Organisatie | Brunssum |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening persoonlijk participatiebudget Brunssum |
Citeertitel | Verordening persoonlijk participatiebudget Brunssum |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | - |
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 maart 2012. Deze verordening is van toepassing op alle klanten die vanaf 1 maart 2012 een nieuwe beschikking ontvangen waarbij hen de individuele voorziening hulp bij het huishouden wordt toegekend.
Artikel 4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning, artikel 149 van de Gemeentewet en de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-03-2012 | 01-01-2014 | Nieuwe regeling | 24-01-2012 www.brunssum.nl, gemeentepagina, d.d. 8-2-2012 | 2011/104. behandelvoorstelnr. 302040 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
persoon met beperkingen: een persoon die bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoersmiddel of bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden, beperkingen heeft;
ICF: 'International Classification of Functioning, Disability and Health'. Het ICF betreft een uniform begrippenkader, dat gehanteerd wordt als afwegingskader en als grondslag om de behoefte aan voorzieningen in individuele gevallen vast te stellen of te typeren. De gemeente Brunssum gebruikt het ICF.
Artikel 2 Doel van de verordening
Het doel van deze verordening is maatschappelijke participatie te bevorderen.
Artikel 3 Rechthebbende op persoonlijk participatiebudget
De persoon met een beperking die op grond van de Wmo gecompenseerd moet worden voor het maatschappelijk participeren. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen personen met een zware beperking en personen met een lichte beperking. De beperking wordt als zwaar of licht gekwalificeerd op grond van de ICF-classificatie.
Mensen die als zwaar beperkt geclassificeerd worden komen op grond van de indicatie voor de voorziening hulp bij het huishouden in aanmerking voor lichte (opruimen, stoffen, e.d.) en zware huishoudelijke hulp (dweilen, badkamer poetsen, e.d.). Mensen die als licht beperkt geclassificeerd worden komen op grond van de indicatie voor de voorziening hulp bij het huishouden alleen in aanmerking voor het zware huishoudelijke werk. Zij zijn nog in staat om licht huishoudelijk werk zelf te verrichten.
Het persoonlijk participatiebudget kan worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de persoon met beperkingen onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van de gegevens tot een onjuiste beoordeling heeft geleid.
De persoon met beperkingen doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging schriftelijke mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht of de hoogte hiervan.
Artikel 9 Wijziging of intrekking
Indien het college constateert dat gegevens verstrekt zijn die onjuist of onvolledig zijn, maar het persoonlijk participatiebudget reeds is toegekend en deze gegevens leiden tot een ten onrechte verstrekt of ten onrechte te hoog verstrekt persoonlijk participatiebudget, kan het persoonlijke participatiebudget geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken.
Indien het recht op het persoonlijk participatiebudget ingetrokken respectievelijk gewijzigd vastgesteld is op grond van het gestelde in artikel 9 lid 5 van deze verordening dan dient de persoon met beperkingen de aan hem/haar verstrekte en nog niet bestede cheques binnen 10 werkdagen bij het Wmo-loket van de gemeente Brunssum in te leveren.
Toelichting op de Verordening persoonlijk participatiebudget Brunssum
De Verordening persoonlijk participatiebudget Brunssum is gebaseerd op de Wet maatschappelijke ondersteuning. Het doel van deze wet is participatie mogelijk maken voor mensen met een beperking, voor wie deelname aan de samenleving niet vanzelfsprekend is.
In de nota Doorontwikkeling Wmo die op 10 mei 2011 door de gemeenteraad is vastgesteld is aangegeven dat het persoonlijk participatiebudget ingezet kan worden voor het inkopen van collectief aangeboden diensten c.q. collectieve voorzieningen. Voor de invoering van het persoonlijk participatie budget wordt gewerkt met een systeem van dienstencheques (en/of vouchers)
Het is een gemeentelijke verantwoordelijkheid om het deelnemen aan de samenleving voor alle burgers mogelijk te maken. In de aanpak die wij voor staan, wordt de klant, uitgaande van zijn/haar zelfredzaamheid, sterk ondersteund bij de verduidelijking van de hulpvraag en de inzet en organisatie van de hulp. Van belang is het versterken van het eigen sociale netwerk en waar nodig het actief ontwikkelen hiervan. Een goed netwerk rondom de klant voorkomt immers een sociaal isolement en maakt deelnemen aan activiteiten een stuk eenvoudiger te realiseren.
De regeling onderscheidt een tweetal groepen rechthebbenden. De maatwerker geeft aan op grond van het ICF of er sprake is van een zware of een lichte beperking. Indien er meerdere beperkingen zijn, dient de maatwerker voor iedere beperking afzonderlijk te bepalen of er sprake is van een zware of lichte beperking. Indien een persoon met beperkingen zowel een of meer zware beperkingen heeft als ook een of meer lichte beperkingen, is hij een rechthebbende met zware beperking. Mensen die als zwaar beperkt geclassificeerd worden komen op grond van de indicatie voor voorziening hulp bij het huishouden in aanmerking voor lichte (opruimen, stoffen, e.d.) en zware huishoudelijke hulp (dweilen, badkamer poetsen, e.d.). Mensen die als licht beperkt geclassificeerd worden komen op grond van de indicatie voor voorziening hulp bij het huishouden alleen in aanmerking voor het zware huishoudelijke werk. Zij zijn nog in staat om licht huishoudelijk werk zelf te verrichten. Kort samengevat:
Het participatiebudget wordt niet verstrekt aan mensen met regieverlies die daardoor weinig overzicht hebben over het voeren van een huishouden. Of iemand regieverlies heeft wordt vastgesteld volgens de ICF-classificatie die gehanteerd wordt bij het vaststellen of iemand in aanmerking komt voor de individuele voorziening ‘hulp bij het huishouden’. Denk hierbij aan mensen die beginnend dementerend zijn, ontregelde gezinnen of mensen met bepaalde GGZ-ziektebeelden. Voor deze huishoudens blijft zorg in natura over het algemeen een betere compensatie.
