Organisatie | Schiedam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Subsidieverordening gemeente Schiedam 2012 |
Citeertitel | ASV 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | subsidie |
Deze regeling is vervangen door de ASV 2017.
De Algemene Subsidieverordening gemeente Schiedam 2012 wordt na vaststelling en bekendmaking van toepassing verklaard op alle budget, investering- project en waarderingsubsidies met ingang van de aanvragen in 2012.
Dit besluit is tevens van toepassing op subsidieaanvragen voor het jaar 2015, die vóór de inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit zijn ingediend.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-01-2017 | art. 2, 18 | 16-12-2014 | VR 68/2014 | |
26-01-2012 | 01-01-2012 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 15-12-2011 Huis-aan-huisblad Het Nieuwe Stadsblad 18-01-2012 | VR 107/2011 |
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 3. Bevoegdheid college
Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met in achtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en - indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd - onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.
HOOFDSTUK 3. AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE
Artikel 5. Bij aanvraag in te dienen gegevens
Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:
een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;
HOOFDSTUK 4. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE
Het college kan in nadere subsidieregelingen, binnen door de raad vast te stellen beleidsterreinen of onderdelen daarvan, bepalen dat de gevraagde subsidie kan worden geweigerd of de verleende subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.
HOOFDSTUK 5. VERLENING VAN DE SUBSIDIE
Artikel 10. Verlening subsidie
Het college kan bij het besluit tot verlenen van een subsidie, de subsidieontvanger verplichten de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling te hanteren. Onder huiselijk geweld en kindermishandeling wordt mede verstaan: seksueel geweld, vrouwelijke genitale verminking, eergerelateerd geweld en oudermishandeling.
HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER
Artikel 12. Tussentijdse rapportage
Bij subsidieverlening vanaf € 50.000,-. is het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten verplicht. Het college kan ook in overige gevallen deze verplichting opleggen.
De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.
Artikel 14. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger
De subsidieontvanger, waarop artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens van toepassing is, is verplicht om de inkomensgrens zoals bedoeld in het eerste lid van dat artikel als bezoldigingsmaximum in acht te nemen. Indien voor een sector een hoger bezoldigingsmaximum is afgesproken tussen de sector en de minister, dan geldt dit maximum.
Indien de subsidieontvanger de in het vorige lid bedoelde verplichting niet nakomt, kan het in de verleningsbeschikking genoemde subsidiebedrag bij de subsidievaststelling worden verminderd. De vermindering is gelijk aan het bedrag van de overschrijding van de geldende inkomensgrens in het kalenderjaar waarop de verleningsbeschikking betrekking heeft.
HOOFDSTUK 7. Verantwoording en vaststelling van de subsidie
Artikel 17. Vaststelling en verantwoording subsidies tot € 10.000,-
Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door het college aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
Artikel 18. Vaststelling en verantwoording subsidies vanaf € 10.000,-
Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.
Het college kan, na het verstrijken van de in het rappèl genoemde termijn, het verleende subsidiebedrag 20 % lager vaststellen. Het subsidiebedrag kan verder worden verlaagd voor elke week dat de aanvraag tot vaststelling niet door het college is ontvangen tot maximaal 50% van de verleende subsidie. Blijft de aanvraag tot subsidievaststelling achterwege, dan kan de subsidie ambtshalve op nihil worden vastgesteld.
In afwijking van het zevende lid onder a, kan het college bij een lager besteed bedrag dan in de verleningsbeschikking vermeld, de subsidie conform het verleende bedrag vaststellen en toestemming verlenen aan de subsidieontvanger om het positieve saldo aan te wenden voor andere activiteiten ter verwezenlijking van zijn doelstelling, of te reserveren.
HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN
Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3 en 8 voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 15 december 2011.
De Griffier, J. Gordijn,
De Voorzitter, J.M. Leemhuis-Stout
ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE SCHIEDAM 2012.
Vanwege een aantal ontwikkelingen is het wenselijk gebleken de Algemene Subsidieverordening Schiedam 2006 te wijzigen. Het gaat hierbij om:
De ASV 2012 biedt - naast de subsidiebepalingen in de Algemene wet bestuursrecht - het juridische kader voor een doelmatige, doeltreffende en rechtmatige inzet van subsidiemiddelen.
