Organisatie | Coevorden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene subsidieverordening Coevorden 2012 |
Citeertitel | Algemene subsidieverordening Coevorden 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | welzijn, onderwijs en cultuur |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-03-2018 | 01-01-2017 | 01-01-2019 | toevoeging art 2 lid 1 sub j. sport | 06-03-2018 | Collegevoorstel 9 december 2011, nr. 885 |
01-01-2012 | 27-03-2018 | nieuwe regeling | 20-12-2011 CoevordenHuisAanHuis 28-12-2011 | Collegevoorstel 9 december 2011, nr. 885 |
De raad van de gemeente Coevorden;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van
20 december 2011, bijl.nr. 885, inzake de Algemene subsidieverordening Coevorden 2012;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en Titel 4.2. van de Algemene wet bestuursrecht;
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 3. Bevoegdheid college
Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met in achtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en - indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd - onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.
HOOFDSTUK 3. AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE
Artikel 5. Bij aanvraag in te dienen gegevens
Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:
een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;
HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER
Artikel 11. Tussentijdse rapportage
Bij subsidies, hoger dan 50.000 euro, welke verleend worden voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. Een dergelijke tussentijdse verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar gevraagd.
De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of geheel niet zullen worden verricht of dat niet of geheel niet aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.
HOOFDSTUK 7. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE
Artikel 14. Verantwoording subsidies tot 5.000 euro
Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
Artikel 17. Vaststelling subsidie
Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.
HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN
Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3 en 8 voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 20 december 2011.
De raad voornoemd,
, voorzitter.
, griffier.
De Algemene subsidieverordening is gebaseerd op de modelverordening ‘Subsidie zonder moeite – Model algemene subsidieverordening 2009’, die de VNG heeft opgesteld vanuit haar adviserende functie om het subsidiebeleid van gemeenten te stroomlijnen en te actualiseren.
Bij de ontwikkeling van de nieuwe modelverordening is nadrukkelijk ook gekeken naar dereguleringsmogelijkheden binnen het subsidieproces. Een belangrijk aspect in het subsidietraject is gelegen in vereenvoudiging van de regels voor de verantwoording van de subsidie.
De transponeringstabel van de Algemene subsidieverordening Coevorden 2006 naar de Algemene subsidieverordening Coevorden 2012 is als bijlage bijgevoegd.
Hoofdstuk 1. Grondslag verordening
In de Algemene wet bestuusrecht staat dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een wettelijk voorschrift. Deze eis komt voort uit de wens van de wetgever, dat de rechtszekerheid van de subsidieaanvrager en subsidieontvanger voldoende is gewaarborgd. Hiermee wordt tevens een doelmatige besteding van overheidsuitgaven nagestreefd. Mogelijk onzorgvuldig of willekeurig handelen van het overheidsorgaan of nalatigheid van de subsidieontvanger is immers beter te toetsen aan de hand van een wettelijke regeling dan aan de hand van een op zichzelf staand besluit van een bestuursorgaan.
Voor gemeenten betekent dit, dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een verordening van de raad (artikel 4:23, lid 1 Awb). Deze verordening moet de essentiële elementen van het proces van subsidieverstrekking bevatten, zoals een omschrijving of aanduiding van de te subsidiëren activiteiten, de bevoegdheid voor het vaststellen van een subsidieplafond en de bijbehorende verdelingsmaatstaf. Volgens de Memorie van Toelichting bij de Awb (MvT) moet een wettelijk voorschrift, in dit geval een gemeentelijke verordening, aan de twee volgende eisen voldoen om de beoogde doelmatigheid en rechtszekerheid te bereiken. Het moet een omschrijving bevatten van de activiteiten, waarvoor subsidie kan worden verleend en het moet een grondslag bevatten voor de verplichtingen, die het bestuursorgaan aan de subsidieverlening kan verbinden.