Vorm en hoogte van het participatiebudget
Bij het vaststellen van de hoogte van het participatiebudget is gekeken naar de mogelijkheden om collectieve diensten in te kopen. Per jaar komen klanten in aanmerking voor een maximaal bedrag. Dit bedrag, het persoonlijk participatiebudget, wordt omgezet naar cheques ad € 10,= per stuk. Het bedrag wordt zodoende afgerond naar tientallen in euro’s. Bij € 4,= of minder wordt naar beneden afgerond. Bij € 5,= of meer wordt naar boven afgerond.
Daar waar gesproken wordt over een jaar wordt bedoeld een kalenderjaar.
Verstrekking van het participatiebudget
De cheques worden voorlopig éénmaal per kalenderjaar verstrekt aan klanten, waarbij de klant zich moet identificeren en een ontvangstformulier moet ondertekenen voor de ontvangst van de cheques. De klant dient zich te identificeren middels een geldig wettelijk identiteitsbewijs.
Om het participatiebudget in de vorm van cheques te kunnen gebruiken, dient een systeem voor de inkoop van collectieve voorzieningen te worden gecreëerd, waar klanten diensten kunnen afnemen. Uiteindelijk leveren de klanten de cheques in bij aanbieders die bij de gemeente geregistreerd zijn. Dit zijn vier typen aanbieders.
Voor HbH gecontracteerde zorgorganisaties: bijv. iemand ontvangt zorg in natura van een hulp die werkzaam is bij een gecontracteerde zorgorganisatie. Binnen de indicatie voor individuele voorziening hulp bij het huishouden (HbH) verzorgt deze hulp geen wassen en strijken meer. Met het participatiebudget kunnen extra minuten individuele hulp door de eigen hulp ingekocht worden.
De activiteiten van de aanbieders moeten gericht zijn op maatschappelijke participatie.
Het persoonlijk participatiebudget is bedoeld om gebruik te worden ter compensatie van het gebrek. Indien er gegronde reden bestaat dat op grond van onjuiste of onvolledige gegevens de beoordeling die tot de verstrekking heeft geleid, onjuist is geweest, kan het college de verstrekking weigeren. De gegronde reden dient wel concreet te zijn en op feiten te berusten. Tevens is het weigeren een zwaar middel, waarbij de belangen van de persoon met beperkingen zorgvuldig dienen te worden afgewogen bij de besluitvorming. Omdat er sprake is van een bevoegdheid van het college (kan-bepaling) kan het college omtrent het gebruik van haar bevoegdheid nadere regels (beleidsregels) stellen.
Aan het verkrijgen van een recht op een persoonlijk participatiebudget worden tevens verplichtingen verbonden. Het betreft hier een verplichting tot het verstrekken van inlichtingen. Om het recht te kunnen bepalen of om te kunnen bepalen of dat er sprake is van een wijziging in de vorm van de beperking(en), te weten zwaar en licht, dient het college te beschikken over informatie. De persoon met beperkingen dient deze informatie (inlichtingen) te verstrekken. De informatieverstrekking is van wezenlijk belang voor de rechtmatigheid van de toekenning en het behoud van het recht en de hoogte hiervan.
In de situatie van de persoon met beperkingen kunnen zich wijzigingen voordoen, die van invloed zijn op het recht of de hoogte van het recht. Tevens moet het voor het college mogelijk zijn om bij een onjuiste vaststelling van het recht, het onterecht of gedeeltelijk toegekende recht geheel of ten dele in te trekken. Het recht op het persoonlijk participatiebudget is gekoppeld aan de beschikking toekenning individuele voorziening hulp bij het huishouden. Indien het recht op deze individuele voorziening vervalt of de hoogte wijzigt, heeft dit consequenties voor het toegekende persoonlijk participatiebudget.
Indien er een omstandigheid heeft voorgedaan, waardoor ten onrechte of teveel is uitbetaald (dienstencheques) zijn verstrekt, moet het college de mogelijk hebben het onverschuldigde bedrag terug te halen.
Er kunnen situaties en omstandigheden voortdoen op grond waarvan het onredelijk zou zijn om de bepalingen uit deze verordening zonder meer toe te passen. Artikel 11 geeft het college al dan de mogelijkheid om af te wijken.
De regeling zal inwerking treden op 1 maart 2012.
Met de vaststelling van de nota Doorontwikkeling Wmo heeft de gemeenteraad gekozen voor een geleidelijke invoering. Mensen met een lopende indicatie voor Hulp bij het Huishouden, blijven die behouden tot aan de datum dat deze verloopt. In de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum 2012 geldt op grond van het overgangsrecht dat de besluiten op grond van de oude verordening als besluiten van de nieuwe verordening gelden. Pas als het recht op de voorziening volgens het bestaande besluit eindigt, wordt volgens het nieuwe beleid een nieuw besluit genomen. Het persoonlijke participatiebudget is onderdeel van de nieuwe aanpak, vandaar dat alleen nieuwe klanten of klanten van wie de indicatie verloopt c.q. de voorziening eindigt, in aanmerking komen voor het participatiebudget vanaf 1 maart 2012. Uiteraard kunnen klanten ervoor kiezen een nieuwe indicatie c.q. voorziening aan te vragen, waarmee ze onder de nieuwe aanpak vallen en wel in aanmerking kunnen komen voor een persoonlijk participatiebudget.