Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Utrecht (Utr)

Richtlijn vrijlatingsbeleid WWB 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieUtrecht (Utr)
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRichtlijn vrijlatingsbeleid WWB 2012
CiteertitelRichtlijn vrijlatingsbeleid WWB 2012
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 31, tweede lid, onderdelen n en r, van de Wet werk en bijstand

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-02-201201-01-201201-01-2013nieuwe regeling

20-12-2011

Gemeenteblad van Utrecht 2012, nr. 8

Besluit college van B&W van 20 december 2011

Tekst van de regeling

Intitulé

Richtlijn vrijlatingsbeleid WWB 2012

Richtlijn vrijlatingsbeleid WWB 2012

(collegebesluit van 20 december 2011)

Het College van burgemeester en wethouders van Utrecht;

gelet op artikel 31, tweede lid, onderdelen n en r, van de Wet werk en bijstand;

overwegende dat de vrijlating van inkomsten moet bijdragen aan de arbeidsinschakeling;

BESLUIT

vast te stellen de volgende

RICHTLIJN vrijlatingsbeleid WWB 2012

Artikel 1 Definities

Op deze regeling zijn de definities van de Wet werk en bijstand (WWB) van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2 Vrijlating

  • 1.

    Inkomsten uit arbeid blijven gedeeltelijk buiten beschouwing gedurende een aaneengesloten periode van zes maanden overeenkomstig artikel 31, tweede lid, onderdeel n, van de WWB, indien de belanghebbende niet eerder voor vrijlating van inkomsten op grond van deze bepaling in aanmerking is gekomen.

  • 2.

    In aansluiting op de in het eerste lid bedoelde periode blijven inkomsten uit arbeid gedeeltelijk buiten beschouwing gedurende een aaneengesloten periode van maximaal dertig maanden overeenkomstig artikel 31, tweede lid, onderdeel r, van de WWB, indien de belanghebbende niet eerder voor vrijlating van inkomsten op grond van deze bepaling in aanmerking is gekomen.

Artikel 3 Onjuiste inlichtingen

In afwijking van artikel 2 is er geen recht op vrijlating van inkomsten als de belanghebbende onjuiste inlichtingen heeft verstrekt omtrent in aanmerking te nemen inkomsten en daardoor teveel uitkering is verstrekt.

Artikel 4 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

In afwijking van artikel 2 is er geen recht op vrijlating van inkomsten als de belanghebbende blijk heeft gegeven van tekortschietend besef verantwoordelijkheid voor de voorziening in de kosten van het bestaan, omdat hij zonder rechtvaardiging reële mogelijkheden voor extra arbeidsinschakeling onbenut heeft gelaten of als hij minder is gaan werken zonder dat daarbij sprake is van onvrijwilligheid en als gevolg daarvan een hogere uitkering verstrekt moet worden dan het geval zou zijn wanneer de belanghebbende voldoende verantwoordelijkheid voor de voorziening in zijn eigen bestaan getoond zou hebben.

Artikel 5 Overgangsbepalingen

  • 1.

    Deze richtlijn treedt in de plaats van de Richtlijn regeling premie- en vrijlatingsbeleid WWB, zoals vastgesteld bij collegebesluit van 27 maart 2007.

  • 2.

    Op de persoon die op de dag voor inwerkingtreding van deze richtlijn recht had op een deeltijdpremie, overeenkomstig de artikelen 2, 3 en 4, van de Richtlijn regeling premie- en vrijlatingsbeleid WWB, zoals deze luidden op die dag, blijven genoemde bepalingen van toepassing voor de duur dat hij op grond van deze bepalingen recht heeft op een deeltijdpremie.

  • 3.

    In geval de alleenstaande ouder recht heeft op de vrijlating als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel r, van de wet en op de dag voor inwerkingtreding van deze richtlijn recht had op een deeltijdpremie als bedoeld in het eerste lid, blijven in afwijking van het tweede lid de artikelen 2, 3 en 4, van de Richtlijn regeling premie- en vrijlatingsbeleid WWB zoals deze luidden op die dag, op hem van toepassing met dien verstande dat de deeltijdpremie vermeerderd met de vrijlating niet meer bedraagt dan de deeltijdpremie waarop de alleenstaande ouder op grond van het eerste lid recht heeft, doch niet minder dan de vrijlating waarop de alleenstaande ouder op grond van de wet recht heeft.

  • 4.

    Op de persoon die uiterlijk op de dag voor inwerkingtreding van deze richtlijn door werkaanvaarding of studie is uitgestroomd uit de uitkering en aanspraak heeft op een uitstroompremie, zijn de artikelen 5, 6, 7 en 8, van de Richtlijn regeling premie- en vrijlatingsbeleid WWB, zoals deze luidden op die dag, van toepassing, mits de uitstroompremie op uiterlijk 1 september 2012 is aangevraagd.

Artikel 6 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze richtlijn treedt in werking op 1 januari 2012.

  • 2.

    Deze richtlijn kan worden aangehaald als: Richtlijn vrijlatingsbeleid WWB 2012.

