Organisatie | Amsterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bijzondere subsidieverordening voor de realisatie van oplaadpunten buiten de openbare ruimte voor elektrische voertuigen |
Citeertitel | Bijzondere subsidieverordening voor de realisatie van oplaadpunten buiten de openbare ruimte voor elektrische voertuigen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | Infrastructuur, verkeer en vervoer |
Externe bijlage | Bijlage oplaadpunten.pdf (7 Kb) |
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 20-6-2012
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Gemeenteblad 2012, afd. 3a, nr. 87/463
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-06-2012 | 01-01-2014 | art. 3 lid 1 toevoeging onderdeel c, wijziging art. 6, art. 7 lid 2 en art. 9, toevoeging art. 10 onderdeel h | 20-06-2012 Gemeenteblad 2012, afd. 3a, nr. 87/463 | Gemeenteblad 2012, afd. 1, nr. 463 | |
02-11-2011 | 25-06-2012 | nieuwe regeling | 12-10-2011 Gemeenteblad 2011, afd. 3a, nr. 202/777 | Gemeenteblad 2011, afd. 1, nr. 777 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Elektrisch voertuig: een voertuig dat op de openbare weg mag rijden en waaraan een parkeervergunning kan worden verleend die een elektrische motor als hoofdmotor heeft zijnde een personenauto, categorie M1 met classificatie M1, of zijnde een stadsauto, L7e onder voorwaarde dat een snelheid van minimaal 60 kilometer per uur kan bereiken;
Semi-openbaar oplaadpunt: een oplaadpunt dat wordt geplaatst op een parkeerplaats met een geldende, functionele en herkenbare bestemming voor het laten parkeren van voertuigen van derden die niet bij de subsidieontvanger in dienst zijn waarbij het oplaadpunt op vaststaande tijden of de hele dag zonder voorafgaande afspraak of bestelling toegankelijk is voor derden.
Artikel 3 Doel en subsidiabele activiteiten
Het College kan per subsidieaanvrager zoals genoemd in artikel 4 een subsidie verstrekken voor de aanschaf en aanleg van niet-openbare oplaadpunten en semi-openbare oplaadpunten tot een maximum van:
20 (zegge: twintig) niet-openbare oplaadpunten voor zover de oplaadpunten worden geplaatst op parkeerplaatsen van ondernemingen of rechtspersonen zonder winstoogmerk of waarbij de subsidie wordt aangevraagd door een rechtspersoon die de subsidie op grond van haar statutaire doel namens meerdere particulieren aanvraagt;
50 (zegge: vijftig) niet-openbare oplaadpunten waarbij voldaan is aan alle van de onderstaande voorwaarden:
i. het niet-openbare oplaadpunt is exclusief en herkenbaar bestemd voor het opladen van elektrische auto's die in eigendom zijn van een onderneming die als primaire, feitelijke en statutaire bedrijfsactiviteit heeft om het gedeeld gebruik van elektrische auto's te exploiteren;
ii. de elektrische auto's die voor gedeeld gebruik beschikbaar worden gesteld, kunnen worden gebruikt door particulieren of ondernemingen die de mogelijkheid hebben of krijgen om permanent of volgens afspraak een elektrische auto te kunnen gebruiken;
iii. de elektrische auto's worden geparkeerd op vaste en herkenbare parkeerplaatsen, niet zijnde parkeerplaatsen op het eigen terrein van de vestigingsplaats van de onderneming die het autodelen exploiteert, waarbij de parkeerlocaties bij de gebruikers van de elektrische auto's bekend zijn.
2. Het College kan, onverminderd het maximum aantal te subsidiëren oplaadpunten zoals gesteld in het vorige lid onder a, subsidie verstrekken aan een subsidieaanvrager die niet-openbare oplaadpunten wil aanleggen op parkeerplaatsen van leaserijders als voldaan is aan alle van de volgende criteria:
Artikel 5 Voorwaarden met betrekking tot het oplaadpunt en de communicatiemodule
Het semi-openbare oplaadpunt voldoet, naast de voorwaarden zoals gesteld in het eerste lid, eveneens aan elk van de onderstaande voorwaarden:
de parkeerplaats waar het oplaadpunt wordt geplaatst heeft als geldende, functionele en herkenbare bestemming het parkeren van voertuigen door derden die zonder voorafgaande afspraak of op grond van een voorafgaande bestelling hun voertuig op de parkeerplaats kunnen parkeren en die niet in dienst van de subsidieaanvrager zijn;
Artikel 7 Subsidieplafond en verdeelcriteria
De verdeling geschiedt op de wijze als bedoeld in artikel 1:4, lid 3, van de ASA 2004 op basis van de aanvraag voor subsidieverlening zoals bepaald in artikel 6, lid 1, van deze Bijzondere subsidieverordening, met dien verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht eenmalig de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aangevulde aanvraag is ontvangen, als datum van ontvangst geldt.
