Overheidsorganisatie | Gemeente Drimmelen |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2012 |
Citeertitel | Verordening rioolheffing 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | financiën en economie |
Geen
Geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-01-2012 | 01-01-2013 | Nieuwe regeling | 22-12-2011 't Carillon, 29 december 2011 | Onbekend |
De Raad van de gemeente Drimmelen;gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 6 december 2011;gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;
B E S L U I T:
vast te stellen de:
Voor de toepassing van deze verordening wordt:
onder gemeentelijke riolering mede begrepen de in het kader van het Gemeentelijke Rioleringsplan geplaatste IBA’s en het voor de openbare dienst bestemde gemeentewater;
onder afvalwater verstaan water en stoffen die worden afgevoerd via de gemeentelijke riolering;
onder eigendom verstaan een roerende of onroerende zaak;
onder verbruiksperiode verstaan de periode waarop de afrekening van het waterleidingbedrijf betrekking heeft.
Onder de naam “rioolheffing” wordt een directe belasting geheven van de gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.
Met betrekking tot deze belasting wordt als gebruiker aangemerkt:
degene die naar de omstandigheden beoordeeld, het eigendom al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;
ingeval een gedeelte van een eigendom (niet een gedeelte als bedoeld in artikel 3) voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan.
Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één eigendom worden aangemerkt.
De belasting als bedoeld in artikel 2, wordt geheven:
per eigendom, met dien verstande dat meer dan één eigendom in één aanslag kan worden begrepen én naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het eigendom wordt afgevoerd. Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat door Brabant Water N.V. in de laatste verbruiksperiode naar het eigendom is toegevoerd of door de gebruiker is opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald.
In geval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of een bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met een vaste capaciteit in bedrijf is geweest, kan worden afgelezen.
Het gestelde in het eerste lid van artikel 4 is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.
De op de voet van het tweede lid van artikel 4 berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet als afvalwater is afgevoerd, indien wordt aangetoond dat de laatstbedoelde hoeveelheid minimaal 20% bedraagt van de eerstbedoelde hoeveelheid water.
Indien voor de in artikel 2 bedoelde eigendommen, in verband met het ontbreken van afzonderlijke watermeters, niet de hoeveelheid afvalwater kan worden vastgesteld zoals hiervoor omschreven, zal het college van burgemeester en wethouders voor de gebruikers van die eigendommen de verdeelsleutel hanteren zoals deze door de respectievelijke gebruikers wordt gebruikt voor de onderlinge verdeling van de waternota van Brabant Water N.V. en bij het ontbreken van een dergelijke regeling overgaan tot een zo reëel mogelijke verdeling op basis van beschikbare gegevens, waarbij het jaarlijks waterverbruik voor eenpersoonshuishoudens alsdan gesteld wordt op 50m³.
De belasting als bedoeld in artikel 2, bedraagt € 166,65 per eigendom, te vermeerderen met:
€ 0,47 per kubieke meter, bij een hoeveelheid afvalwater van 0 t/m 250 m3;
€ 117,50 en € 0,33 per kubieke meter, bij een hoeveelheid afvalwater van 251 t/m 500 m3;
€ 200,00 en € 0,07 per kubieke meter, bij een hoeveelheid afvalwater van 501 t/m 1.000 m3;
€ 235,00 en € 0,02 per kubieke meter, bij een hoeveelheid afvalwater van meer dan 1.000 m3.
De belasting wordt niet geheven ter zake van:
gebouwde eigendommen, welke in hoofdzaak worden gebruikt voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten;
gebouwde eigendommen, die eigendom zijn van de gemeente en die uitsluitend worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente;
gebouwde eigendommen, welke uitsluitend worden gebruikt als inrichting voor het geven van onderwijs.
Het belastingjaar is een periode van 12 aaneengesloten maanden, welke samenvalt met de verbruiksperiode van Brabant Water N.V. Ingeval de betrokken belastingplichtige geen nota’s ontvangt van het nutsbedrijf bedoeld in de vorige volzin, is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
De belasting als bedoeld in artikel 2 wordt geheven bij wege van een schriftelijke, gedagtekende kennisgeving. Als kennisgeving wordt aangemerkt de afrekeningnota van Brabant Water N.V.. De door deze waterleidingmaatschappij verzonden voorschotnota’s worden aangemerkt als voorlopig gevorderde bedragen. De voorlopig gevorderde bedragen worden met het definitief gevorderde bedrag verrekend. Ingeval aan de belastingplichtige geen nota’s van Brabant Water N.V. worden verzonden, kan de belasting worden geheven bij wege van aanslag.
Het voorlopig gevorderde bedrag alsmede het definitief gevorderde bedrag moet worden betaald tegelijk met en op dezelfde wijze als die waarop de nota’s van Brabant Water N.V. moeten worden betaald. In afwijking van het bepaalde in de vorige volzin moet het bijwege van aanslag geheven recht als bedoeld in artikel 8 worden voldaan in één termijn, welke termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de rioolrechten.
1. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting, als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
3. Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel feitelijk in gebruik neemt.
1. De “Verordening op de heffing en invordering van rioolrecht 2011", vastgesteld op 16 december 2010, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan;
2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking;
3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2012;
4. Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening rioolheffing 2012".
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Drimmelen van 22 december 2011
drs. G.L.C.M. de Kok, voorzitter
mr. M.J.N. Schetters-Schuurbiers, griffier