Organisatie | Bergen (NH) |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit Individuele maatschappelijke ondersteuning gemeente Bergen 2008 |
Citeertitel | Besluit Individuele maatschappelijke ondersteuning gemeente Bergen 2008 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Bij inwerkingtreding van dit Besluit vervalt het Besluit Individuele maatschappelijke ondersteuning gemeente Bergen 2007 als vastgesteld bij besluit van 22 augustus 2006.
Verordening Individuele maatschappelijke ondersteuning gemeente Bergen 2008
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2008 | 01-01-2010 | nieuwe regeling | 20-12-2007 De Duinstreek, 26-03-2008 | onbekend |
Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget.
Artikel 1. Regels rond verstrekking en verantwoording.
Verstrekking van een persoonsgebonden budget aan een aanvrager vindt niet plaats indien op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden, het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget. Hiervan is in ieder geval sprake als de aanvrager:
Hoofdstuk 2. Hulp bij het huishouden.
Artikel 3. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden.
De vaststelling van een persoonsgebonden budget vindt ten aanzien van hulp in de huishouding als volgt plaats:
Hoofdstuk 3. Woonvoorzieningen.
De financiële bijdrage van de gemeente of het persoonsgebonden budget, zoals bedoeld in artikel 4 van de Verordening individuele maatschappelijke ondersteuning gemeente bergen 2008, die wordt verstrekt om een woningaanpassing mogelijk te maken, wordt vastgesteld op basis van de door het college geaccepteerde offerte.
Hoofdstuk 6. Advisering, samenhangende afstemming en overgangsbepaling.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 20 december 2007
het college van Bergen op
de secretaris, de burgemeester,
Bijlage Toelichting behorende bij het Besluit Individuele maatschappelijke ondersteuning gemeente Bergen
Naast een Verordening individuele maatschappelijke ondersteuning is er ook een besluit individuele maatschappelijke ondersteuning. In dit besluit zijn bij elkaar gebracht alle bedragen, die op basis van de verordening moeten worden vastgesteld. Voor zover mogelijk wordt in de verordening echter voor bedragen verwezen naar door het Rijk vastgestelde documenten. Daarnaast zijn regels in het besluit opgenomen, die het college krachtens delegatie door de raad op grond van de verordening mag stellen.
Het voordeel van het opnemen van alle bedragen in een besluit is dat bij wijziging van de bedragen (bijvoorbeeld omdat er aan de hand van de prijsindex een bijstelling van bedragen plaatsvindt) niet de verordening gewijzigd moet worden en dus in de raad besproken en opnieuw vastgesteld moet worden. Bijstelling van het Besluit door het college kan aanzienlijk sneller plaatsvinden.
Gezien het belang van een aantal onderdelen die in het Besluit een plaats hebben gevonden is het begrijpelijk dat de raad bij het vaststellen van de verordening zicht wil hebben op de invulling in het Besluit. Het Besluit wordt daarom in conceptvorm aan de commissie maatschappelijke zaken ter informatie en commentaar aangeboden voor het college haar vaststelt.
Het eerste onderwerp dat in het besluit aan de orde komt is het persoonsgebonden budget. Van alle soorten voorzieningen waarvoor een persoonsgebonden budget mogelijk is wordt in het Besluit uitgewerkt hoe het bedrag van het persoonsgebonden budget wordt samengesteld.
In dit Besluit wordt geregeld boven welk bedrag in bepaalde omstandigheden advies gevraagd moet worden en hoe de samenhangende afstemming bij de toekenning, zoals genoemd in artikel 5 van de wet, wordt geregeld.
Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget.
Artikel 1. Regels rond verstrekking en verantwoording.
Op verzoek van de aanvrager van een individuele voorziening kan verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget plaatsvinden. Niet in alle situaties is het mogelijk een persoonsgebonden budget te ontvangen. Dit artikel benoemd enkele situaties waarin duidelijk is dat de aanvrager niet in staat zal zijn om te gaan met een persoonsgebonden budget, waardoor een persoonsgebonden budget feitelijk geen adequate compensatie biedt. De opsomming is niet limitatief. In situaties dat tijdens onderzoek duidelijk wordt dat een aanvrager problemen zal krijgen met het omgaan met een persoonsgebonden budget, zal dat als contra-indicatie worden opgevat.