Uitzonderingen wettelijke grondslag
Op de hoofdregel dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een wettelijke grondslag bestaan, op grond van het derde lid van artikel 4:23 Awb, vier uitzonderingen:
Wanneer er een wettelijk voorschrift in voorbereiding is, mag het bestuurorgaan, vooruitlopend op de totstandkoming van dit voorschrift, alvast beginnen met het verlenen van de subsidie. Van deze bevoegdheid om zonder grondslag te subsidiëren, kan gedurende maximaal een jaar gebruik worden gemaakt. Het doel van deze uitzondering is te voorkomen, dat de slagvaardigheid van de overheid bij het kunnen inzetten van het subsidie-instrument onnodig wordt belemmerd. Om democratische controle mogelijk te maken, geldt er voor deze vorm van subsidie wel een verslagleggingplicht voor het bestuursorgaan.
Ad. b. Subsidieverstrekking op grond van een begrotingspost
In bepaalde gevallen is het toegestaan om niet op basis van een verordening, maar op basis van een post op de begroting subsidie te verlenen. Artikel 4:23, derde lid, onder c Awb bepaalt hierover dat er geen verordening is vereist, indien de begroting de subsidieontvanger en het bedrag, waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, vermeldt.
Binnen de systematiek van de programmabegroting wordt tot nu toe geen gebruik van deze mogelijkheid gemaakt.
Strikt genomen is voor incidentele subsidies geen wettelijk voorschrift nodig. In artikel 4:23, vierde lid, onderdeel d Awb is neergelegd, dat in incidentele gevallen kan worden afgezien van het basisvereiste dat slechts op grond van een wettelijk voorschrift subsidie kan worden verstrekt. Die situatie doet zich voor, indien er geen beleid is dat voorziet in subsidiëring van de desbetreffende activiteiten en evenmin sprake is van een vaste bestuurspraktijk om dat soort activiteiten te subsidiëren.
Deze uitzondering in de Awb is bedoeld voor gevallen, waarin zowel het aantal subsidieontvangers als het tijdvak van subsidiëring beperkt is.
Bij het opstellen van de onderhavige subsidieverordening is er voor gekozen om ook incidentele subsidies op te nemen in de verordening onder de grondslag eenmalige subsidie, zodat ook deze een wettelijke grondslag hebben. Voorts werd dit ingegeven door de wens om te komen tot heldere, voor alle subsidiesoorten geldende regels.
Gebruik en benaming nadere regels
In de praktijk blijkt er veel onduidelijkheid te bestaan over het gebruik van nadere regels in het kader van subsidieverstrekking. Hiervoor gebruiken gemeenten zowel de vorm van deelverordeningen, maar ook vaak beleidsregels of beleidsnota’s.
Op grond van artikel 1:3, derde lid Awb wordt onder een beleidsregel verstaan: ”een bij besluit vastgestelde, algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan”.
Subsidieverstrekking op basis van alleen beleidsregels is niet mogelijk vanwege het ontbreken van een wettelijke grondslag. Er is altijd een verordening nodig. In die verordening dienen tenminste de activiteiten globaal te worden omschreven, die voor subsidie in aanmerking kunnen komen. De opzet van de Algemene subsidieverordening is dusdanig dat alle algemene regels omtrent subsidieverstrekking in de Algemene subsidieverordening zijn opgenomen. Regels die alleen betrekking hebben op een speciaal beleidsterrein worden in nadere regels uitgewerkt.
Via de beleidsregels op grond van art. 1.3 juncto artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht kunnen de subsidiemogelijkheden nader worden ingevuld.
Het gebruik van beleidsnota’s dient zoveel mogelijk te worden vermeden, omdat met beleidsnota’s niet rechtstreeks verplichtingen aan burgers kunnen worden opgelegd. Beleidsnota’s binden alleen het bestuursorgaan en werken niet extern. In ieder geval kunnen zaken als termijnen en subsidieverplichtingen niet worden geregeld via een beleidsregel. In jurisprudentie is bepaald dat normstelling alleen kan plaatsvinden in de vorm van algemeen verbindende voorschriften en niet in beleidsregels.
Het is wel mogelijk om een omschrijving van regels die een uitleg geven aan bepalingen uit de verordening, zoals de afweging van belangen of de vaststelling van feiten, op te stellen in de vorm van beleidsregels. Bijvoorbeeld op welke wijze het begrip “jubileumbijdrage” bij verschillende verenigingen moet worden geïnterpreteerd. Zodra het gaat om normstelling dient de norm te worden verwerkt in de artikelen van de (deel)verordening en niet in de toelichting of in beleidsregels. De nadere invulling van de norm en de nadere criteria voor subsidies kan plaatsvinden via beleidsregels ex artikel 1.3 juncto artikel 4:81 Awb.
