Organisatie | Reimerswaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2012 |
Citeertitel | Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2012 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2012 |
n.v.t.
artikel 5 Wet Maatschappelijke Ondersteuning
n.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-03-2012 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 06-01-2012 Reimerswaal Informatie | 11.028491 |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Reimerswaal;
overwegende dat de gemeenteraad van Reimerswaal bij besluit van 20 december 2011 heeft vastgesteld de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Reimerswaal 2012 (hierna: Verordening);
dat de raad in voornoemde verordening heeft bepaald dat het college ter uitwerking van die verordening nadere regels dient te stellen in een Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning;
gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning van 29 juni 2006, Staatsblad 2006, nummer 351, en de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Reimerswaal 2012;
vast te stellen het navolgende
Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuningGemeente Reimerswaal 2012
Artikel 2 Vaststelling persoonsgebonden budget voor een zaak
De bedragen voor een persoonsgebonden budget voor een zaak, worden bepaald als tegenwaarde van de zaak die de aanvrager op dat moment ontvangen zou hebben als de zaak in natura zou zijn verstrekt.
Artikel 5 Beperkingen keuzevrijheid
Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:a. op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;b. op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat er op het moment van indiening van de aanvraag sprake is van een verslavingsproblematiek.c. op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat er op het moment van indiening van de aanvraag sprake is van een schuldenproblematiek.
Artikel 7 Verhuiskostenvergoeding
Het bedrag voor een verhuiskostenvergoeding zoals bedoeld in artikel 10 lid 5 van de verordening bedraagt € 2.625,-.
Artikel 9 Vervanging stoffering
De financiële tegemoetkoming zoals bedoeld onder 1 bedraagt:a. De vergoeding bedraagt 100% indien het artikel niet ouder is dan twee jaar;b. De vergoeding bedraagt 75% indien het artikel tussen de twee en vier jaar oud is;c. De vergoeding bedraagt 50% indien het artikel tussen de vier en zes jaar oud is;d. De vergoeding bedraagt 25% indien het artikel tussen de zes en acht jaar oud is.
De financiële tegemoetkoming is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten met een maximum van € 525,- per maand voor het betrekken van zelfstandige woonruimte en het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte. Voor het betrekken van niet-zelfstandige woonruimte geldt het bedrag van de werkelijk gemaakte kosten met een maximum van € 275,- per maand.
Artikel 13 Verwijderen woonvoorzieningen
Burgemeester en wethouders verlenen alleen een financiële tegemoetkoming in de kosten van het verwijderen van voorzieningen indien de woning langer dan zes maanden leeg staat, tenzij:a. bekend is dat binnen een periode van zes maanden na het verstrijken van de termijn genoemd onder 1. een gehandicapte in aanmerking voor de woning zal komen; ofb. de aanpassingen zo specifiek zijn dat het door de aanwezigheid van de voorzieningen niet mogelijk is om de woning aan een niet-gehandicapte te verhuren.
Artikel 14 Inkomensgrens vervoersvoorzieningen
De inkomensgrens zoals bedoeld in artikel 14 lid 4 van de Verordening is gelijk aan 150% van het van toepassing zijnde sociaal minimum.
Artikel 16 Betaling collectief vervoer
Met betrekking tot de collectieve vervoersvoorziening zoals bedoeld in artikel 14 lid 3 van de verordening is bepaald dat:a. de ondersteuningsvrager met een inkomen onder de inkomensgrens een betaling verschuldigd is voor het vervoer met het collectief vervoer, waarbij het tarief gebaseerd is op het reizigerstarief van het openbaar vervoer.b. de ondersteuningsvrager met een inkomen boven de inkomensgrens een betaling verschuldigd is voor het vervoer met het collectief vervoer, waarbij het tarief is gebaseerd op de werkelijke kosten van het collectief vervoer.c. de betaling van de ondersteuningsaanvrager door de vervoerder in ontvangst wordt genomen, in naam en voor rekening van de gemeente die het vervoer aanbiedt.