Organisatie | Vught |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel toepassing Wet BIBOB gemeente Vught 2009 |
Citeertitel | Onbekend |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | beleidsregel |
Externe bijlage | Formulier BIBOB |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-11-2009 | 10-04-2014 | Nieuwe regeling | 13-10-2009 Het Klaverblad, 21-10-2009 | Onbekend |
Indien de officier van justitie op basis van artikel 26 van de Wet BIBOB wijst op de wenselijkheid een advies te vragen aan Bureau BIBOB, wordt Bureau BIBOB gevraagd een advies uit te brengen, tenzij reeds op basis van andere gronden de vergunning wordt geweigerd of ingetrokken, de subsidie wordt geweigerd of de gegadigde van de aanbesteding wordt uitgesloten.
Indien uit het onderzoek of het advies volgt dat sprake is van enige mate van gevaar, worden de aanvrager en eventuele belanghebbenden in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen. Op basis van alle informatie wordt dan afgewogen of tot verlening van een vergunning, eventueel onder voorwaarden, of tot een weigering moet worden overgegaan.
Indien uit het onderzoek of het advies volgt dat sprake is van ernstige mate van gevaar, worden de aanvrager en eventuele belanghebbenden in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen. Slechts indien een weigering onevenredig zou zijn in verhouding tot de mate van het gevaar en/of de ernst van de strafbare feiten, kan van een weigering worden afgezien.
Indien in het op grond van artikel 4 aangevraagde advies tot de conclusie wordt gekomen dat sprake is van enige mate van gevaar, wordt de betrokkene in de gelegenheid gesteld een zienswijze te geven, waarna op basis van alle informatie een afweging wordt gemaakt of tot verlening van een vergunning, eventueel onder voorwaarden, of tot een weigering moet worden overgegaan of dat deze, in het geval het een reeds verleende vergunning betreft, moet worden ingetrokken.
Indien in het op grond van artikel 4 aangevraagde advies tot de conclusie wordt gekomen dat sprake is van een ernstige mate van gevaar, wordt de betrokkene hierover in de gelegenheid gesteld een zienswijze te geven, waarna:
mits dit evenredig is met de mate van gevaar en/ of de ernst van het strafbare feit.
In 1996 constateerde de Parlementaire Enquêtecommissie Opsporingsmethoden (Van Traa) dat criminele organisaties in bepaalde gevallen afhankelijk zijn van vergunningen, subsidies of aanbestedingen. Deze worden soms misbruikt ten behoeve van criminele activiteiten. Dit leidt tot oneerlijke concurrentie en het ontstaan van machtsposities met witgewassen geld. Ook komt het voor dat legale personen of bedrijven overtredingen begaan of misdrijven plegen met vergunningen of subsidies. Of dat er ingeschreven wordt op overheidsopdrachten met als doel illegaal verkregen vermogen wit te wassen.
BIBOB staat voor Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. Overheden (zoals gemeenten) kunnen de achtergrond van een bedrijf of persoon onderzoeken bij een af te geven of afgegeven vergunning of een subsidie of bij het gunnen van een overheidsopdracht. Met de Wet BIBOB kunnen bestuursorganen malafide ondernemers buiten de deur houden en zo een bijdrage leveren aan gezond en integer ondernemerschap.
De Wet BIBOB maakt mogelijk dat in een voortraject aanvullende, vertrouwelijke informatie wordt opgevraagd. Omdat het vertrouwelijke informatie betreft, bepaalt artikel 28 van de Wet BIBOB dat in beginsel een geheimhoudingsplicht rust op degene die de informatie uit hoofde van deze wet onder ogen krijgt, behoudens de in de wet gemaakte uitzonderingen.
