Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Leudal

Notitie voorschotverlening Wet werk en bijstand

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLeudal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNotitie voorschotverlening Wet werk en bijstand
CiteertitelNotitie voorschotverlening Wet werk en bijstand
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp
Externe bijlageprocesbeschrijving voorschot

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene wet bestuursrecht, art. 4:81

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-08-2007Nieuwe regeling

24-04-2007

Streekbode 22 augustus 2007

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Notitie voorschotverlening Wet werk en bijstand

 

 

1.INLEIDING

Vóór 1 januari 2007 mocht de gemeente zelf bepalen of zij een voorschot bij een aanvraag van algemene bijstand verstrekte tijdens de wettelijke afhandelingstermijn van maximaal acht weken.

 

Sinds 1 januari 2007 is de gemeente bij een aanvraag om algemene bijstand op grond van artikel 52 van de Wet werk en bijstand (WWB) in beginsel VERPLICHT om binnen vier weken na de aanvraagdatum een voorschot te verlenen. Door bijstandsaanvragers recht te geven op een voorschot, wordt voorkomen dat ze een periode geen inkomsten hebben. Ze kunnen daardoor makkelijker hun eerste levensbehoeften blijven betalen zoals voedsel, kleding en huisvesting. Dat is voor deze kwetsbare groep extra belangrijk omdat betalingsachterstanden al snel kunnen leiden tot structurele financiële problemen.

 

De gemeente zal in nieuw beleid moeten aangeven hoe er met de verplichting van artikel 52 lid 1 WWB concreet wordt omgegaan. Deze notitie gaat over het nieuwe beleid inzake de voorschotverlening.

2.JURIDISCHE GRONDSLAG

Het college is, op grond van artikel 52 lid 1 en 2 WWB, verplicht om een belanghebbende die een aanvraag om algemene bijstand heeft gedaan, zonder voorafgaand onderzoek, een voorschot te verstrekken in de vorm van een renteloze geldlening.

 

Deze verplichting geldt echter niet, indien belanghebbende de voor de vaststelling van het recht op algemene bijstand van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt of indien belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleent (artikel 52 lid 1 onderdeel a WWB).

 

Deze verplichting geldt evenmin indien bij de aanvraag duidelijk is dat geen recht op algemene bijstand bestaat (artikel 52 lid 1 onderdeel b WWB).

Het verlenen van een voorschot in het kader van een aanvraag om bijzondere bijstand is een discretionaire bevoegdheid van het college (artikel 52 lid 3 WWB).

 

De mogelijkheid tot het verstrekken van voorschotten is beperkt tot de periode waarin nog geen besluit inzake de bijstand is bekendgemaakt. Hieruit kan ondermeer worden afgeleid dat aan personen met een lopende bijstandsuitkering op grond van deze regeling geen voorschot kan worden verstrekt op die uitkering.

3.UITVOERING
3.1. Wanneer voorschot verlenen

Het voorschot algemene bijstand dient te worden verstrekt binnen uiterlijk vier weken na de datum van de aanvraag (en vervolgens telkens uiterlijk na vier weken). Er wordt uitdrukkelijk bedoeld de aanvraagdatum en niet de datum van melding bij het CWI als aanvangsdatum van de vier-weken-termijn.

 

Als de aanvraag van belanghebbende niet volledig is of niet voldoet aan de geldende vormvereisten, kan het college belanghebbende op grond van artikel 4:5 Awb een aanvultermijn stellen. Deze aanvultermijn schort ingevolge artikel 4:15 Awb van rechtswege de beslistermijn op. De periode van vier weken van artikel 52 lid 1 WWB wordt niet opgeschort met de aanvultermijn. De vier-weken-termijn loopt dus door, ondanks een eventuele opschorting van de beslistermijn, met dien verstande dat, zolang de aanvraag verwijtbaar niet is aangevuld, er op grond van artikel 52 lid 1 onderdeel a WWB geen plicht bestaat tot het verstrekken van een voorschot.

