Organisatie | Hardinxveld-Giessendam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2016 |
Citeertitel | Verordening rioolheffing 2016 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2016 | 01-01-2017 | nieuwe regeling | 17-12-2015 | 05238925 | |
22-12-2012 | nieuwe regeling | 15-12-2011 Het Kompas editie Hardinxveld-Giessendam, 21-12-2011 | GemHG/INTERN/7004 |
Deze verordening verstaat onder:
a. perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;
b. gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;
c. onder voorziening of combinatie van voorzieningen wordt mede verstaan een open water;
d. onder gemeentelijke riolering wordt mede de in het kader van het Gemeentelijk Rioleringsplan door of vanwege de gemeente geplaatste individuele afvalwaterbehandeling (IBA) begrepen;
e. water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater.
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en
b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:
a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebuikt;
b. ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 –voor gebruik is afgestaan, degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of is opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.
Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:
a. watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of
b. bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.
De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid op gepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.
Het gebruikersdeel bedraagt per jaar:
a. € 244,80 bij 0 tot en met 500 m3 afvalwater;
b. € 489,60 bij 501 tot en met 1000 m3 afvalwater;
c. € 979,20 bij 1001 tot en met 2000 m3 afvalwater;
d. € 1.468,80 bij 2001 tot en met 3000 m3 afvalwater;
e. indien meer dan 3000 m3 afvalwater wordt afgevoerd, wordt het onder d. vermelde bedrag verhoogd met € 489,60 voor elke hoeveelheid van 1000 m3 afvalwater of een gedeelte daarvan.
De belasting wordt niet geheven van onroerende zaken waarvoor met betrekking tot het kalenderjaar bedoeld in artikel 8 een WOZ-waarde is vastgesteld lager den € 25.000,-.
Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, wordt de belasting geheven met ingang van de maand waarin de belastingplicht is ontstaan wanneer de belastingplicht ontstond voor de zestiende van de maand en met ingang van de daaropvolgende maand wanneer de belastingplicht is ontstaan na de vijftiende van de maand.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt de belasting niet geheven over de maand waarin de belastingplicht eindigde wanneer de belastingplicht eindigde voor de zestiende van de maand en wel geheven over de maand waarin de belastingplicht eindigde wanneer de belastingplicht eindigde na de vijftiende van de maand.
Artikel 11 Termijnen van betaling
In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan minder is dan € 2.500,--, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.