Organisatie | Middelburg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening, regelende het onderzoek door de raad |
Citeertitel | Verordening raadsonderzoek Middelburg 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Niet gepubliceerd (eigen gebruik)
Gemeentewet, art. 155a t/m 155f
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
31-01-2012 | Nieuwe regeling | 30-01-2012 Onbekend | Raadsstuk 12-02 |
De raad van de gemeente Middelburg;
overwegende dat het noodzakelijk is regels te stellen over het recht van onderzoek van de raad;
gelet op de artikelen 155a tot en met 155f van de Gemeentewet;
gelezen het raadsvoorstel van 28 december 2011;
vast te stellen de navolgende Verordening, regelende het onderzoek door de raad.
Artikel 2 Onderzoek en onderzoekscommissie
In het besluit tot het houden van een onderzoek dient te worden vastgelegd of het om een dossieronderzoek gaat, of dat het een onderzoek met enquête betreft. Bij een dossieronderzoek kunnen, indien nodig of gewenst, deskundigen worden gehoord; bij een onderzoek met enquête is ook sprake van het verhoren van getuigen.
Indien de behoorlijk opgeroepen getuige of deskundige niet verschijnt, wordt daarvan een proces-verbaal opgemaakt, dat een nauwkeurige omschrijving van de oproeping behelst en door de aanwezige leden van de commissie wordt ondertekend. Dit proces-verbaal wordt door de commissie, wanneer zij het nodig acht, in handen gesteld van het Openbaar Ministerie bij de Rechtbank van het Arrondissement, waarin de in gebreke gebleven getuige of deskundige woont.
Wanneer een voor de commissie verschenen getuige of deskundige weigert de eed of de belofte af te leggen, of weigert te antwoorden op een of meer gestelde vragen, wordt daarvan proces-verbaal opgemaakt. Dit proces-verbaal houdt de redenen van die weigering, zo die gegeven zijn, in en wordt door de aanwezige leden van de commissie ondertekend.
Artikel 11 Niet-openbaarheid, geheimhouding en vernietiging/archivering
Voor zover de in het tweede lid bedoelde bescheiden deel uitmaken van het onderzoeksverslag van de commissie, worden deze ter inzage gelegd voor of anderszins ter kennisneming gebracht aan de leden van de raad. De leden van de raad bewaren omtrent de inhoud van zodanige bescheiden geheimhouding. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat de raad haar opheft.
Na de beëindiging van het onderzoek van een door hem ingestelde commissie besluit de raad dat de processen-verbaal en de overige bescheiden van het onderzoek worden vernietigd, dan wel gedurende een door hem te bepalen periode worden bewaard in het gemeentearchief. Bescheiden en aantekeningen, die ingevolge een besluit van de commissie geheim dienen te worden gehouden, maken geen deel uit van dit archief.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Middelburg
in zijn openbare vergadering van 30 januari 2012.
de griffier, de voorzitter,
E.T. Israël mr. J.M. Schouwenaar
Het onderzoeksrecht van de raad is uitvoerig geregeld in de artikelen 155a tot en met 155f van de Gemeentewet. Deze verordening, die in nauwe samenhang met die artikelen uit de Gemeentewet dient te worden gelezen, bevat nadere regels met betrekking tot dit onderzoeksrecht. Het is een exclusief recht dat ingevolge artikel 156, lid 2, van de Gemeentewet niet overdraagbaar is.
Voor een juiste omschrijving van de begrippen ‘onderzoek’ en ‘commissie’ wordt verwezen naar artikel 155a, eerste en derde lid, van de Gemeentewet.
Artikel 2 Onderzoek en onderzoekscommissie
Wetsteksten horen niet thuis in een verordening, want als de wettekst wijzigt dient ook de verordening te worden aangepast. Toch is in het eerste lid de tekst van artikel 155a, eerste lid, van de Gemeentewet grotendeels overgenomen. Dit om te verduidelijken dat bij raadsbesluit – op voorstel van een of meer leden van de raad – een onderzoek kan worden ingesteld naar het door het college of de burgemeester gevoerde bestuur.
Zo’n voorstel is een initiatiefvoorstel, zoals opgenomen in artikel 38 van het Reglement van Orde.
In het raadsbesluit moet de reikwijdte van het onderzoek worden bepaald: een dossieronderzoek of een onderzoek inclusief het verhoren van getuigen.
Als de raad tot een onderzoek besloten heeft, dient in de eerstvolgende raadsvergadering te worden bepaald uit hoeveel leden de onderzoekscom-missie bestaat en hoe de onderzoekscommissie wordt samengesteld.
