Organisatie | Vught |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financieel Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vught 2011 |
Citeertitel | Financieel Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vught 2011 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | beleidsregel |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2011 | 26-04-2012 | Nieuwe regeling | 02-11-2010 Het Klaverblad, 22-12-2010 | Onbekend |
Het college van de gemeente Vught;
gelet op het bepaalde in de Wet maatschappelijke ondersteuning, het Besluit maatschappelijke ondersteuning en de Verordening individuele voorzieningen Wmo gemeente Vught 2007;
besluit het volgende vast te stellen:
“Financieel Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vught 2011”
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Verzamelinkomen: het inkomen dat de belastingdienst vaststelt op basis van het inkomen uit werk en woning (bijvoorbeeld AOW en pensioen) en eventuele opbrengsten uit sparen dan wel beleggen. De hoogte van de te betalen eigen bijdrage voor hulp in het huishouden wordt gebaseerd op het verzamelinkomen van iemand over de laatste twee jaar voorafgaande dit lopende kalenderjaar en dat van zijn eventuele partner.
Belastbaar inkomen: inkomen waarover inkomstenbelastingbelasting verschuldigd is. Wanneer er nog geen aanslag inkomstenbelasting is vastgesteld, wordt de eigen bijdrage 2010 voor hulp in het huishouden vastgesteld op basis van het belastbaar inkomen 2008. Deze kan worden herleid uit de jaaropgave(n) van iemand en dat van zijn eventuele partner.
Eigen bijdrage: een bijdrage die bij de verlening van een voorziening in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget voor rekening van de aanvrager komt respectievelijk blijft en waarop de in de Verordening en in dit Financiële Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning te stellen regels van toepassing zijn. Bij de vaststelling van de eigen bijdrage wordt uitgegaan van het verzamelinkomen of, indien dit nog niet door de belastingdienst is vastgesteld, van het belastbaar inkomen.
Artikel 1.2 Vaststelling eigen bijdrage
Bij de jaarlijkse vaststelling van de hoogte van de eigen bijdrage zoals genoemd in het eerste lid van dit artikel, sluit het college zich aan bij de jaarlijkse indexering van de bedragen, zoals die zijn genoemd in de op artikel 4.1 Besluit maatschappelijke ondersteuning, gebaseerde ministeriële regeling.
Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden
Paragraaf 3.2 Hulp bij het huishouden en persoonsgebonden budget
Artikel 3.4 Regels rond uitbetaling persoonsgebonden budget bij hulp in het huishouden
De toekenning van het persoonsgebonden budget hulp bij de huishouding vindt plaats op basis van een brutovergoding. Op basis van deze grondslag zal het CAK de hoogte van de te betalen eigen bijdrage voor hulp bij de huishouding op nettobasis vaststellen en de eigen bijdrage bij de belanghebbende in rekening brengen.
Paragraaf 3.3 Overige bepalingen
Artikel 3.5 Vervangende zorg /respijtzorg
De mantelzorger die zijn taken tijdelijk niet kan waarnemen, kan worden vrijgesteld van zijn taak.
De verzorgde komt dan in aanmerking voor vervangende zorg. De omvang wordt vastgesteld aan de hand van de geïndiceerde zorgbehoefte doch kan in beginsel maximaal een periode van zes weken op jaarbasis beslaan.
Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen
Artikel 4.1 Vergoeding kosten woningaanpassing
De kosten voor woningaanpassingen worden, met in acht neming van de eigen bijdrage, als volgt vergoed:
Artikel 4.2 Verhuis- en herinrichtingskostenvergoeding
Het bedrag voor de verhuis- en herinrichtingskostenvergoeding als genoemd in artikel 4.2 sub a van de Verordening bedraagt € 2.300,=.
De vergoeding voor woningsanering (die noodzakelijk is in verband met cara en/of allergische aandoeningen) en rolstoelvast tapijt is slechts eenmalig en vindt plaats aan de hand van onderstaande maximale vergoedingsbedragen:
Mochten de te vervangen zaken ouder zijn dan zeven jaar, dan vindt geen vergoeding plaats.