In veel gevallen kan een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld als maandelijks huur/lease bedrag of als eenmalig bedrag voor koop (plus een periodiek bedrag voor onderhoud). Dit artikel bepaald dat een eenmalig persoonsgebonden budget ten behoeve de koop van een voorziening niet een adequate voorziening biedt als te voorzien is dat de aangekochte voorziening voor een beperkte periode zal voldoen. In die gevallen is alleen een huur/lease variant adequaat omdat dat de mogelijkheid biedt te veranderen van type voorziening als de ontwikkeling van de beperking dat nodig maakt.
De sportrolstoel is een voorziening die meegenomen wordt vanuit de Wvg zonder dat deze sportrolstoel in de Wvg of in de Wmo wordt genoemd. De sportrolstoel is een bovenwettelijke voorziening, in de Wvg opgenomen naar aanleiding van een verzoek van de Tweede Kamer. Daarom wordt de verstrekkingswijze, zoals bij de Wvg gewoon voortgezet, hetgeen betekent dat een sportrolstoel alleen verstrekt wordt als een vastliggende financiële tegemoetkoming. Deze tegemoetkoming is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van drie jaar. Na drie jaar kan opnieuw een financiële tegemoetkoming worden toegekend.
Hoofdstuk 2. Hulp bij het huishouden.
Artikel 2. Vaststellen aantal uren hulp bij het huishouden in uren of klassen.
De Bergense verordening kiest in artikel 12 niet tussen het vaststellen van de omvang van de hulp bij het huishouden in uren of in klassen, maar maakt beide mogelijk. In dit artikel wordt bepaald wanneer met uren wordt gewerkt en wanneer met klassen. Er wordt vanuit gegaan dat wanneer er alleen uitvoerende schoonmaakwerkzaamheden moeten worden gedaan in de huishouding, dat dit weinig fluctueert. Er is dan sprake van Hh1. Of de voorziening in de vorm van natura of in de vorm van een pgb wordt gegeven heeft geen invloed op de zorg die nodig is. Wanneer er sprake van is dat er meer dan schoonmaakwerk-zaamheden moet worden uitgevoerd dan is er sprake van Hh2. Bij deze vorm van Hulp bij het huishouden kan het voorkomen, dat er, gezien de specifieke persoonlijke situatie van de cliënt, een bepaalde bandbreedte in uren Hh2 noodzakelijk is. Ook bij Hh2 wordt echter in beginsel uitgegaan van toekenning in uren en niet in klassen.
Artikel 3. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden.
In dit artikel wordt aangegeven hoe het persoonsgebonden budget (pgb) voor de hulp bij het huishouden wordt vastgesteld.
De vaststelling van een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden gebeurt in Bergen altijd in een exact aantal uren. Bergen vergoedt in het Pgb 100% van de gemiddelde kostprijs voor Hh1 of Hh2 van de gecontracteerde aanbieders. De kosten van de diensten van de sociale verzekeringsbank neemt de gemeente, met uitzondering van pakket 2, voor haar rekening.
Bergen maakt hierin onderscheid tussen de goedkopere Hh1-variant en de Hh2-variant, waar ook begeleiding en coaching bij komen kijken.
Artikel 4 Tijdelijke voorziening: respijtzorg.
Artikel 4 bepaalt dat respijtzorg als tijdelijke voorziening wordt geïndiceerd. Verder wordt de respijtzorg vrij gesteld van een eigen bijdrage als het merendeel van de zorg door de mantelzorg wordt uitgevoerd. Ook wordt bepaald dat er wanneer het gaat om een korte periode van verstrekking; minder dan 50 uur, geen uitgebreid onderzoek zal worden uitgevoerd. Tot slot wordt de gebruikelijke zorg buiten werking gesteld voor de respijtzorg.