In Titel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn algemene regels opgenomen over subsidiëring. De subsidietitel bevat:
De Awb geldt ten opzichte van gemeentelijke bepalingen als hogere regelgeving. De raad kan dus geen regels vaststellen die in strijd zijn met de betreffende regels. Ook het letterlijk overnemen van dwingende Awb-bepalingen is niet mogelijk. Uit artikel 121 Gemeentewet volgt dat de gemeentelijke regeling geen onderwerp mag betreffen waarin door een hogere regeling al is voorzien. Ingevolge artikel 122 van de Gemeentewet vervallen de bepalingen van een gemeentelijke verordening van rechtswege wanneer in het onderwerp van de verordening door een wet wordt voorzien.
De hoofdregel van de subsidietitel in de Awb is, dat subsidies gebaseerd moeten zijn op een wettelijk voorschrift. Voor gemeenten is dit wettelijk voorschrift een gemeentelijke verordening.
Wanneer is sprake van subsidie?
Of sprake is van subsidie is wettelijk bepaald. In artikel 4:21 Awb, is de definitie van subsidie gegeven. Indien een betaling onder het subsidiebegrip valt, is sprake van subsidie. Het subsidiebegrip luidt als volgt:
De aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen en diensten.
Uit het subsidiebegrip kan worden opgemaakt, dat:
Om te bepalen of sprake is van subsidie moeten vooraf de volgende vragen met ‘ja’ beantwoord worden:
Indien één van de vragen met nee wordt beantwoord, is er mogelijk geen sprake van subsidie maar van een overeenkomst/inkoop (= betaling voor een opdracht).
Met de zinsnede ‘anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten’, heeft de wetgever bedoeld de subsidie te onderscheiden van het begrip ‘inkoop’. Uit de definitie van artikel 4:21 Awb volgt dat, als er sprake is van een betaling voor een opdracht, deze betaling niet kan worden aangemerkt als een subsidieverstrekking of omgekeerd. Oftewel: opdracht en subsidie sluiten elkaar uit.
Om verschillende redenen is dit onderscheid belangrijk. Zo zullen ondernemers over de door aan hen gedane betalingen voor geleverde diensten BTW verschuldigd zijn, terwijl zij over aan hen verstrekte subsidies in beginsel geen BTW hoeven af te dragen. Een belangrijk verschil is ook het feit dat bij inkoop de aanbestedingsregels van toepassing zijn; dit is bij subsidieverstrekking niet het geval.
Hieronder worden de belangrijkste verschillen tussen een subsidie en overeenkomst weergegeven.
De feitelijke situatie is bepalend of iets wordt aangemerkt als een subsidie of een overeenkomst (inkoopopdracht): het naamkaartje, dat er aan hangt speelt geen rol.
Binnen het subsidieproces mag niet uit het oog worden verloren dat het om een subsidierelatie gaat die haar grondslag vindt in publiekrechtelijke wet- en regelgeving.
Er kan in enkele gevallen wel sprake zijn van staatssteun. Het begrip staatssteun omvat alle steun die de overheid levert aan een onderneming. Onder staatssteun vallen zowel directe overheidssubsidies als indirecte steunmaatregelen. Voorbeelden van indirecte steunmaatregelen zijn garanties of leningen tegen niet marktconforme voorwaarden of de verkoop van grond of gebouwen onder de marktprijs. Op grond van het verdrag van de oprichting van de Europese Gemeenschap (EG-verdrag) is staatssteun verboden, tenzij de steunmaatregel is goedgekeurd door de Europese Commissie.
Het verbod op staatssteun is bedoeld om de vrije concurrentie te bevorderen en verstoringen van het handelsverkeer tussen de lidstaten te voorkomen. Staatssteun is toegestaan als andere organisaties daardoor geen oneerlijke concurrentie ondervinden.
Niet alle staatssteun is verboden.
Staatssteun is toegestaan als deze valt binnen een van de Europese vrijstellingsverordeningen. Valt de subsidie daar niet binnen, dan is hiervoor eerst toestemming van de Europese Commissie nodig.
