Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Ede

Verordening eigen bijdragen Maatschappelijke Opvang en Vrouwenopvang

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Ede
Officiële naam regelingVerordening eigen bijdragen Maatschappelijke Opvang en Vrouwenopvang
CiteertitelVerordening eigen bijdragen Maatschappelijke Opvang en Vrouwenopvang
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Door een aangekondigde landelijke wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning moeten centrumgemeenten een verordening vaststellen voor het opleggen van de eigen bijdrage die cliënten betalen, als zij verblijven in de maatschappelijke opvang (MO) of de vrouwenopvang (VO).

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet maatschappelijke ondersteuning, artikel 1, lid 1 aanhef en onder g sub 7
  2. Wet maatschappelijke ondersteuning, artikel 15
  3. Besluit maatschappelijke ondersteuning, artt. 4.7 en 4.8
  4. Gemeentewet, artikel 149
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201201-02-2014nieuw

15-12-2011

Ede Stad 22-2-2012

679029

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening eigen bijdragen Maatschappelijke Opvang en Vrouwenopvang

De Gemeenteraad van Ede :

Gezien de voorstel van het college van B&W van 8 november 2011, kenmerk 682041;

Gelet op:

De artikelen 1, eerste lid aanhef en onder g sub 7, en 15 van de Wet maatschappelijke ondersteuning

De artikelen 4.7 en 4.8 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning

De gemeentewet, artikel 149

Besluit:

I Vast te stellen de volgende Verordening eigen bijdragen maatschappelijke opvang en vrouwenopvang:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    24-uursopvang: tijdelijk verblijf met begeleiding, in het kader van maatschappelijke opvang, gedurende een volledig etmaal of langer;

  • b.

    Begeleid wonen: woonvorm waarbij cliënten of zelfstandig wonen of in kleine gemeenschap, begeleiding en of dagbesteding krijgen, maar de woning op naam staat van de instelling en cliënten (nog) geen regie hebben over de financiële en/of andere aspecten van het wonen;

  • c.

    Bijdrage: bijdrage die de cliënt op grond van deze verordening verschuldigd is voor verblijf in de opvang;

  • d.

    Bijstandsnorm: van toepassing zijnde norm inclusief vakantietoeslag als bedoeld in paragraaf 3.2 en 3.3 van de Wet Werk en Bijstand (WWB);

  • e.

    Cliënt: natuurlijk persoon van 18 jaar of ouder die eventueel samen met minderjarige kinderen gebruikmaakt van een van de voorzieningen als bedoeld in dit artikel, onder a of b;

  • f.

    College: college van burgemeester en wethouders van Ede;

  • g.

    Crisisopvang: zeer kortdurend voltijd verblijf naar aanleiding van een crisissituatie, voor maatschappelijke opvang gedurende drie dagen;

  • h.

    Instelling: rechtspersoon die een voorziening voor maatschappelijke opvang of vrouwenopvang exploiteert;

  • i.

    Maatschappelijke opvang: opvang, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c van de Wet;

  • j.

    Norm voor persoonlijke uitgaven: de van toepassing zijnde normbedragen inclusief vakantietoeslag vermeld in artikel 23, eerste lid van de Wet Werk en Bijstand vermeerderd met de verhoging zoals bedoeld in artikel 23, tweede lid van de Wet Werk en Bijstand;

  • k.

    Verblijf: onderdak, in elk geval met een slaapplaats, en verder al dan niet inclusief voeding, douche en eventueel andere diensten of faciliteiten;

  • l.

    Vrouwenopvang: opvang, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder d, van de Wet;

  • m.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).

HOOFDSTUK 2 BIJDRAGEPLICHT BIJ VERBLIJF IN MAATSCHAPPELIJKE OPVANG OF VROUWENOPVANG

Artikel 2

  • 1. De cliënt die verblijft in de maatschappelijke opvang of vrouwenopvang draagt bij in de kosten van dat verblijf.

  • 2. De bijdrage, als bedoeld in het eerste lid, is verschuldigd voor iedere volledige dag waarop de cliënt verblijft in de instelling.

  • 3. Het eerste lid geldt niet voor de hierna genoemde vormen van opvang:

    • a.

      Begeleid wonen, indien de cliënt een door de instelling te bepalen vergoeding verschuldigd is voor de woonkosten;

    • b.

      Crisisopvang, voor zover deze niet aansluitend wordt omgezet in reguliere opvang.

Artikel 3

  • 1. Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de hoogte, de vaststelling en de betaling van de bijdrage, als bedoeld in artikel 2, tweede lid.

  • 2. Bij het bepalen van de hoogte van de bijdrage kan het College verschil maken tussen verschillende voorzieningen en bijkomende diensten die instellingen aan het verblijf koppelen.