Hoofdstuk 3. Woonvoorzieningen
In artikel 5, lid 1 is geregeld hoe de financiële tegemoetkoming minus het eigen aandeel of het persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening wordt vastgesteld.
Het gaat daarbij om de kosten van de door het college goedgekeurde offerte. Daarin kan een aantal kosten teruggevonden worden. Te denken valt hierbij aan de kosten van bouw, maar ook aan eventuele kosten architect, kosten van vergunningen en kosten van toezicht.
Door uit te gaan van de kosten van de goedgekeurde offerte is het mogelijk per offerte andere kosten mee te nemen. Zo zullen toezichtkosten bij een kleine verbouwing geen rol spelen. Om welke kosten het zal kunnen gaan zal verder worden uitgewerkt in de beleidsregel woonvoorzieningen.
Artikel 5, lid 2 geeft het afschrijvingsschema aan volgens welk schema bij verkoop binnen 10 jaar een eventueel bedrag, dat het gevolg is van de meerwaarde van de woning door de aanpassing, aan het college moet worden terugbetaald.
Artikel 5, lid 3 en lid 4 tenslotte leggen vast welke bedragen verstrekt worden als het gaat om een verhuiskostenvergoeding of bij het bezoekbaar maken.
Hoofdstuk 4. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.
Artikel 6 regelt de wijze waarop een persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening wordt vastgesteld. Hierbij wordt uitgegaan, conform de verordening, van de goedkoopste-adequate voorziening. Omdat voorziening in de gemeente worden gehuurd inclusief onderhoud en reparatie, worden deze kosten ook verrekend in de hoogte van het persoonsgebonden budget .
Artikel 7 tenslotte legt een aantal bedragen vast voor de autokostenvergoeding, de taxikostenvergoeding en de vergoeding van de rolstoeltaxi.
Hoofdstuk 5. Verplaatsen in en rond de woning.
Aangezien de gemeente rolstoelen huurt inclusief onderhoudskosten, wordt ook in het bedrag voor het persoonsgebonden budget de kosten van onderhoud, verzekering en reparatie opgenomen. Elke rolstoel die enige aanpassing behoeft zal uitkomen op een ander bedrag. Daarom vindt vaststelling van het persoonsgebonden budget bij rolstoelen vaak per rolstoel plaats.
Hoofdstuk 6. Advisering en samenhangende afstemming.
Artikel 9. Samenhangende afstemming.
De Verordening individuele maatschappelijke ondersteuning gemeente Bergen 2008 bepaalt in artikel 29 dat in dit Besluit bepaald moet worden op welke wijze de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de aanvrager. Bij deze eisen is aangesloten bij de eisen die het Zorgindicatiebesluit stelt ten aanzien van het onderzoek inzake de AWBZ. Hierdoor is enerzijds de samenhang met de AWBZ gewaarborgd, maar wordt anderzijds ook een ruime hoeveelheid informatie vergaard waarmee het college een zorgvuldig, op de individuele situatie af te stemmen besluit kan nemen.
In artikel 37 van de verordening wordt verwezen naar de het Besluit individuele maatschappelijke ondersteuning gemeente Bergen voor de overgangsbepalingen voor cliënten van wie de indicatie afloopt in 2007. Deze bepaling is opgenomen om eventuele het problemen van de uitvoering van de herïndicaties voor overgangscliënten te voorkomen. Het is zonder hoge extra kosten niet uitvoerbaar om alle herïndicaties van de zogenoemde overgangscliënten voor 31 december 2007 uit te voeren. Om nu te voorkomen dat de grondslag voor de verstrekking van Hulp bij het huishouden vervalt, omdat de gemeente nog geen herïndicatie heeft kunnen uitvoeren, blijft de huidige indicatiestelling van kracht tot het moment waarop de herïndicatie is uitgevoerd en er een nieuwe beschikking is verstrekt.