Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ede

Verordening Onderwijsvoorzieningen van de gemeente Ede

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEde
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Onderwijsvoorzieningen van de gemeente Ede
CiteertitelVerordening Onderwijsvoorzieningen van de gemeente Ede
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp
Externe bijlagenCriteria voor beoordeling van aangevraagde voorzieningen Criteria voor beoordeling van aangevraagde voorzieningen Criteria voor beoordeling van aangevraagde voorzieningen Criteria voor beoordeling van aangevraagde voorzieningen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Door het vaststellen van deze verordening vervalt de Verordening Onderwijshuisvesting die de raad heeft vastgesteld op 7 februari 2008.

De raad heeft de verordening en bijlagen vastgesteld, nadat er overleg is geweest tussen het college en de vertegenwoordigers van het bevoegd gezag van de scholen in het BO3. Dit overleg vond plaats op 7 september 2011.

Wij moeten het toekennen van voorzieningen regelen in deze verordening. Dit doen wij op basis van het beleid over onderwijs en bewegingsonderwijs.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet op het primair onderwijs, artikel 102
  2. Wet op de expertisecentra, artikel 100
  3. Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 76m
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201201-12-2017nieuw

17-11-2011

Ede Stad 25-1-2012

681095 en 682033

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening 'Onderwijsvoorzieningen van de gemeente Ede'

Wat besluit de gemeenteraad van de gemeente Ede?

  • -

    Intrekken van Verordening Onderwijshuisvesting vastgesteld d.d. 7 februari 2008.

  • -

    Vaststellen van de verordening ‘Onderwijsvoorzieningen van de gemeente Ede’.

Hoe doet de gemeenteraad van de gemeente Ede dat?

Wij stellen de verordening vast op basis van:

  • -

    artikel 102 van de Wet op het primair onderwijs;

  • -

    artikel 100 van de Wet op de expertisecentra;

  • -

    artikel 76m van de Wet op het voortgezet onderwijs.

Wij stellen de verordening en bijlagen vast, na het overleg tussen het college en de vertegenwoordigers van het bevoegd gezag van de scholen in het BO3. Zo noemen we het ’Op Overeenstemming Gericht Overleg’. Dit overleg vond plaats op 7 september 2011.

Wij moeten het toekennen van voorzieningen regelen in deze verordening. Dit doen wij op basis van het beleid over onderwijs en bewegingsonderwijs.

Wanneer gaat deze verordening in?

Deze verordening gaat in op 1 januari 2012.

Ondertekening

Deze verordening hebben wij vastgesteld tijdens de openbare vergadering van de gemeenteraad van 17 november 2011.

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1.1 Wat betekenen de gebruikte begrippen?

Minister:

Aanvraag

Het verzoek om bekostiging van een voorziening van deze verordening.

 

Aanvrager

Het bevoegd gezag dat een aanvraag heeft ingediend voor bekostiging van een voorziening van deze verordening.

 

Aanvullende voorziening

Een nieuwe voorziening die het college heeft vastgesteld.

Hiermee vullen we de verordening (tijdelijk) aan.

 

Advies Onderwijsraad

Een advies van de Onderwijsraad over de vaststelling van het programma. Dit advies geeft zij in relatie tot de vrijheid van richting en inrichting.

 

Beslissing Gedeputeerde Staten

De beslissing van Gedeputeerde Staten in een geschil.

 

Bevoegd gezag

- Bevoegd gezag van een openbare of bijzondere

school die in de gemeente Ede ligt.

- Bevoegd gezag van een nevenvestiging, waarvan de hoofdvestiging in een andere gemeente ligt. Dit is in deze verordening bepaald.

 

Bekostigingsplafond

Het bedrag dat ten hoogste beschikbaar is binnen een bepaald tijdvak, per voorziening.

 

BO3

Het Op Overeenstemming Gericht Overleg (OOGO) tussen de besturen van de scholen en de gemeente.

 

College

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede.

 

Datum van indiening

Het uiterste moment waarop u een aanvraag indient voor een voorziening voor het eerste daaropvolgende tijdvak.

 

Eigendomsoverdracht

De eigendomsoverdracht van gemeente aan het bevoegd gezag of andersom bij beëdiging van het gebruik.

 

Feitelijke beschikbaarstelling

De handeling van het college, waarbij zij een voorziening of aanvullende voorziening in natura beschikbaar stelt.

 

Gezamenlijke akte

De akte waarin het college en het bevoegd gezag verklaren dat het gebruik van een gebouw beëindigd wordt.

 

Gewogen aantal leerlingen

Het aantal leerlingen, waarbij rekening wordt gehouden met wegingsfactoren.

 

Integraal huisvestingsplan

Het meerjarig investeringsplan voor de voorzieningen onderwijshuisvesting.

 

Medegebruik

De huisvesting in een of meerdere lokalen van een schoolgebouw van een andere school of instelling voor culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden.

 

Minister

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

 

Nevenvestiging

Een vestiging op een andere locatie dan de hoofdvestiging. De minister brengt deze zelfstandige voorziening voor vergoeding in aanmerking.

 

Onderwijsraad

De Onderwijsraad is het adviesorgaan voor de regering op het terrein van het onderwijs. De raad adviseert over de hoofdlijnen van het beleid en de wetgeving op het gebied van het onderwijs. Ook gemeenten kunnen in speciale bij de wet geregelde gevallen een beroep doen op de Onderwijsraad.

 

Ongewogen aantal leerlingen

Het aantal leerlingen dat daadwerkelijk op de school staat ingeschreven.

 

Overzicht

De aanvragen die niet zijn ingewilligd voor de vaststelling van het programma.

 

Permanent gebouw

Schoolgebouw dat minstens veertig jaar als volwaardige huisvesting voor het onderwijs kan functioneren. Dit komt door de keuze van het ontwerp en de aard van de constructie en materialen.

 

Tijdelijk gebouw

Verplaatsbare ruimte die maximaal vijftien jaar als volwaardige huisvesting voor het onderwijs kan functioneren.

Dit komt door de keuze van het ontwerp en de aard van de constructie en materialen.

 

School

Een school voor primair onderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs of voortgezet onderwijs.

 

School voor primair onderwijs

Een basisschool of een speciale school voor basis onderwijs.

 

School voor (voortgezet)

speciaal onderwijs

Een school voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs.

 

School voor voortgezet onderwijs

Een school of scholengemeenschap voor:

 

- voorbereidend wetenschappelijk onderwijs

- hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs

- voorbereidend beroepsonderwijs

- praktijkonderwijs.

 

Schouwen

De opname van de (bouwkundige) toestand van (een deel) van gebouw, een voorziening of aanvullende voorziening en/of een terrein.

 

Teldatum

De jaarlijkse datum van 1 oktober waarop scholen rapporteren aan de minister over de ingeschreven leerlingen.