Hoofdstuk 2. Het subsidiebegrip
Om de subsidietitel uit de Awb op een juiste wijze toe te passen, is het van belang dat helder is wat er onder subsidie wordt verstaan. Subsidie is een materieel begrip en wordt omschreven in artikel 4:21, eerste lid Awb. Voldoet een geldverstrekking aan de daar genoemde voorwaarden, dan is het een subsidie, hoe ook genaamd.
Er is sprake van een subsidie als het gaat om geldverstrekkingen, die aan de volgende kenmerken voldoen:
In de praktijk kan het voorkomen, dat er afwijkende termen worden gebruikt, zoals bijdrage, uitkering of vergoeding, terwijl het in feite een subsidie betreft. De gekozen benaming is voor de toepasselijkheid van de subsidietitel niet van belang, ze is gewoon van toepassing als aan de voorwaarden is voldaan.
a. Een aanspraak op financiële middelen
Het woord ‘aanspraak’ geeft aan dat het niet de daadwerkelijke overhandiging van het geld hoeft te betreffen, maar dat een aanspraak daarop voldoende is. Deze aanspraak is rechtens afdwingbaar. Van belang is niet de daadwerkelijke beschikbaarstelling, maar het besluit van het bestuursorgaan dat de voorgenomen activiteiten worden gesubsidieerd.
Voor het bestuursorgaan ontstaat na het toekennen van de aanspraak op financiële middelen de verplichting om aan de gesubsidieerde, na uitvoering van de activiteiten en nakoming van zijn overige opgelegde verplichtingen, tot betaling over te gaan.
Niet alle verstrekkingen van het bestuursorgaan zijn subsidies. Indien er geen financiële middelen worden verstrekt, maar andere zaken, dan is er geen sprake van subsidie.
Het leveren van goederen of diensten door de gemeente om niet of onder de kostprijs valt niet onder het subsidiebegrip van de Awb. Dit betekent, dat de zogenaamde ‘subsidies’ in natura (de niet-financiële verstrekkingen), zoals het beschikbaar stellen van gemeentelijke accommodaties voor sportbeoefening of het heffen van een toegangsprijs voor een gemeentelijk museum, die de kosten niet dekken, niet aan de begripsomschrijving voldoen en dus geen subsidie zijn.
b. Verstrekt door een bestuursorgaan
Slechts wanneer de financiële middelen worden verstrekt door een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 van de Awb kan er sprake zijn van een subsidie. Geld van particulieren, zoals fondsen, waarmee activiteiten van andere particulieren mogelijk worden gemaakt, vallen niet onder het subsidiebegrip. De rechtsverhouding tussen particuliere en privaatrechtelijke personen valt immers niet onder de Awb.
De meeste subsidies worden door de ‘reguliere’ bestuursorganen verstrekt. Het is echter van belang om in ogenschouw te nemen, dat ook particuliere fondsen en instellingen, die op grond van een wettelijk voorschrift zijn belast met het geven van subsidies ten laste van openbare middelen, een bestuursorgaan zijn in de zin van artikel 1:1 van de Awb. Dergelijke privaatrechtelijke rechtspersonen kunnen op grond van art 1:1, lid 1, onder b van de Awb als bestuursorgaan worden aangemerkt.
c. Met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager
Een subsidie wordt altijd verstrekt met een bepaald doel, voor bepaalde activiteiten. De wetgever heeft bepaald dat er sprake moet zijn van bepaalde, duidelijk omschreven activiteiten van de ontvanger. De bestedingsrichting van de middelen moet dus duidelijk zijn.
Ook schadevergoedingen, verstrekt door de overheid, vallen buiten het subsidiebegrip. De bestedingsrichting van de ontvanger ligt in dat geval niet vooraf vast, oftewel: een schadevergoeding wordt niet verleend met het oog op bepaalde activiteiten van de ontvanger, maar ter compensatie van schade, veroorzaakt door handelen van de overheid zelf. Het staat de ontvanger vrij te bepalen, waaraan hij het geld besteedt.
