Organisatie | Wijchen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Handhavingsbeleidsplan Afdeling Bouwen en Leefomgeving 2012-2015 |
Citeertitel | Handhavingsbeleidsplan Afdeling Bouwen en Leefomgeving 2012-2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | exb-2016-36169 Formatie toezicht en handhaving |
Geen
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, art. 5.3
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-01-2012 | 23-03-2016 | nieuwe regeling | 20-12-2012 Wegwijs, 11-01-2012 | Onbekend. |
Ter bevordering van de kwaliteit van de uitvoering van de handhavingstaken eist de Wabo dat gemeenten een handhavingsbeleid opstellen waarin wordt aangegeven welke doelen het zichzelf stelt bij de handhaving en welke activiteiten het daartoe zal uitvoeren. In aanvulling op het in 2008 vastgestelde Kaderstellende Beleidsnotitie Vergunningverlening en Handhaving, is besloten dit handhavingsbeleidsplan op te stellen.
Uitgangspunt van dit handhavingsbeleid is dat het onderdeel uitmaakt van een beleidscyclus waarbij er sprake is van een onlosmakelijke verbinding tussen visie programmering en uitvoering. De beleidscyclus bestaat uit 4 fasen. Met het opstellen van een handhavingsbeleidplan (fase 1) en een jaarlijks uitvoeringsprogramma (fase 2) wordt beoogd te komen tot een beleid en een uitvoeringsprogramma dat een cyclisch karakter heeft. In hoofdstuk 2 wordt nader ingegaan op deze beleidscyclus.
Aangezien de gemeentelijke taken zeer divers en omvangrijk zijn en als gevolg daarvan niet allemaal kunnen worden uitgevoerd binnen de beschikbare capaciteit, zullen keuzes moeten worden gemaakt op welke wijze en met welke intensiteit de taken worden uitgevoerd. Aan de hand van een te bepalen prioriteitenstelling kan voor deze keuzes draagvlak verkregen worden. De uitkomsten kunnen worden aangevuld met handhavingstaken die weliswaar in de risicoanalyse laag scoren, maar door het gemeentebestuur erg belangrijk worden gevonden. Om die keuzes weloverwogen te kunnen maken zijn de risico’s die bij de taken op het gebied van de betreffende beleidsvelden spelen in beeld gebracht en gewaardeerd door middel van een uitgevoerde risicoanalyse op ambtelijk niveau. In hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op de gemaakte risicoanalyse, de prioriteitstelling en de beschikbare formatie.
Het doel van goede handhaving is de naleving van wetten en regels te bevorderen. In hoofdstuk 4 wordt daarom de nalevingsstrategie beschreven. Deze strategie geeft aan op welke wijze en met de inzet van welke instrumenten naleving van de regelgeving en de gestelde doelen worden bereikt. De nalevingsstrategie omvat de preventiestrategie, de toezichtstrategie, de sanctioneringstrategie en de gedoogstrategie. Dit handhavingsbeleidplan omvat dus, naast het aanbrengen van prioriteiten in de uitoefening van de vastgestelde taken, ook het bevorderen van spontane naleving van wet- en regelgeving door burgers en bedrijven om zo draagvlak te verkrijgen voor de toezicht- en handhavingstaken. Dit kan worden bereikt door goede voorlichting en communicatie. Het bevorderen van naleving van de regelgeving betekent echter ook dat er (actief) toezicht uitgevoerd moet worden en kan uiteindelijk zelfs betekenen dat er handhavend opgetreden moet worden.
Hoofdstuk 5 vormt de kern van het handhavingsbeleid. In dit hoofdstuk worden de voorgaande hoofdstukken samengebracht tot de capaciteitsbepaling. Voor het bepalen van de capaciteit wordt gebruik gemaakt van een rekenmodel. In dit rekenmodel is aan de hand van de zogenaamde ‘grondslagen’ bepaald welke inzet nodig is om die taken uit te kunnen voeren. Er zijn drie capaciteitsmodellen gemaakt, te weten de benodigde capaciteit voor bouwen, wonen en ruimtelijke ordening taken (1), voor milieutaken (2) en voor de APV taken, de Brandweer taken (juridische uren) en de taken in het kader van Bijzondere wetgeving (3), zie bijlage 5, 6 en 7. Uit deze modellen blijkt dat de benodigde capaciteit meer is dan de beschikbare capaciteit. Dit houdt in dat niet alle taken opgepakt kunnen worden en er dus keuzes gemaakt moeten worden. Deze keuzes worden in het jaarlijks op te stellen handhavingsuitvoeringsprogramma (HUP) nader uitgewerkt, zodat het duidelijk is welke taken jaarlijks uitgevoerd kunnen worden.
De te maken keuzes hebben verschillende gevolgen voor de praktijk. Deze gevolgen worden in hoofdstuk 6 in beeld gebracht. Beschreven wordt onder andere hoe klachten, meldingen en verzoeken om handhaving afgehandeld moeten worden. Ook wordt aangegeven hoe overtredingen gewraakt gaan worden en hoe we er voor zorgen dat geconstateerde overtredingen met een lage prioriteit, toch op enig moment wel opgepakt gaan worden.
Tot slot wordt in het laatste hoofdstuk ingegaan op fase 3 van de beleidscyclus (de evaluatie). In deze fase worden de resultaten van de eerste twee fasen geëvalueerd (het handhavingsbeleidsplan en het HUP). Om een goed oordeel te kunnen vormen over de handhavingsresultaten en de effecten van de handhaving is het essentieel dat er monitoring en registratie plaatsvindt. Hierdoor wordt handhaving meetbaar en wordt het handhavingsproces inzichtelijk(er) en kunnen handhavingperiodes met elkaar vergeleken worden.
Door de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010, wordt de overheid gestuurd om klantgerichter te gaan werken. Er wordt onder andere gestreefd naar een uniform en eenduidig overheidsoptreden in het toezicht en de handhaving van het omgevingsrecht. Ter bevordering van de kwaliteit van de uitvoering van de handhavingstaken worden kwaliteitseisen gesteld aan de handhaving. Een van deze eisen is het opstellen van handhavingsbeleid waarin wordt aangegeven welke doelen het zichzelf stelt bij de handhaving en welke activiteiten het daartoe zal uitvoeren.
De Nationale Ombudsman heeft in september 2010 het rapport ‘Helder Handhaven’ uitgebracht over hoe gemeenten behoorlijk om moeten gaan met handhavingsverzoeken van burgers. In dit rapport wordt aangegeven dat de gemeente de burger niet tegen elke vorm van last of overlast in hun leefomgeving kan beschermen en op elk handhavingsverzoek meteen in kan gaan. Voor de burger is het echter wel heel belangrijk dat zij weten wat zij in redelijkheid van hun gemeente mogen verwachten. Dit is namelijk van belang voor het vertrouwen van burgers in hun gemeente. Een transparant en met een visie opgesteld handhavingsbeleid kan daar aan bijdragen.
Daarbij heeft de provincie Gelderland tijdens de inspectie in 2008 in het kader van milieuwethandhaving nogmaals het belang van een handhavingsbeleid aangegeven. Ook verzoeken instanties zoals het Landelijk Overleg Milieuhandhaving, het MKB-Midden en VNO-NCW om jaarlijks een handhavingsuitvoeringsprogramma op te stellen waarin de principes: selectief, proportioneel, samenwerkend, onafhankelijk, transparant en professioneel voorop moeten staan.
Binnen de afdeling Bouwen en Leefomgeving zijn momenteel diverse beleidsstukken vastgesteld met betrekking tot handhaving. Een integraal handhavingsbeleidsplan, waarin alle vakdisciplines zijn opgenomen en dat voldoet aan de organisatiekwaliteitseisen van de Wabo en de ‘Handhavingswijzer’ van de Nationale Ombudsman, ontbreekt echter.