 

Tijdvak

Periode waarvoor we een voorziening toekennen.

 

Toekenningscriteria

De omstandigheden waaronder een schoolbestuur in aanmerking komt voor een voorziening of een aanvullende voorziening.

 

U

Het bevoegd gezag van een school.

 

Verhuur

Het gebruik van een onderwijsgebouw door derden. Zij gebruiken het gebouw niet voor onderwijs.

 

Voorziening

Een zaak waarvoor u volgens deze verordening een vergoeding kunt krijgen.

 

Voorziening voor blijvend gebruik

Een voorziening in de huisvesting die minstens vijftien jaar of langer noodzakelijk is.

 

Voorziening voor tijdelijk gebruik

Een voorziening in de huisvesting die minder dan vijftien jaar noodzakelijk is.

 

Wij

De raad van de gemeente Ede.

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.2 Welke voorzieningen onderscheiden wij?

In deze verordening onderscheiden wij de volgende voorzieningen.

  • 1.

    Voorzieningen die bestemd zijn voor blijvend of tijdelijk gebruik. Waaruit bestaan deze voorzieningen?

    • a.

      Nieuwbouw voor een school die voor het eerst voor rijksvergoeding in aanmerking komt. Of nieuwbouw voor een school om een gebouw, waarin een school is gehuisvest, geheel of gedeeltelijk te vervangen. Al dan niet op dezelfde locatie.

    • b.

      Uitbreiding van een gebouw waarin een school is gehuisvest.

    • c.

      Een bestaand gebouw dat geheel of gedeeltelijk benut is voor de huisvesting van een school.

    • d.

      Het terrein voor zover dat nodig is om een voorziening te realiseren

    • e.

      Inrichting met een onderwijsleerpakket of met leer- en hulpmiddelen. Deze inrichting is nog niet eerder door het rijk of de gemeente betaald.

    • f.

      Een inrichting met meubilair. Deze inrichting is nog niet eerder door het rijk of de gemeente betaald.

    • g.

      Medegebruik van:

      • -

        een ruimte voor het onderwijs in een gebouw dat al bij een andere school in gebruik is;

      • -

        een ruimte voor bewegingsonderwijs;

      • -

        een bad voor watergewenning of bewegingstherapie.

  • 2.

    Aanpassingen aan gebouwen van een school voor primair onderwijs en een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs die bestaan uit één of meer activiteiten. Deze onderscheiden we in bijlage I onder 9 van de betreffende onderwijssoort.

  • 3.

    Onderhoud aan gebouwen van een school voor primair onderwijs en een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs. Dit onderhoud bestaat uit één of meer activiteiten zoals we onderscheiden in bijlage I onder 10. van de betreffende onderwijssoort.

  • 4.

    Herstel van een constructiefout waardoor een gebouw schade heeft. Deze schade is veroorzaakt door een eigen gebrek of eigen bederf. Hieronder vallen ook kosten om materiële schade te voorkomen. Het gaat daarbij om schade die zich nog niet heeft geuit. Deze schade vloeit onmiddellijk voort uit ontwerpfouten, uitvoeringsfouten of wanprestatie.

  • 5.

    Huur van een sportterrein. Dit terrein is niet uw eigendom. Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs gebruikt dit terrein voor het bewegingsonderwijs.

Voor de hieronder genoemde voorzieningen zijn hoofdstuk 2 tot en met 5 niet van toepassing.

  • 6.

    Klokuren bewegingsonderwijs (Hoofdstuk 6 ).

  • 7.

    Herstel van schade in bijzondere omstandigheden (Hoofdstuk 7).

Artikel 1.3 Hoe stelt het college de vergoeding vast?

  • 1.

    De hoogte van de vergoeding stelt het college vast op:

    • a.

      de genormeerde kosten voor de voorzieningen die betrekking hebben op bouw en eerste inrichting. Het gaat hierbij om de voorzieningen onder 1.2.1 a, b, e, en f.

    • b.

      de feitelijke kosten voor de overige voorzieningen.

    • c.

      het bedrag dat wij beschikbaar stellen voor vervangende nieuwbouw. Dit bedrag kan het college verminderen met een bepaald deel. Dat deel zijn de onderhoudskosten, die het bevoegd gezag volgens de wet moet betalen en door de vervangende nieuwbouw bespaart.

  • 2.

    Het college kan besluiten dat het bevoegd gezag het genormeerde bedrag voor de vergoeding van tijdelijke huisvesting mag gebruiken als investering in permanente huisvesting.

Artikel 1.4 Wat geldt voor het bekostigingsplafond en de verdelingsregels?

Het college stelt het bekostigingsplafond en de verdelingsregels vast voor de voorziening(en). Ook maakt zij bekend aan de schoolbesturen hoe hoog het bekostigingsplafond is en hoe het college het beschikbare bedrag verdeelt. Dit doet zij uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum.

Artikel 1.5 Wat geldt voor aanvullende voorzieningen?

  • 1.

    Het college kan de verordening tijdelijk aanvullen met een voorziening.

  • 2.

    Het college stelt de toekenningscriteria vast. Op basis van deze criteria heeft u wel of geen aanspraak op de aanvullende voorziening.

Artikel 1.6 Wat geldt in gevallen waarin de verordening niet voorziet?

Hebben we te maken met situaties waarin deze verordening niet voorziet? En heeft de situatie wel te maken met de uitvoering van deze verordening? Dan beslist het college.

Artikel 1.7 Wat geldt voor de indexering?

Het college stelt ieder jaar de normbedragen bij voor de vergoeding van voorzieningen. Het gaat om de normbedragen die we hanteren voor deze verordening. Dit doet het college op basis van de prijsindexen waarover de Vereniging Nederlandse Gemeenten jaarlijks adviseert.

HOOFDSTUK 2 OVER HET PROGRAMMA EN OVERZICHT

Artikel 2.1 Hoe stellen we het investeringsbedrag vast?

Wij stellen tenminste elke vier jaar het Integraal Huisvestingsplan vast. Vervolgens stelt het college het jaarlijkse programma vast.

Het Integraal Huisvestingsplan is onderdeel van het investeringsplan van de gemeentebegroting. Het gaat om het totaalbedrag dat beschikbaar is om de voorzieningen onderwijshuisvesting te bekostigen. Dit doen wij onder de voorwaarde dat bepaalde omstandigheden niet wijzigen. Het gaat om omstandigheden die van toepassing waren bij het vaststellen van het Integraal Huisvestingsplan.

Artikel 2.2 Waaruit bestaat het programma?

Het programma gaat over voorzieningen waarmee u kunt beginnen in het jaar dat volgt op de vaststelling. Wat neemt het college op in het programma?

  • -

    De aangevraagde voorzieningen die het college voor het betreffende jaar heeft opgenomen in het Integraal Huisvestingsplan.