  • 3. Het college kan regels stellen ter verrekening van vorderingen als bedoeld in artikel 4.8 Besluit maatschappelijke ondersteuning.

  • 4. De hoogte van de bijdrage wordt door het college vastgesteld, met inachtneming van het vijfde lid.

  • 5. De hoogte van de bijdrage voor 24-uursopvang wordt bepaald en vastgesteld met inachtneming van de dan geldende norm voor persoonlijke uitgaven, en wel als volgt:

    • a.

      Voor een cliënt of cliënten met een uitkering ingevolge de WWB is de bijdrage gelijk aan het verschil tussen de toegekende (al dan niet gezamenlijke) uitkering en de norm voor persoonlijke uitgaven, herrekend naar een bedrag per dag, middels deling door 30;

    • b.

      Voor een cliënt van 23 jaar en ouder met een inkomen, niet zijnde een uitkering ingevolge de WWB, is de bijdrage per persoon gelijk aan het bedrag genoemd in artikel 21 onder b WWB en de norm voor persoonlijke uitgaven, herrekend naar een bedrag per dag middels deling door 30;

    • c.

      Voor een cliënt jonger dan 23 jaar met een inkomen, niet zijnde een uitkering ingevolge de WWB, is de bijdrage per persoon gelijk aan het bedrag genoemd in artikel 21 onder a WWB en de norm voor persoonlijke uitgaven, herrekend naar een bedrag per dag middels deling door 30;

Artikel 4

  • 1. De bijdrage wordt door het college bij beschikking opgelegd.

  • 2. Het college kan de instelling waar de cliënt verblijft mandateren in bepaalde gevallen de bijdrage te incasseren.

HOOFDSTUK 3 SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 5. Hardheidsclausule en afwijkingen

  • 1.

    Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen van deze verordening, als toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2.

    In gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college, zoveel mogelijk overeenkomstig deze verordening.

Ondertekening

II. Te bepalen dat deze verordening in werking treedt op 1 januari 2012, dan wel op de vaststellingsdatum van de betreffende wetswijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning, indien dat later is dan 1 januari 2012.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering op 15 december 2011, nr. V.R. 2011/111.

De gemeenteraad van Ede

De griffier, w.g. HAGELSTEIN

De burgemeester, w.g. VAN DER KNAAP

Toelichting bij Verordening eigen bijdragen bijdrage maatschappelijke opvang en

vrouwenopvang

I:

Al sinds jaar en dag wordt voor verblijf in de maatschappelijke opvang (MO) en vrouwenopvang (VO) een bijdrage in rekening gebracht. Vanwege een wetswijziging in de Wmo, welke mede de rechtszekerheid voor cliënten beoogt te verbeteren, moeten gemeenten voor het heffen van een bijdrage voor verblijf in de MO en VO een verordening hanteren. De Wmo regelt over de bijdrage MO en VO het volgende:

-de maximaal te heffen eigen bijdrage is zodanig dat mensen minimaal zak- en kleedgeld overhouden;

-de vaststelling van de eigen bijdrage gebeurt door de gemeenten.

Daarnaast wordt in de wet geregeld dat mensen die langer dan één nacht in de MO of VO verblijven, geen eigen bijdrage AWBZ hoeven te betalen (anti-cumulatie).

Bij het ontwerpen van deze verordening is uitgegaan van een aantal uitgangspunten die het heffen van een bijdrage van cliënten die gebruik maken van voorzieningen voor maatschappelijke opvang en vrouwenopvang redelijk maken.

Deze uitgangspunten zijn:

1. Het is redelijk dat de cliënt als gebruiker van een voorziening voor MO en VO voor verblijf een prijs betaalt voor de aangeboden diensten of voorzieningen die direct aan de individuele gebruiker ten goede komen.

2. Het verblijf kan een besparing voor de cliënt betekenen als door een instelling wordt voorzien in huisvesting, voeding etc.

3. De bijdrage is waar mogelijk één van de instrumenten ter bevordering van door- en uitstroom.

4. De bijdrage die geheven wordt, mag nooit hoger zijn dan de kostprijs van de geboden voorziening.

5. De inkomsten vanuit de bijdragen dragen bij aan de exploitatie van de instellingen voor MO en VO.

Deze uitgangspunten leiden tot de keuze dat in de 24-uursopvang een bijdrage wordt geheven, uitgezonderd de crisisopvang; deze is naar zijn aard soms van dusdanig korte duur, dat het opleggen en incasseren van een bijdrage niet efficiënt is indien crisisopvang niet ook in onze gemeente wordt gevolgd door reguliere opvang.

De bijdrage die cliënten in begeleid wonen betalen aan de instelling wordt niet als een bijdrage beschouwd, omdat het hier werkelijke woonkosten betreft. De betaling van de werkelijke kosten treedt feitelijk in de plaats van de bijdrage.