Er is geen sprake van staatssteun als de activiteiten, waarvoor subsidie wordt verleend, geen ondernemingsactiviteiten zijn. Zo is een subsidie aan een sportvereniging geen staatssteun.
Als de gesubsidieerde activiteiten wel als ondernemingsactiviteiten kunnen worden aangemerkt, is er sprake van staatssteun als de subsidie niet open staat voor alle ondernemingen, die deze activiteit uitoefenen.
De wet Bibob is bedoeld als aanvulling op bestaande instrumenten. Het college zal bij ieder beleidsdoel dat het wil subsidiëren, zich de vraag moeten stellen of er enig risico is van het faciliteren van strafbare feiten en of die risico’s niet voldoende worden ondervangen met de bestaande toetsing van aanvragen. De ingrijpende bevoegdheden van de wet Bibob in de privacy van instellingen en personen vereisen dat voor hen voorzienbaar is dat eventueel van die bevoegdheden gebruik zal worden gemaakt. Artikel 3 van de Wet Bibob kan daarom alleen worden toegepast wanneer dat in een subsidieregeling is bepaald. Subsidieregelingen die niet bij wet of algemene maatregel van bestuur zijn geregeld, moeten worden goedgekeurd door de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ( artikel 6 van de Wet Bibob). Goedkeuring is een voorwaarde voor de inwerkingtreding. Goedkeuring wordt onthouden indien de toepassing van die weigerings- of intrekkingsgrond, een onevenredig zwaar middel zou zijn ten opzichte van het belang dat moet worden gehecht aan de desbetreffende subsidie of subsidies. Het is gelet op het voorgaande niet mogelijk te bepalen dat de Wet Bibob generiek op alle subsidies wordt toegepast. De Algemene subsidieverordening is vanwege zijn algemene strekking dan ook ongeschikt om een passend kader te vormen voor het toepassen van de wet Bibob. Het van toepassing verklaren van de Wet Bibob in een specifieke subsidieregeling wordt daarom aan het college overgelaten.
De gemeenteraad stelt op hoofdlijnen het beleid voor de komende vier jaren vast. Het college voert dit beleid uit en legt hierover jaarlijks verantwoording af aan de raad. Om het door de gemeenteraad vastgestelde beleid uit te kunnen voeren, verstrekt het college subsidies aan instellingen. Het verstrekken van subsidies is dus een instrument om de beleidsdoelen te realiseren. Via de begrotingscyclus wordt bepaald hoeveel geld de gemeente aan de verschillende beleidsterreinen uitgeeft.
Het subsidieproces staat in relatie tot de begrotingscyclus. Deze start in juni met het vaststellen van de zomernota. Derhalve is het van belang dat alle budgetsubsidies worden ingediend vóór 1 juni van het jaar ten behoeve van subsidies voor het jaar daaropvolgend.
Minder administratieve en bestuurlijke lasten
Bij de ontwikkeling van de ASV 2012 is tevens gekeken naar de vermindering van administratieve en bestuurlijke lastendruk. Bij de vereisten voor het indienen van een aanvraag en de verantwoordingseisen zijn bepalingen opgenomen waarin het college kan afzien van het opvragen van bepaalde gegevens en slechts in voorkomende gevallen om extra gegevens zal vragen.
Lastenvermindering zit onder andere in de aanvraagtermijn, de inhoud van de aanvraag, de weigeringgronden, de verplichtingen, de verantwoording en de vaststelling.
De opzet van de ASV 2012 is ten opzichte van de ASV 2006 vereenvoudigd. Overbodige regels zijn vervallen en de kort en bondig beschreven regels maakt de verordening beter leesbaar.