  • -

    De aanvragen die het college niet heeft opgenomen in het vastgestelde Integraal Huisvestingsplan maar wel goedkeurt. Deze aanvragen moeten voldoen aan de criteria in deze verordening.

Artikel 2.3 Waaruit bestaat het overzicht?

Het overzicht bestaat uit de aangevraagde voorzieningen die het college weigert in het programma op te nemen.

Artikel 2.4 Hoe dient u een aanvraag in?

Is de voorziening opgenomen in het Integraal Huisvestingsplan?

  • 1.

    Gaat het om een voorziening die al is opgenomen in het Integraal Huisvestingsplan? Dan stuurt het college u een ingevuld aanvraagformulier. U controleert het aanvraagformulier op juistheid en volledigheid.

    U levert het aanvraagformulier voor 1 mei in, eventueel gecorrigeerd en ondertekend. 1 mei valt in het jaar waarin het programma wordt vastgesteld.

    Is de voorziening niet opgenomen in het Integraal Huisvestingsplan?

  • 2.

    Gaat het om een voorziening die niet is opgenomen in het Integraal Huisvestingsplan? Dan vraagt u het college voor 1 mei om een voorziening op te nemen in het programma. 1 mei valt in het jaar waarin het programma wordt vastgesteld. U vermeldt daarbij de volgende gegevens:

    • a.

      de naam en het adres van de aanvrager;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      de naam van de school waarvoor de voorziening is bestemd;

    • d.

      de voorziening die wordt aangevraagd;

    • e.

      het gebouw of de gewenste plaats waar u de voorziening wilt realiseren;

    • f.

      de geplande aanvangsdatum waarop u de voorziening uitvoert;

    • g.

      de reden waarom u vindt dat de aanvraag moet worden opgenomen in het Programma ;

    • h.

      een verwachting van het aantal leerlingen van de school die is gebaseerd op de gemeentelijke prognose, of;

    • i.

      een bouwkundig rapport. Vraagt u een voorziening aan voor het geheel of gedeeltelijk vervangen van een gebouw? Of voor onderhoud aan een gebouw van een school voor primair onderwijs of (voortgezet) speciaal onderwijs? Dan blijkt uit het bouwkundig rapport de noodzaak hiervoor. Dit geldt ook als het gaat om het herstel van een constructiefout.

       

      De punten 3 t/m 5 gelden voor alle aanvragen:

       

  • 3.

    Is de aanvraag niet volledig? Dan vraagt het college u om de ontbrekende gegevens te verstrekken. Om te voorkomen dat het college uw aanvraag niet behandelt doet u dit voor

    1 juni. Beslist het college uw aanvraag niet te behandelen? Dan informeert het college u voor 1 juli.

  • 4.

    U kunt de aanvraag toelichten. Dit kan op zowel uw verzoek als op verzoek van het college.

  • 5.

    U stuurt het college ieder jaar een afschrift van de opgave aan de minister. Op deze opgave leest het college het aantal leerlingen dat op de wettelijke teldatum op de school staat ingeschreven. Dit doet u voor 15 oktober.

Artikel 2.5 Welke aanvragen zijn ingediend?

Voor het BO3-overleg, geeft het college een opgave door van de aanvragen die zij in behandeling heeft genomen. Hierin staat het voornemen welke aanvragen zij honoreert en welke zij weigert. U ontvangt voor 1 september een uitnodiging voor het BO3-overleg. Het college geeft het volgende aan over de voorzieningen die zij in het programma heeft opgenomen:

  • a.

    het genormeerde bedrag dat het college voor de voorzieningen beschikbaar stelt;

  • b.

    of het geraamde bedrag dat gemoeid is met de uitvoering van de voorziening;

  • c.

    en de motivatie met eventueel bijkomende voorwaarden.

Artikel 2.6 Hoe overlegt het college over het programma?

  • 1.

    Het college stelt u in de gelegenheid uw zienswijze over het voorgenomen besluit naar voren te brengen. Het college overlegt hierover tijdens het BO3-overleg. Dit overleg vindt plaats voordat het college het programma en overzicht vaststelt.

  • 2.

    Het BO3-overleg vindt jaarlijks plaats voor 1 november.

  • 3.

    Neemt u niet deel aan het BO3-overleg? Dan kunt u uiterlijk 2 weken vóór de datum van het overleg uw zienswijze indienen bij het college. Dit doet u per brief. Het college stelt de deelnemers aan het overleg hiervan in kennis.

  • 4.

    Het college verzorgt een verslag van het BO3-overleg. Zij stuurt het verslag naar alle bevoegde gezagsorganen.

  • 5.

    Constateren u of het college in het BO3-overleg dat het voorgenomen besluit in strijd is met de vrijheid van richting en inrichting? Dan kunnen u of het college een advies vragen aan de Onderwijsraad.

Artikel 2.7 Hoe gaat het college om met het advies van de onderwijsraad?

  • 1.

    Het college vraagt de Onderwijsraad om advies. Zij geeft de Onderwijsraad alle stukken die nodig zijn om het verzoek te beoordelen. Hieronder valt ook het schriftelijke verslag van het BO3-overleg.

  • 2.

    Ontvangt het college het advies van de Onderwijsraad? Dan stuurt zij een kopie van het advies naar de bevoegde gezagsorganen. Dit doet het college binnen vijf dagen nadat zij het advies heeft ontvangen. Heeft het advies van de Onderwijsraad tot gevolg dat het college het voorgenomen besluit inhoudelijk bijstelt? Dan nodigt het college de bevoegde gezagsorganen uit voor een nader overleg. Het college organiseert dit overleg binnen twee weken, nadat het college het advies van de Onderwijsraad naar de bevoegde gezagsorganen heeft gestuurd. Het college maakt van dit overleg een aanvulling op het verslag van het BO3-overleg.

Artikel 2.8 Hoe maakt het college de besluiten bekend?

  • 1.

    Het college stelt het programma en het overzicht uiterlijk vast op 31 december.

    Dit is 31 december van het jaar vóór het jaar van de uitvoering.

  • 2.

    Heeft het college het programma en het overzicht vastgesteld? Dan ontvangen de aanvragers de beslissing van het college. Bij deze beslissing deelt het college ook mee:

    • a.

      de uiterste datum waarop u het definitieve bouwplan en de definitieve begroting moet indienen;

    • b.

      de criteria die het college toepast bij het beoordelen van het bouwplan en de kostenraming;

    • c.

      de manier van de aanbesteding. Daarbij gaan we uit van het gemeentelijke aanbestedingsbeleid.

    • d.

      de manier waarop het college de begroting beoordeelt;

    • e.

      dat de uitvoering van het besluit plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag.

Artikel 2.9 Wat geldt voor de uitvoering van het programma?

  • 1.