 

Wanneer een belanghebbende vóór de vier-weken-termijn een voorschot verzoekt dient de afweging gemaakt te worden of de belanghebbende in het geheel niet meer over middelen beschikt om de vier-weken-termijn te overbruggen. Staat er nog geld op één of meer bankrekeningen (inclusief spaarrekeningen) dan wordt geen voorschot verstrekt. Er hoeft in dit verband geen rekening gehouden te worden met de grens van het bescheiden vermogen. Door deze extra regels zal het verlenen van voorschotten vóór de vier-weken-termijn in de praktijk weinig voorkomen.

 

Het college verleent aan een belanghebbende op wiens aanvraag nog niet is beslist met ingang van de vierde week na de aanvraagdatum een voorschot, tenzij:

  • a.

    belanghebbende niet alle voor de aanvraag benodigde gegevens heeft overgelegd en hem dit te verwijten valt,

  • b.

    belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleent, of

  • c.

    meteen duidelijk is dat er geen recht op bijstand bestaat.

 

Het college verleent aan een belanghebbende op zijn verzoek vóór de vier-weken-termijn een voorschot, indien:

  • er geen sprake is van een situatie genoemd onder a. b. en c. en

  • de belanghebbende in het geheel niet meer over middelen beschikt om de vier-weken-termijn te overbruggen.

3.2. Hoogte en duur voorschot

Artikel 52 lid 2 WWB bepaalt dat de hoogte van het voorschot bij een aanvraag om algemene bijstand in ieder geval 90 % moet bedragen van de hoogte van de algemene bijstand, bedoeld in artikel 19 lid 2 WWB. Logischerwijs mag het college daarbij uitgaan van de bijstandsnorm (norm + toeslag - verlagingen - maatregel - inkomsten) die vermoedelijk voor belanghebbende van toepassing is.

 

Het voorschot wordt verleend in de vorm van een renteloze geldlening. Dit illustreert het voorlopige karakter van het voorschot en het gegeven dat dit moet worden terugbetaald.

 

Na de eerste verlening van een voorschot binnen uiterlijk vier weken na de aanvraagdatum, moet vervolgens steeds na uiterlijk vier weken een nieuw voorschot worden verstrekt. Deze wijze van voorschotverlening moet net zo lang duren totdat op de aanvraag om algemene bijstand is beslist. Hoewel artikel 52 lid 1 WWB letterlijk stelt dat de voorschotverlening moet voortduren "zolang het recht op algemene bijstand niet is vastgesteld", moet logischerwijs worden aangenomen dat de plicht tot het verstrekken van voorschot ook vervalt op het moment dat het college een aanvraag heeft afgewezen of met toepassing van artikel 4:5 Awb buiten behandeling heeft gesteld.

 

De hoogte van het voorschot bedraagt 90% van de bijstandsnorm (norm + toeslag - verlaging - maatregel - inkomsten) welke vermoedelijk voor belanghebbende van toepassing is.

3.3. Rechtsmiddel belanghebbende

Het besluit om een voorschot te verstrekken alsmede het besluit om geen voorschot te verstrekken, is een beschikking waartegen geen bezwaar en beroep open staat (artikel 8:5 Awb). Wanneer de belanghebbende het niet eens is met de beslissing van het college om geen voorschot te verstrekken of wanneer hij van mening is dat het verstrekte voorschot onvoldoende is dan kan hij echter wel de voorzitter van gedeputeerde staten verzoeken hieromtrent een uitspraak te doen (artikel 81 WWB).

3.4. Verrekening of terugvordering voorschot

Als het onderzoek is afgerond en de belanghebbende voor bijstand in aanmerking blijkt te komen, wordt het voorschot verrekend met de toegekende bijstand. Is het voorschot ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleend, dan kan dit van de belanghebbende worden teruggevorderd.

 

Volledige verrekening is mogelijk als er over de periode waarover een voorschot is verstrekt recht op bijstand bestaat tot een bedrag gelijk of hoger dan het verstrekte voorschot. Indien er recht op bijstand bestaat tot een geringer bedrag dan het verstrekte voorschot kan het college alleen het bedrag van de bijstand verrekenen. Het overige kan het college terugvorderen op grond van artikel 58 lid onderdeel e WWB. Ingeval er in het geheel geen recht op bijstand bestaat kan het college het voorschot terugvorderen op grond van artikel 58 lid 1 onderdeel d WWB.

