Organisatie | Stein |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit Nadere Regelen Wet Maatschappelijke Ondersteuning |
Citeertitel | Besluit Nadere Regelen Wet Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Stein 2012. |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet maatschappelijke ondersteuning en de Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Stein.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 01-01-2013 | Onbekend | 08-11-2011 De Schakel, 8-2-2012 | Onbekend |
Het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Stein;
gelezen het daartoe strekkende voorstel behandeld in haar vergadering van 8 november 2011;
gelet op het bepaalde in de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Stein.
vast te stellen: “het Besluit Nadere Regelen Wet Maatschappelijke Ondersteuning, gemeente Stein 2012”.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen 4
Hoofdstuk 2 Bijzondere regels over het verstrekken in natura en als PGB 4
Artikel 2 Regels rond verstrekkingen 4
Artikel 3 Toepasselijke voorwaarden bij verstrekking 5
Hoofdstuk 3 Eigen bijdragen en eigen aandeel 5
Artikel 4 Opleggen eigen bijdrage en eigen aandeel 5
Artikel 5 Omvang eigen bijdrage en eigen aandeel 5
Hoofdstuk 4 Verstrekking als Persoonsgebonden budget 5
Artikel 6 Voorwaarden en bepalingen verbonden aan een persoonsgebonden budget 5
Artikel 7 Vaststelling en uitbetaling PGB hulp bij het huishouden 6
Artikel 8 Vaststelling en uitbetaling PGB vervoers- en woonvoorzieningen 6
Artikel 9 Soorten individuele woonvoorzieningen 6
Artikel 10 Het primaat van de verhuizing en uitraasruimte 7
Artikel 11 Primaat van de losse woonunit 7
Artikel 13 Hoofdverblijf en bezoekbaar maken woning 7
Artikel 14 Weigeringsgronden 8
Artikel 15 Terugbetaling bij verkoop 8
Artikel 16 Kostensoorten woningaanpassingen 8
Artikel 17 Hoogte van de financiële tegemoetkoming 9
Artikel 18 Gereedmelding, vaststelling en uitbetaling financiële tegemoetkoming woningaanpassing 9
Artikel 19 Het verwerven van grond 9
Artikel 20 Financiering van niet door het college gefinancierde deel van de kosten 10
Artikel 21 Kosten in verband met keuring, reparatie en onderhoud 10
Artikel 22 Kosten in verband met tijdelijke huisvesting 10
Hoofdstuk 6 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel 11
Artikel 24 Vormen van vervoersvoorzieningen 11
Artikel 25 Primaat algemene voorzieningen/Collectief vraagafhankelijk vervoer 11
Artikel 26 Het primaat van het collectief vraagafhankelijk vervoer 11
Artikel 27 Omvang in gebied en in kilometers 11
Artikel 28 Hoogte van de financiële tegemoetkoming 11
Hoofdstuk 7 Verplaatsen in en rond de woning per vervoermiddel 11
Artikel 29 Vormen van rolstoelvoorzieningen 12
Artikel 30 Incidenteel of dagelijks rolstoelgebruik en sportrolstoel 12
Artikel 31 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners 12
Hoofdstuk 8 Advisering en samenhangende afstemming 12
Artikel 32 Samenhangende afstemming 12
Hoofdstuk 2 Bijzondere regels over het verstrekken in natura en als persoonsgebonden budget
Artikel 2 Regels rond verstrekkingen
Verstrekking van een voorziening, zowel als voorziening in natura dan wel als persoonsgebonden budget, is niet mogelijk indien een voorziening als algemeen gebruikelijk is aan te merken. De onderstaande voorzieningen worden in ieder geval door het college vastgesteld als algemeen gebruikelijke voorzieningen:
Accesoires die niet noodzakelijk zijn ter compensatie van de beperkingen van de ondersteunings-behoevende, maar wel als nuttige accessoires aangeboden worden:
Hulp bij het huishouden: Als een cliënt 9 maanden van een jaar particuliere hulp heeft en op het moment van de aanvraag, nog steeds hulp heeft, die activiteiten overneemt waarmee de cliënt bij het voeren van het huishouden problemen ondervindt, dan wordt de particuliere hulp als algemeen gebruikelijk beschouwd voor de overgenomen activiteiten.
Een voorziening die uitsluitend in natura kan worden verstrekt is het collectief vraagafhankelijk vervoer.
Artikel 3. Toepasselijke voorwaarden bij verstrekking
Indien een voorziening in natura wordt verstrekt zijn, bij een verstrekking in bruikleen, de bruikleenvoorwaarden zoals genoemd in de beschikking van toepassing. Indien een voorziening wordt gehuurd van de leverancier of een zorgaanbieder wordt ingeschakeld om hulp in de vorm van hulp bij het huishouden te leveren, is de huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst tussen de (zorg)leverancier en de aanvrager van toepassing.