    Het college stelt vast na ontvangst van het definitieve bouwplan en de definitieve begroting of:

    • a.

      er geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn, waardoor het rechtvaardig is om het genomen besluit over de aanvraag te herzien, en

    • b.

      het bouwplan en de begroting aan de criteria voldoen, die van toepassing waren om de voorziening op te nemen in het programma.

    Dit stelt het college vast binnen acht weken nadat zij het bouwplan en de begroting heeft ontvangen.

  • 2.

    Het college stemt in met het bouwplan en de begroting als lid 1 van dit artikel van toepassing is. U krijgt dan hierover binnen twee weken bericht. Het college vermeldt daarbij de manier waarop zij de gelden voor de voorzieningen beschikbaar stelt. Dit doet zij:

    • -

      in termijnen, of

    • -

      na ontvangst van de nota.

    Het college betaalt op uw verzoek de gelden uit als een kopie van de bouwopdracht is ontvangen. Daarnaast vermeldt het college bij haar beslissing het feit dat u de besteding van de gelden verantwoordt. Dit doet u door een accountantsverklaring af te geven. Dit doet u binnen een termijn die het college vaststelt. Voor een bouwplan tot maximaal

    € 250.000,= kan het college een andere manier van verantwoording van de besteding van de gelden bepalen.

  • 3.

    Wat geldt voor uw aanspraak op het bekostigen van de voorziening?

    • a.

      Is een bouwvergunning vereist? Dan geeft u een bouwopdracht, binnen vier maanden nadat de bouwvergunning is verleend. Daarmee voorkomt u dat uw aanspraak op het bekostigen van de voorziening vervalt.

    • b.

      Is een bouwvergunning niet vereist? U sluit binnen 2 maanden na het besluit van het college een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst af.

    • c.

      Is er sprake van onderhoud? U heeft voor 1 oktober een opdracht verleend. U kunt uiterlijk voor 1 september uitstel aanvragen.

    • d.

      Overschrijdt u één van de termijnen? En is dit het gevolg van bijzondere omstandigheden die niet aan u zijn toe te rekenen? Dan stuurt u het college een brief met daarin een gemotiveerd verzoek om de termijn te verlengen. Dit doet u binnen drie maanden nadat u de beslissing van het college heeft ontvangen. Het college beoordeelt uw verzoek en beslist hierover binnen één maand.

  • 4.

    Het college kan besluiten zelf het besluit uit te voeren. Dit doet zij op uw verzoek.

Artikel 2.10 Toezien op de uitvoering

Is de voorziening uitgevoerd volgens de ingediende aanvraag ? Dan kan het college gebruikmaken van de mogelijkheid om de gerealiseerde voorziening te schouwen.

HOOFDSTUK 3 OVER AANVRAGEN MET SPOED

Artikel 3.1 Hoe dient u een aanvraag in?

  • 1.

    Heeft u een voorziening in de huisvesting nodig omdat anders het onderwijs niet kan doorgaan? Of is er sprake van niet acceptabele gevolgschade? Dan vraagt u hiervoor een vergoeding aan bij het college.

  • 2.

    In de aanvraag neemt u op:

    • a.

      de naam en het adres van de aanvrager;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      de naam van de school waarvoor de voorziening is bestemd;

    • d.

      de voorziening die u aanvraagt;

    • e.

      het gebouw of de gewenste plaats waar u de voorziening wilt realiseren;

    • f.

      de geplande aanvangsdatum waarop u de voorziening uitvoert.

    • g.

      een onderbouwing waarom de voorziening in de huisvesting noodzakelijk is.

    • h.

      een gespecificeerde, marktconforme, begroting van de kosten voor de voorziening.

    • i.

      waarom u deze voorziening niet kon aanvragen als onderdeel van het vastgestelde of nog vast te stellen programma.

  • 3.

    Is de aanvraag niet volledig? Dan ontvangt u van het college een brief binnen twee weken na de datum waarop u de aanvraag heeft ingediend. U heeft vervolgens de gelegenheid de ontbrekende gegevens alsnog in te dienen bij het college. Dit doet u binnen twee weken na ontvangst van de brief van het college.

  • 4.

    Het college beslist binnen twaalf weken nadat zij uw aanvraag heeft ontvangen. Of binnen twaalf weken nadat u aanvullende gegevens heeft verstrekt of had moeten verstrekken.

  • 5.

    Heeft het college een beslissing genomen? Dan krijgt u hiervan schriftelijk bericht. Dit ontvangt u binnen twee weken na de datum waarop het college een beslissing heeft genomen.

Artikel 3.2 Hoe beslist het college over de inhoud?

  • 1.

    Stelt het college vast dat de voorziening niet uitgesteld kan worden met het oog op de voortgang van het onderwijs? Dan wijst zij de aangevraagde voorziening toe. Zij hanteert daarbij de beoordelingscriteria volgens bijlage I. A. en de gemeentelijke prognose.

  • 2.

    De beslissing van het college kan ook over een gedeelte van de gewenste voorziening gaan. Of over een andere voorziening dan de voorziening die u aanvraagt.

  • 3.

    Wijst het college de aanvraag toe? Dan vermeldt het college het bedrag dat zij beschikbaar stelt voor de toegewezen voorziening.

Artikel 3.3 Hoe beslist het college over de uitvoering?

  • 1.

    Heeft het college het besluit naar de aanvrager gestuurd? Dan overlegt het college zo snel mogelijk met het bevoegd gezag over de manier van uitvoering. Het college gaat hierbij uit van het gestelde in artikel 2.9 van deze verordening.

  • 2.

    Wat geldt voor uw aanspraak op het bekostigen van de voorziening?

    • a.

      U verleent zo spoedig mogelijk een bouwopdracht of u sluit zo spoedig mogelijk een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst af. U stuurt hiervan een afschrift naar het college. Daarmee voorkomt u dat uw aanspraak op het bekostigen van de voorziening vervalt.

    • b.

      Is er sprake van bijzondere omstandigheden die niet aan u zijn toe te rekenen? Dan vervalt uw aanspraak op het bekostigen van de voorziening niet. U stuurt het college dan een brief met daarin een gemotiveerd verzoek om overleg over een passende oplossing. Het college beslist binnen drie weken nadat het verzoek is ontvangen.

HOOFDSTUK 4 OVER MEDEGEBRUIK EN VERHUUR

Wat geldt voor medegebruik voor onderwijs

Artikel 4.1 Welke omstandigheden gelden?

  • 1.

    Is er sprake van genormeerde leegstand in een deel van een gebouw of terrein bestemd voor het primair onderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs en voortgezet onderwijs? Dan kan het college de leegstand toewijzen of vorderen voor medegebruik. Dit kan aan de orde zijn als er een aanvraag is ingediend voor het bekostigen van een voorziening (vervangende) nieuwbouw en uitbreiding. Door medegebruik kan het college aan de aanvraag voldoen.

  • 2.

    Wanneer is er sprake van leegstand in een schoolgebouw?

