Organisatie | Amsterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Parkeerbelastingen 2012 |
Citeertitel | Verordening Parkeerbelastingen 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | verordening_parkeerbelastingen_2012_tarieventabel_2012_versie_06-02-2012.pdf (127 Kb) |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-02-2012 | 01-01-2013 | wijziging onderdeel 6.1 | 01-01-2012 | Gemeenteblad 2012, afd. 1, nr. 14 | |
01-01-2012 | 06-02-2012 | nieuwe regeling | Gemeenteblad 2011, afd. 1, nr. 1109 |
Artikel 2 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen, dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet (Staatsblad 1994, nr. 475) aangehouden register van opgegeven kentekens, als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;
centrale computer: een computer van de gemeente dan wel een computer van het bedrijf waarmee de gemeente een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon of ander communicatiemiddel;
Als degene die het voertuig heeft geparkeerd, wordt mede aangemerkt:
zolang geen voldoening van de belasting, vermeld in art. 1, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:
1° indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd, waaruit blijkt, wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder, maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;
2° indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.
De belasting, bedoeld in art. 1, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruikgemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.
De belasting, bedoeld in art. 1, onderdeel b, wordt geheven van degene aan wie de vergunning is verleend. De belastingplicht van de belasting, bedoeld in art. 1, onderdeel b, sluit de belastingplicht van de belasting, bedoeld in art. 1, onderdeel a, uit voor de in de vergunning aangegeven wijze en plaats met uitzondering van gebieden waar en voor zover een parkeerduurbeperking geldt. Deze uitsluiting geldt uitsluitend ter zake van het kenteken waarvoor de vergunning is verleend.
Artikel 6 Wijze van heffing, termijn van betaling en restitutie
De belasting, bedoeld in art. 1, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte, en wel door middel van het, bij aanvang van het parkeren, werpen van geld in parkeerapparatuur en/of door middel van het al dan niet elektronisch in werking stellen van parkeerapparatuur. Van de verschuldigde belasting per tijdseenheid wordt op of via de parkeerapparatuur of in de daarbij geleverde gebruiksaanwijzing kennisgegeven. Ten aanzien van het hier voorafgaande bepaalde moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen één maand na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon of ander communicatiemiddel inloggen op de centrale computer.
Indien de belastingplicht met betrekking tot de belasting, bedoeld in art. 1, onderdeel b, in de loop van de zes maanden waarvoor de vergunning is verleend, eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing over zoveel volle kalendermaanden als er in die periode na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht nog resteren. De Parkeerverordening 2009 geeft de voorwaarden bij de beëindiging van de vergunning.
Voor een naheffingsaanslag voor de belasting als bedoeld in art. 1, onderdeel a, alsmede voor het aanbrengen, respectievelijk het verwijderen van de wielklem en voor het overbrengen en bewaren worden kosten in rekening gebracht. De hoogte van het daarvoor in rekening te brengen bedrag is opgenomen in hoofdstuk 4 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel
De Verordening parkeerbelastingen 2010, vastgesteld bij raadsbesluit van 18 november 2009, nr. 514 (Gemeenteblad, afd. 3A, nr. 269/766;) en laatstelijk gewijzigd bij zijn besluit van 31 maart 2010, Gemeenteblad afd. 3A, nr. 86/184; wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van heffing, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voordien hebben voorgedaan.