Vereenvoudiging is onder andere gevonden in:
De aanvraag voor budgetsubsidie wordt gedaan uiterlijk 1 juni in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft. Dit was voorheen 1 april. De ervaring heeft geleerd dat indienen voor 1 april vaak leidt tot verzoeken om uitstel of te laat ingediende aanvragen. Met het creëren van meer ruimte aan de voorkant, worden in het vervolgtraject de administratieve lasten aanzienlijk verminderd. De aanvraag voor een investering- project- en waarderingsubsidie kan gedurende het gehele jaar worden ingediend, doch uiterlijk 13 weken voor aanvang van de activiteit. Bij het bepalen van de grens bij waarderingsubsidie van maximaal € 10.000,- is aangehaakt aan artikel 17, waarin bepaald is dat subsidies tot € 10.000,- direct kunnen worden vastgesteld. Het bedrag is derhalve in afwijking van het voorgestelde bedrag in de regienota “Van subsidie verstrekken naar regiegemeente, zijnde € 5.000,-.
Artikel 10. Verlening subsidies.
In maart 2010 is door de burgemeesters van de gemeenten in de regio Rotterdam-Rijnmond ingestemd met de Nota regionale aanpak huiselijk geweld en eergerelateerd geweld 2010-2014. Vervolgens is in september 2010 een intentieverklaring ondertekend om de invoering van de Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling als subsidievoorwaarde op te nemen bij de door de gemeente gesubsidieerde instellingen.
Artikel 14: Overige verplichtingen van de subsidieontvanger.
Enige tijd geleden is door het college het besluit genomen om de salariëring van gesubsidieerde instellingen aan banden te leggen. Om dit besluit ook integraal door te voeren is ervoor gekozen dit derhalve vast te leggen in de subsidieverlening.
Artikel 16: aanvraag vaststelling
Artikel 16: aanvraag vaststelling. In lid 5 is aangegeven dat het College kan voorschrijven dat bij de aanvraag tot subsidievaststelling een controleverklaring wordt overlegd. Slechts bij subsidies boven € 50.000,- is een controleverklaring verplicht. In geval van twijfel blijft het met lid 5 wel mogelijk om aanvullende gegevens en/of een accountantsverklaring te vragen. In veel gevallen is dit niet noodzakelijk en scheelt dit in administratieve lasten.
Bij de vaststelling van een grens van € 50.000,- is afgeweken van het voorgestelde bedrag van € 40.000,- in de regienota “Van subsidie verstrekken naar regiegemeente. Mede gezien het feit dat de regienota is opgesteld in 2008, is anno 2012 gekozen om in de nieuwe ASV de norm van het VNG-model aan te houden.
: Vaststelling en verantwoording subsidie tot € 10.000,-. Er wordt in de nieuwe ASV 2012 duidelijk onderscheid gemaakt in subsidies tot en vanaf € 10.000. Alle subsidies tot € 10.000,- kunnen direct vastgesteld worden. Ook is in artikel 17 opgenomen dat voor bepaalde subsidies de subsidieontvanger achteraf niet standaard verantwoording hoeft af te leggen aan de subsidieverstrekker. Bij twijfel over eventueel oneigenlijk gebruik, bestaat altijd de mogelijkheid alsnog om verantwoording te vragen. Ook hier zijn de administratieve lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker sterk verminderd.
DE ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
De wettelijke grondslag van de verordening wordt gevormd door zowel de Gemeentewet als de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De ASV 2012 is in belangrijke mate een complementaire regeling: aanvullend aan hetgeen reeds in de Awb, met name titel 4.2 is geregeld.
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In dit artikel is een aantal voorkomende begrippen in de ASV 2012 omschreven. Het begrip subsidie is niet gedefinieerd in de ASV 2012, aangezien het begrip reeds in artikel 4:21, eerste lid, van de Awb is gedefinieerd.
Hieronder een toelichtende passage over wat er onder de vier verschillende subsidievormen wordt verstaan c.q. ermee wordt beoogd.
Budgetsubsidie: alle structurele subsidies boven € 10.000,- waarbij het subsidiebedrag is gerelateerd aan een bepaald niveau van activiteiten of prestaties, die in beginsel van onbepaalde duur zijn. Budgetsubsidie moet vóór 1 juni worden ingediend ten behoeve van subsidie voor het daaropvolgende jaar.
Artikel 2. Reikwijdte verordening
In het eerste lid wordt aangegeven voor welke beleidsterreinen subsidies kunnen worden verstrekt.