    Er is een overschot aan vierkante meters bruto vloeroppervlakte. Dit blijkt uit de vergelijking van de ruimtebehoefte en de capaciteit van het gebouw. Hierbinnen zijn leegstaande onderwijsruimten beschikbaar. Dit is niet het geval als het bevoegd gezag aantoont dat er binnen het overschot aan vierkante meters bruto vloeroppervlakte geen leegstaande onderwijsruimten beschikbaar zijn. Dit toont zij aan op basis van het lesrooster of de lesroosters voor het lopende of eerstkomende schooljaar. De capaciteit van het gebouw stellen we vast op basis van bijlage III, deel A. De ruimtebehoefte berekenen we op basis van bijlage III, deel B.

  • 3.

    Wanneer is er sprake van leegstand in een ruimte voor bewegingsonderwijs?

    • a.

      In een gebouw voor het primair onderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs:

      Het bevoegd gezag gebruikt de ruimte minder dan zesentwintig klokuren in totaal per week.

    • b.

      In een gebouw voor een school voor voortgezet onderwijs:

      Het bevoegd gezag gebruikt het gebouw minder dan veertig klokuren. Behalve als u aantoont dat dit niet het geval is. Dit doet u op basis van de lesroosters voor het lopende of het eerstvolgende schooljaar.

    • c.

      Het gebruik blijkt uit de berekening op basis van bijlage III, deel B.

Artikel 4.2 Wat geldt voor het vorderen van ruimte?

  • 1.

    Is er leegstand in uw gebouw of gebouwen? En heeft u dit in gebruik gegeven aan een andere school of scholen die daar recht op hebben? En gebruiken zij deze ruimte voor onderwijs? Dan kan het college besluiten het gebouw niet te vorderen voor medegebruik. Dit geldt niet als de betreffende school ook een ruimte kan gebruiken binnen de huisvestingscapaciteit die voor haar beschikbaar is.

  • 2.

    Komt het bevoegd gezag in aanmerking voor aanvullende huisvesting? En vordert het college een groepsruimte voor medegebruik? Dan vordert zij de leegstand in het gebouw dat het dichtst ligt bij het gebouw van de school waarvoor zij de ruimte vordert.

  • 3.

    Het college kan na overleg met de betrokken bevoegde gezagsorganen anders besluiten.

Artikel 4.3 Hoe stelt het college u op de hoogte?

  • 1.

    Voordat het college een besluit neemt om leegstand in een lesgebouw te vorderen, overlegt zij hierover.

  • 2.

    Vordert het college ruimte? Dan stelt zij het bevoegd gezag, waarvan zij de ruimte vordert, hiervan op de hoogte. Dit doet zij per brief. Dit doet het college binnen twee weken nadat zij het besluit tot vorderen heeft genomen. In deze brief staat:

    • a.

      de naam van de school en het bevoegd gezag waarvoor het college de ruimte vordert;

    • b.

      het aantal groepen of aantal leerlingen waarvoor het college de ruimte vordert. Of het aantal klokuren dat het college vordert als het gaat om bewegingsonderwijs;

    • c.

      het gebouw waarop de vordering betrekking heeft;

    • d.

      het aantal en type ruimten dat het college vordert;

    • e.

      de ingangsdatum van het medegebruik;

    • f.

      de periode waarvoor het college vordert.

Artikel 4.4 Wat geldt voor de vergoeding voor medegebruik?

  • 1.

    De bevoegde gezagsorganen stellen in onderling overleg een exploitatievergoeding voor het medegebruik vast.

  • 2.

    Leidt dit overleg niet tot overeenstemming? Dan is de vergoeding gelijk aan het bedrag van de vergoeding dat het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vaststelt voor het bekostigen van de groepsafhankelijke kosten. Dit bedrag stelt het ministerie ieder jaar vast. Dit is opgenomen binnen de programma’s van eisen primair onderwijs. In bijzondere omstandigheden waardoor het bedrag vastgesteld door het ministerie niet toereikend is, kan het college een redelijke vergoeding voor medegebruik bepalen.

Wat geldt voor medegebruik voor culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden?

Artikel 4.5 Welke omstandigheden gelden?

Het college kan een ruimte vorderen als sprake is van leegstand van een voor onderwijs of bewegingsonderwijs bestemd gebouw.

Artikel 4.6 Hoe stelt het college u op de hoogte?

  • 1.

    Voordat het college ruimte vordert, overlegt zij met het bevoegd gezag.

  • 2.

    In dat overleg komt in ieder geval aan de orde:

    • a.

      voor welke activiteit of activiteiten zij ruimte vordert;

    • b.

      of die activiteit of activiteiten zich verdragen met de identiteit en het onderwijs van de school die in het gebouw gevestigd is;

    • c.

      of en zo ja welke maatregelen noodzakelijk zijn om te voorkomen dat het onderwijs van de school in het gebouw hinder ondervindt van het medegebruik;

    • d.

      wat naar de mening van het college en het bevoegd gezag een redelijke vergoeding voor het medegebruik is;

    • e.

      de datum waarop het medegebruik redelijkerwijs kan ingaan.

Wat geldt voor verhuur?

Artikel 4.7 Wanneer geeft het college toestemming voor verhuur?

  • 1.

    Voordat u een huurovereenkomst sluit, vraagt u toestemming aan het college voor de verhuur. Dit doet u per brief. Hierbij vermeldt u de naam en adresgegevens van de huurder en de bestemming van de ruimte die u verhuurt. Het college beslist binnen vier weken nadat zij een verzoek heeft ontvangen.

  • 2.

    Zij verleent geen toestemming als:

    • a

      de bestemming van de ruimte in strijd is met bepalingen uit de Wet op het primair onderwijs, Wet op de expertisecentra en Wet op het voortgezet onderwijs of regelgeving;

    • b

      de ruimte onmiddellijk nodig is voor een school.

  • 3.

    Het college kan bij de toestemming een huurtermijn opnemen. Hiermee voorkomt zij dat de verhuurde ruimte zo nodig niet voor onderwijs beschikbaar is.

  • 4.

    Het college geeft aan welke vergoeding het bevoegd gezag aan de gemeente betaalt.

  • 5.

    De huurovereenkomst kan pas ingaan als het college heeft ingestemd met het verzoek.

HOOFDSTUK 5 OVER HET EINDE VAN HET GEBRUIK VAN GEBOUWEN EN TERREINEN

Artikel 5.1 Wanneer en hoe beëindigt u het gebruik?

  • 1.

    Is een gebouw of terrein niet meer nodig voor het huisvesten van een school? Dan beëindigt u het gebruik van het gebouw of terrein. Dit doet u zo snel mogelijk. Het gaat om de volgende situaties:

    • -

      (een groot deel van) het gebouw en/of terrein zijn niet meer nodig;

    • -

      een deel van het gebouw krijgt een andere bestemming.