In aansluiting op de andere eigen-bijdrage regelingen binnen de Wet maatschappelijke ondersteuning is de verordening alleen van toepassing op personen van 18 jaar en ouder. Aan personen jonger dan 18 jaar kan geen eigen bijdrage worden opgelegd. Met de begripsbepaling van de cliënt is de verordening daarmee tot deze groep personen beperkt.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Wat betreft crisisopvang geldt dat het alléén gaat om eventueel specifiek voor dat doel gelabelde plekken, en voor de duur van die crisis, die in de definitie is beperkt tot drie dagen (MO).

Bij artikel 1, onder i (definitie MO): hieronder valt ook opvang van zwerfjongeren (18 tot 23 jarigen).

Artikel 2

Artikel 2.3: voor begeleid wonen geldt dat mensen toegroeien naar een zelfstandige situatie. Zij

betalen daarbij aan de instelling reeds woonkosten, zoals (onder)huur, servicekosten en/of gas/water/licht. Dit treedt feitelijk in de plaats van de bijdrage.

Artikel 3

Een groot deel van de doelgroep zal aangewezen zijn op een uitkering ingevolge de WWB. Het is de bedoeling (ook van de wetgever) dat de cliënt van zijn inkomen uit WWB (een uitkering behorend bij een situatie zonder woonlasten) blijft beschikken over de norm die zou gelden bij een verblijf in een inrichting, de norm voor persoonlijke uitgaven, oftewel het zogenaamde zak- en kleedgeld (verhoogd met een toeslag voor de zorgverzekering). Het verschil tussen de bijstand en dat zak- en kleedgeld is de eigen bijdrage die de cliënt kan en moet betalen.

Indien het om twee cliënten gaat die als gehuwd beschouwd kunnen worden, dan worden in de vorenstaande redenering de normen voor hen als gehuwden tezamen gehanteerd.

Opgemerkt dient te worden dat er voor personen onder de 21 jaar géén norm bestaat die specifiek geldt bij verblijf in een inrichting. Er wordt dan uitgegaan van een over te houden bedrag, gelijk aan de reguliere norm. Die is in deze leeftijdscategorie voor een alleenstaande iets lager dan het bedrag dat als zak- en kleedgeld vanaf 21 jaar geldt, hetgeen effectief leidt tot een bijdrage van nihil.

De maandbedragen worden herleid naar een bedrag per dag.

Voor alle cliënten die over een ander inkomen beschikken (niet WWB), kan omwille van een eenvoudige werkwijze worden uitgaan van een eigen bijdrage per persoon die gelijk is aan het verschil tussen de bijstandsnorm en de norm die zou gelden bij een verblijf in een inrichting.

Er is gekozen voor een bijdrage per persoon die gelijk is aan de normale, volledige bijstandsnorm voor een alleenstaande van 23 jaar of ouder, minus de norm bij voor persoonlijke uitgaven. Dit is bereikt door een verwijzing naar artikel 21 onder b WWB (dit artikel benoemt de norm zonder toeslagen voor een alleenstaand ouder, die effectief gelijk is aan de norm voor een alleenstaande met maximale toeslagen).

Indien betrokkene jonger is dan 23 jaar, wordt gerekend met het lagere bedrag van artikel 21 onder a.

Indien dit tot een onredelijke uitkomst mocht leiden, dan biedt de hardheidsclausule uitkomst.

Als bovengrens van de eigen bijdrage geldt uiteraard de kostprijs van de voorziening.

Artikel 4

Het opleggen van de eigen bijdrage geschiedt middels een besluit, dat vatbaar is voor bezwaar en beroep.

De eigen bijdrage van cliënten met een WWB-uitkering van de gemeente wordt rechtstreeks verrekend met die uitkering. Artikel 4.8 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning regelt dat dit is toegestaan.

Voor cliënten die een ander inkomen hebben, kan het zinvol zijn om de bijdrage die door de gemeente wordt bepaald en opgelegd, door de instelling te laten incasseren.

Om een indruk te krijgen van de bedragen waar het per maand om gaat, onderstaande tabel.

Op te merken is dat deze juist te gebruiken is bij de NIET-bijstandsklanten. Bij de bijstandsklanten wordt in concreto uitgegaan van de te verstrekken norm (en dat is de norm die hoort bij een klant ZONDER woonlasten) minus de zak-en kleedgeld norm; daardoor komt bij de WWB-ers vanaf 23 jaar de bijdrage eigenlijk € 262,00 per maand lager uit.

SituatieBijstands-normNorm persoonlijke uitgaven plus verhogingEigen bijdragePer maandResteert voor cliënt minimaal
Cliënt t/m 22 jaar Cliënt vanaf 23 jaar € 656,93 € 919,70 € 337,57 € 337,57 € 319,36 € 582,13 € 337,57 € 337,57

Per dag: € 10,65 resp. € 19,40