Intrekking voorafgaande verordeningen en overgangsbepaling

Artikel 25 Hardheidsclausule

Artikel 26 Citeertitel

Artikel 27 Inwerkingtreding