Bij het verstrekken van een subsidie op grond van deze verordening is sprake van staatssteun voor zover de subsidie wordt verstrekt aan een onderneming. Bij deze subsidieverordening worden ondernemingen niet uitgesloten en daarom moet worden gekeken naar de staatssteunbepalingen. De verordening voldoet aan de voorwaarden van de de-minimisverordening en de groepsvrijstellingsverordening.
Er is steun mogelijk als de subsidieontvanger kan verklaren dat de subsidieontvanger in de afgelopen drie belastingjaren in totaal minder dan € 200.000 aan subsidies heeft ontvangen. Hiervoor moet de zogenoemde de-minimisverklaring worden overgelegd. Het gaat dan om alle subsidies die de onderneming binnen het hele concern heeft gekregen.
Groepsvrijstellingsverordening
In de zogenoemde Groepsvrijstellingsverordening (Verordening (EG) Nr. 800/2008 van de Commissie van 9 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag (nu: artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie) met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (PBEU / L 214/3)) heeft de Europese Commissie voor een aantal categorieën bepaald dat steun geoorloofd is en niet aan de Europese Commissie ter goedkeuring hoeft te worden voorgelegd. Voor zover aanvragers niet vrijgesteld zijn van melding op grond van de de-minimis-verordening (zie hierboven), kan de subsidie op grond van de Groepsvrijstellingsverordening worden verleend. Op grond van deze verordening is subsidie mogelijk voor de aanschaf van nieuwe vervoermiddelen die verder gaan dan de Europese milieunormen die voor vervoermiddelen gelden. Dit geldt bijvoorbeeld voor elektrische voertuigen. Het is dan mogelijk subsidie te verlenen voor de extra kosten die, ten opzichte van vergelijkbare benzine- of dieselauto's nodig zijn om elektrische voertuigen aan te schaffen. De gemeente gaat ervan uit dat de elektrische oplaadpunten een noodzakelijke voorwaarde zijn bij de aanschaf van elektrische voertuigen en dus direct zijn gekoppeld aan de aanschaf van de elektrische voertuigen. Op grond van de Groepsvrijstellingsverordening bedraagt de maximale subsidie 35% van de extra investeringskosten voor grote ondernemingen en 45% en 55% (NB: in deze verordening is dit beperkt tot 50%) voor respectievelijk middelgrote en kleine ondernemingen. De subsidie moet dan wel een stimulerend effect hebben en mag niet worden verleend als de subsidiabele activiteiten al zijn aangeschaft voordat een subsidieaanvraag is ingediend. Daarnaast moet de subsidie leiden tot een wezenlijke toename van de milieuvriendelijke activiteiten.
Het begrip concern is niet wettelijk bepaald. Vandaar dat er in deze verordening een definitie van is opgenomen. De centrale leiding is een kernbegrip bij een concern. In hoeverre hier sprake van is kan worden bepaald aan de hand van de volgende factoren:
Uit bijlage I van de Groepsvrijstellingsverordening is op te maken dat van een grote onderneming sprake is bij minimaal 250 werknemers, bij een jaaromzet van minimaal € 50 miljoen of een jaarlijks balanstotaal van minimaal € 43 miljoen. Deze definities zijn overgenomen.
Voor een niet-openbaar oplaadpunt en een semi-openbaar oplaadpunt zijn afzonderlijke definities opgenomen. Een niet-openbaar oplaadpunt is negatief gedefinieerd als een oplaadpunt dat geen semi-openbaar oplaadpunt is. Het semi-openbare oplaadpunt kent een aantal criteria. Het moet in de eerste plaats gaan om een oplaadpunt dat wordt geplaatst op een parkeerplaats waarvan de bestemming is het doen laten parkeren van derden. Die bestemming moet op dit moment wel geldig zijn. Dit betekent dat er op dit moment daadwerkelijk geparkeerd wordt. Verder moet de parkeerplaats functioneel zijn ingericht als parkeerplaats. Het is dus onvoldoende als het gaat om een terrein waar praktisch gezien, vanwege allerlei beperkingen, geen voertuigen geparkeerd kunnen worden. Tevens moet de parkeerplaats herkenbaar zijn als parkeerplaats. Een ander vereiste is dat de parkeerplaats toegankelijk moet zijn voor derden waarbij de derden zonder voorafgaande afspraak of een bestelling op het parkeerterrein kunnen parkeren. De parkeerplaats van een kantoor dat klanten ontvangt valt dus niet binnen deze definitie. De parkeerplaats van een ziekenhuis wel. Daar is een voorafgaande afspraak niet per se nodig. Wat de derden betreft die op de parkeerplaats willen parkeren is nog bepaald dat zij niet in dienst van de subsidieaanvrager mogen zijn. Dit begrip wordt ruim gedefinieerd. Werknemers en gedetacheerden zijn in deze definitie dus geen derden.