    • -

      (een deel van) het gebouw/terrein heeft niet langer de onderwijsbestemming

  • 2.

    U beëindigt het gebruik van het gebouw of terrein uiterlijk op de datum die de akte van beëindiging aangeeft. Het college en het bevoegd gezag hebben deze akte beiden ondertekend. Of u beëindigt het gebruik op de datum die Gedeputeerde Staten heeft vastgesteld. Gedeputeerde Staten stelt de datum vast bij een geschil over de totstandkoming van een gezamenlijke akte.

  • 3.

    Aan het einde van het gebruik geeft het college opdracht om een staat van onderhoud op te maken.

Artikel 5.2 Wat geldt voor de staat van onderhoud?

  • 4.

    Over de staat van onderhoud overlegt het college met het bevoegd gezag. Vindt het college dat sprake is van achterstallig onderhoud? Dan stelt zij in dat overleg vast welk deel van het onderhoud u alsnog uitvoert. Of welk bedrag u in plaats daarvan aan het college betaalt.

  • 5.

    Bereikt het college met u in dit overleg geen overeenstemming? Dan schakelt het college een onafhankelijke derde in voor een bindend advies. Dit doet het college op een nader te bepalen manier.

HOOFDSTUK 6 voorziening KLOKUREN BEWEGINGSONDERWIJS

Artikel 6.1 Om welke voorziening gaat het?

  • a.

    Het college stelt kosteloos een lokaal beschikbaar voor het geven van bewegingsonderwijs. Of zij geeft een vergoeding voor het gebruik van een lokaal voor bewegingsonderwijs.

  • b.

    Het college gaat bij de vaststelling van het rooster voor bewegingsonderwijs uit van een maximale loopafstand van 1000 meter hemelsbreed van de school tot aan het lokaal voor bewegingsonderwijs.

  • c.

    Stichting Sportservice Ede (SSE) stelt het rooster voor bewegingsonderwijs op. Het college stelt het rooster vast.

Artikel 6.2 Wanneer dient u een aanvraag in?

Wanneer dient u een aanvraag in voor het beschikbaar stellen van een lokaal voor bewegingsonderwijs?

  • a.

    Voor de scholen voor primair en (voortgezet) speciaal onderwijs: u hoeft geen aanvraag in te dienen.

  • b.

    Voor de school voor voortgezet onderwijs: u dient de aanvraag in uiterlijk 1 mei voorafgaand aan het schooljaar.

Artikel 6.3 Hoe lang kent het college de voorziening toe?

Het college kent de voorziening voor één schooljaar toe.

Artikel 6.4 Welke criteria gelden voor het vaststellen van een voorziening?

Het college berekent het aantal klokuren op basis van het aantal groepen basisformatie op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar. Het college hanteert daarbij de volgende uitgangspunten:

Voor het basisonderwijs geldt:

  • -

    voor groep 1 en 2: 2,25 klokuur per groep. Dit geldt alleen als er voor deze groepen geen speellokaal is binnen het eigen schoolgebouw. En als er ruimte beschikbaar is. De school betaalt dan wel een klokurenvergoeding.

  • -

    voor groep 3 tot en met 8: 1,5 klokuur per groep. Zie bijlage II B (tabel 9 splitsingstabel).

Voor het speciaal (basis)onderwijs en voortgezet (speciaal) onderwijs geldt:

  • -

    2,25 klokuur per groep met leerlingen van 6 jaar en ouder.

  • -

    Is er geen speellokaal aanwezig voor de groepen 1 en 2? Dan geldt ten hoogste 3,75 klokuur per groep met leerlingen jonger dan 6 jaar. De school betaalt dan wel een klokurenvergoeding.

Voor een school voor voortgezet onderwijs:

  • -

    berekent het college het aantal lesuren op basis van het aantal leerlingen dat is ingeschreven aan het begin van het schooljaar.

Artikel 6.5 Hoe kent het college de voorziening toe?

  • a.

    Het college kent de voorziening toe op basis van het aantal leerlingen. Op basis hiervan stelt het college de voorziening ook vast. Het gaat om het aantal leerlingen op 1 oktober van het jaar dat voorafgaat aan het schooljaar.

  • b.

    Gebruikt een school voor primair of (voortgezet) speciaal onderwijs een lokaal voor bewegingsonderwijs? En is het schoolbestuur hiervan juridisch eigenaar? Dan geeft het college een vergoeding.

  • c.

    De vergoeding bestaat uit een vast bedrag en een variabel bedrag. Het college stelt een variabel bedrag vast per uur en een vast bedrag per jaar. Deze bedragen zijn bestemd voor:

    • -

      het onderhoud volgens de bepaling van de onderwijswetten;

    • -

      de materiële instandhouding;

    • -

      vervanging en aanpassing van het onderwijsleerpakket en meubilair.

  • e.

    De hoogte van de vergoeding is afhankelijk van:

    • -

      het stichtingsjaar van de accommodatie voor bewegingsonderwijs;

    • -

      de oppervlakte van de oefenzaal;

    • -

      het aantal uren dat de zaal door het onderwijs gebruikt wordt.

Voor de hoogte van de vergoeding hanteert het college de onderstaande tabel. Jaarlijks indexeert het college de hoogte van de vergoeding met het indexcijfer dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten adviseert.

Stichtingsjaar

Vaste kosten (excl. verzekering en ozb)

Variabele kosten (per klokuur/ per jaar)

Tot 1987

< 90 m2

2.723,80

330,95

90-130 m2

3.495,08

418,79

130-170 m2

3.821,60

451,94

170-190 m2

3.647,02

494,48

190-230 m2

3.492,88

544,76

> 230 m2

3.953,11

609,40

Vanaf 1987

> 252 m2

 

3138,73

 

554,16

HOOFDSTUK 7 HERSTEL VAN SCHADE IN BIJZONDERE OMSTANDIGHEDEN

In dit hoofdstuk leest u over de voorziening ‘herstel van schade in bijzondere omstandigheden’ voor:

  • -

    scholen voor primair onderwijs;

  • -

    (voortgezet) speciaal onderwijs;

  • -

    voortgezet onderwijs

Er is een onderscheid in schade onder de €5.000 en boven de € 5.000.

 

Schades onder de € 5.000 per schadegeval wordt door het bevoegd gezag zelf afgehandeld. Het college geeft het bevoegd gezag hiervoor een vast bedrag per jaar. Bij overschrijding in enig jaar van twee keer het beschikbaar gestelde bedrag kunt u een extra vergoeding aanvragen. Voor schoolbesturen die een vast bedrag per jaar ontvangen dat hoger is dan € 10.000 geldt een lager plafond te weten het hoogste uitgekeerde totale schadebedrag in enig jaar in de periode 2004-2009. Het college beslist over de hoogte van deze vergoeding.