Er is voor gekozen om zo veel mogelijk op te nemen in deze algemene verordening. Op die manier wordt bereikt dat zowel burger als bestuur direct en zonder zich teveel in onderliggende zaken als beleidsregels en raadsbesluiten, hoeven te verdiepen om na te gaan aan welke voorwaarden zij moeten voldoen om voor verlening van een subsidie in aanmerking te komen.
Het tweede lid regelt de bevoegdheid van het college om nadere regels te stellen. Door de veelheid en verscheidenheid van subsidiemogelijkheden is uiteraard niet te vermijden, dat op onderdelen nadere regels noodzakelijk zullen blijken. Die verscheidenheid onderbrengen in een algemene verordening is mogelijk, maar komt de met een algemene verordening nagestreefde overzichtelijkheid niet ten goede. Daarbij komt dat beleidsdoelen en prioriteiten wijzigen en dit, naar aangenomen mag worden, in een hoger tempo zullen doen dan de Algemene subsidieverordening aan wijziging toe is.
Wijziging van een alsdan complexe en uitgebreide verordening, die veel beleidsterreinen bestrijkt, gaat gepaard met aanzienlijke bestuurlijke en administratieve lasten. Met deze algemene verordening, die de kaders geeft voor nadere regels, worden deze lasten beperkt in aantal en kwaliteit. Zo zal het bij een eventuele wijziging van de verordening niet noodzakelijk zijn alle beleidsafdelingen van de gemeente daarbij anders dan in informerende zin te betrekken.
Artikel 3. Bevoegdheid college
Het college besluit ingevolge het eerste lid binnen de daarvoor door de raad vastgestelde kaders, zoals neergelegd in de gemeentebegroting en deze Algemene subsidieverordening. Dit betekent dat het college geen subsidies kan verlenen, die niet stroken met de door de raad vastgestelde algemene regels.
Met besluiten over het verstrekken van subsidies in plaats van verlenen van subsidies wordt beoogd de bevoegdheid te besluiten over het gehele subsidieproces, dus ook het bevoorschotten, lager vaststellen, terugvorderen en dergelijke.
In het eerste lid is bepaald dat het college daarbij de gemeentebegroting en subsidieplafonds in acht neemt. Als de gemeentebegroting nog niet is vastgesteld en er formeel dus nog geen financiële ruimte door de raad beschikbaar is gesteld, wordt subsidie slechts verleend onder de voorwaarde dat de raad daarvoor geld beschikbaar zal stellen, het zogenoemde begrotingsvoorbehoud.
In het tweede lid is de bevoegdheid van het college geregeld om voorwaarden aan de subsidie te verbinden. Zie hiertoe ook artikel 4:33 Awb en voor het verschil met verplichtingen artikel 4:37 Awb.
Artikel 4. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud
In het eerste lid is de bevoegdheid van het college geregeld om subsidieplafonds vast te stellen. Op grond van de artikelen 4:25 en 4:26 in verbinding met artikel 4:22 van de Awb kan bij wettelijk voorschrift worden bepaald dat per beleidsterrein een subsidieplafond kan worden vastgesteld. Uit het oogpunt van rechtszekerheid verlangt de Awb dat het subsidieplafond bekend wordt gemaakt vóórdat de periode waarop het betrekking heeft, ingaat.
Bij bekendmaking van het subsidieplafond wordt de wijze van verdeling vermeld, zo volgt uit artikel 4:26 tweede lid Awb. De achtergrond van deze bekendmaking betreft het beginsel van de evenredige belangenafweging, zoals opgenomen in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht, en daarin begrepen het verbod van willekeur. Artikel 4:26 eerste lid Awb laat de wijze van verdeling geheel vrij. In de praktijk zijn er twee manieren ontstaan om het beschikbare bedrag te verdelen.
De eerste vorm is een verdeelmechanisme op volgorde van binnenkomst, waarbij de aanvragen in volgorde van ontvangst van de volledige aanvraag worden behandeld. Wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Awb de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt als datum van ontvangst van de aanvraag de dag, waarop de aanvulling is ontvangen door de gemeente.