De Gemeentewet bepaalt hierover in artikel 155a, derde en vierde lid, dat de onderzoekscommissie uit ten minste drie (raads-)leden bestaat en dat de raad bij de samenstelling zorg draagt voor een evenwichtige vertegenwoor-diging van de in de raad vertegenwoordigde groeperingen. Om fracties ruimte te geven hierover te overleggen, wordt daarover beslist in de eerstvolgende raadsvergadering na het besluit tot het instellen van een onderzoek.
De onderzoekscommissie legt verantwoording af aan de raad en niet aan de fracties. Het vierde lid is opgenomen om een voortdurende terugkoppeling van commissieleden op de fracties te voorkomen.
Artikel 3 Voorzitter en plaatsvervangend voorzitter
De onderzoekscommissie maakt zelf uit wie voorzitter wordt en wie plaatsvervangend voorzitter. De voorzitter is niet uitsluitend technisch voorzitter, maar maakt tevens deel uit van de onderzoekscommissie.
Artikel 155a, achtste lid van de Gemeentewet bepaalt dat de raad, alvorens tot een onderzoek wordt besloten, bij verordening nadere regels stelt over dat onderzoek. Hierin dienen in ieder geval regels opgenomen te worden over de wijze waarop ambtelijke bijstand wordt verleend aan de onder-zoekscommissie.
De griffier wijst de secretaris van de onderzoekscommissie aan en regelt de vervanging bij verhindering.
Ambtelijke bijstand wordt verleend aan de onderzoekscommissie als geheel (zie ook artikel 7, lid 2) en niet aan de individuele commissieleden.
Artikel 5 Beëindiging lidmaatschap
In artikel 155a, zesde lid, van de Gemeentewet is bepaald dat de bevoegdheden en werkzaamheden van een onderzoekscommissie niet worden geschorst door het aftreden van de hele raad. Nu de onderzoekscommissie slechts mag bestaan uit leden van de raad brengt dat met zich mee dat bij het aantreden van een nieuwe raad de samenstelling van de onderzoekscommissie wel zal moeten worden aangepast.
Als een individueel lid van de onderzoekscommissie ophoudt lid te zijn van de raad eindigt ook zijn lidmaatschap van de onderzoekscommissie. Ook eindigt een lidmaatschap bij (tussentijdse) opheffing van de onderzoeks-commissie en bij het nemen van ontslag.
Daarnaast eindigt het lidmaatschap als de onderzoekscommissie besluit het betreffende commissielid te horen. Artikel 155c, tweede lid, van de Gemeentewet bepaalt namelijk dat een getuige of deskundige die door de onderzoekscommissie wordt gehoord, niet tevens lid is van die commissie.
Artikel 6 Verantwoordelijkheden
De onderzoekscommissie is politiek verantwoordelijk voor de activiteiten van haar leden en van alle ingeschakelde ambtenaren en derden.
De verantwoordelijkheid voor de ondersteuning van de onderzoeks-commissie ligt, evenals het financieel beheer ervan, bij de griffier.
In dit artikel worden de aandachtspunten voor de aanpak van het onderzoek geregeld.
Het door de voorzitter en de secretaris van de onderzoekscommissie op te stellen concept-plan van aanpak wordt in de eerste vergadering ter vast-stelling voorgelegd aan de onderzoekscommissie.
De onderzoekscommissie begint niet eerder met haar werkzaamheden dan nadat de raad de begroting en het plan van aanpak heeft goedgekeurd.
Dit artikel regelt de openbare kennisgeving van het onderzoek. De publicatie bevat als bijzonderheid een uitnodiging aan diegene die over informatie denkt te beschikken die van belang kan zijn voor het onderzoek, om zich te melden bij de voorzitter van de onderzoekscommissie.
Het woordje ‘tenminste’ in het eerste lid maakt het mogelijk om in voorkomende gevallen een ruimere aandacht te besteden aan het feit dat een onderzoekscommissie is ingesteld.
Artikel 9 Bevoegdheden en verplichtingen
De onderzoekscommissie heeft op grond van dit artikel én op grond van de Gemeentewet de nodige bevoegdheden en verplichtingen. Zo bepaalt artikel 155c, vijfde lid, van de Gemeentewet dat de onderzoekscommissie kan besluiten dat getuigen uitsluitend worden verhoord na het afleggen van een eed of belofte. Omdat het niet mogelijk is om de ene getuige wel en de andere niet onder ede te horen, dient de onderzoekscommissie hierover een besluit te nemen voor de eerste getuige of deskundige gehoord is.