Tot slot worden veel handhavingszaken momenteel ad hoc opgepakt. Op het moment dat een burger nu een verzoek om handhaving indient, zal hierop handhavend moeten worden opgetreden wegens het ontbreken van beleid. Dit terwijl de overtreding op zich niet voldoende prioriteit heeft om hiervoor de handhavingscapaciteit van de gemeente in te zetten. Hierbij kan gedacht worden aan het illegaal bouwen van schuurtje in een achtertuin, het bouwen in strijd met de eisen van welstand, het skaten en skateboarden op verboden plaatsen etc. Door zaken ad hoc op te pakken weet je bovendien niet of je wel genoeg aandacht besteed aan de belangrijke taken, zoals veiligheid. Een visie over welke zaken wel of niet opgepakt worden is niet eenduidig. Het ontbreken van zo’n visie / beleid kan leiden tot strijd met het gelijkheidbeginsel en strijd met het verbod van vooringenomenheid (persoonlijke voor- of nakeuren mogen in de verhouding bestuur en burger geen rol spelen). Dit alles kan vervolgens weer leiden tot een verhoogd risico met betrekking tot aansprakelijkheid. [1]
Dit document beschrijft het nieuwe handhavingsbeleid voor de gemeente Wijchen en is een nadere uitwerking van het in 2008 vastgestelde Kaderstellende Beleidsnotitie Vergunningverlening en Handhaving.
1.2 Reikwijdte en doelstelling
Voor dit handhavingsbeleidsplan wordt de afdeling Bouwen en Leefomgeving onderverdeeld in 4 beleidsvelden. Deze beleidsvelden kunnen vervolgens ook weer onderverdeeld worden in activiteiten en wet- en regelgeving. Hieronder wordt deze onderverdeling weergegeven.
beleidsveld bijzondere wet- en regelgeving en verordeningen. Hier valt de handhaving van de volgende wet- en regelgeving onder:
hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer inzake afvalstoffen
Winkeltijdenwet en Winkeltijdenverordening
APV Risicoanalyse
Wetgeving in het kader van het project ‘Bestuurlijke aanpak’, zoals de Opiumwet
In dit handhavingsbeleidsplan en in het HUP 2012 zijn beleidsveld 3 en 4 samengevoegd. Voor de leesbaarheid wordt dit beleidsveld in het vervolg het beleidsveld ‘APV, brandweer en bijzondere wetten’ genoemd.
Het handhavingsbeleidsplan wordt vastgesteld voor de periode 2012-2016. Daarnaast zal jaarlijks een handhavingsuitvoeringsprogramma worden opgesteld. Hierin wordt aangegeven wat de tijd en capaciteit is voor dat jaar, welke handhavingszaken prioriteit hebben en welke handhavingszaken projectmatig opgepakt gaan worden.
De actualisatie van het huidige handhavingsbeleid heeft als doel om de handhavingskwaliteit te verhogen en te waarborgen. Tevens heeft het als doel om te komen tot een transparante, effectieve en efficiënte inzet van middelen leidende tot een situatie waarbij het voor een ieder duidelijk is hoe de gemeente Wijchen haar middelen inzet om naleving van de regels te bereiken en/of te bevorderen. Dit doel willen we bereiken door programmatisch en integraal te handhaven.
Gelijktijdig met dit Handhavingsbeleidsplan is een Vergunningenbeleidsplan opgesteld. In dit document zal een koppeling gemaakt worden tussen handhaving en vergunningverlening. Zo zullen bijvoorbeeld aspecten die vooraf (tijdens de fase van vergunningverlening) niet getoetst worden, achteraf (na vergunningverlening) ook niet gecontroleerd worden.
2. UITGANGSPUNTEN, ACHTERGRONDEN EN VISIE
Uitgangspunt van dit handhavingsbeleid is mede dat het onderdeel uitmaakt van een beleidcyclus waarbij er sprake is van een onlosmakelijke verbinding tussen visie (beleid), programmering en uitvoering. [2] Hiermee wordt gestreefd naar een optimale afstemming binnen deze cyclus.
Met het opstellen van een integraal handhavingsbeleid en een uitvoeringsprogramma voor het jaar 2012 beoogt de gemeente Wijchen te komen tot een beleid en een uitvoeringsprogramma dat een cyclisch karakter heeft.
Gedurende de cyclus kan worden bepaald of de doelstellingen nog worden behaald en of er bijsturing in het beleid en de uitvoering plaats dient te vinden. Evaluatie maakt daarom een wezenlijk onderdeel uit van deze cyclus. Na de evaluatie kan worden bekeken of het beleid dient te worden aangepast.
In een beleidscyclus voor handhaving worden de volgende fasen onderscheiden:
Het opstellen van een beleidsplan, waarin in ieder geval de volgende zaken worden vastgelegd:
Met dit handhavingsbeleidsplan wordt aan deze fase gestalte gegeven.
Dit is de uitvoeringsfase. In deze fase wordt het beleid concreet omgezet naar een programma voor het komende jaar. Hierin wordt vastgelegd hoe de beschikbare capaciteit aan de hand van de in het beleid vastgestelde prioriteiten wordt ingezet op de verschillende taken. Het handhavingsuitvoeringsprogramma voor 2012 wordt tegelijkertijd met dit handhavingsbeleidsplan vastgesteld. In de beleidcyclus is het de bedoeling om in het laatste kwartaal van het lopende jaar het uitvoeringsprogramma voor het volgende jaar vast te stellen.
In fase drie worden de resultaten uit de eerste twee fasen geëvalueerd. In deze fase wordt een rapportage opgesteld, waarin uiteindelijk conclusies worden getrokken en aanbevelingen worden gedaan over de vragen of het beleid op een juiste wijze wordt uitgevoerd, of de beoogde resultaten zijn behaald en of er bijsturing plaats dient te vinden. Ook de evaluatie vindt plaats in het laatste kwartaal van een lopend jaar. Uiteraard zal eerst worden geëvalueerd alvorens een (nieuw) handhavingsuitvoeringsprogramma wordt vastgesteld.
In de laatste fase worden aan de hand van de uitkomsten van de rapportage uit fase 3 de in het beleid en uitvoeringsprogramma genoemde aspecten uit fase 1 waar nodig bijgestuurd. Ieder jaar kan een evaluatie en een rapportage van het uitvoeringsprogramma leiden tot bijstelling van de risico-inventarisatie en de daaruit voortvloeiende prioriteiten. Ook de verantwoordelijkheid vanuit het dagelijks bestuur evenals voortschrijdende inzichten zullen aan bijstelling bijdragen. De bijsturing naar aanleiding van de evaluatie uit fase 3 vindt plaats nadat is geëvalueerd en de eventuele bijsturing wordt vertaald in het beleid en het uitvoeringsprogramma voor het daaropvolgende jaar.
Dit integraal handhavingsbeleid moet dan ook worden beschouwd als het beginpunt van een structurele beleidscyclus, die moet leiden tot een duurzame kwaliteit van de handhaving en een effectieve en efficiënte inzet van capaciteit en middelen om de optimale afstemming tussen visie (beleid), programmering en uitvoering te bereiken.
2.2 Algemene visie op handhaven
Het begrip ‘handhaving’ is zo veel omvattend dat het van belang is een visie te formuleren over de doelstellingen die de gemeente met de handhaving van wetten en regels nastreeft. De visie bevat algemene uitgangspunten voor de invulling en het vormgeven van de handhavingsorganisatie in brede zin. De visie moet antwoord geven op de vragen: ‘Wat willen wij?’, ‘Hoe doen wij het?’ en‘Wat hebben we er voor over?’.
Als algemene visie op (integrale) handhaving hanteert de gemeente Wijchen de volgende uitgangspunten:
Deze uitgangspunten worden vertaald naar het jaarlijkse handhavingsuitvoeringsprogramma waarin de concrete toezicht- en handhavingsactiviteiten worden beschreven.
2.3 De begrippen ‘integrale handhaving’ en ‘integrale beleidsvorming’
In de gemeente Wijchen vinden gecombineerde controlebezoeken (verschillende handhavingsdisciplines gaan samen op controle) plaats. Op deze manier kunnen de handhavers elkaars inhoudelijke kennis aanvullen, kunnen tegenstrijdige eisen direct worden gesignaleerd en kunnen de sanctioneringbevoegdheden van handhavers op elkaar afgestemd worden.
Uit de pilot die in de gemeente Nijmegen in 2009 is gedraaid over deze vorm van integrale handhaving, bleek dat de ondernemers de gezamenlijke controles als zeer prettig ervaren, omdat ze op deze manier minder vaak ’lastig gevallen’ worden door toezichthouders. Hierdoor is de bereidwilligheid om mee te werken aan de controles groter, waardoor er minder controles uitgevoerd hoeven te worden.