Artikel 3 van de Wet BIBOB bevat weigeringsgronden, intrekkingsgronden en de mogelijkheid om nadere voorwaarden te verbinden aan een beschikking. BIBOB kan worden toegepast bij de volgende beschikkingen:
BIBOB kan ook worden ingezet bij :
BIBOB beleid in de gemeente Vught
Er is in beginsel geen beleid nodig om BIBOB te kunnen toepassen. Indien de gemeente echter zonder beleid incidenteel overgaat tot toepassing van BIBOB, kan de indruk ontstaan dat sprake is van willekeur, waardoor het enkele overgaan tot een BIBOB-toets al dient te worden gemotiveerd. Het verdient daarom de voorkeur om beleid te hebben. Een andere reden om over te gaan tot het opstellen van de beleidsregel toepassing Wet BIBOB is dat gevreesd wordt voor een zogenaamd waterbed-effect. Dit betekent dat als gemeente Vught de enige gemeente in de regio is die geen BIBOB-beleid heeft, Vught een interessante gemeente zou kunnen worden voor malafide ondernemers die zich anders in een van de buurtgemeenten zouden vestigen.
Op dit moment heeft ongeveer 2/3 van de gemeenten geen BIBOB-beleid. In onze regio wordt door vele gemeenten gewerkt aan BIBOB-beleid op het gebied van drank- en horeca- en exploitatievergunningen. De gemeente Vught heeft in navolging van onze buurgemeenten beleid ontwikkeld op dit gebied. Verder is het nuttig om beleid te hebben waarmee intern duidelijkheid bestaat over de juiste handelswijze indien een officier van justitie wijst op de wenselijkheid van het aanvragen van een advies aan Bureau BIBOB. Het beleid behelst een werkplan dat hierna wordt toegelicht.
Alle aanvragers moeten bij hun aanvraag een extra formulier invullen. Dit is het zogenaamde Formulier BIBOB.
Voor aanvragers die in Vught al een inrichting exploiteren kan een uitzondering worden gemaakt. Uitgangspunt is dat die uitzondering wordt gemaakt, tenzij we informatie hebben die er aanleiding toe geeft om het formulier toch te laten invullen.
Onvolledige aanvragen kunnen buiten behandeling gelaten worden als na een hersteltermijn nog steeds niet alle verzochte informatie is aangeleverd (artikel 4:5, eerste lid aanhef en onder c van de Algemene wet bestuursrecht). Als het Formulier BIBOB ook na verloop van een hersteltermijn ontbreekt, kan de aanvraag worden afgewezen op basis van artikel 4 van de Wet BIBOB (gelezen in samenhang met artikel 3 Wet BIBOB en de weigeringsgrond in de Drank- en Horecawet of artikel 7, eerste lid, van de Wet BIBOB). De Wet BIBOB bepaalt dat in dat geval sprake is van een ernstige mate van gevaar. Gelet op deze ernstige mate van gevaar, is weigering van de vergunning evenredig. In de Beleidsregel is daarom opgenomen dat in dat geval de vergunning wordt geweigerd.
De aanvraag wordt beoordeeld volgens het ‘eigen’ instrumentarium.
Het uitvoeren van een BIBOB onderzoek is arbeidsintensief en kan belastend zijn voor aanvragers omdat met vertrouwelijke informatie wordt gewerkt. Het BIBOB onderzoek is niet nodig als de vergunning reeds om andere gronden moet worden geweigerd. Daarom wordt eerst bezien of de vergunning kan worden toegewezen, voordat wordt overgegaan tot een BIBOB onderzoek.
Zodra blijkt dat geen van de weigeringsgronden aan de orde is, wordt een BIBOB onderzoek gestart. Daarbij wordt de informatie gebruikt die is opgevraagd met het Formulier BIBOB. Overleg met een collega van JZ tijdens het onderzoek is wenselijk.
Het Formulier BIBOB is ingericht op zo min mogelijk administratieve last voor de burger. Bestuursorganen kunnen zelf ook een deel van de gevraagde informatie opvragen. Zo hoeft bijvoorbeeld niet in alle gevallen een uittreksel van de Kamer van Koophandel meegezonden worden en is geen verklaring van de Belastingdienst meer vereist. Ook is zo veel mogelijk voorkomen dat vragen zijn opgenomen die ook al in reguliere aanvraagformulieren voor een vergunning voorkomen. Dit betekent echter dat het interne onderzoek kan inhouden dat contact wordt gelegd met de belastingdienst, of dat een uittreksel van de Kamer van Koophandel moet worden opgevraagd.