Artikel 4.4 Vergoeding tijdelijke huisvesting
De hoogte van de te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting (artikel 4.2 sub e van de Verordening) bedraagt: de werkelijke kosten van de kale huur (minus huurtoeslag) met een maximum van zes maanden.
Hoofdstuk 5. Vervoersvoorzieningen
Artikel 5.1 Vergoeding kosten vervoersvoorzieningen in natura
De kosten van de door het college te verlenen voorzieningen in natura als bedoeld in artikel 5.2, eerste lid sub b van de Verordening individuele voorzieningen Wmo worden vergoed met in acht nemen van de eigen bijdrage.
Artikel 5.2 Persoonsgebonden budget vervoersvoorzieningen
Regels rond verantwoording en uitbetaling.
Het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld na indicatiestelling en verstrekt voor een periode van minimaal 5 jaar. In deze 5 jaar wordt verondersteld dat de aanvrager zelf de verantwoording neemt om een adequate voorziening aan te schaffen en in stand te houden. Deze periode wordt beschouwd als of het een bruikleenperiode is.
Artikel 5.3 Collectief aanvullend vervoersysteem (Regiotaxi)
Het in artikel 5.2, eerste lid, sub a van de Verordening bedoelde systeem van collectief aanvullend vervoer, bestaat uit het zogenaamde “ Regiotaxi -systeem regio ’s-Hertogenbosch”. Het regiotaxi-systeem is een vorm van openbaar vervoer van deur tot deur voor iedereen in de gemeenten Boxtel, Haaren, Heusden, ’s-Hertogenbosch, Sint Michielsgestel, Schijndel en Vught.
Voor de aanvrager die in het kader van de Verordening in aanmerking komt voor Wmo regiotaxi-vervoer gelden de volgende bepalingen:
als de aanvrager een inkomen heeft dat hoger is dan 1,5 maal het norminkomen, kan niet tegen het gereduceerd tarief, als in dit artikel genoemd, van het regiotaxi-systeem gebruik gemaakt worden. Wanneer voor de aanvrager een indicatie is gesteld voor rolstoel - regiotaxivervoer geldt een inkomensgrens van 2,5 maal het norminkomen.
Artikel 5.6 Voorziening in natura in de vorm van een bruikleenauto
Om in aanmerking te komen voor verstrekking van een al dan niet aangepaste bruikleenauto op grond van artikel 5.2, eerste lid, sub b onderdeel 1 van de Verordening, moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden:
Artikel 5.8 Financiële tegemoetkoming in de kosten van de aanpassing van een eigen auto
Bij de toekenning van een financiële tegemoetkoming in de kosten van een noodzakelijke aanpassing van de eigen auto, zoals bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, sub b onderdeel 4 van de Verordening, vormen de werkelijke kosten van de autoaanpassing uitgangspunt. Deze kosten worden door tussenkomst van de verstrekker van de autoaanpassingen vastgesteld.
Hoofdstuk 6. Rolstoelvoorzieningen
Artikel 6.2 Persoonsgebonden budget rolstoelvoorziening
Regels rond verantwoording en uitbetaling.
Het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld na indicatiestelling en verstrekt voor een periode van 5 jaar (bij kinderen voor een periode van 3 jaar). In deze 5 respectievelijk 3 jaar wordt verondersteld dat de aanvrager zelf de verantwoordelijkheid neemt om een adequate voorziening aan te schaffen en in stand te houden. Deze periode wordt beschouwd als een bruikleenperiode.
Hoofdstuk 7. Advisering en samenhangende afstemming
Artikel 7.1 Samenhangende afstemming
Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt, gelet op het gestelde in artikel 4, tweede lid Wmo, bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 7.3, tweede lid van de Verordening voorzieningen wet maatschappelijke ondersteuning indien van toepassing, onder andere aandacht besteed aan:
Aldus vastgesteld door het college d.d. 2 november 2010.
De secretaris,
mr. R.P.B.M. Brekelmans
De burgemeester,
R.J. van de Mortel
Het Financieel Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2011, is afgeleid van de Verordening individuele voorzieningen Wmo gemeente Vught 2007 die door de gemeenteraad op 28 september 2006 is vastgesteld.
Het Financieel Besluit regelt de omvang, de toepasselijke voorwaarden en de wijze van uitbetaling van de in de Verordening genoemde financiële tegemoetkomingen en persoonsgebonden budgetten.