Tevens wordt gestreefd naar onderlinge afstemming vooraf. Zo zal een handhaver (bij met name grote projecten en specifieke zaken) voordat hij op controle gaat altijd navraag doen bij een andere discipline of hij ook nog op bepaalde aspecten van de andere discipline moet letten tijdens de controle.
Door het op deze manier samenbrengen van verschillende handhavingsactiviteiten wordt klantgerichter, efficiënter en effectiever (tijdwinst) gehandhaafd.
Met betrekking tot ‘integrale beleidsvorming’ heeft de gemeente Wijchen gekozen voor het opstellen van een jaarlijks plan in de vorm van een handhavingsuitvoeringsprogramma. Doelstelling is dat niet de incidenten bepalen waar en wanneer de gemeente handhaaft, maar dat de gemeente (vooraf) het handhavingsbeleid bepaalt. Door in te zetten op programmatisch handhaven wordt het ‘bewust voeren van een handhavingsbeleid’ bedoeld met als doel een structurele en integrale aanpak van de handhaving.
3. FORMATIE, RISICOANALYSE, RANGORDE VAN TAKEN EN PRIORITEITEN
3.2 Risicoanalyse en rangorde van taken
Aangezien de gemeentelijke taken zeer divers en omvangrijk zijn en als gevolg daarvan niet allemaal 100% kunnen worden uitgevoerd binnen de beschikbare capaciteit, zullen keuzes moeten worden gemaakt op welke wijze en met welke intensiteit de taken worden uitgevoerd. Aan de hand van een te bepalen prioriteitenstelling kan voor deze keuzes draagvlak verkregen worden. De uitkomsten kunnen worden aangevuld met handhavingstaken die weliswaar in de objectieve risicoanalyse laag scoren, maar door het gemeentebestuur erg belangrijk worden gevonden.
Om die keuzes weloverwogen te kunnen maken zijn de risico’s die bij de taken op het gebied van de betreffende beleidsvelden spelen in beeld gebracht en gewaardeerd door middel van een uitgevoerde risicoanalyse op ambtelijk niveau.
Bij het vaststellen van de prioriteiten nemen de risico’s voor de burgers een belangrijke plaats in. De gedachte daarbij is dat ook de interne en externe risico’s die de gemeente loopt in belangrijke mate de bestuurlijke aandacht van een onderwerp zullen bepalen. Het benoemen van risico’s en het afwegen hiervan is dan ook een belangrijke stap naar een organisatie waarin de intensiteit van toezicht en handhaving een directe relatie heeft met de kans dat een probleem zich voordoet en de ernst van de mogelijke gevolgen.
Daarbij moet worden onderkend dat ondergeschikte risico’s hoog op de politieke agenda kunnen staan omdat maatschappelijke en/of politieke opvattingen daartoe dwingen. Ook kunnen ondergeschikte taken met zo’n grote frequentie tot problemen leiden dat een gestructureerde aanpak om die reden nodig is. Het doel van de risicoanalyse is om prioriteiten vast te stellen, op basis waarvan beleid geformuleerd kan worden. Aan de hand van dat beleid zal vervolgens in het jaarlijks handhavingsuitvoeringsprogramma een capaciteitsplanning worden bepaald, alsmede in hoeverre die capaciteit ingezet zal worden.
Benadrukt wordt dat de risicoanalyse geen wetenschappelijk onderzoek is. De analyse heeft tot doel om de terreinen van gemeentelijk handelen op een aantal risicoaspecten te inventariseren, om zo koers te zetten voor de ontwikkeling van de beleidsnota.
3.2.1 Risicoanalyse beleidsveld bouwen / wonen / ruimtelijke ordening
Voor de handhaving van de activiteiten bouwen en slopen van een bouwwerk, het uitvoeren van een werk, het gebruik van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan en het slopen, verstoren, verplaatsten of wijzigen van een monument is in oktober 2011 een risicoanalyse gemaakt. Voor het opstellen van de risicoanalyse is gebruik gemaakt van het risicoanalysemodel voor handhaving van bouwregelgeving van VROM. Deze risicoanalyse is als bijlage (bijlage 1) toegevoegd.
3.2.2 Risicoanalyse beleidsveld milieu
Voor de activiteit oprichten en exploiteren van een inrichting (milieu) is gekozen voor een andere systematiek (in plaats van een risicoanalyse) om prioritering aan te brengen. [3] In het Activiteitenbesluit zijn alle activiteiten (taken) opgesomd die inrichtingen kunnen hebben. De toegepaste formule / prioritering is gebaseerd op 'risico = kans x effect'. De effectfactor bestaat uit vijf aspecten die bij niet-naleven van de regels een rol spelen te weten: fysieke veiligheid, leefomgevingkwaliteit, volksgezondheid, financiële gevolgen en natuur. Deze score wordt vermenigvuldigd met een score voor naleefgedrag en de omvang van de activiteit op dat bedrijf (het kanseffect). Het kanseffect komt tot uitdrukking in de prioritering bij de planning voor het bedrijfsbezoek. Bedrijven met een slecht naleefgedrag uit het verleden of heden zullen vaker bezocht worden en goed naleefgedrag wordt beloond met minder milieucontroles.
Door middel van deze formule / prioritering hebben alle inrichtingen (met uitzondering van de agrarische inrichtingen, deze worden in 2012 in geprioriteerd) in de gemeente Wijchen een risicoscore gekregen. Deze score bepaalt uiteindelijk de frequentie waarmee het bedrijf bezocht wordt. De bedrijven met een hoge score zijn dus de bedrijven met de grootste risico’s, waardoor deze het meest bezocht worden. [4]
Ook alle gemeentelijke inrichtingen zijn meegenomen bij het opstellen van de risicoanalyse. Deze inrichtingen worden met dezelfde intensiteit gecontroleerd als de overige inrichtingen.
Vanuit de MARN- gemeenten worden jaarlijks een viertal projecten uitgevoerd. Daarnaast worden jaarlijks ook nog landelijke projecten uitgevoerd, de zogenaamde LOM (Landelijk Overleg Milieuhandhaving)-projecten. Voor het uitvoeren van deze projecten wordt structureel 200 uur per jaar geraamd. Deze uren zijn opgenomen in de capaciteitsraming voor milieu (bijlage 7).
3.2.3 Risicoanalyse beleidsveld bijzondere wet- en regelgeving en verordeningen
Voor de handhaving van de APV is in oktober 2011 een risicoanalyse gemaakt. Deze risicoanalyse is als bijlage (bijlage 3) toegevoegd.
Voor de handhaving van diverse Bijzondere wet- en regelgeving en Verordeningen zijn in 2010 en 2011 geen of nauwelijks uren besteed aan handhaving. Vanwege het beperkt aantal zaken en benodigde capaciteit is besloten dat de handhavingszaken die zich op deze gebieden voordoen allemaal opgepakt gaan worden. In de capaciteitsraming en het handhavingsuitvoeringsprogramma is hier rekening mee gehouden door een vast aantal uren op te nemen voor de handhaving hiervan.
Voor de handhaving van wetgeving in het kader van de Bestuurlijke aanpak en de Wet Bibob [5] is de verwachting dat we hier in 2012 wel uren voor handhaving aan gaan besteden. Ook hier is in de capaciteitsraming en het handhavingsuitvoeringsprogramma van 2012 rekening mee gehouden.
Voor de handhaving van de Marktverordening is een toezichthouder (BOA) wekelijks 4 uur belast. Er is geen risicoanalyse gemaakt van de verschillende taken op grond van de Marktverordening. Besloten is 4 uur per week te blijven besteden aan de handhaving van de Marktverordening, zodat op alle taken uit de verordening gehandhaafd wordt.
Op basis van de toegekende prioriteiten in combinatie met de gewenste toezichtstrategie kan nu per taak worden bepaald welke inzet wenselijk is en tot welke benodigde capaciteit die inzet leidt.
3.2.4 Risicoanalyse beleidsveld brandweer
Voor de activiteit gebruik en brandveiligheid is een aparte risicoanalyse gemaakt (bijlage 2). De wet- en regelgeving voor brandveiligheid is geregeld in het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Gebruiksbesluit). Aan de hand van de paragrafen / artikelen van het Gebruiksbesluit zijn de taken in het kader van brandveiligheid bepaald.