Hoofdstuk 3 Eigen bijdragen en eigen aandeel
Artikel 4 opleggen eigen bijdragen en eigen aandeel
De te betalen eigen bijdrage of eigen aandeel zal worden vastgesteld en geïnd door het Centraal Administratie Kantoor [CAK] zoals is bepaald in het Bijdragebesluit Zorg in artikel 16a lid 4 onder b. conform artikel 4 lid 1 onder 3 van de Algemene Maatregel van Bestuur [gepubliceerd Staatsblad 450 van 2 oktober 2006].
Artikel 5 Omvang eigen bijdragen en eigen aandeel
De bedragen en het percentage die gelden voor een eigen bijdrage of eigen aandeel zijn gelijk aan de bedragen
zoals opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning, Stb 2006 nr. 450, artikel 4.1, lid 1, zoals
jaarlijks aangepast door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Hoofdstuk 4 Verstrekking als persoonsgebonden budget
Artikel 6. Voorwaarden en bepalingen verbonden aan een persoonsgebonden budget
de omvang van het persoonsgebonden budget wordt, met uitzondering van het persoonsgebonden budget voor vergoeding van een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5 lid 2 van de Wet op de loonbelasting 1964, afgeleid van de tegenwaarde van de in de betreffende situatie te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor bijkomende kosten.
Artikel 7 Vaststelling en uitbetaling PGB hulp bij het huishouden
3.Het persooonsgebonden budget kan bestaan uit: a. een persooonsgebonden budget b. een financiële tegemoetkoming voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.
4.De bedragen voor een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden bedragen: a. voor hulp bij het huishouden door een niet daartoe opgeleid persoon die niet werkzaam is voor een instelling of als ZZP-er: € 13,61 per uur
b.voor hulp bij het huishouden door een daartoe opgeleid persoon werkzaam voor een instelling of als ZZP-er: € 16,76 per uur (alleen van toepassing op bestaande klanten)
c.voor hulp bij het huishouden plus, waarvoor bijzondere deskundigheden zijn vereist, door een persoon die daarvoor in het bijzonder is opgeleid, werkzaam voor een instelling of als ZZP-er: € 20,94 per uur.
5.Voor alle bestaande klanten zullen de tarieven zoals genoemd in artikel 4 op 1 april 2012 in werking treden.
6.Het PGB voor de hulp bij het huishouden wordt na toekenning op basis van 4-wekelijkse bevoorschotting uitgekeerd.
Artikel 8. Vaststelling en uitbetaling PGB vervoers- en woonvoorzieningen
Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen en hulpmiddelen bij wonen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de nieuwprijs van de goedkoopst-adequate voorziening, verhoogd met een bedrag voor onderhoud/reparatie en verzekering dat is gebaseerd op het gemiddelde bedrag voor onderhoud/reparatie en verzekering over 5 jaar.
Hoofdstuk 5 Wonen in een geschikt huis
Artikel 9 Soorten individuele woonvoorzieningen.
De in hoofdstuk 5, artikel 10 van de verordening genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:
Artikel 10 Het primaat van de verhuizing en de uitraasruimte.
van dit besluit blijft in ieder geval buiten toepassing indien:
Artikel 11 Primaat van de losse woonunit
Indien een bouwkundige woonvoorziening dient te bestaan uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning, zal het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan en dit de goedkoopst-adequate oplossing is.
De bepalingen van hoofdstuk 5, artikel 10 van de verordening zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan AWBZ-instelling, hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur en specifiek op personen met beperkingen en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.
De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:
de aanvrager verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg, of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden.
Artikel 15 Terugbetaling bij verkoop
De woningeigenaar die een voorziening genoemd in artikel 9 onder b heeft ontvangen van meer dan € 25.000,- en die binnen een periode van 10 jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden de gemeente een deel van de voorziening terug te betalen. 2. De hoogte van het terug te betalen bedrag als bedoeld in lid 1 is gelijk aan het bedrag van de voorziening van aftrek van € 25.000,-, verminderd met 10 procent per jaar. 3. Lid 1 is niet van toepassing indien de woning wordt verkocht aan de aanvrager ten behoeve van wie de voorziening is verleend of een andere aanvrager aan wie op grond van deze verordening een vergelijkbare voorziening zou zijn toegekend.
Artikel 16 Kostensoorten woningaanpassingen
Bij het vaststellen van de financiële tegemoetkoming in de kosten van een woningaanpassing wordt rekening gehouden met de volgende kostensoorten:
1 De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening. Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen dan vervalt de post loonkosten en komen alleen de materiaalkosten voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking.
