Organisatie | Hulst |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Langdurigheidstoeslag WWB 2012 |
Citeertitel | Verordening langdurigheidstoeslag WWB 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Sociale Zaken en Werkgelegenheid |
Deze regeling vervangt de Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Hulst 2009
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 01-01-2012 | Nieuwe regeling | 22-12-2011 | Rb2011/104e |
De Raad van de gemeente Hulst,
gezien het advies van de Commissie Samenleving;
gelezen de voorstellen van burgemeester en wethouders van Hulst d.d. 22 november 2011;
gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet;
gelet op de artikelen 8, eerste lid, onderdeel d en 36 van de Wet werk en bijstand;
overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van langdurigheidstoeslag aan personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar bij verordening te regelen;
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede in sub b ‘een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de referteperiode’. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet, voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag als inkomen gezien.
Hoofdstuk 2. Recht op langdurigheidstoeslag
Artikel 3. Langdurig, laag inkomen
Aan de in artikel 36, eerste lid, van de wet gestelde voorwaarde van het hebben van een langdurig, laag inkomen is voldaan als gedurende de referteperiode het inkomen per maand niet uitkomt boven 110 procent van de geldende bijstandsnorm.
Artikel 4. Hoogte van de langdurigheidstoeslag
Indien één of meerdere van de gezinsleden op de peildatum zijn uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 van de wet
van de wet komt/komen de rechthebbende(n) in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem/hen als alleenstaande, alleenstaande ouder of gezin zou gelden.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hulst van 22-12-2011.
De gemeenteraad van de gemeente Hulst,
De Raadsgriffier, De Raadsvoorzitter,
Op grond van artikel 8 lid 1 onderdeel d van de Wet werk en bijstand (WWB) dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te stellen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidstoeslag. Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig, laag inkomen, conform het gestelde in artikel 36 lid 1 en 6 WWB.
Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de WWB. Ten aanzien van een aantal begrippen, die als zodanig niet in de WWB zelf staan is een definitie gegeven in deze verordening. Bij de invulling van het begrip peildatum als datum waartegen een langdurigheidstoeslag is aangevraagd wordt aangesloten bij de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB, 22-07-2008, nr. 07/2304 WWB). De toekenning kan, na aanvraag dus plaatsvinden tegen de eerst mogelijke datum na afloop van een referteperiode. Met betrekking tot het begrip ‘inkomen’ is een van de WWB afwijkende definitie opgenomen. Nu de wetgever de gemeenteraad opdracht gegeven heeft om in de verordening regels te stellen met betrekking tot het begrip ‘langdurig, laag inkomen’ is de gemeenteraad bevoegd om dit begrip voor de toepassing van artikel 36 lid 1 WWB nader te definiëren. Met de gebruikte definitie wordt aangesloten bij de reeds in de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde (en ook door de wetgever bedoelde) invulling van het begrip inkomen in artikel 36 lid 1 WWB. Het netto inkomen betreft het inkomen zoals dat feitelijk in de referteperiode is ontvangen (CRvB 25-01-2011, nr. 09/1673 WWB).
De uitvoering die berust bij het college impliceert ook dat het college nadere beleidsregels omtrent de uitvoering kan opstellen.
Nadat belanghebbende(n) 36 maanden op een minimum inkomen is (zijn) aangewezen is er over het algemeen niet veel reserveringsruimte over. Daarom wordt hier een termijn van 36 maanden aangehouden. Dit sluit impliciet ook aan bij de termijn, zoals die gold bij laatste wijziging van het wetsartikel over de langdurigheidstoeslag. De leeftijd waarop recht bestaat op een langdurigheidstoeslag is destijds door de wetgever namelijk teruggebracht van 23 naar 21 jaar. Een belanghebbende is vanaf zijn 18e voor de WWB een zelfstandig rechtssubject. Het verschil tussen 18 en 21 jaar is dus de termijn van 36 maanden.
Het begrip ‘langdurig, laag inkomen’ wordt ingevuld als een inkomen dat niet hoger is dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Hiermee wordt voldaan aan de eis, zoals genoemd in artikel 36 lid 6 van de WWB. Ook dient te worden voldaan aan het gestelde in artikel 36 lid 4 WWB, waarin is bepaald dat er geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 WWB aanwezig mag zijn.
In het eerste lid is de hoogte van de langdurigheidstoeslag bepaald. De hoogte is verschillend voor gezinnen, alleenstaande ouders en alleenstaanden. Deze driedeling is tot stand gekomen, omdat er ook verschillende reserveringscapaciteiten voortvloeien uit de voor de genoemde groepen geldende bijstandsnormen. Daarnaast is afstemming gezocht met de andere twee gemeenten in Zeeuws Vlaanderen. De categorieën en bedragen zijn vanaf 2012 exact hetzelfde in alle drie de gemeenten.
Het derde lid van dit artikel betreft een regeling overeenkomstig artikel 24 WWB voor situaties waarbij in een gezin, één of meerdere personen zijn uitgesloten van het recht op bijstand ingevolge artikel 11 of artikel 13 WWB. De WWB voorziet immers hier niet in een zelfstandige afwijzingsgrond. Bij een gezin bestaande uit 2 meerderjarige gezinsleden betekent dit dat als een van de twee is uitgesloten van het recht op bijstand een toeslag wordt toegekend naar de norm van een alleenstaande of alleenstaande ouder. Bij een gezin bestaande uit 3 of meer meerderjarige gezinsleden waarbij slechts een persoon is uitgesloten van het recht op bijstand blijft toch recht bestaan op een toeslag naar de norm van een gezin.
Dit derde lid betreft dus de situatie dat er bij een gezin sprake is van een uitsluitingsgrond op grond van artikel 11 of artikel 13 WWB. Indien een gezin niet in aanmerking komt voor het recht op langdurigheidstoeslag wegens het niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 WWB of in deze verordening, is er helemaal geen recht op een toeslag. Het recht op langdurigheidstoeslag komt de meerderjarige rechthebbende gezinsleden immers gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allemaal, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen.
Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2012. Conform artikel 36 WWB vloeit uit de aard van de regeling voort dat voor aanvragen die vanaf 1 januari 2012 worden ingediend de destijds geldende wet- en regelgeving van toepassing is, voor zover de peil- en ingangsdatum voor die datum liggen.