Aan de hand van de resultaten van de uitgevoerde risicoanalyses is een rangorde van taken aan te brengen. Deze rangorde geeft de prioritering van de uit te voeren toezicht- en handhavingstaken aan. In bijlage 4: Prioriteringslijst afdeling BenL is deze rangorde schematisch weergegeven. De genoemde taken zijn onderverdeeld in ‘prioriteit hoog’, ‘prioriteit gemiddeld’ en ‘prioriteit laag’.
In hoofdstuk 5 wordt een vertaalslag gemaakt van de vastgestelde taken en prioriteiten naar de (benodigde) capaciteitsinzet die op grond van de toezichtstrategie nodig is om die op een adequate wijze uit te kunnen voeren.
Het doel van goede handhaving is de naleving van wetten en regels te bevorderen. De nalevingsstrategie geeft aan op welke wijze en met de inzet van welke instrumenten naleving van de regelgeving en de gestelde doelen worden bereikt. De nalevingsstrategie omvat preventie, toezicht, sanctionering en gedogen.
Voorlichting en communicatie van de toezichts- en handhavingstaken is van groot belang voor het creëren van draagvlak bij de inwoners en de bedrijven. Met goede voorlichting en communicatie over de invulling en uitvoering van dit beleid wil de gemeente Wijchen bewerkstelligen dat burgers, bedrijven en instellingen weten welke visie de gemeente heeft op toezicht en handhaving en welke visie de gemeente heeft op het evenwicht in verantwoordelijkheden tussen de gemeente en de burger (dus wat zijn de consequenties van eigen handelen). Ook moet duidelijk zijn dat de gemeente daadwerkelijk de verantwoordelijkheid voor deze taken neemt.
Transparantie en duidelijkheid over de invulling en uitvoering van de taken leiden uiteindelijk tot een verbetering van de effecten van de geleverde inspanningen, dus een beter naleefgedrag. Daarmee wordt beoogd een situatie te scheppen, waarin geconstateerd wordt dat achterliggende doelen van wet- en regelgeving, zoals een verbeterde leefbaarheid en (het gevoel van) veiligheid, worden bereikt.
Voorlichting en communicatie versterken, naast de daadwerkelijke handhavingsinstrumenten, de uitwerking van handhavingsacties. Als de uitwerking zichtbaar wordt gemaakt, heeft een uitgevoerde controle niet alleen een positieve invloed op het naleefgedrag van de ‘gecontroleerde’ maar ook op die van de ‘niet-gecontroleerden’. Gebeurt dit niet dan gaat de effectversterkende werking snel verloren.
In paragraaf 6.4 wordt nader uitgelegd hoe invulling wordt gegeven aan goede voorlichting en communicatie.
Het bevorderen van naleving van de regelgeving betekent dat er (actief) toezicht uitgevoerd moet worden en kan uiteindelijk ook betekenen dat er handhavend opgetreden moet worden. De handhavingsstrategie wordt onderverdeeld in de toezicht,- sanctie- en gedoogstrategie.
Onder ‘toezicht’ wordt verstaan ‘het controleren of, en in hoeverre, wettelijke bepalingen worden nageleefd’. Tijdens het uitoefenen van toezicht worden eventuele overtredingen van regels en voorschriften gesignaleerd waarop dan gereageerd kan worden.
Het toezicht valt uiteen in twee vormen, te weten preventief toezicht en repressief toezicht. Preventief toezicht is toezicht dat is gebaseerd op een jaarlijks uitvoeringsprogramma, is thematisch- dan wel gebiedsgericht en kan onderverdeeld worden in vergunninggebonden toezicht en niet-vergunninggebonden toezicht. Repressief toezicht is toezicht dat plaatsvindt op basis van klachten, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen (schriftelijke) handhavingsverzoeken en (telefonische) meldingen [6] en op basis van eigen waarneming.
Bij de programmering van het toezicht worden de taken die in de risicoanalyse zijn benoemd als uitgangspunt gehanteerd. Daarbij wordt de programmering van de toezichtstaken direct gerelateerd aan de risicoperceptie die uit de inventarisatie blijkt. Als een specifieke toezichtstaak laag scoort in de risicoanalyse zal dat zijn doorwerking moeten krijgen in de intensiteit van het toezicht.
De intensiteit van het toezicht aan de hand van de vastgestelde prioriteitstellingen ziet er als volgt uit:
Bij het bepalen van de toezichtsstrategie is er sprake van een zekere beleidsvrijheid. Daarbij dient natuurlijk wel een zekere ondergrens in het oog te worden gehouden. Immers, de gemeente heeft een groot aantal wettelijke toezichtstaken uit te voeren en kan die taken niet verwaarlozen.
De gemeente heeft de wettelijke taak om er op toe te zien dat burgers, bedrijven en overheden handelen in overeenstemming met wettelijke normen. Bij overtreding van wet- en regelgeving heeft de gemeente de bevoegdheid (en in beginsel zelfs de plicht) om handhavend op te treden. De wetgever heeft enige ruimte gelaten voor het vaststellen van beleid waarin keuzes ten aanzien van wel of niet handhaven worden gemaakt.
De gemeente dient bij het nemen van een besluit tot handhaving de hierbij betrokken belangen af te wegen. Voldoende duidelijk moet zijn welke belangen voor en tegen handhavend optreden pleiten. Bij de afweging om al dan niet handhavend op te treden zal de gemeente in elk geval de belangen moeten betrekken die het te handhaven wettelijk voorschrift beoogt te beschermen. De gemeente zal zo rekening moeten houden met de individuele belangen van de overtreder, de belangen van eventuele derden en andere publieke belangen.
Bij de belangenafweging komt de gemeente volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State slechts beperkte beleidsvrijheid toe. De gemeente heeft namelijk een beginselplicht tot handhaving. Aan deze plicht wordt een nog zwaarder gewicht toegekend wanneer een verzoek tot handhaving is ingediend door een belanghebbende derde. Slechts onder bijzondere omstandigheden (indien er sprake is van concreet zicht op legalisatie of indien handhavend optreden onevenredig is) kan de gemeente afzien van handhaving. Het is voor de belangenafweging in een concreet geval dus belangrijk om vast te stellen of er sprake is van bijzondere omstandigheden.
In deze standaardoverweging wordt echter niets gezegd over handhavings- en prioriteringsbeleid. Er komen steeds meer uitspraken waarin de Raad van State ingaat op niet handhavend optreden op basis van vastgesteld handhavingsbeleid.
Zo is de Raad van State van mening dat een gemeente niet van handhavend optreden af mocht zien onder de enkele verwijzing naar het ‘Geluidbeleid’. In dit beleid stond namelijk dat in geen enkel geval handhavend werd opgetreden als de overtreding minder dan 5 dB(A) betrof. De Raad van State geeft hierover aan dat je altijd per concreet geval moet bepalen of handhavend optreden redelijk is of niet. [7]
In een andere uitspraak geeft de Raad van State aan dat je ondanks de beginselplicht tot handhaving toch enige prioritering in de uitvoering aan kan brengen. Je kunt als bestuursorgaan aangeven dat je momenteel niet tegen een bepaalde overtreding handhavend op treedt. Je moet dan echter wel concreet aangeven wanneer je wel handhavend op gaat treden. [8]
Ook in een uitspraak inzake de gemeente Tiel heeft de rechtbank Arnhem aangegeven dat het slechts verwijzen naar handhavingsbeleid geen reden is om af te zien van handhavend optreden. [9] Ook hier had de gemeente naast de verwijzing naar het handhavingsbeleid ook nog moeten motiveren waarom er in dit concrete geval toch niet gehandhaafd werd. Zo had de gemeente ook nog aan kunnen voeren dat handhavend optreden kostbare onderzoeken met zich meebracht en dat dat in combinatie met de lage prioriteit ertoe had geleid dat de gemeente had besloten niet handhavend op te treden.
Concluderend kan gesteld worden dat het verwijzen naar handhavingsbeleid wel geaccepteerd wordt, maar dat je in dit beleid geen hele categorie uit mag sluiten. Ook moet je concreet aangeven wanneer je dan wel handhavend op gaat treden. Tot slot moet je de situatie altijd per concreet geval beoordelen.