2 De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991. Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen dan vervalt de post loonkosten en komen alleen de materiaalkosten voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking.
3 Het architectenhonorarium tot ten hoogste 10 procent van de aanneemsom. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen.
4 De kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2 procent van de aanneemsom. In afwijking van het vorige geldt voor woningbouwverenigingen de afspraken die gemaakt zijn in de daartoe vastgestelde overeenkomst tussen de gemeente en de woningcorporaties.
5 De leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening.
6 De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting.
7 Renteverlies en/of rentekosten, in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen.
8 De prijs van bouwrijpe grond indien noodzakelijk als niet binnen het oorspronkelijke kavel gebouwd kan worden, gemaximeerd op hetgeen gesteld is in artikel 23 van de verordening.
9 De door het college (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn.
10 De kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing.
11 De kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening.
12 De aantoonbare administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de aanvrager tot 10 procent van de aanneemsom met een maximum van € 340,34. In afwijking van het vorige gelden voor sociale huurwoningen de afspraken die gemaakt zijn in de daartoe vastgestelde overeenkomst tussen de gemeente en de woningcorporaties.
Artikel 18 Gereedmelding, vaststelling en uitbetaling financiële tegemoetkoming woningaanpassing
1 Terstond na voltooiing van de werkzaamheden in het kader van een voorziening als bedoeld in artikel 8 onder b en d maar uiterlijk binnen 15 maanden na het verlenen van de financiële tegemoetkoming, verklaart de woningeigenaar aan B&W dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.
2 De gereedmelding als bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder de financiële tegemoetkoming is verleend.
Degene aan wie de financiële tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in het eerste lid wordt uitbetaald, dient gedurende een periode van vijf jaar alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar te houden.
Artikel 19 Het verwerven van grond
Voor zover het treffen van voorzieningen, als bedoeld in artikel 9 onder b betreft het uitbreiden van een bestaande woning, dan wel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning dan zonder de voorzieningen nodig zou zijn, kunnen B&W een financiële tegemoetkoming verlenen voor de extra te verwerven grond tot het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning.
3. Het aantal m2 verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor financiële tegemoetkoming in aanmerking komt is 20m2.
Artikel 20 Financiering van niet door het college gefinancierde deel van de kosten
B&W verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in artikel 9 onder b en c indien in de financiering van het niet door het college gefinancierde deel van de voorziening is voorzien.
Artikel 21 Kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie
1 B&W verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie indien:
a de woonvoorziening in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, de Wet voorzieningen gehandicapten dan wel de Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten of de Beschikking Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten is verleend, en
b de aanvrager ten tijde van het onderhoud, de keuring of reparatie de woonruimte als hoofdverblijf bewoont en de kosten betrekking hebben op een woonvoorziening als bedoeld in artikel 9.
Artikel 22 Kosten in verband met tijdelijke huisvesting
1 B&W kunnen een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting verlenen die door de aanvrager moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van:
b de door de aanvrager nog te betrekken woonruimte.
2De financiële tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid wordt uitsluitend verleend voor de periode dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de aanvrager als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan.
3 B&W verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als bedoeld in het eerste lid indien de aanvrager redelijkerwijs niet kan voorkomen dat hij dubbele woonlasten heeft.
4 De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 eerste lid onder a van de Wet huurtoeslag
5 De maximale duur gedurende welke de financiële tegemoetkoming kan worden verstrekt, bedraagt zes maanden.
Hoofdstuk 6 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 24 Vormen van vervoersvoorzieningen
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
Artikel 25 Primaat algemene voorzieningen/collectief vraagafhankelijk vervoer
Artikel 26 Het primaat van het collectief vraagafhankelijk vervoer
Artikel 27 Omvang in gebied en in kilometers
Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.
Hoofdstuk 7 Verplaatsen in en rond de woning per vervoermiddel
Artikel 29 Vormen van rolstoelvoorzieningen
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning dan wel voor sportbeoefening te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
Artikel 30 Incidenteel of dagelijks rolstoelgebruik
Een ondersteuningsbehoevende kan voor de in artikel 29, onder a en b vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.
Artikel 31 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners
In uitzondering op het gestelde in artikel 30 komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoelvoorziening in aanmerking indien hij geen recht heeft op een vergelijkbare voorziening, welke kan worden verstrekt op grond van de AWBZ.
Hoofdstuk 8 Advisering en samenhangende afstemming
Artikel 32 Samenhangende afstemming
Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 21 van de Verordening indien van toepassing aandacht besteed aan:
Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.