Het onderzoek kan leiden tot de conclusie dat sprake is van een van de weigeringsgronden van de Wet BIBOB. Er moet dan een belangenafweging worden gemaakt (artikel 3, vijfde lid van de Wet BIBOB). Indien een weigering wordt overwogen, moet de aanvrager en/of een belanghebbende eerst in de gelegenheid gesteld worden een zienswijze naar voren te brengen als de weigering steunt op gegevens die hem en/ of de belanghebbende betreffen. (Artikelen 4:7 en 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht.)
Het is mogelijk dat naar aanleiding van het onderzoek nog onduidelijkheden bestaan. In de gevallen genoemd in artikel 3 van de Beleidsregel wordt een advies gevraagd aan Bureau BIBOB. Het advies bevat een inschatting van de mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB.
Als een officier van justitie wijst op de wenselijkheid om een advies te vragen aan Bureau BIBOB, wordt een advies gevraagd. Omdat het vragen van een advies kostbaar is, wordt daarvan afgezien indien al op andere gronden de vergunning wordt geweigerd, de subsidie wordt geweigerd of betrokkene wordt uitgesloten van aanbesteding.
Indien geen sprake is van een ernstige mate van gevaar, zal de vergunning worden verleend.
Indien een weigering wordt overwogen, moet de aanvrager en/of een belanghebbende eerst in de gelegenheid gesteld worden een zienswijze naar voren te brengen als de weigering steunt op gegevens die hem en/ of de belanghebbende betreffen. (Artikelen 4:7 en 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht.)
Indien sprake is van enige mate van gevaar, moet een belangenafweging worden gemaakt. Er kan voor gekozen worden de vergunning te weigeren of de vergunning te verlenen onder voorschriften (artikel 3, zevende lid van de Wet BIBOB).
Ook als sprake is van een ernstige mate van gevaar, moet een belangenafweging worden gemaakt (artikel 3, vijfde lid van de Wet BIBOB). Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen zal die belangenafweging leiden tot de conclusie dat een weigering onevenredig is. Een ernstige mate van gevaar zal daarom vrijwel altijd leiden tot een weigering.
Als inmiddels aan de persoon ten aanzien van wie op de wenselijkheid van het vragen van een advies is gewezen (punt 4) een vergunning is verleend, kan de vergunning worden ingetrokken. Dezelfde afwegingen als bij het verlenen van een vergunning zijn dan van belang.
Let op de termijnen voor beslissen op de aanvraag. Een advies wordt in beginsel binnen 4 weken afgegeven (artikel 15 Wet BIBOB).
Als hetgeen is opgenomen in artikel 4 zich voordoet, kan het zijn dat de persoon ten aanzien van wie op de wenselijkheid van een advies is gewezen, geen aanvraag heeft gedaan voor een vergunning voor een inrichting als bedoeld in artikel 4 van het Besluit BIBOB.
Er wordt dan toch een advies aangevraagd. Op basis van dat advies kan de aangevraagde of reeds verleende vergunning worden geweigerd dan wel ingetrokken of de gegadigde voor een opdracht worden uitgesloten van de aanbesteding of de aangevraagde subsidie worden geweigerd.
Voor die laatste mogelijkheid moet eerst de subsidieverordening worden aangepast. In 2011 moet een nieuwe subsidieverordening worden vastgesteld. Er zullen dan weigeringsgronden worden opgenomen uit de Wet BIBOB. Tot die tijd wordt in afwijking van hetgeen is opgenomen in de Beleidsregel geen advies aangevraagd na een aanwijzing van een officier van justitie indien het een aanvrager van een subsidie betreft, tenzij deze aanvrager tevens een andere vergunning heeft aangevraagd op basis waarvan op dit moment wel weigeringsgronden uit de Wet BIBOB kunnen worden toegepast.