4.2.2.2 De handhavingsinstrumenten
Voor de bestuursrechtelijke handhaving van wettelijke voorschriften staan verschillende handhavingsinstrumenten ter beschikking, te weten de oplegging van een last onder bestuursdwang, de oplegging van een last onder dwangsom en de intrekking van een vergunning of ontheffing.
Sinds de invoering van de vierde tranche van de Awb zijn er ook nog de zogenaamde ‘effectueringsbeschikkingen’ te weten de kostenbeschikking, de toepassingsbeschikking en de invorderingsbeschikking.
In 2009 zijn twee nieuwe instrumenten beschikbaar gekomen, te weten de bestuurlijke boete en de bestuurlijke strafbeschikking. Deze instrumenten zijn beide geschikt voor gemeenten om de bestrijding van veelvoorkomende en overlastgevende overtredingen in de publieke ruimte aan te pakken. IN 2011 is besloten dat de gemeente Wijchen de bestuurlijke strafbeschikking gaat toepassen.
4.2.2.3 Last onder bestuursdwang of last onder dwangsom?
Onder een last onder bestuursdwang wordt verstaan het door feitelijk handelen door of vanwege een bestuursorgaan optreden tegen hetgeen in strijd met de regels is gedaan, gehouden of nagelaten. Een last onder dwangsom is een sanctie waarbij de overtreder per tijdseenheid, per overtreding of ineens een geldbedrag verbeurt indien of zolang de overtreding voortduurt.
Een last onder dwangsom zal niet het juiste middel zijn als er sprake is van bepaalde spoedeisende gevallen, bij dreigende ernstige gevolgen met een onherstelbaar karakter of bij een levensbedreigende situatie. Bestuursdwang is dan een veel effectiever instrument. Een last onder dwangsom is ten opzichte van bestuursdwang meer geschikt om herhaling van een overtreding te voorkomen. Uit de jurisprudentie blijkt dat de gemeente een grote beleidsvrijheid heeft bij de keuze tussen bestuursdwang en dwangsom.
Voor de keuze tussen het opleggen van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom is het volgende van belang. Hoe door het bestuursorgaan wordt gereageerd op een geconstateerde overtreding is in belangrijke mate afhankelijk van twee typen omstandigheden, te weten:
Gedogen is het bewust, passief dan wel actief (schriftelijk en onder voorwaarden), niet handhavend optreden door het bevoegde bestuursorgaan tegen overtredingen van wetten en/of regels. Van bewust niet handhavend optreden kan alleen sprake zijn als het bestuur bekend is, dan wel bekend had kunnen zijn met een bepaalde overtreding. De doelstelling bij het gedogen is het streven naar een situatie waarin op termijn een gewenste situatie wordt gecreëerd; met andere woorden: op termijn zal de situatie weer in overeenstemming met de regelgeving moeten zijn. Gedogen betreft daarom per definitie een tijdelijke situatie.
In de kabinetsnota ‘Grenzen aan gedogen’ uit het jaar 1996 is gedoogbeleid vastgelegd. In het rapport van de commissie Oosting dat is verschenen na de ramp in Enschede wordt dit rijksbeleid expliciet bevestigd. Dit beleid houdt in dat gedogen van wet- en regelgeving aan strenge voorschriften is gebonden, waarbij alleen in de volgende situaties gedoogd mag worden:
In de uitgevoerde risicoanalyses is een overzicht gegeven van de taken en zijn de prioriteiten van deze taken weergegeven. In dit hoofdstuk wordt inzichtelijk gemaakt hoeveel capaciteit er nodig is om al deze taken op een adequate wijze uit te kunnen voeren.
5.1 Toelichting op de capaciteitsmodellen
5.1.1 Wijze van berekening van benodigde capaciteit
De capaciteitsinzet wordt bepaald aan de hand van een berekeningsmodel. In dit rekenmodel wordt voor elke taak, berekend wat de capaciteitsinzet is om die taak uit te voeren. Zo wordt het per toezicht- en handhavingstaak inzichtelijk welke taken worden uitgevoerd en welke capaciteitsinzet hieruit voortvloeit.
Het rekenmodel vormt op deze manier de kern van dit handhavingsbeleid. Tevens volgt uit het rekenmodel in welke richting het handhavingsuitvoeringsprogramma zich moet ontwikkelen.
5.1.2 Grondslag voor capaciteitsberekening
Uitgangspunt bij het gehanteerde rekenmodel is dat voor elke benoemde toezichtsvorm (zoals vastgelegd in paragraaf 4.2.1) wordt vastgesteld welke capaciteitsinzet nodig is om alle daaraan toegekende taken op het hoogste niveau (ambitieniveau) uit te kunnen voeren. Dit wordt gedaan door voor elke taak een zogenaamde grondslag te bepalen op basis van de beschikbare kengetallen en ervaringsgegevens uit de voorgaande jaren. Door middel hiervan wordt een raming gemaakt van de benodigde capaciteit per jaar voor de uit te voeren toezicht- en handhavingstaken. De grondslag vormt dus de basis van de capaciteitsinzet en wordt gekoppeld aan de toe te passen toezichtsvorm op de uit te voeren taken. Uitvoering van de taken aan de hand van de bepaalde grondslag vormt dus de ideale situatie omdat in dat geval sprake is van het hoogste niveau van toezicht (ambitieniveau).
5.1.3 Capaciteitsmodel op basis van beschikbaarheid
In het jaarlijks op te stellen handhavingsuitvoeringsprogramma zal de capaciteitsinzet verder uitgewerkt worden zodat het duidelijk is welke vastgestelde toezicht- en handhavingstaken aan de hand van de bepaalde prioriteiten uitgevoerd kunnen worden. In het geval dat de beschikbare capaciteit het niet mogelijk maakt om die taken op basis van de prioriteiten volledig uit te voeren wordt daarbij tevens de vertaalslag gemaakt van ‘benodigde’ naar ‘beschikbare’ capaciteit.
In de praktijk betekent dit dat er (ten opzichte van de grondslag en prioriteitstelling) nog verdere concessies worden gedaan in de vorm van het (op onderdelen) naar beneden bijstellen van de bepaalde prioriteiten. De beschikbare capaciteit is dus leidend bij dit capaciteitsmodel. In de volgende paragrafen worden de betreffende capaciteitsmodellen verder uitgewerkt.
5.1.4 Beschikbare uren en productieve uren
Voor het berekenen van de beschikbare uren voor de taakuitvoering is het van belang te bepalen hoeveel uren als productieve uren kunnen worden beschouwd. Per formatieplaats worden 1350 uren op jaarbasis aangemerkt als zogenaamde productieve uren. Hier zijn de improductieve uren (zoals verlof en ziekte) en indirect productieve uren (zoals algemeen overleg, opleiding en training) al vanaf gehaald. In de capaciteitsmodellen wordt dus uitgegaan van 1350 zogenaamde programmeerbare uren per formatieplaats op jaarbasis. Dit is gelijk aan 1872 bruto uren (36 uur per week x 52 weken).
5.2. Capaciteitsmodellen per beleidsveld
In bijlage 5, bijlage 6 en bijlage 7 van dit beleidsplan zijn met behulp van rekenmodellen de capaciteitsmodellen opgenomen. In dit scenario wordt weergegeven welke capaciteitsinzet vereist is om de taken uit te voeren. Per beleidsveld is een afzonderlijke capaciteitsberekening gemaakt, te weten:
In alle capaciteitsmodellen is uitgegaan van de gegevens uit 2009 en 2010. In de gevallen waarvan de gegevens niet geregistreerd zijn is een schatting gemaakt van de aantallen op basis van ervaring.
De uitkomst van de capaciteitsberekeningen is in onderstaande tabel schematisch weergegeven. [10]
Toezicht en handhaving bouwen, wonen en ruimtelijke ordening |
|||
Toezicht en handhaving APV, Brandweer (juridisch) en Bijzondere wetten; |
|||
Uit de capaciteitsberekeningen is op te maken dat de beschikbare capaciteit het niet geheel mogelijk maakt om alle uit te voeren taken op het gewenste ambitieniveau uit te voeren.
