Verlofregeling

Artikel 1

Artikel 1 komt als volgt te luiden:

de duur van de vakantie bedraagt:

• a.

  158,4 uur per kalenderjaar als het salaris lager is dan het bedrag behorend bij het maximumsalaris van salarisschaal 9.

• b.

  165,6 uur per kalenderjaar bij een salaris gelijk aan of hoger dan het maximumsalaris van salarisschaal 9.

Artikel 2

De in artikel 1 genoemde uren worden vermeerderd met:

7,2 uur bij een leeftijd van 30 jaar;

14,4 uur bij een leeftijd van 40 jaar;

21,6 uur bij een leeftijd van 45 jaar;

28,8 uur bij een leeftijd van 50 jaar;

36 uur bij een leeftijd van 55 jaar;

43,2 uur bij een leeftijd van 60 jaar.

Artikel 3

De duur van de in artikel 1 vermelde vakantie wordt voor de jeugdige ambtenaar vermeerderd als volgt:

• -

  met 21,6 uur per kalenderjaar bij een leeftijd van 18 jaar of jonger;

• -

  met 14,4 uur per kalenderjaar bij een leeftijd van 19 jaar;

• -

  met 7,2 uur per kalenderjaar bij een leeftijd van 20 jaar.

Artikel 4

Een vermeerdering als bedoeld in de artikelen 2 en 3 wordt toegekend met ingang van het kalenderjaar waarin genoemde leeftijd wordt bereikt.

Artikel 5

Voor de berekening van het in artikel genoemde vakantieverlof geldt als maatstaf het salaris op 1 januari van het kalenderjaar en bij indiensttreding in de loop van het jaar, het salaris op dat tijdstip.

Artikel 6

Ten aanzien van bepaalde ambtenaar of ambtenaren kan door ons een van artikel 1 afwijkende regeling worden getroffen.

Artikel 7

Voor de toepassing van deze regeling wordt onder salaris verstaan, het salaris zoals dit is omschreven in de CAR/UWO.

Artikel 8

• 1.

  Deze regeling wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 januari 1997 en wordt aangehaald als Verlofregeling.

• 2.

  Met ingang van genoemde datum vervalt de Verlofregeling 1973.