Aldus besloten door burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht op 20 december 2011

De secretaris, De burgemeester,

Drs. M.R. Schurink Mr. A. Wolfsen

Bekendmaking is geschied op 21 februari 2012.

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 22 februari 2012, en werkt terug tot 1 januari 2012.

BIJLAGE BEHOREND BIJ GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2012, NR. 8

Toelichting bij de richtlijn

Algemeen

Deze richtlijn vervangt de Richtlijn regeling premie- en vrijlatingsbeleid WWB, vastgesteld bij collegebesluit van 27 maart 2007.

Met de onderhavige richtlijn zijn de mogelijkheden voor het verstrekken van een deeltijd- of uitstroompremie afgeschaft. Tevens is in de richtlijn beleid opgenomen met betrekking tot de verruimde vrijlating van inkomsten van alleenstaande ouders met een of meer kinderen jonger dan 12 jaar. De wet geeft het college de bevoegdheid te beoordelen of de vrijlating van inkomsten bijdraagt aan de arbeidsinschakeling. Aansluitend bij het uitgangspunt dat fraude nooit mag lonen, is de vrijlating uitdrukkelijk niet van toepassing op inkomsten waarvan de belanghebbende heeft verzuimd een juiste en tijdige opgave aan het college te doen. Ook behoudt het college zich de bevoegdheid voor geen vrijlating toe te passen als betrokkene door eigen toedoen over een lager bedrag aan inkomsten kan beschikken, bijvoorbeeld door zonder redelijke grond af te zien van uitbreiding van uren of vrijwillig minder uren gaat werken.

Artikelsgewijs

Artikel 2 Vrijlating

.

Deze bepaling legt het algemene uitgangspunt van de vrijlating van inkomsten vast overeenkomstig het wettelijk kader van artikel 31.

Dat betekent dat, op grond van het bepaalde in artikel 31, vijfde lid, van de WWB, de vrijlating niet van toepassing is op personen jonger dan 27 jaar.

Het eerste lid regelt de vrijlating van 25% (tot een maximum van EUR 189,00 per maand) gedurende de eerste zes maanden.

Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op de op de eerste vrijlatingsperiode aansluitende inkomstenvrijlating voor alleenstaande ouders van 27 jaar en ouder, die de volledige zorg heeft voor een tot zijn last komend kind tot 12 jaar. Deze verruimde vrijlating bedraagt 12,5% (tot een maximum van EUR 120,00 per maand) en duurt maximaal 30 maanden.

De wet spreekt over een 'aaneengesloten' periode van zes, respectievelijk 30 maanden. Dat betekent dat een onderbreking van de inkomsten niet kan leiden tot een opschorting van de periode van inkomstenvrijlating. Deze blijft dus doorlopen, ook al worden in een of meer maanden geen inkomsten genoten.

Als de inkomsten van de belanghebbende gelijk zijn aan of hoger dan de toepasselijke bijstandsnorm, gelden de vrijlatingsbepalingen vanzelfsprekend niet. Bij inkomsten op of boven de toepasselijke bijstandsnorm is er immers geen recht op bijstand.

De vrijlating wordt voorts eenmalig toegepast. Dat betekent dat personen die reeds op grond van deze (of de oude) richtlijn vrijlating hebben genoten, niet opnieuw in aanmerking kunnen komen voor een vrijlating.

Artikel 3 Onjuiste inlichtingen

.

Geen recht op vrijlating bestaat als er sprake is van verzwegen inkomsten, waaronder begrepen een onjuiste opgave van de hoogte van de inkomsten, en als gevolg daarvan te veel uitkering is verstrekt. Hierbij moet sprake zijn van verwijtbaarheid. Voor de goede orde: als er sprake is van naderhand ontvangen inkomsten, zoals achterstallig loon, geldt deze uitsluitingsgrond niet.

Artikel 4 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.

Hiervan is sprake als de betrokkene door eigen toedoen over onvoldoende inkomsten beschikt of blijft beschikken. Als de betrokkene er zonder goede reden voor kiest om in deeltijd te blijven werken of zijn arbeidsuren niet uit te breiden, terwijl er geen belemmeringen zijn om meer uren te werken, dan is er in beginsel geen recht op vrijlating.

Artikel 5 Overgangsrecht

.

De groep personen die op de dag voor inwerkingtreding van deze richtlijn recht hadden op een deeltijdpremie, behouden dat recht voor de resterende duur van het bij beschikking toegekende recht.

Het tweede lid regelt de situatie voor alleenstaande ouders die als gevolg van de inwerkingtreding van de gewijzigde Wet werk en bijstand recht hebben op de verruimde vrijlating voor alleenstaande ouders met de volledige zorg voor een kind jonger dan 12 jaar. Zij behouden eveneens het recht op deeltijdpremie overeenkomstig het eerste lid, maar die premie wordt verrekend met het bedrag van de verruimde vrijlating, zodat de totale vrijlating niet hoger is dan de vrijlating waarop de betrokkene op grond van de oude regeling recht had. Zo wordt voorkomen dat personen die recht hebben op een vrijlating er op de dag van inwerkingtreding financieel op achteruit gaan. Het derde lid regelt het overgangsrecht met betrekking tot de uitstroompremie.