Uit het vorige hoofdstuk blijkt dat er een structureel capaciteitstekort is. Uit het uitvoeringsprogramma blijkt dat het tekort in 2012 nog groter wordt door onder andere het oppakken van diverse projecten. Dit houdt in dat niet alle taken uigevoerd kunnen worden. Dit hoofdstuk beschrijft wat dit voor gevolgen heeft voor de praktijk en hoe wij daar mee om gaan.
6.1 Handhavingsverzoeken, klachten en meldingen
Een schriftelijk verzoek om handhaving is een aanvraag in de zin van de Awb is, waarop wij binnen een aantal weken een besluit moeten nemen. Dit is ofwel een handhavingsbesluit of een besluit waarin het verzoek om handhaving wordt afgewezen. Tegen deze besluiten kan bezwaar en beroep worden ingediend.
Op basis van de gemaakte prioritering heeft een overtreding een hoge, gemiddelde of lage prioriteit. Alle geconstateerde overtredingen worden aan het prioriteringsbeleid getoetst. Ook de verzoeken om handhaving worden hieraan getoetst. Het zou namelijk niet consequent zijn als we bepaalde geconstateerde overtredingen niet oppakken omdat deze een lage prioriteit hebben, maar als er een verzoek om handhaving komt, we de overtreding wel gaan oppakken. Het consequent doorzetten van het prioriteringsbeleid houdt ook in dat we verzoeken om handhaving hieraan toetsen en eventueel afwijzen.
Voor de praktijk betekent dit het volgende. Indien een verzoek om handhaving betrekking heeft op een overtreding waarvan in het HUP is aangegeven dat we deze taak op gaan pakken (bijvoorbeeld alle taken met een hoge prioriteit) wordt de handhavingsprocedure opgestart. Indien er echter sprake is van een overtreding van een taak waarvan in dit HUP is aangegeven dat we deze taak niet op gaan pakken (bijvoorbeeld alle taken met een lage prioriteit), wordt er geen handhavingsprocedure opgestart. In deze gevallen zal een besluit worden opgesteld, waarin het verzoek om handhaving wordt afgewezen op grond van het vastgestelde prioriteringsbeleid. In dit besluit kan niet enkel verwezen worden naar het beleid. Per situatie dient namelijk een afzonderlijke belangenafweging gemaakt te worden. [11] In dit besluit moet ook zo concreet mogelijk worden aangegeven wanneer we het verzoek om handhaving wel gaan oppakken. Daarnaast wordt een wrakingsbrief naar de overtreder gestuurd. Op deze manier leg je de verantwoordelijkheid bij de overtreder.
Door middel van deze werkwijze vindt er een verschuiving plaats op het gebied van verantwoordelijkheden. Door het versturen van wrakingsbrieven, wordt de verantwoordelijkheid voor het opheffen van de overtreding bij de burger neergelegd. In de wrakingsbrief geven we namelijk aan dat wij nu niet tegen de overtreding optreden, maar dat we dat op enig ander moment wel kunnen doen.
Naast verzoeken om handhaving, worden er ook veel klachten en meldingen bij de gemeente ingediend. Deze klachten en meldingen worden veelal telefonisch ingediend. Het verschil met een verzoek om handhaving is dat klachten en meldingen geen aanvraag zijn in de zin van de Awb. Hierop hoeft dus niet binnen een bepaalde termijn een besluit genomen te worden.
Net zoals schriftelijke verzoeken om handhaving worden deze klachten / meldingen getoetst aan het HUP. Is besloten deze taak op te pakken, dan wordt de handhavingsprocedure opgestart. Het verschil met verzoeken om handhaving is dat we niet binnen een bepaalde termijn een besluit moeten nemen. Is besloten deze taak niet op te pakken, dan nemen we geen besluit, maar geven we telefonisch door dat we geen handhavingsprocedure opstarten onder verwijzing naar dit HUP. Indien de klager het hier niet mee eens is, moet hij een schriftelijk verzoek indienen. Daartegen zullen we dan een besluit nemen waartegen bezwaar gemaakt kan maken. De overtreder sturen we een wrakingsbrief. In zo’n wrakingsbrief geven we aan dat we een overtreding hebben geconstateerd, dat we deze op basis van het vastgestelde beleid in 2012 niet oppakken, maar dat dit niet wegneemt dat we de overtreding na 2012 niet meer op pakken. In deze wrakingsbrief zal ook vermeld worden dat we jaarlijks op projectbasis een aantal taken oppakken, die we eerder niet hebben opgepakt.
Anonieme verzoeken om handhaving, klachten en meldingen
Het uitgangspunt is dat schriftelijke verzoeken om handhaving, klachten en meldingen die anoniem worden ingediend niet worden opgepakt. Zoals al is aangegeven wordt een verzoek om handhaving gelijkgesteld met een aanvraag in de zin van de Awb. Een aanvraag kan niet anoniem worden ingediend. Het niet oppakken van anonieme verzoeken past bovendien in het transparant handhaven. De drempel voor het indienen van een verzoek wordt bovendien iets hoger. Op dit uitgangspunt kan een uitzondering worden gemaakt, wat per situatie beoordeeld dient te worden.
6.2 Lage en gemiddelde prioriteiten
In de wrakingsbrieven wordt aangegeven dat de overtreding nu niet opgepakt gaat worden, omdat de overtreding een lage of gemiddelde prioriteit heeft. Ook wordt aangegeven dat we jaarlijks op projectbasis een aantal geconstateerde overtredingen met een lage of gemiddelde prioriteit op gaan pakken. Het oppakken van deze handhavingszaken op projectbasis start in 2013. In het HUP van 2013 zullen hier dus uren voor geraamd worden.
Het komt voor dat er bij een particulier of een bedrijf meerdere overtredingen tegelijkertijd worden geconstateerd die op grond van dit beleid een lage of een gemiddelde prioriteit hebben. Er is dan sprake van een cumulatie van overtredingen. Als uit het handhavingsprogramma blijkt dat we deze overtredingen niet oppakken, kunnen we hiertegen niet handhavend optreden. Dit is niet in alle gevallen wenselijk. Indien er daarom sprake is van een cumulatie van overtredingen zullen we per concreet geval beoordelen of we tegen deze overtredingen alsnog handhavend op gaan treden.
6.3 Huidige lijst met geconstateerde overtredingen
Sinds een aantal jaar worden alle geconstateerde overtredingen bijgehouden. Inmiddels staan er circa 350 overtredingen op deze lijst. Tot op heden zijn deze overtredingen niet opgepakt, omdat daar geen capaciteit voor was.
Indien een van deze zaken weer actueel wordt (bijvoorbeeld doordat er nieuwe klachten komen of een verzoek om handhaving wordt ingediend) en de zaak heeft een hoge prioriteit, wordt de handhavingszaak uiteraard alsnog opgepakt.
Daarnaast wordt deze lijst in 2012 gescreend. Alle zaken waarvan ambtelijk ingeschat wordt dat het oppakken van deze zaken van belang is, worden alsnog opgepakt. Jaarlijks worden deze zaken op projectbasis opgepakt. Indien bijvoorbeeld 50 overtredingen van de lijst een hoge prioriteit hebben, kan besloten worden jaarlijks 15 van deze overtredingen op te pakken. Het oppakken van deze handhavingszaken op projectbasis start in 2013. In het HUP van 2013 zullen hier dus uren voor geraamd worden.
De overige overtredingen worden helemaal niet meer opgepakt. Naar de overtreders wordt ook geen wrakingsbrief gestuurd.
Vanwege capaciteitstekort hebben we reeds keuzes moeten maken over de ‘diepte’ van bouwcontroles. Met ‘diepte’ wordt bedoeld waarop gaan we allemaal op controleren tijdens bouwcontroles en waarop dus niet. De aspecten waarop tijdens bouwcontroles op gecontroleerd worden zijn: werkvloer, wapening / dekking, fundatie, begaande grond vloer, 1e verdiepingsvloer, 2e verdiepingsvloer, 3e verdiepingsvloer, dakvloer en dragende wanden. Met betrekking op brandveiligheid wordt (samen met de brandweer) gecontroleerd op: brandwerendheid hoofddraagconstructie, brandscheiding (sub)brandcompartiment, brandoverslag gevelopening dak, schachten / kokers / luchttoevoer / rookafvoer, overleggen van certificaten, draairichting van deuren, inrichting vluchtroute en controle op blusmiddelen / sprinkler / rookmelders / vluchtwegaanduiding.
