Paragraaf 1 De aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument en de registratie op de gemeentelijke monumentenlijst.
Artikel 3 De aanwijzing tot gemeentelijk monument
- 1.
Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.
- 2.
Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt hij advies aan de monumentencommissie. In spoedeisende gevallen kan het vragen van dit advies achterwege blijven.
- 3.
Het college kan ten behoeve van de aanwijzing van een gemeentelijk monument bepalen dat bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.
- 4.
Het college brengt de raad in kennis van het besluit over de aanwijzing van een gemeentelijk monument.
- 5.
Voordat het college een kerkelijk monument als gemeentelijk monument aanwijst, voert hij overleg met de eigenaar.
- 6.
Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de registratie als bedoeld in artikel 6 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 9 tot en met 13 van overeenkomstige toepassing.
- 7.
De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Limburg.
Artikel 4 Termijnen advies en aanwijzingsbesluit
- 1.
De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het Verzoek van het college.
- 2.
Het college beslist binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 20 weken na de adviesaanvraag.
Artikel 5 Mededeling aanwijzingsbesluit
De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.
Artikel 6 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst
- 1.
Het college registreert het gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.
- 2.
De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het gemeentelijke monument.
Artikel 7 Wijzigen van de aanwijzing
- 1.
Het college kan de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.
- 2.
Artikel 3, tweede tot en met vijfde lid, alsmede artikel 4 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.
- 3.
Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3, tweede tot en met vijfde lid, alsmede artikel 4, eerste lid, achterwege.
- 4.
De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.
Artikel 8 Intrekken van de aanwijzing
- 1.
Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede, vierde en vijfde lid, en artikel 4 van overeenkomstige toepassing.
- 2.
De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of aan artikel 3 van de monumentenverordening van de provincie Limburg.
- 3.
De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.
Paragraaf 2 Vergunningen tot wijziging of afbraak van beschermde gemeentelijke monumenten.
Artikel 9 Verbodsbepaling
Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.
Artikel 10 Vergunning
Het is verboden zonder vergunning van het college of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:
- a.
een gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;
- b.
een gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
Artikel 11 Termijnen advies en vergunningverlening
- 1.
Het college vraagt advies aan de monumentencommissie voordat zij beslist op de aanvraag op grond van artikel 10.
- 2.
Binnen acht weken na de adviesaanvraag brengt de monumentencommissie schriftelijk advies uit aan het college.
- 3.
Het college beslist binnen 4 weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag.
- 4.
Het college kan de in het derde lid genoemde termijn van 12 weken met ten hoogste 14 weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan kennis geeft binnen de in het derde lid genoemde termijn.
- 5.
Indien het college niet voldoet aan het derde of vierde lid, wordt de vergunning geacht te zijn verleend.
- 6.
Een vergunning ingevolge deze verordening blijft buiten werking gedurende zes weken na de datum waarop zij is verleend of van rechtswege is verleend. Indien gedurende deze termijn bezwaar wordt gemaakt op grond van de Algemene wet bestuursrecht, blijft de vergunning buiten werking totdat op het bezwaar is beslist.
Artikel 12 Kerkelijk monument
Het college verleent met betrekking tot een kerkelijk monument geen vergunning ingevolge de bepalingen van artikel 10 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.
Artikel 13 Intrekken van de vergunning
- 1.
De vergunning kan door het college worden ingetrokken indien:
- a.
blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;
- b.
blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 10 niet naleeft;
- c.
de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;
- d.
niet binnen één jaar van de vergunning gebruik wordt gemaakt.
- 2.
Het besluit tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de monumentencommissie.