De tweede vorm is een tendersysteem, waarbij het beschikbare budget wordt verdeeld over de complete aanvragen door middel van een onderlinge vergelijking van de aanvragen en waarbij de beste aanvragen voor subsidie in aanmerking komen. Van belang bij dit systeem is dat helder is voor de aanvrager op basis van welke criteria de aanvragen worden getoetst en in rangorde worden gezet.
Het derde lid is alleen van toepassing op subsidies die op grond van een tendersysteem worden beoordeeld, waarbij de aanvragen vóór een bepaald tijdstip moeten worden ingediend, terwijl de begroting later wordt vastgesteld of goedgekeurd. De verlaging van het subsidieplafond vloeit voort uit de vaststelling of goedkeuring van de begroting, met andere woorden een verlaging of schrapping van een begrotingspost. Dit betekent ook dat de verlaging niet verder mag gaan dan uit de begroting voortvloeit. Tevens moet reeds zijn gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan.
Het vierde lid regelt de mogelijkheid om in geval van subsidieverstrekking voorafgaand aan de vaststelling van de begroting een begrotingsvoorbehoud te maken (artikel 4:28 Awb). Artikel 4:28 Awb ziet toe op subsidieregelingen met een zogenaamd tendersysteem, waarbij alle aanvragen vóór een bepaald tijdstip moeten worden ingediend
Artikel 5. Bij aanvraag in te dienen gegevens
Op grond van artikel 4:29 van de Awb kan de subsidievaststelling voorafgegaan worden door een beschikking omtrent subsidieverlening. Een beschikking tot subsidieverlening wordt gegeven op aanvraag. Wat een aanvraag is en aan welke eisen deze moet voldoen staat in afdeling 4.1.1. van de Awb. Dit artikel geeft voorschriften voor het indienen van een subsidieaanvraag. Het door het college vastgestelde aanvraagformulier dient te worden gebruikt. Doel van een aanvraagformulier is om aan de aanvrager te verduidelijken wat voor informatie hij bij de aanvraag moet geven.
Artikel 10. Verlening subsidie
In artikel 4:37 van de Awb wordt een aantal standaardverplichtingen opgesomd, die in de vorm van een voorschrift aan de subsidiebeschikking kunnen worden verbonden. Op grond van artikel 4:38 Awb kan het bestuursorgaan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Indien de subsidie op een wettelijk voorschrift berust, zoals hier aan de orde, worden de verplichtingen opgelegd bij wettelijk voorschrift of krachtens wettelijk voorschrift bij subsidieverlening. Het tweede lid van artikel 10 vormt de wettelijke grondslag krachtens welke het college nadere verplichtingen kan opleggen, naast die genoemd in artikel 4:37 Awb.
Het gaat hierbij om verplichtingen die redelijkerwijs noodzakelijk en geschikt zijn om het met de subsidie nagestreefde doel te verwezenlijken. Deze zogenaamde doelgebonden verplichtingen kunnen rechtstreeks betrekking hebben op de gesubsidieerde activiteit (1), maar ook een meer afgeleid en ondersteunend karakter hebben (2).
Voorbeeld 1: een verplichting aan een instelling om bepaalde activiteiten ten behoeven van derden (bijv. cursussen) uitsluitend te laten verzorgen door personen die aan bepaalde opleidingseisen voldoen.
Voorbeeld 2: een verplichting inzake de wijze waarop de administratie moet worden gevoerd of aan het bestuursorgaan moet worden gerapporteerd over de activiteiten.
Lid 3. Vooruitlopend op de invoering van de nieuwe Wet Meldcode hebben alle burgemeesters van het Regionaal College, waaronder de burgemeester van Schiedam, in september 2010 een intentieverklaring ondertekend. Hiermee hebben zij te kennen gegeven dat:
Het gaat hier om een verplichting die niet strekt tot verwezenlijking van het doel van de subsidie oftewel het gaat hier om een niet-doelgebonden verplichting. In artikel 4:39, tweede lid, Awb is bepaald dat niet-gebonden verplichtingen wel enig verband moeten houden met de gesubsidieerde activiteit.