Ook de algemene uitkeringen aan gemeenten en provincies uit het Gemeente- en Provinciefonds worden gekenmerkt door een bepaalde bestedingsvrijheid en vallen dus ook buiten de subsidiedefinitie.
d. Anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten
Commerciële transacties vallen buiten het subsidiebegrip. Er is geen sprake van subsidie als de overheid een marktconforme vergoeding betaalt voor aangeschafte goederen of aan haar geleverde diensten. Onder betaling wordt verstaan het leveren van een tegenprestatie, die is afgestemd op de waarde van de verkregen goederen of diensten in het economische verkeer. Dit betekent niet dat een marktprijs, die wat aan de hoge kant is, daarom meteen als subsidie zou zijn aan te merken. Dit geldt alleen in die gevallen waar de prijs onmiskenbaar zozeer boven de marktprijs ligt, dat redelijkerwijs niet meer van betaling kan worden gesproken.
De beperking van deze uitzondering tot aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten is aangebracht, omdat er subsidies zijn, die kunnen worden opgevat als een betaling voor door de subsidieontvanger aan derden geleverde diensten.
In beginsel zijn privaatrechtelijke besluiten niet onder het subsidiebegrip gebracht.
Subsidie versus opdracht: wat is het onderscheid?
Met de zinsnede ‘anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten’, had de wetgever de bedoeling de subsidie te onderscheiden van het begrip ‘opdracht’. Uit de definitie van artikel 4:21 Awb volgt dat, als er sprake is van een betaling voor een opdracht (een financiële tegenprestatie), deze betaling dan niet kan worden aangemerkt als een subsidieverstrekking of omgekeerd. Oftewel: opdracht en subsidie sluiten elkaar uit.
Als een gemeente op grond van de publieke taak diensten aan derden levert en de gemeente schakelt hiervoor een bedrijf in, dan is de betaling voor de levering van deze diensten door dat bedrijf aan derden eveneens geen subsidie.
Om diverse redenen is het relevant om helder te hebben of het al dan niet een subsidie betreft. Zo zullen ondernemers over de door aan hen gedane betalingen voor geleverde diensten BTW verschuldigd zijn, terwijl zij over aan hen verstrekte subsidies in beginsel geen BTW hoeven af te dragen. En mocht er zich een geschil voordoen, dan kan men in het geval van subsidieverstrekking naar de bestuursrechter stappen, terwijl men zich bij een opdracht moet wenden tot de civiele rechter. Bij Beleidsgestuurde Contractfinanciering (BCF) wordt vaak gekozen voor een subsidie, waaraan een contract (uitvoeringsovereenkomst) verbonden is. Ook daar is het van belang dat het karakter van de grondslag van de verbintenis, namelijk de subsidierelatie, niet uit het oog wordt verloren. Tenslotte kan een overheid te maken krijgen met aanbestedingsregels (bij een opdracht) of wellicht staatssteun (bij subsidie).
Het is van belang te beseffen dat de feitelijke situatie bepalend is of iets wordt aangemerkt als een subsidie of een opdracht: het naamkaartje, dat eraan hangt, speelt geen rol. Een gemeente dient daarom waakzaam te zijn bij het opstellen van de subsidiebeschikking en moet voorkomen, dat de verstrekking kan worden aangemerkt als betaling voor een opdracht.
Onderstaande tabel kan duidelijkheid verschaffen, wanneer sprake is van inkoop/levering van goederen of diensten en wanneer van subsidieverlening.
Subsidies en Europese staatssteunregels
Europese regelgeving ten aanzien van staatssteun is niet van toepassing, indien de subsidie aan burgers wordt verstrekt. Ook is geen sprake van staatssteun als de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verleend, geen ondernemingsactiviteiten zijn. Zo is een subsidie aan een (amateur-) sportvereniging geen staatssteun. Als de gesubsidieerde activiteiten wel als onderneming kunnen worden aangemerkt, is er sprake van staatssteun als de subsidie niet open staat voor alle ondernemingen, die deze activiteit uitoefenen. Er moet sprake zijn van een selectief voordeel, wil men kunnen spreken van staatssteun. Staatssteun is toegestaan als deze valt binnen een van de vrijstellingsverordeningen van de Europese staatssteunregels. Valt de subsidie niet binnen de reikwijdte van één van de vrijstellingsverordeningen voor staatssteun, dan is hiervoor eerst toestemming van de Europese Commissie nodig. De steunverlening moet dan vooraf door de Europese Commissie worden genotificeerd.