Door het maken van keuzes zullen er verschuivingen plaatsvinden in taken. In de praktijk zijn er namelijk verschillende niveaus van toezichthouders. Zo gaan bijvoorbeeld niet alle milieu- toezichthouders op controle bij de grote, zware industriële bedrijven. Het goed kunnen uitvoeren van deze controles vergt namelijk veel kennis en specialisme. Door de gemaakte keuzes worden veel kleinere bedrijven niet meer gecontroleerd, maar wordt de aandacht met name gericht op de grote, risicovolle bedrijven. Dit houdt in dat met de toezichthouders die niet naar de grote bedrijven gaan, minder controles hoeven uit te voeren. Terwijl de werkzaamheden van de toezichthouders die alleen maar naar de grote bedrijven gaan niet minder worden. De gemaakte keuzes, kunnen dus ook een verschuiving van taken inhouden. Dit kan weer als gevolg hebben dat de toezichthouders, die nu naar de kleinere bedrijven gaan, bijgeschoold moeten worden, zodat zij ook de grote bedrijven kunnen controleren.
Artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat je als bestuursorgaan overeenkomstig je beleid moet handelen, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen. Dit wordt de inherente afwijkingsbevoegdheid genoemd.
Slechts in bijzondere gevallen kan een afwijking van het beleid noodzakelijk zijn. Afwijken is dus mogelijk indien de strikte naleving van het beleid, gelet op de strekking van het beleid en de onderliggende wettelijke regeling in het concrete geval niet nodig is en bovendien een onevenredig nadeel voor de belanghebbende zou opleveren.
Het uitgangspunt is dus dat niet van het Handhavingsbeleidsplan en van dit HUP wordt afgeweken. Als je namelijk structureel van het beleid gaat afwijken, houdt dit eigenlijk een wijziging van het beleid in. Daarnaast is een incidentele afwijking van het beleid al snel in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
7. MONITORING, EVALUATIE VAN DE RESULTATEN EN COMMUNICATIE
Dit hoofdstuk gaat in op fase 3 van de beleidscyclus, zoals omschreven in paragraaf 2.1 van dit beleidsplan. In deze fase worden namelijk de resultaten van de eerste twee fasen (het beleidsplan en het handhavingsuitvoeringsprogramma) geëvalueerd.
Zowel op beleidsniveau als op uitvoeringsniveau worden doelen opgesteld met het oogmerk ze ook te bereiken. Daarom dient periodiek te worden getoetst of de geleverde handhavingsinspanningen ook het bereiken van de gestelde handhavingsdoelen heeft opgeleverd. Als de gestelde doelen niet zijn bereikt dient er te worden bekeken wat de oorzaak daarvan kan zijn. Afhankelijk van de bevindingen dienen eventueel de doelen, de werkwijze of randvoorwaarden te worden bijgesteld.
Om een goed oordeel te kunnen vormen over de resultaten en de effecten van de handhaving is het essentieel dat er monitoring en registratie plaatsvindt van alle uit te voeren taken. Onder monitoring wordt verstaan het periodiek meten van dezelfde parameters of indicatoren. Door monitoring en registratie wordt handhaving meetbaar.
7.3 Verslaglegging en verbeteringen doorvoeren
Dit handhavingbeleidsplan dient bekend te worden gemaakt aan de gemeenteraad. Ook het jaarlijkse handhavingsuitvoeringsprogramma dient aan het einde van elke kalenderjaar aan de gemeenteraad te worden bekend gemaakt (artikel 7.2 lid 6 en artikel 7.3 lid 3 Besluit omgevingsrecht).
Tegelijk met de bekendmaking van het handhavingsuitvoeringsprogramma van het daaropvolgende jaar, moet een jaarrapportage worden opgesteld (artikel 7.7 lid 1 Besluit omgevingsrecht). Deze jaarrapportage wordt ook aan het einde van elk kalenderjaar ter kennisgeving aan gemeenteraad voorgelegd. In de jaarrapportage wordt gerapporteerd over het bereiken van de gestelde doelen, de uitvoering van de voorgenomen activiteiten in verhouding tot de prioriteitenstelling en de uitvoering van de afspraken met andere bestuursorganen over de samenwerking.
Naast de jaarrapportage wordt ook jaarlijks een evaluatieverslag gemaakt. In dit verslag wordt geëvalueerd of de in het handhavingsuitvoeringsprogramma opgenomen activiteiten zijn uitgevoerd en in hoeverre deze activiteiten hebben bijgedragen aan het bereiken van de gestelde doelen (artikel 7.7 lid 2 Besluit omgevingsrecht).
Het beleidsplan wordt om de 4 jaar herschreven. Als dit noodzakelijk is wordt het beleidsplan tussentijds aangepast en afgestemd op de huidige ontwikkelingen. Dit handhavingsbeleidsplan zal voor de periode 2016-2020 opnieuw geschreven worden. .
In paragraaf 4.1 is al nader ingegaan op het belang van een transparante en heldere communicatie in het kader van handhaving. In deze slotparagraaf wordt aangegeven hoe de gemeente Wijchen hier uitvoering aan gaat geven.
Het is van belang dat de burgers, bedrijven en instellingen van de gemeente Wijchen op de hoogte zijn van de visie van de gemeente op toezicht en handhaving. Hoe vult de gemeente haar wettelijke handhavingstaken uit? Wat vindt de gemeente belangrijk (prioriteiten)? Waar wordt dat jaar extra aandacht aan besteed (projectmatig handhaven)? etc. Door je handhavingsbeleid transparant te maken, creëer je draagvlak. Goede voorlichting en communicatie begint daarom met een vastgesteld, transparant handhavingsbeleid. Dit handhavingsbeleidsplan wordt na vaststelling door het college gepubliceerd in het huis-aan-huisblad de Wegwijzer. Dit gaat gepaard met een artikel waarin samengevat wordt uitgelegd waarom het handhavingsbeleidsplan is vastgesteld en wat er in staat.
Ook het handhavingsuitvoeringsprogramma wordt jaarlijks gepubliceerd in het huis-aan-huisblad de Wegwijzer met een artikel. In het artikel wordt ook een terugkoppeling gemaakt naar het voorafgaande jaar, bijvoorbeeld: welke projecten hebben we opgepakt, hoeveel en in welke situaties hebben we een last onder dwangsom en een last onder bestuursdwang opgelegd. Het is ook van belang om hierin aan te geven wat we hebben bereikt en wat er allemaal goed is gegaan.
Bijlage 1: Risicoanalyse bouwen, wonen en ruimtelijke ordening
Bijlage 2: Risicoanalyse brandveiligheid
Bijlage 4: Prioriteringslijst afdeling BenL
Bijlage 5: Capaciteitsmodel bouwen, wonen en ruimtelijke ordening
Bijlage 6: Capaciteitsmodel milieu
Bijlage 7: Capaciteitsmodel APV
Risicomatrix taken van de activiteiten bouwen en slopen van een bouwwerk, het uitvoeren van een werk, het gebruik van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan en het slopen, verstoren, verplaatsten of wijzigen van een monument op grond van de Wabo.
De prioriteitstelling is gebaseerd op basis van een ambtelijke visie over de ingeschatte risico’s m.b.t.
Op basis daarvan heeft een taak een hoge prioriteit, een gemiddelde prioriteit of een lage prioriteit.
Bijlage 2 Risicomatrix taken Gebruiksbesluit - Brandveiligheid
De prioriteitstelling is gebaseerd op basis van een ambtelijke visie (van de Brandweer) over de ingeschatte risico’s m.b.t.
Op basis daarvan heeft een taak een hoge prioriteit, een gemiddelde prioriteit of een lage prioriteit.
Hierbij dient te worden opgemerkt dat de prioriteitstelling zoals in onderstaand schema is opgenomen, ook afhankelijk is van het betreffende gebouw of bouwwerk. Het schema wordt daarom gekoppeld aan de kengetallenlijst vanuit het landelijk model preventie activiteitenplan (PREVAP 2009). Voor de inhoud van het PREVAP wordt verwezen naar de toelichting. Per afzonderlijk geval zal bekeken worden of de vastgestelde prioriteit nog aangepast moet worden n.a.v. het PREVAP.