Het hanteren van een meldcode zal met de inwerkingtreding van de Wet Meldcode voor een aantal voorgeschreven sectoren wettelijk verplicht worden gesteld. Zolang de Wet Meldcode nog niet in werking is getreden kan het college op grond van het derde lid aan de betreffende instellingen in de beschikking tot subsidieverlening de verplichting opleggen een meldcode binnen de organisatie te hanteren
Om tijdig te kunnen bijsturen dan wel maatregelen te nemen mocht dat nodig zijn, dient de gemeente tijdig te worden geïnformeerd. Op grond van dit artikel is de subsidieontvanger met het oog hierop verplicht een aantal zaken terstond schriftelijk aan het college te melden.
De egalisatiereserve is bedoeld om verschillen tussen werkelijk gemaakte kosten en subsidiebedragen op te vangen. De egalisatiereserve is een buffer, waarmee tekorten in het ene jaar kunnen worden opgevangen met overschotten in het andere jaar. Hiermee wordt voorkomen dat de subsidieontvanger bij tekorten zich steeds moet wenden tot de subsidieverstrekker. De bestemmingsreserve is bedoeld om een specifieke reserve te creëren, waaraan vooraf een bestemming is gegeven.
Artikel 16. Aanvraag vaststelling
De subsidieontvanger moet voor de vaststelling van subsidie vanaf € 10.000. en meer een aanvraag indienen. Bij de aanvraag moet de subsidieontvanger informatie overleggen die van belang is voor de verantwoording. Op basis daarvan is na te gaan of de subsidie juist is besteed. In dit artikel is tevens bepaald wanneer de aanvraag tot vaststelling van de subsidie moet zijn ingediend.
De reguliere controleverklaring geeft inzicht in de juistheid en betrouwbaarheid van de financiële verantwoording. De accountant kán gevraagd worden om ook een oordeel te geven over de betrouwbaarheid van de prestatiegegevens van de instelling.
Artikel 17. Vaststelling en verantwoording subsidies tot € 10.000,-.
In het geval van directe vaststelling (eerste lid, onderdeel a) worden de bewijsstukken van de prestatie direct met de aanvraag meegestuurd. Ook indien de activiteiten nog niet hebben plaatsgevonden, kan onderdeel a worden toegepast. De toepassing is dan onder meer afhankelijk van de aard van de subsidie (bijvoorbeeld een ‘waarderingssubsidie’) en risicoafweging van de subsidieverstrekker. Steekproefsgewijze controle na de vaststelling is mogelijk, maar leidt alleen in bijzondere gevallen, zoals fraude, tot terugvordering.
In het tweede geval (eerste lid, onderdeel b), wordt in de subsidiebeschikking vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht. De subsidie wordt vervolgens, binnen 13 wekenna de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld door de subsidieverstrekker. Bij deze wijze is er juridisch meer mogelijk om op te treden, indien de gemeente bemerkt dat de activiteit niet (geheel) is gerealiseerd. De subsidie is immers niet bij verstrekking reeds vastgesteld. De subsidieontvanger dient, desgevraagd, op een door het college in de beschikking aangegeven wijze, aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Dit zal steekproefsgewijs plaatsvinden. Van belang: neem in de subsidiebeschikking altijd een datum op wanneer de activiteit wordt geacht te zijn verricht of voltooid en koppel deze aan een exacte datum (dertien weken erna) voor de indiening van de vaststelling. De datum van voltooiing van de activiteit is namelijk niet bij alle subsidieaanvragen concreet benoemd.
Artikel 18. Vaststelling en verantwoording subsidies vanaf € 10.000,-
In dit artikel is bepaald binnen welke termijn het college de subsidie moet vaststellen. Er gelden termijnen voor de vaststelling op aanvraag (eerste lid), de vaststelling van een jaarlijkse subsidie (tweede lid) en de ambtshalve vaststelling (derde lid). Indien de subsidieontvanger de aanvraag tot vaststelling te laat indient, kan het college na rappèl besluiten om het subsidiebedrag lager vast te stellen, tot een maximum van 50 % van het subsidiebedrag. Indien de aanvraag uitblijft, kan het college het subsidiebedrag ambtshalve op nihil vaststellen.