Verder wordt in het Financieel Besluit de heffing van de eigen bijdrage en het eigen aandeel vastgelegd en aangegeven voor welke individuele voorzieningen deze eigen bijdrage en dit eigen aandeel geldt.
Het Financieel Besluit is evenals de Verordening opgedeeld in de voorzieningen hulp bij het huishouden, woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelvoorzieningen.
Voor hulp bij het huishouden en woon- en vervoersvoorzieningen heeft het college er in dit kalenderjaar voor gekozen dat aanvragers en belanghebbenden aan wie reeds een dergelijke voorziening is toegekend, een eigen bijdrage moeten gaan betalen. Een dergelijke financiële verplichting geldt dus niet ten aanzien van belanghebbenden die aangewezen zijn op een rolstoelvoorziening.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1.2 Vaststelling eigen bijdrage
De hoogte van de eigen bijdrage wordt vastgesteld op basis van het verzamelinkomen van de aanvrager twee jaar voorafgaand dit lopend kalenderjaar en dat van zijn eventuele partner. Indien het verzamelinkomen nog niet is vastgesteld wordt voor de berekening gebruik gemaakt van het belastbaar inkomen wat te herleiden is uit de jaaropgave.
Is het inkomen echter sterk gedaald in het lopend kalenderjaar dan kan een voorlopige aanpassing van de eigen bijdrage worden verleend.
Via het CAK kan de aanvrager een formulier aanvragen voor een voorlopige aanpassing van de eigen bijdrage. Op dit formulier wordt het verwachte (gezamenlijke) verzamelinkomen over het lopende kalenderjaar ingevuld. Het CAK vergelijkt dit met het verzamelinkomen over de laatste twee jaren voorafgaande het lopende kalenderjaar. Voldoet iemand aan de voorwaarden, dan legt het CAK de aanvrager een voorlopige maximale eigen bijdrage op. Als later blijkt dat het definitieve verzamelinkomen in het lopende kalenderjaar hoger is dan het verwachte verzamelinkomen dat is opgegeven, dan kan de aanvrager een naheffing ontvangen.
Hoofdstuk 2. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget
Artikel 2.1 Regels rond verstrekking
Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager. Dit kan bij voorkeur tegelijk met de aanvraag, indien op dat moment al duidelijk is dat de aanvrager dit wenst. Uitgangspunt is dat de aanvrager altijd voor een persoonsgebonden budget kan kiezen. Slechts in uitzonderingssituaties kan het verzoek tot het verstrekken van een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget niet worden gehonoreerd. Per individuele situatie zal, naar aanleiding van de aanvraag om een individuele voorziening, een onderzoek plaatsvinden waarbij beoordeeld wordt of de aanvrager om kan gaan met de verantwoordelijkheid van het besteden van het persoonsgebonden budget aan een voorziening waarvoor een indicatie is afgegeven. Tevens wordt beoordeeld of de aanvrager in staat is om verantwoording af te leggen over de besteding van het persoonsgebonden budget volgens de regels die hiervoor zijn vastgesteld. In het geval dat een aanvrager in het verleden een persoonsgebonden budget heeft gehad voor een individuele voorziening op grond van de verordening Wmo of op grond van de AWBZ waarbij is gebleken dat hij zich niet heeft gehouden aan de regels van besteding van het persoonsgebonden budget of de verantwoording daarvan, wordt een persoonsgebonden budget geweigerd.
Sportrolstoel of sporthulpmiddelen
Een sportrolstoel of sporthulpmiddel is een voorziening die meegenomen wordt vanuit de Wvg zonder dat deze sportrolstoel of -hulpmiddel in de Wvg of in de Wmo wordt genoemd. De sportrolstoel of -hulpmiddel is een bovenwettelijke voorziening, in de Wvg opgenomen naar aanleiding van een verzoek van de Tweede Kamer. Daarom wordt de wijze van verstrekking, zoals bij de Wvg gewoon voortgezet, hetgeen betekent dat een sportrolstoel alleen verstrekt wordt als een persoonsgebonden budget.
Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden
Artikel 3.4 Regels rond uitbetaling persoonsgebonden budget bij hulp in het huishouden
Wat de verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden betreft, vindt de verantwoording achteraf plaats. De budgethouder ontvangt hiervoor één maal per jaar een overzicht van de gemeente. Indien in de loop van het jaar voor het persoonsgebonden budget relevante wijzigingen plaatsvinden geeft de budgethouder dit aan de hand van een status -mutatieformulier door.
Hoofdstuk 5. Vervoersvoorzieningen
Artikel 5.2 Persoonsgebonden budget vervoersvoorzieningen
Een cliënt heeft een individuele vervoersbehoefte en heeft een indicatie voor een scootmobiel 12 kilometer per uur. Scootmobiel dient geveerd te zijn in verband met rugklachten. De cliënt kan het toegekende bedrag naar eigen inzicht besteden. Bijvoorbeeld bij een dealer naar zijn of haar keuze maar kan ook trachten via nieuwe verkoopkanalen zoals bijvoorbeeld marktplaats deze voorziening aan te schaffen. Het aanbod op laatstgenoemd medium is sterk in opkomst en kent een gevarieerd aanbod. De budgethouder dient zich te realiseren dat het toegekende PGB is vastgesteld voor een periode van 5 jaar en dat in deze periode geen aanspraak gemaakt kan worden op een nieuw PGB. Het PGB is inclusief de kosten voor in stand houden, repareren en verzekeren van de voorziening.
Artikel 5.3 Collectief aanvullend vervoerssysteem (Regiotaxi)
Het gebruik van het collectief aanvullend vervoerssysteem is, binnen 5 zones openbaar vervoer, ongelimiteerd. Wel dient de persoon met beperkingen het zogenaamde blauwe strippen tarief te betalen zoals dat ook geldt voor het openbaar vervoer.
Dit zijn algemene kosten die personen zonder beperkingen ook hebben op het moment dat ze gebruik maken van het openbaar vervoer.
Het collectief aanvullend vervoersysteem is immers een vorm van openbaar vervoer waarvan iedereen gebruik kan maken. Echter voor reizigers die geen beperkingen hebben of personen met beperkingen maar die een inkomen ter beschikking hebben van meer dan anderhalf maal de voor hen geldende bijstandsnorm, worden de verschuldigde kosten per zone door de provincie vastgesteld. (Voor personen met een indicatie voor rolstoel - taxivervoer geldt een inkomensgrens van 2 ½ keer de toepasselijke bijstandsnorm).
Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning (rolstoelvoorziening)
Artikel 6.2 Persoonsgebonden budget rolstoelvoorziening
Een cliënt heeft een indicatie voor een handbewogen rolstoel (incidenteel gebruik).
De cliënt kan het toegekende bedrag naar eigen inzicht besteden. Bijvoorbeeld bij een dealer naar zijn of haar keuze maar kan ook trachten via nieuwe verkoopkanalen zoals bijvoorbeeld marktplaats deze voorziening aan te schaffen. Het aanbod op laatstgenoemd medium is sterk in opkomst en kent een gevarieerd aanbod. De budgethouder dient zich te realiseren dat het toegekende PGB voor een volwassen persoon is vastgesteld voor een periode van 5 jaar en dat in deze periode geen aanspraak gemaakt kan worden op een nieuw PGB. Voor kinderen bedraagt deze periode 3 jaar. Het PGB is inclusief de kosten voor in stand houden, repareren en verzekeren van de voorziening.
Bijlage 1. Overzicht subsidiabele kostenposten woningaanpassingen (artikel 4.1 sub c)
De risicoverrekening van loon en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991.
Ad 1 en 2: indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen, dan vervalt de post loonkosten en worden alleen de materiaalkosten als subsidiabel aangemerkt.
Het architectenhonorarium, echter uitsluitend in die gevallen waarin het inschakelen van een architect naar het oordeel van het college noodzakelijk is (het betreft dan veelal een ingrijpende woningaanpassing, zoals een aanbouw). Het architecten honorarium komt voor vergoeding in aanmerking tot ten hoogste 10% van de aanneemsom, met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1988 van de BNA.
Bijlage 2. Berekeningstabel PGB voor hulpmiddelen (artikel 5.2 en 6.2)