 

Voor verrekening van een voorschot is geen machtiging van de belanghebbende vereist. Met andere woorden: voorschotten op grond van artikel 52 WWB worden in beginsel verrekend met de eerste reguliere betaling. Het gevolg hiervan kan zijn dat de belanghebbende onvoldoende middelen heeft om in de bestaanskosten te voorzien tot de eerstvolgende betaling van bijstand.

 

In beginsel wordt toegekende bijstand over een periode waarin belanghebbende op grond van artikel 52 WWB een voorschot is verstrekt, verrekend met dit voorschot.

 

Ingeval belanghebbende hierdoor in ernstige financiële problemen zou geraken, kan het college met belanghebbende een gespreide terugbetaling van het voorschot overeenkomen. Zo mogelijk geschiedt dit door een maandelijkse inhouding op de uitkering van belanghebbende. Belanghebbende moet hiertoe een schriftelijke overeenkomst sluiten met het college.

3.5. Voorschotten tijdens de bijstandsverlening

In de praktijk kan zich de situatie voordoen dat een bijstandsgerechtigde in acute financiële problemen raakt en daardoor de periode tot de volgende uitbetaling niet meer kan overbruggen. Oorzaken hiervan zijn bijvoorbeeld verlies of diefstal van de portemonnee of een fors negatief saldo op de bankrekening. De WWB biedt geen expliciete mogelijkheid om voorschotten te verstrekken aan belanghebbenden die reeds een bijstandsuitkering ontvangen. De voorschotverlening van artikel 52 WWB ziet enkel op de periode tijdens de aanvraag. Dit is een bewuste keuze van de wetgever die verband houdt met het feit dat de (algemene) bijstand in beginsel per kalendermaand wordt betaald. Ontstaan er toch moeilijkheden dan kan dit in het individuele geval en bij wijze van hoge uitzondering op één van de volgende manieren worden opgelost:

  • -

    Het verstrekken van een eenmalige bijstandsuitkering.

    De ogenschijnlijk meest voor de hand liggende mogelijkheid om een bijstandsgerechtigde te helpen die niet meer over geld beschikt om de periode tot de volgende uitbetaling te overbruggen, is het verstrekken van een eenmalige uitkering. De juridische grondslag voor de verstrekking van de eenmalige uitkering is gelegen in artikel 18 lid 1 WWB, het algemene individualiseringsartikel. De eenmalige uitkering is in beginsel algemene bijstand. Het gaat immers om bijstand ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Hoofdregel is dat bijstand om niet wordt verleend. Bij toepassing van deze mogelijkheid moet beoordeeld worden of de situatie waarin belanghebbende verkeerd hem niet te verwijten valt.

  • Het reeds gereserveerde bedrag aan vakantietoeslag geheel of gedeeltelijk vervroegd uitbetalen.

    Hoofdregel is dat de vakantietoeslag (vt) jaarlijks in de maand juni wordt uitbetaald (artikel 45 lid 1 WWB). Op verzoek van de belanghebbende kan het college de reeds opgebouwde vt of een deel daarvan ook eerder uitbetalen.

  • Het tijdelijk wijzigen van het betaalritme.

    De algemene bijstand wordt, met uitzondering van de vakantietoeslag, per kalendermaand uitbetaald (artikel 45 lid 1 WWB) op een door het college bepaald moment. Het college is bevoegd de algemene bijstand over een kortere of langere periode te betalen, indien dit gelet op de omstandigheden van de belanghebbende wenselijk is (artikel 45 lid 2 WWB). Het is denkbaar om met toepassing van deze regel tijdelijk de bijstand per twee weken uit te betalen. Na verloop van tijd zal het college de bijstand weer maandelijks achteraf moeten gaan uitbetalen.

3.6. Voorschotten bijzondere bijstand

De bevoegdheid tot het verlenen van voorschotten tijdens de aanvraag om bijzondere bijstand is beperkt tot situaties waarin de individuele omstandigheden in een concreet geval voorschotverlening noodzakelijk maken. Of voorschotverlening tijdens de aanvraag om bijzondere bijstand aan de orde is, zal dus steeds individueel beoordeeld moeten worden. Het college heeft op dit punt ook een zekere beleidsvrijheid.