Naast subsidie voor de oplaadpunten is er eveneens subsidie mogelijk voor een communicatiemodule. De subsidie is alleen mogelijk als deze is gekoppeld aan een semi-openbaar oplaadpunt. Deze communicatiemodule is een internet applicatie waarop gebruikers van elektrische voertuigen kunnen nagaan welke oplaadpunten nog beschikbaar zijn.
Artikel 2 Toepasselijkheid ASA 2004
De Algemene subsidieverordening Amsterdam 2004 (ASA) is te vinden op: http://www.regelgeving.amsterdam.nl/centralestad/algemene_subsidieverordening_amsterdam_2004
Artikel 3 Doel en subsidiabele activiteiten
Het doel van de regeling is het stimuleren van de aanleg en het gebruik van niet-openbare oplaadpunten en semi-openbare oplaadpunten. De gemeente ziet de oplaadpunten immers als een noodzakelijke voorwaarde voor het stimuleren van elektrisch vervoer in de stad. Er kan ook subsidie worden aangevraagd als de subsidieaanvrager zelf niet de beschikking heeft over een elektrisch voertuig. Als de subsidieaanvrager in dat geval echter een onderneming is kan dit betekenen dat de subsidie wordt beperkt. In artikel 11 is hierover een weigeringgrond opgenomen.
Voor ondernemingen en bepaalde rechtspersonen is het mogelijk om subsidie voor een oplaadpunt op een niet-openbare parkeerplaats subsidie aan te vragen. Wat de rechtspersonen betreft is er wel een beperking aangelegd als de rechtspersoon niet is aan te merken als een onderneming. Er is dan alleen subsidie voor meerdere oplaadpalen mogelijk als de rechtspersoon de oplaadpalen op grond van een statutair doel de oplaadpalen voor meerdere particulieren en/of ondernemingen aanvraagt. Dit geldt bijvoorbeeld voor een Vereniging van Eigenaren die de oplaadpalen namens de leden aanvraagt.
In dit artikel is opgenomen dat ook een lease-maatschapij subsidie kan aanvragen voor niet-openbare oplaadpunten voor particulieren. Er moet dan wel cumulatief zijn voldaan aan een aantal voorwaarden.
Artikel 4. Voorwaarden met betrekking tot de subsidieaanvrager
In dit artikel is opgenomen dat de subsidieaanvrager rechtsgeldig moet kunnen beslissen over de aanleg van het oplaadpunt. Dit geldt bijvoorbeeld als de subsidieaanvrager eigenaar is van de parkeerplaats waar het oplaadpunt wordt geplaatst. Als de subsidieaanvrager geen eigendom heeft dan moet worden aangetoond dat er toestemming is van de eigenaar.
Artikel 5. Voorwaarden met betrekking tot het oplaadpunt en de communicatiemodule
De gemeente stelt technische eisen aan het niet-openbare oplaadpunt. De eisen zijn als bijlage bij deze regeling gepubliceerd en staan op de website van de gemeente. Verder zijn er extra eisen opgenomen met betrekking tot het semi-openbare oplaadpunt.
Artikel 6. Aanvraag tot subsidie en uitbetaling
Bij de aanvraag van de subsidie moeten in ieder geval de gegevens en bescheiden worden overgelegd die in dit artikel zijn genoemd. In het aanvraagformulier kan de gemeente nog nadere gegevens en bescheiden opnemen. Verder kan het zijn dat de gemeente meer informatie nodig heeft om de aanvraag goed te kunnen beoordelen en tijdens de behandeling van de subsidieaanvraag meer gegevens en bescheiden vraagt. Deze dient de subsidieaanvrager op verzoek van de Gemeente te overleggen. Als de aanvrager de stukken niet overlegt kan dit voor de gemeente een reden zijn om de aanvraag niet in behandeling te nemen.
In het artikel is opgenomen dat de subsidieaanvrager indien mogelijk een ‘de-minimisverklaring' overlegt. Een concept hiervan is bij het aanvraagformulier beschikbaar. Als niet aan de voorwaarden wordt voldaan kan nog steeds subsidie worden aangevraagd. In dat geval kunnen echter beperkingen gelden met betrekking tot de hoogte van de subsidie.