Artikel 155b, eerste lid, van de Gemeentewet bepaalt de groep van personen die verplicht zijn mee te werken aan een onderzoek en jegens wie dwangmiddelen kunnen worden ingezet. Dit laat onverlet de mogelijkheid om personen buiten deze groep te horen, maar dan op vrijwillige basis. Deze personen zijn niet verplicht om een verklaring onder ede af te leggen. Als een onderzoekscommissie bepaald heeft dat alle getuigen en deskundigen onder ede gehoord worden, zijn deze personen hiervan uitgezonderd.
Naast het horen op vrijwillige basis kan een onderzoekscommissie ook informele (informatieve) gesprekken voeren met getuigen en deskundigen, bijvoorbeeld om vast te stellen of horen ter zitting nuttig is.
Tenslotte bestaat de mogelijkheid om, bijvoorbeeld bij gebrek aan deskundigheid, opdrachten uit te besteden aan derden. Ingevolge artikel 155f van de Gemeentewet dient het college de door de raad geraamde kosten voor een onderzoek in een bepaald jaar op te nemen in de ontwerpbegroting.
De onderzoekscommissie kan ingevolge artikel 155a, vijfde lid van de Gemeentewet de haar bij die wet verleende bevoegdheden uitsluitend uitoefenen indien tenminste drie van haar leden aanwezig zijn.
De ‘Verordening op de raadscommissies’ is hier buiten toepassing verklaard omdat hierin zaken en bevoegdheden worden geregeld die bij het onderzoek niet toepasbaar of onwenselijk zijn. Denk hierbij aan zaken als spreekrecht voor burgers en dergelijke.
Dit artikel spreekt voor zich. In voorkomende gevallen worden zaken vastgelegd in een proces-verbaal.
Artikel 11 Niet-openbaarheid, geheimhouding en vernietiging / archivering
Artikel 155d, eerste lid van de Gemeentewet voorziet in de schriftelijke oproeping van getuigen en deskundigen die ter zitting dienen te verschijnen. Deze zitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de onderzoekscommissie, die ingevolge artikel 11 van de verordening achter gesloten deuren plaatsheeft.
Op de zitting vinden de verhoren van getuigen en deskundigen plaats ex artikel 155c, zesde lid van de Gemeentewet. Die verhoren zijn in beginsel openbaar. De onderzoekscommissie kan ingevolge artikel 155c, zevende lid van de Gemeentewet om gewichtige redenen echter besluiten dat een verhoor of een gedeelte ervan niet in het openbaar plaatsvindt.
De leden bewaren geheimhouding over hetgeen hen tijdens een besloten zitting ter kennis komt. De redenen om besloten te vergaderen zijn hierbij anders dan die genoemd in artikel 86, eerste lid van de Gemeentewet. In artikel 86, eerste lid, wordt immers gesproken over belangen als bedoeld in artikel 10 Wet openbaarheid van bestuur. Dat is bij besloten vergaderingen in het kader van het onderzoeksrecht niet van belang. Slechts van belang is of er naar het oordeel van de onderzoekscommissie sprake is van ‘gewichtige redenen’. Het bepaalde in artikel 86, eerste lid, is derhalve niet op de onderzoekscommissie van toepassing.
Aangezien de zittingen van een onderzoekscommissie in principe openbaar zijn, kunnen voor radio- en tv-uitzendingen geluids- en beeldregistraties worden gemaakt. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten zitting betreft.
Beraadslaging vindt plaats achter gesloten deuren als inhoud van een beraadslaging zich mogelijk niet voor openbaarheid leent. Het is namelijk zeer wel denkbaar dat er beraadslaagd wordt over ondervragingsmethoden, tactieken en dergelijke, die in het belang van het onderzoek niet naar buiten mogen worden gebracht. Daarnaast moet er vrij gesproken kunnen worden over personen en hetgeen door hen is gezegd.
Het in het vierde en vijfde lid gestelde met betrekking tot de vernietiging en archivering van (proces)stukken spreekt voor zich.
Artikel 12 Citeertitel en inwerkingtreding
Deze verordening bevat geen algemeen verbindende voorschriften. De verplichting voor bepaalde categorieën personen om medewerking te verlenen aan een door de raad in te stellen onderzoek vloeit immers niet voort uit de verordening, maar rechtstreeks uit de wet. De verordening kan derhalve op een door de raad te bepalen datum, in dit geval met ingang van de achtste dag na die van haar bekendmaking, in werking treden.