 

In beginsel verleent het college geen voorschotten bij een aanvraag om bijzondere bijstand. Indien er in uitzonderingsgevallen toch een voorschot wordt verstrekt, wordt de hoogte van dit voorschot vastgesteld op basis van een raming van de daadwerkelijke kosten welke voor vergoeding in aanmerking komen.

4.FINANCIELE CONSEQUENTIES

Het verplichte voorschot voorziet er in de belanghebbende rechtszekerheid te bieden ten aanzien van bevoorschotting op de wijze die de wetgever met de invoering van de WWB heeft beoogd. Omdat het volume aan uitkeringsgerechtigden en de prijs niet wijzigen met het verplichte voorschot, zal er geen effect zijn op de uitkeringslasten.

 

Vóór 1 januari 2007 werden ook voorschotten verstrekt, het verplichte voorschot leidt niet tot noemenswaardige extra uitvoeringskosten. In de reguliere middelen die nu al voor gemeenten beschikbaar zijn voor de uitvoering van de WWB is al rekening gehouden met het wetsonderdeel bevoorschotting van bijstand. Mijn inschatting is vooralsnog dat het onderhavig voorstel geen noemenswaardig effect op de uitvoeringskosten zal hebben.

5. COMMUNICATIE

Naar de consulenten: overleg consulenten + instructie middels Handboek WWB

Naar de klanten: via CWI, streekbode, infomap en intake

Bijlage 1 Procesbeschrijving voorschot

procesbeschrijving voorschot

 

UITGANGSPUNTEN

 

Het uitgangspunt is dat de aanvraag binnen de vier-weken-termijn wordt afgehandeld en betaald.

 

De vier-weken-termijn start bij de aanvraagdatum (niet datum melding CWI).

 

Het CWI verstrekt het dossier aan de gemeente binnen de volgende termijnen:

  • °

    Fase 1 binnen 21 dagen na datum melding CWI

  • °

    Fase 2 en 3 binnen 15 dagen na datum melding CWI

  • °

    Fase 4 en n.t.b. binnen 8 dagen na datum melding CWI

 

De uitkeringsadministratie legt de afspraak met de consulent over het betaalmoment van de uitkering of het voorschot vast.

 

De uitkeringsadministratie betaalt 2 keer per maand. In principe vindt betaling van de uitkering of het voorschot op deze betaalmomenten plaats. Mocht dit in een uitzonderingssituatie niet het geval zijn, dan wordt een betaling van het voorschot gedaan via een tussentijdse BNG betaling.

 

In uitzonderingsgevallen vindt een kasbetaling plaats. Van een uitzonderingsgeval is alleen sprake wanneer:

  • °

    een belanghebbende geen betaalrekening heeft en hierover niet tijdig kan beschikken of

  • °

    een belanghebbende door betaling van het voorschot op de betaalrekening niet over het voorschot kan beschikken, wegens een debetstand op zijn betaalrekening.

Een kasbetaling vindt als volgt plaats:

  • °

    Het voorschot is niet hoger dan € 200,-. Mocht een hoger voorschot noodzakelijk zijn, dan moet dat ten minste twee dagen van te voren kenbaar gemaakt worden aan de coördinator Front Office, zodat deze zorg kan dragen voor voldoende middelen in kas.

  • °

    Aan de belanghebbende wordt een beschikking uitgereikt.

  • °

    Aan de belanghebbende wordt medegedeeld dat hij het voorschot tijdens de openstelling van de servicebalie te Heythuysen kan ophalen. Hij dient de beschikking en een identificatiebewijs mee te nemen.

  • °

    De coördinator WIZ neemt telefonisch contact op met de coördinator Front Office. Wanneer deze niet bereikbaar is, kan telefonisch contact opgenomen worden met de coördinator Burgerzaken. De beschikking wordt naar de coördinator Front Office/Burgerzaken gefaxt.

  • °

    De consulent ontvangt ter completering van het dossier een kwitantie van de betaling van het voorschot.