Uitgezonderde en aangewezen beleidsterreinen en onderwerpen
Het eerste lid van artikel 4:21 Awb geeft een omschrijving van het begrip ‘subsidie’. In het tweede tot en met het vierde lid wordt vervolgens aangegeven welke beleidsterreinen en onderwerpen zijn uitgezonderd van de subsidietitel van de Awb en welke juist worden aangewezen. Overigens kunnen afzonderlijke wetten ook bepalen of de subsidietitel wel of niet van toepassing is.
Uitgezonderd: fiscale faciliteiten
Vanuit economisch oogpunt bekeken, zullen veel belastingfaciliteiten zijn aan te merken als subsidies. De Awb bepaalt echter dat de subsidietitel niet van toepassing is op fiscale stimulansen of aftrekposten. De reden hiervan is dat de toepassing van de subsidietitel moeilijk te verenigen is met de systematiek van de belasting- of premieheffing.
Uitgezonderd: uitkeringen aan doelgroepen
Sociale zekerheidswetgeving kent veel bepalingen, waarin de toepassing van de subsidietitel op de betreffende uitkering wordt uitgesloten. In beginsel voldoen de uitkeringen of toeslagen met betrekking tot bijzondere bijstand, subsidies voor gehandicapten met het oog op bijvoorbeeld woningaanpassing of (re-)integratie in een arbeidsorganisatie, aan de subsidiedefinitie van artikel 4:21 Awb. Desondanks heeft de wetgever er voor gekozen om dergelijke uitkeringen van de toepasselijkheid van de subsidietitel uit te sluiten.
Ook financiële tegemoetkomingen als studiefinanciering en huurtoeslag zijn lastig te duiden. Enerzijds zien zij op het verrichten van een bepaalde activiteit (studeren respectievelijk het kunnen bewonen van een bepaalde woning, hoewel de inkomsten daartoe niet toereikend zijn), terwijl zij anderzijds het karakter hebben van een aanvullende inkomensvoorziening. De Awb-wetgever heeft bepaald dat dit laatste element overheerst. Mede om praktische redenen (voor beide voorzieningen bestond al een uitgebreide, wettelijke regeling) is daarop uitdrukkelijk bepaald dat de subsidietitel niet van toepassing is op deze voorzieningen. Er is voor gekozen om voornoemde uitzonderingen niet in de Awb zelf op te nemen, maar in de desbetreffende wetten.
Aangewezen: bekostiging van het onderwijs en onderzoek
Het vierde lid van artikel 4:21 Awb geeft aan dat de subsidietitel van de Awb van overeenkomstige toepassing is op de bekostiging van het onderwijs en onderzoek. Het begrip ‘bekostiging’ bevat volgens de MvT de reguliere geldstromen voor de instandhouding van de onderscheiden onderwijssoorten, oftewel: de verzuiling. De MvT geeft aan dat, in verband met de eigen aard van de onderwijswetgeving, die samenhangt met de regeling van artikel 23 Grondwet (over de vrijheid van onderwijs), het vierde lid van artikel 4:21 Awb bepaalt dat de subsidietitel niet rechtstreeks, maar van overeenkomstige toepassing is op de bekostiging van het onderwijs en onderzoek. Volgens de MvT wordt op deze manier zoveel mogelijk recht gedaan aan enerzijds de bijzondere constitutionele positie van het onderwijs en anderzijds aan de doelstelling van de Awb om de bestuurlijke wetgeving zoveel mogelijk te harmoniseren.
Exploitatiesubsidie, structurele subsidie, waarderingssubsidie, projectsubsidie, incidentele subsidie, productsubsidie, instellingssubsidie, budgetsubsidie: in de praktijk verzinnen beleidsmakers allerlei benamingen voor de verschillende soorten subsidies. De juridische betekenis van dergelijke benamingen is echter beperkt. De subsidietitel van de Awb is materieel: het is afhankelijk van de feitelijke situatie en niet van de benaming of de financiële verstrekking voldoet aan het subsidiebegrip, zoals omschreven in artikel 4:21 Awb.