 

Schadevoorvallen met een verwacht schadebedrag boven de € 5.000 moeten wel bij het college gemeld worden in verband met de door de gemeente afgesloten verzekering. Nadat beoordeeld is of de schadeoorzaak onder de dekking van de polis valt en de hoogte ervan definitief is vastgesteld zal het college het door verzekeraar te vergoeden schadebedrag doorboeken naar het bevoegd gezag. Het eigen risico op de polis neemt de gemeente voor z’n rekening.

7.1 Wat is schade in het kader van deze verordening?

De financiële gevolgen van het herstel van schade door de volgende bijzondere omstandigheden:

  • -

    vandalisme;

  • -

    inbraak;

  • -

    diefstal;

  • -

    brand;

  • -

    storm;

  • -

    water;

  • -

    bliksem;

  • -

    inductie

7.2 Wat zijn de voorwaarden?

Om in aanmerking te komen voor deze voorziening hanteert het college een aantal voorwaarden. Deze voorwaarden hebben betrekking op :

  • -

    de verantwoordelijkheden van het bevoegd gezag;

  • -

    de verantwoordelijkheden van het college;

  • -

    waaraan het bevoegd gezag bij schade moet voldoen.

De vergoeding kan volledig of gedeeltelijk zijn.

7.3 Wat zijn de verantwoordelijkheden van het bevoegd gezag?

Als bevoegd gezag heeft u de volgende verantwoordelijkheden:

U treft maatregelen om inbraak, insluiping, diefstal en vernieling te voorkomen.

U beschikt over:

  • -

    een alarminstallatie met een geldig

  • -

    beveiligingscertificaat;

  • -

    een onderhoudscontract;

  • -

    een aansluiting op de meldkamer;

  • -

    U houdt de daarvoor benodigde logboeken bij.

U treft alle nodige maatregelen of noodvoorzieningen om vervolgschade te voorkomen.

Daarnaast handelt u volgens de procedure bij schadeafhandeling van schade boven de € 5.000,-.

7.4 Wat zijn de verantwoordelijkheden van het college?

  • a.

    Het college informeert u over de regels van de verzekeringsmaatschappij.

  • b.

    Het college stelt een vast bedrag per jaar beschikbaar aan het bevoegd gezag. Dit bedrag is gebaseerd op het gemiddelde van de uitgekeerde bedragen aan het betreffende schoolbestuur in de periode 2004-2009. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd.

  • c.

    Met dit bedrag onder b. handelt het bevoegd gezag schades onder de € 5.000 per schadegeval volledig zelfstandig af.

  • d.

    Er vindt geen afrekening achteraf plaats. Overschrijdingen zijn voor rekening van het bevoegd gezag met inachtneming van artikel 7.7. Onder-schrijdingen komen ten gunste van het bevoegd gezag.

7.5 Wat is de procedure bij schadeafhandeling bij schades boven de € 5.000,-?

  • a.

    Heeft u een schadegeval boven €.5.000? Dan meldt u dit altijd binnen twee schooldagen waarop er onderwijs plaatsvindt. Dit doet u telefonisch. U ontvangt vervolgens een schadeformulier, dat u volledig ingevuld retourneert .

    • -

      U doet altijd aangifte bij de politie als er sprake is van:

      - vandalisme

      - inbraak

      - diefstal

      - brand

      U geeft daarbij aan dat u graag geïnformeerd wilt worden over de voortgang van het onderzoek. U verstrekt een afschrift van het proces-verbaal aan het college. Dit doet u onmiddellijk na uw aangifte. U doet er alles aan om de schade en kosten op de eventuele dader te verhalen. Dit doet u door bijvoorbeeld gebruik te maken van de voeging in het strafproces als benadeelde partij.

  • b.

    Een vertegenwoordiger van de gemeente of van de verzekering kan de locatie bezoeken. Dit doet hij om de aard en omvang van de schade vast te stellen. Ook controleert hij of er is gehandeld in overeenstemming met de afspraken die u op het schadeformulier leest. Het college kan zich ook laten vertegenwoordigen door een extern adviseur.

  • c.

    U betaalt de nota's van het herstel van schade. Vervolgens dient u een declaratie in. Dit doet u bij het college. Dit doet u binnen zes maanden nadat u de schade telefonisch heeft gemeld.

  • d.

    Zijn de daders bekend? Dan informeert u direct het college per brief. U stelt de dader(s) aansprakelijk voor het herstel van de schade. U stelt de dader(s) ook aansprakelijk voor de financiële gevolgen van vermissing. Daarnaast eist u een schadevergoeding. Is de schade (deels) verhaalbaar op de dader? Dan stelt het college een gedeeltelijke schadevergoeding vast. Het college houdt rekening met de afschrijvingstermijnen volgens de itemlijst hieronder. Heeft u binnen twee weken nog geen schadevergoeding van de dader ontvangen? Dan sommeert u de dader.

  • e.

    Kunt u de schade niet geheel of gedeeltelijk verhalen? En toont u dit aan? Dan kunt u alsnog aanspraak maken op een vergoeding .

  • f.

    Heeft het college een vergoeding betaald en ontvangt u door een rechterlijke uitspraak een schadevergoeding? Dan betaalt u (een deel van) de vergoeding aan het college terug.

  • g.

    Krijgt u de ontvreemde goederen alsnog terug en heeft u al een vergoeding van het college ontvangen? Dan betaalt u de vergoeding aan het college terug. Heeft u inmiddels vervangende goederen aangeschaft? Dan geeft u de aangeschafte goederen aan het college.

7.6 Welke voorwaarden gelden voor vergoeding op grond van dit hoofdstuk?

Er is recht op vergoeding op grond van dit hoofdstuk als:

  • -

    er schade is aan goederen of zaken die voorkomen op de actuele gemeentelijke itemlijst (zie het overzicht hieronder),

  • -

    en u de voorziening(en) met overheidsmiddelen heeft gerealiseerd

  • -

    en waarvan u als bevoegd gezag juridisch eigenaar bent.

Er is géén recht op vergoeding op grond van dit hoofdstuk:

  • -

    voor schade die is veroorzaakt tijdens reguliere schooluren in de school;

  • -

    als er sprake is van normaal of uitgesteld onderhoud;

  • -

    als er sprake is van schuld of nalatigheid.

  • -

    als declaratie plaatsvindt na de zes maanden als genoemd in artikel 7.5 lid d.

7.7. Wat is de procedure, als schade in enig jaar twee keer zo groot is als het door het college beschikbaar gestelde bedrag?

  • a.

    Is het totaalbedrag aan schades in enig jaar hoger dan twee keer het door het college beschikbaar gestelde bedrag als omschreven in artikel 7.4.b.? Dan meldt u dit uiterlijk binnen 3 maanden na afloop van het betreffende jaar aan de gemeente. Het college vraagt u de bijzondere schades van het betreffende jaar te bewijzen. Dit kan door bijvoorbeeld foto’s en/of nota’s. De voorwaarden uit artikel 7.3 en 7.6 blijven op deze schades onverminderd van toepassing.