 

Bij elk te verstrekken voorschot wordt een rapport en een beschikking gemaakt. Wanneer binnen de vier-weken-termijn geen voorschot wordt verstrekt omdat:

  • °

    belanghebbende niet alle voor de aanvraag benodigde gegevens heeft overgelegd en hem dit te verwijten valt,

  • °

    belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleent, of

  • °

    meteen duidelijk is dat er geen recht op bijstand bestaat

dient ook een rapport en beschikking gemaakt te worden.

 

Wanneer een voorschot wordt verstrekt, wordt bij de afhandeling van de aanvraag de wijze van verrekening en/of terugbetaling vastgelegd.

Bijlage 2 Brief toekenning voorschot

Onderwerp: Toekenning voorschot WWB

 

Geachte [heer/mevrouw….naam],

 

Op [datum_aanvraag] vroeg u een bijstandsuitkering aan voor de algemene kosten van het bestaan. Op grond van artikel 52 lid 1 WWB zijn wij in beginsel verplicht u binnen vier weken na [datum_aanvraag] een voorschot te verlenen.

 

Wij hebben besloten u, met ingang van [datum_aanvangvoorschot] een voorschot te verstrekken. Dit voorschot wordt verstrekt als een renteloze lening.

 

De hoogte van dit voorschot bedraagt [bedrag_voorschot].

 

Het voorschot wordt u verstrekt voor de duur van [duur_voorschot] weken. Zolang wij nog niet op uw aanvraag om bijstand hebben beslist zullen wij u om de [duur_verlengingvoorschot] weken een nieuw voorschot verlenen.

 

Indien u daadwerkelijk recht op bijstand blijkt te hebben zullen wij het verstrekte voorschot verrekenen met de bijstand over de betreffende periode (artikel 52 lid 4 WWB). Indien blijkt dat u geen recht op bijstand zult hebben of slechts bijstand tot een lager bedrag dan de hoogte van het voorschot, zullen wij het teveel aan voorschot betaalde van u terugvorderen.

 

Wat moet u doen als u het niet eens bent met dit besluit?Tegen dit besluit kunt u geen bezwaarschrift indienen (artikel 8:5 Awb). Als u van mening bent dat deze wijze voorschotverlening niet juist is, kunt u contact opnemen met de Voorzitter van Gedeputeerde Staten (artikel 81 lid 1 WWB). Het adres van Gedeputeerde Staten is:

Voorzitter van Gedeputeerde Staten van Limburg

Postbus 5700

6202 MA MAASTRICHT

Bijlage 3 Brief afwijzing voorschot

Onderwerp: Afwijzing voorschot WWB

 

Geachte [heer/mevrouw ….. naam],

 

Op [datum_aanvraag] vroeg u een bijstandsuitkering aan voor de algemene kosten van het bestaan. Op grond van artikel 52 lid 1 WWB zijn wij in beginsel verplicht u binnen vier weken na [datum_aanvraag] een voorschot te verlenen.

 

Wij hebben echter besloten u, in afwijking van het bovenstaande, geen voorschot te verstrekken. De reden hiervan is dat

[u niet voor [datum_aanvultermijn] de ontbrekende gegevens met betrekking tot uw aanvraag heeft overgelegd en niet gebleken is dat u hiervan geen verwijt kan worden gemaakt (artikel 52 lid 1 onderdeel a WWB).]

[u niet de voor de uitvoering van de WWB benodigde medewerking heeft verleend (artikel 52 lid 1 onderdeel a WWB).]

[het ons duidelijk is dat uw aanvraag om bijstand zal worden afgewezen (artikel 52 lid 1 onderdeel b WWB).]

 

Wat moet u doen als u het niet eens bent met dit besluit?Tegen dit besluit kunt u geen bezwaarschrift indienen (artikel 8:5 Awb). Als u van mening bent dat deze wijze voorschotverlening niet juist is, kunt u contact opnemen met de Voorzitter van Gedeputeerde Staten (artikel 81 lid 1 WWB). Het adres van Gedeputeerde Staten is:

Voorzitter van Gedeputeerde Staten van Limburg

Postbus 5700

6202 MA MAASTRICHT