Overige bepalingen brandveilig gebruik (o.a. brandgevaarlijk handelen) |
|
Omgevingsvergunning voor de activiteit brandveiligheid (o.a. in gebruik zonder vergunning) |
Deze lijst zal gekoppeld moeten worden aan de kengetallenlijst vanuit het landelijk model preventie activiteitenplan (PREVAP 2009). In dit PREVAP wordt specifiek per gebouwtype en mogelijke aanwezige personen een prioriteit en controlefrequentie gekoppeld. De in PREVAP gehanteerde prioriteiten zijn als volgt samengesteld:
Aan de hand van deze classificering kan een uiteindelijk een hogere of lagere prioriteitstelling krijgen. Als voorbeeld worden twee gebouwtypen gegeven:
Gebouwtype : 2320 Theater, schouwburg, bioscoop, aula 250 - 500 personen
Vergunningsvorm : gebruiksmelding
Controlefrequentie : 2 keer per jaar
Overtreding : ontbreken gebruiksmelding
Volgens de standaard tabel is hierbij sprake van prioriteitsteling GEMIDDELD in de handhaving. Echter kijkende naar specifieke ingeschatte risico’s bij een degelijk object zoals fysieke veiligheid, bestuurlijk imago, financiële schade en aansprakelijkheid is voor dit type gebouw een prioriteitstelling HOOG. Dit wordt tevens weergegeven in het feit dat de prioriteit conform PREVAP op 2 geplaatst wordt en tenminste 2 keer per jaar op een dergelijke locatie een controle moet worden uitgevoerd.
Gebouwtype : 6110 Kantoren 50 - 250 personen
Vergunningsvorm : gebruiksmelding
Controlefrequentie : 1 keer per 2 jaar (0,5 keer per jaar)
Overtreding : ontbreken gebruiksmelding
Volgens de standaard tabel is hierbij sprake van prioriteitsteling GEMIDDELD in de handhaving. Kijkende naar specifieke ingeschatte risico’s bij een degelijk object zoals fysieke veiligheid, bestuurlijk imago, financiële schade en aansprakelijkheid is voor dit type gebouw een prioriteitstelling GEMIDDELD zeker terecht. Bestuurlijk kan zelfs overwogen worden om voor deze categorie de prioriteitstelling te plaatsen in LAAG. Dit wordt tevens weergegeven in het feit dat de prioriteit conform PREVAP op 4 geplaatst wordt en slechts 1 keer per 2 jaar op een dergelijke locatie een controle moet worden uitgevoerd.
In de huidige controlecyclus voor gebruiksvergunningen en gebruiksmeldingen worden alle gebouwen , onafhankelijk van type of prioriteit, 1 keer per jaar gecontroleerd. De controlecyclus van 1 keer per jaar is vanuit het verleden gebaseerd op de algehele onbekendheid van de gebruiksvergunningen in het bedrijfsleven alsmede onvoldoende naleving van de voorschriften ongeacht het gebouwtype. Om meer structuur te kunnen krijgen en de brandweerinzet vanuit team pro-actie - preventie daar in te kunnen zetten, waar de risico’s het grootste zijn, wordt voor de brandweer Wijchen-Heumen een preventie activiteitenplan opgesteld. Naar verwachting is het preventie-activiteitenplan zomer 2011 gereed voor aanbieding aan het college en de raad. Dit betekent dat tot de zomer van 2011 controleactiviteiten nog volgen op basis van de 1 keer per jaar cyclus. Na vaststelling van het preventie activiteitenplan kan meer gedifferentieerd gecontroleerd gaan worden, zoals reeds met het landelijk model beoogd wordt.
Objectcodes PREVAP met kengetallen voor afhandeling vergunning/melding en toezicht
* De met een * gemarkeerde gebruiksfuncties zijn gebruiksvergunningplichtig en hebben dus een behandelingsplicht |
||||||||
** Dit aantal is in de gemeentelijke bouwverordening aan te passen |
Bijlage 3 Risicomatrix taken APV
De prioriteitstelling is gebaseerd op basis van een ambtelijke visie over de ingeschatte risico’s m.b.t.
Op basis daarvan heeft een taak een hoge prioriteit, een gemiddelde prioriteit of een lage prioriteit.
Onderstaand schema is een overzicht van de rangorde van taken t.b.v. alle beleidvelden van de afdeling BenL op basis van de uitgevoerde risicoanalyses.
Bijlage 5 Handhavingsbeleidsplan 2011-2015
Capaciteitsraming handhavingsbeleidsplan 2011-2015, toezicht en handhaving bouwen, wonen en ruimtelijke ordening
Bijlage 6 Capaciteitsraming Handhavingsbeleidsplan 2011-2015, toezicht en handhaving Milieu
Benodigde capaciteit in fte (berekend met 1350 uur=netto. Bruto=1872 uur) |
|||||
A. PREVENTIEF / INRICHTINGGEBONDEN TOEZICHT (controle van het inrichtingenbestand) |
|||||
Bijlage 7 Handhavingsbeleidsplan 2012-2015
Capaciteitsraming Handhavingsbeleidsplan 2011-2015, toezicht en handhaving APV
Capaciteitsraming o.b.v. prioriteiten t.b.v. handhavingsbeleidsplan,toezicht en handhaving Brandweer (juridische uren) en Bijzondere wetten (versie november 2011)
Het wordt inmiddels algemeen geaccepteerd dat de overheid niet op alles kan handhaven. Als je als bestuursorgaan uit kunt leggen waarom je in een bepaald geval niet handhavend hebt opgetreden, bijvoorbeeld omdat je dat in een beleidsplan gemotiveerd hebt vastgelegd wat je wel en niet handhaaft, loop je minder risico met betrekking tot aansprakelijkheid. Er is dan ook geen sprake van willekeur.
Uit het verslag ‘Resultaten doorlichting Milieu handhavingsorganisatie van de gemeente Wijchen 2008 d.d. 10 en 11 december 2008’ van de provincie Gelderland bleek dat de gemeente Wijchen een betere beleidscyclus moet opstellen, die voldoet aan de kwaliteitseisen.
In het Besluit kwaliteitseisen handhaving milieubeheer worden eisen gesteld aan de professionaliteit betreffende de handhaving van de milieuregelgeving bij bedrijven. Eind 2009 is door de provincie Gelderland bij de gemeente Wijchen een audit update uitgevoerd naar de implementatie van het Besluit kwaliteitseisen handhaving milieubeheer, waaruit een aantal verbeterpunten voortvloeien. Een van deze verbeterpunten is het opstellen van een systematiek om prioritering aan te brengen. Door de voorgestelde planningmethode wordt voldaan aan de wettelijke eisen die in het kader van de professionalisering worden gesteld.
Met deze werkwijze wordt mede invulling gegeven aan de bezuinigingsopdracht door het schrappen van 1 fte op milieuhandhaving begin 2010 en 0,67 fte in 2011. Omdat de planning gebaseerd is op een probleemanalyse, wordt er gericht gecontroleerd op de grootste risico’s en daarmee worden er fysiek minder handhavingscontroles uitgevoerd. Dit betekent dat met minder personele inzet een redelijk gelijk milieurendement wordt gerealiseerd.
Het huidige beleid over Wet Bibob wordt in de toekomst aangepast in die zin dat we elke ‘Wet Bibob vergunning’ regelmatig opnieuw zullen beoordelen. Dit kan vervolgens leiden tot het intrekken van een vergunning, waardoor het handhaving wordt.
Een schriftelijk verzoek om handhaving is een aanvraag in de zin van de Awb, waarop wij binnen een bepaalde termijn een besluit moeten nemen. Een melding is geen aanvraag in de zin van de Awb. Hierop hoeft dus niet binnen een bepaalde termijn een besluit genomen te worden.
LJN: BN1943, Raad van State 21 juni 2010, 200907884/1/M2.
Rb. Dordrecht 8 april 2011, nr. AWB 09/1071.
LJN: BN4417, Rechtbank Arnhem 3 augustus 2010.
De uren voor onvoorziene taken zijn hierin nog niet opgenomen. Deze zitten wel in het handhavingsuitvoeringsprogramma. De komende 4 jaar worden gebruikt om een nog nauwkeurige inschatting te maken van het gemiddeld aantal onvoorziene uren.