De Awb fungeert slechts als basisregeling en biedt veel beleidsvrijheid aan de opstellers van bijzondere subsidieregelingen en subsidiebeschikkingen. Het is echter de vraag of een veelvoud aan benamingen de praktijk ten goede komt. In dit model Algemene subsidieverordening is gekozen voor twee benamingen: eenmalige subsidies en jaarlijkse subsidies. Ook onze subsidieverordening 2006 kende een enkelvoudig subsidiebegrip.
Hoofdstuk 3. Vermindering van administratieve en bestuurlijke lasten
In de afgelopen jaren heeft deregulering en het daardoor verminderen van de administratieve en bestuurlijke lastendruk hoog in het vaandel gestaan, zowel op rijks- als op decentraal niveau. Bij de ontwikkeling van de nieuwe Modelverordening is nadrukkelijk ook gekeken naar deze dereguleringsaspecten. Met name is gekeken naar het verminderen van de indieningvereisten, maar ook naar de mogelijkheden van een andere verantwoordingswijze en beter financieel beheer van subsidies. Hierop wordt in dit hoofdstuk nader ingegaan.
3.1 Het verminderen van de indieningvereisten
Om in aanmerking te komen voor subsidie moet er in de eerste plaats een aanvraag worden ingediend. Bij deze aanvraag moet in veel gevallen een grote hoeveelheid begeleidende stukken worden gevoegd. Wanneer dan wordt bedacht, dat in de praktijk veel (vrijwilligers)organisaties gebruik maken van gemeentelijke subsidies, die niet altijd beschikken over deskundige kennis, en dat er daarnaast regelmatig stukken worden opgevraagd, die niet altijd relevant zijn voor de beoordeling van de aanvraag, kan in een aantal gevallen de conclusie worden getrokken dat de administratieve lasten niet altijd in verhouding staan tot het aangevraagde subsidiebedrag.
Hierbij is ervan uitgegaan dat de gevraagde gegevens op het aanvraagformulier worden vermeld. Het college bepaalt welke gegevens dienen te worden verstrekt en neemt daarbij de proportionaliteit in acht. Hiermee wordt bedoeld dat de aard en hoeveelheid van de gevraagde gegevens in redelijke verhouding dienen te staan tot de omvang van de gevraagde subsidie.
3.2 Verantwoording en financieel beheer van subsidies
Naast het terugdringen van indieningvereisten is het ook mogelijk de administratieve en bestuurlijke lasten te verminderen door een aanpassing van de verantwoordingswijze van de subsidies en een aangepast financieel beheer van het subsidieproces.
In deze (model)verordening is ervoor gekozen om de subsidieverstrekking onder te verdelen in drie vergelijkbare arrangementen, vanzelfsprekend met aangepaste bedragen, om zo te bezien welke verantwoordingsplicht het beste aansluit bij de hoogte van het subsidiebedrag. In de onderhavige Modelverordening is in de artikelen 14, 15 en 16 aansluiting gezocht bij dit systeem door de omvang van de verantwoordingsverplichting te koppelen aan de hoogte van het subsidiebedrag.
Het subsidiekader gaat uit van proportionaliteit tussen het subsidiebedrag en de administratieve lasten. Hoe lager het subsidiebedrag per ontvanger is, hoe minder of eenvoudiger voorwaarden worden gesteld en hoe efficiënter de verantwoording wordt ingericht.
Bij de verstrekking van kleine subsidies aan bijvoorbeeld toneelverenigingen, muziekkorpsen of ouderenbonden lopen gemeenten slechts een beperkt financieel risico. Het subsidiebedrag is vaak niet zo hoog, terwijl de administratieve en bestuurlijke lasten naar verhouding vaak wel hoog zijn.
Uitgaande van het dereguleringsmodel en de lokale bestuurspraktijk in de onze gemeente heeft dit geleid tot de volgende verdeling:
Voor subsidiebedragen, kleiner dan 5.000 euro, wordt de subsidie verstrekt op basis van vertrouwen. De subsidieontvanger hoeft geen aanvraag voor subsidievaststelling (verantwoording) in te dienen.