Artikel 7. Subsidieplafond en verdeelcriteria
In dit artikel is opgenomen dat er € 500.000 aan subsidie kan worden verstrekt. Dit betekent dat er geen subsidie meer kan worden verstrekt als het plafond van € 500.000 bereikt is.
Het subsidieplafond wordt verdeeld volgens het principe ‘wie het eerst komt; wie het eerst maalt'. Dat betekent dat een subsidieaanvrager die als eerste een aanvraag indient waarbij alle gegevens en bescheiden zijn aangeleverd als eerste voor subsidie in aanmerking komt.
Het College kan besluiten om een nieuw subsidieplafond vast te stellen.
Artikel 8. Subsidiabele kosten
In dit artikel is een opsomming gemaakt van de kosten die voor subsidie in aanmerking komen. Het gaat om de kosten die noodzakelijk zijn voor de aanschaf en het aanleggen van niet-openbare oplaadpunten. De subsidiabele kosten bestaan uit:
Artikel 9. Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 1.000 voor elk niet-openbaar oplaadpunt. Voor ondernemingen kan dit percentage worden beperkt tot de percentages die in het tweede lid zijn opgenomen. Deze regelgeving heeft te maken met staatssteun en geldt als de aanvrager een onderneming is die geen de-minimisverklaring kan overleggen. De subsidie is dan gemaximeerd tot:
De subsidie bedraagt maximaal € 65.000 per aanvrager. Als de subsidieaanvrager tot een concern behoort dan geldt dit maximum voor het hele concern. Het is dus niet mogelijk subsidie door meerdere project BV's aan te vragen om op die manier een hoger subsidiebedrag te krijgen.
Artikel 10. Verplichtingen van de subsidieontvanger
Aan de subsidieontvanger worden de volgende verplichtingen opgelegd:
a. De subsidieontvanger gebruikt het niet-openbare oplaadpunt uitsluitend voor het opladen van elektrische voertuigen en zorgt ervoor dat het niet-openbare oplaadpunt daadwerkelijk gebruikt kan worden voor het opladen van elektrische voertuigen;
b. De subsidieontvanger zorgt ervoor dat het niet-openbaar oplaadpunt in ieder geval twee jaar na de subsidieverlening niet wordt verwijderd;
c. De subsidieontvanger doet onverwijld mededeling aan de gemeente van de omstandigheid dat de subsidieontvanger verwacht niet aan de gestelde verplichtingen te kunnen voldoen.
Als blijkt dat de subsidieontvanger zich niet aan de verplichtingen houdt dan kan dit een reden voor de gemeente zijn de subsidie te verlagen of zelfs in te trekken.
In dit artikel is een aantal weigeringsgronden opgenomen. De gemeente kan besluiten een aanvraag op grond hiervan niet toe te kennen. Een reden is als blijkt dat de aanvrager ook van andere overheden subsidies heeft gekregen waardoor de maximale grenzen van staatssteun worden overschreden. Als de subsidieaanvrager geen de-minimisverklaring kan overleggen en bovendien de oplaadpunten niet voor zijn eigen elektrische voertuigen gaat gebruiken dan is dat eveneens een reden tot afwijzing. De oplaadpalen zijn dan namelijk geen extra investeringen die nodig zijn om milieuvriendelijker als subsidieaanvrager te worden. Ook deze regel vloeit voort uit Europese regels. De weigeringsgronden van de onderdelen c en d vloeien voort uit de groepsvrijstellingsverordening. In artikel 1 onder 6. a van de groepsvrijstellingsverordening is opgenomen dat alleen gebruik van de groepsvrijstellingsverordening kan worden gemaakt als in de subsidieverordening expliciet is opgenomen dat de betaling van de subsidie wordt uitgesloten aan een subsidieaanvrager tegen wie er een uitstaand bevel tot terugvordering van onterecht verleende staatssteun uitstaat. Verder is bepaald dat er geen steun mag worden verleend aan ondernemingen in financiële moeilijkheden (artikel 1 onder 6 c groepsvrijstellingsverordening). Verder kan het College de aanvraag weigeren als er eerder op grond van deze subsidieverordening voor hetzelfde niet-openbare oplaadpunt subsidie is verstrekt.
In enkele gevallen leiden de hier opgenomen bepalingen voor de subsidieontvanger onbedoeld en onvoorzien tot buitengewoon onbillijke situaties. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van het in deze verordening bepaalde.