  • b.

    Het college vergoedt de schade, boven het tweemaal beschikbaar gestelde bedrag.

  • c.

    Voor schoolbesturen, waarvan het door het college beschikbaar gestelde bedrag als omschreven in artikel 7.4.b. meer bedraagt dan € 10.000 geldt een afwijkende regeling. In plaats van het dubbele van het bedrag als bedoeld in artikel 7.4.b. wordt voor deze schoolbesturen het hoogst uitgekeerde totale schadebedrag in enig jaar in de periode 2004-2009 als norm gehanteerd.

7.8. Evaluatie

De werkwijze in dit hoofdstuk is ingegaan op 1 januari 2011. Na twee jaar wordt de werkwijze geëvalueerd. In het tweede kwartaal 2013 worden schoolbesturen en gemeenteraad geïnformeerd over deze evaluatie. Als de evaluatie daar aanleiding toe geeft, dan worden wijzigingsvoorstellen aangeboden.

Itemlijst : wat komt voor vergoeding in aanmerking en de afschrijvingstermijnen?

Categorie

Omschrijving

Afschrijvingstermijn (jaren )

Meubilair

- Kasten

- Leerlingenset 4/5-jarigen

- Leerlingenset 6/12-jarigen

- Bureau + (arbo)stoel docent

- Meegroeisets

- Bordstelling

- Werkwand

- Zand-/watertafel

- Boekenhoek/leestafel/boekenpresentator

 

 

 

 

 

20

OLP, leer- en hulpmiddelen

- Leermethodes en andere eerste inrichtingsartikelen

8

Gemeenschapsruimten

Mediatheek

Handvaardigheid

Algemeen

- Groepstafel

- Boekenberging

- Stoelen

- Vakwerktafels

- Kasten

- Tabourets

- Tafels

- Stoelen

- Bordstelling

 

 

 

 

20

Speellokaal

- Klim/Klautertoestel

- Glijgoot/glijplank/wipplank

- Kleuterbanken 300 cm

- Kleuterbanken 220 cm

- Springkast

- Zwiepplank met bok

- Matten en opbergmogelijkheden

 

 

 

20

Nevenruimten

Directeur

 

 

Team

 

 

Arts/RT/IB

- Bureau + stoel

- Archiefkast

- Zitje

- Vergadertafel

- Stoelen

- Kast

- Tafel

- Stoel

- Kast

 

 

 

 

20

Algemeen

- Leidsterpoppenkast

- Mediakar

- Tafel (voor diaprojector)

 

20

ICT-apparatuur

- Computer + beeldscherm + toebehoren

- Laptop

- Scanner

- Digitale camera

- Overige randapparaten

- Kopieerapparaat

 

 

 

5

Audio-apparatuur

- Televisie

- Videorecorder

- DVD + toebehoren

- Cd-speler met toebehoren

- Hoofdtelefoon

 

 

8

Buiteninrichting

- Speeltoestellen

- Zitbanken

- Prullenbakken

- Brievenbus

 

15

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1.1 Wat betekenen de gebruikte begrippen?

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.2 Welke voorzieningen onderscheiden wij?

Artikel 1.3 Hoe stelt het college de vergoeding vast?

Artikel 1.4 Wat geldt voor het bekostigingsplafond en de verdelingsregels?

Artikel 1.5 Wat geldt voor aanvullende voorzieningen?

Artikel 1.6 Wat geldt in gevallen waarin de verordening niet voorziet?

Artikel 1.7 Wat geldt voor de indexering?

HOOFDSTUK 2 OVER HET PROGRAMMA EN OVERZICHT

Artikel 2.1 Hoe stellen we het investeringsbedrag vast?

Artikel 2.2 Waaruit bestaat het programma?

Artikel 2.3 Waaruit bestaat het overzicht?

Artikel 2.4 Hoe dient u een aanvraag in?

Artikel 2.5 Welke aanvragen zijn ingediend?

Artikel 2.6 Hoe overlegt het college over het programma?

Artikel 2.7 Hoe gaat het college om met het advies van de onderwijsraad?

Artikel 2.8 Hoe maakt het college de besluiten bekend?

Artikel 2.9 Wat geldt voor de uitvoering van het programma?

Artikel 2.10 Toezien op de uitvoering

HOOFDSTUK 3 OVER AANVRAGEN MET SPOED

Artikel 3.1 Hoe dient u een aanvraag in?

Artikel 3.2 Hoe beslist het college over de inhoud?

Artikel 3.3 Hoe beslist het college over de uitvoering?

HOOFDSTUK 4 OVER MEDEGEBRUIK EN VERHUUR

Wat geldt voor medegebruik voor onderwijs

Artikel 4.1 Welke omstandigheden gelden?

Artikel 4.2 Wat geldt voor het vorderen van ruimte?

Artikel 4.3 Hoe stelt het college u op de hoogte?

Artikel 4.4 Wat geldt voor de vergoeding voor medegebruik?

Wat geldt voor medegebruik voor culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden?

Artikel 4.5 Welke omstandigheden gelden?

Artikel 4.6 Hoe stelt het college u op de hoogte?

Wat geldt voor verhuur?

Artikel 4.7 Wanneer geeft het college toestemming voor verhuur?

HOOFDSTUK 5 OVER HET EINDE VAN HET GEBRUIK VAN GEBOUWEN EN TERREINEN

Artikel 5.1 Wanneer en hoe beëindigt u het gebruik?

Artikel 5.2 Wat geldt voor de staat van onderhoud?

HOOFDSTUK 6 voorziening KLOKUREN BEWEGINGSONDERWIJS

Artikel 6.1 Om welke voorziening gaat het?

Artikel 6.2 Wanneer dient u een aanvraag in?

Artikel 6.3 Hoe lang kent het college de voorziening toe?

Artikel 6.4 Welke criteria gelden voor het vaststellen van een voorziening?

Artikel 6.5 Hoe kent het college de voorziening toe?

HOOFDSTUK 7 HERSTEL VAN SCHADE IN BIJZONDERE OMSTANDIGHEDEN

 

7.1 Wat is schade in het kader van deze verordening?

7.2 Wat zijn de voorwaarden?

7.3 Wat zijn de verantwoordelijkheden van het bevoegd gezag?

7.4 Wat zijn de verantwoordelijkheden van het college?

7.5 Wat is de procedure bij schadeafhandeling bij schades boven de € 5.000,-?

7.6 Welke voorwaarden gelden voor vergoeding op grond van dit hoofdstuk?

7.7. Wat is de procedure, als schade in enig jaar twee keer zo groot is als het door het college beschikbaar gestelde bedrag?

7.8. Evaluatie