In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de ontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden. Achteraf kan een risicogeoriënteerde controle plaatsvinden bij de ontvanger. Een meer risicogeoriënteerde aanpak betekent ook een zekere risicoacceptatie. Belangrijk hierbij is dat incidenten niet gelijk tot een systeemaanpassing zouden moeten leiden. De verantwoordingsfocus bij kleine subsidies ligt op het leveren van de prestatie of dienst in plaats van op de kosten. Hierdoor kan het ook voorkomen, dat de werkelijke kosten uiteindelijk lager zijn dan het subsidiebedrag.
Voor de subsidieaanvragers en subsidieverstrekker leidt dit tot een aanzienlijke lastenverlichting. Immers in een groot aantal gevallen hoeft geen procedure voor vaststelling van de subsidie gevolgd te worden.
Tot op heden is gebleken, dat het risico verwaarloosbaar is. In 2010 ontvingen 239 organisaties (88% van alle subsidieverstrekkingen) € 267.000, zijnde 6% van het totale subsidievolume.
Standaardberekeningswijzen en eenduidige definities voor kostenbegrippen
Ook de uniformering van tarieven en begrippen draagt bij aan de rechtszekerheid van de aanvrager. Een subsidiebedrag kan op verschillende manieren worden bepaald. Er kan een vast bedrag per prestatie of activiteit worden gegeven, maar de subsidie kan ook bestaan uit een bijdrage in de kosten van de subsidiabele activiteiten.
Via beleidsregels/nadere regels volgt een nadere uitwerking van berekeningswijze en methoden.
Beslistermijnen en Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen
Per 1 oktober 2009 is de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen in werking getreden. Hierdoor lopen bestuursorganen, die zich niet aan de termijnen houden, het risico met een dwangsom te worden geconfronteerd. Het doel van de wet is waarborgen dat de overheid een betrouwbare partner is van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties. In de wet staat dat de overheid dit onder andere moet doen door tijdig te beslissen op een aanvraag. De aanvrager heeft daar recht op. Tijdig betekent: binnen de geldende termijn. Dat kan een wettelijke of een redelijke termijn zijn. Een beslissing moet zo nodig kunnen worden afgedwongen. Onder bepaalde voorwaarden kan de gemeente de beslistermijn verlengen.
In bijna alle gevallen dient de gemeente de aanvrager direct mee te delen, dat de beslistermijn is opgeschort en binnen welke termijn alsnog een beslissing moet worden genomen. Met de in de verordening opgenomen mogelijkheid om de beslistermijn te verlengen, moet dus niet al te makkelijk worden omgegaan.
Het niet tijdig beslissen kan onder bepaalde omstandigheden leiden tot schadevergoeding. (jurisprudentie RvS 2010-01152/1/H2).
In dit model Algemene subsidieverordening zijn geen bepalingen opgenomen over de werkwijze en procedures indien subsidieontvangers zich niet houden aan de procedures en verplichtingen. De Awb geeft hiervoor voldoende handvatten. Bijvoorbeeld, indien aanvragen niet tijdig of onvolledig worden ingediend, dient de subsidieontvanger een termijn gegund te worden waarbinnen de aanvraag kan worden aangevuld, dit volgt uit artikel 4:5 Awb. Voldoet de aanvrager daar niet aan binnen de termijn, dan kan de gemeente de aanvraag op vereenvoudigde wijze afdoen. Dat betekent dat de gemeente niet op de inhoudelijke merites van de aanvraag hoeft in te gaan. Of, indien de aanvrager niet voldoet aan zijn verplichtingen kan de gemeente op grond van de artikelen 4:46 – 4:50 Awb de subsidieverlening intrekken of wijzigen. Aangezien met deze bevoegdheden een inbreuk gemaakt wordt op het vertrouwensbeginsel, dient hiermee terughoudend en in alle redelijkheid te worden omgegaan. Daarbij zijn de ernst van de tekortkoming en de gevolgen van de verlaging voor de subsidieontvanger van belang zijnde factoren.