Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Haaksbergen

Bouwverordening (1.5b)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHaaksbergen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBouwverordening (1.5b)
CiteertitelBouwverordening
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening treedt in werking op het moment dat het Bouwbesluit 2012 in werking treedt

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Woningwet, art. 8
  2. Woningwet, art. 11
  3. Gemeentewet
  4. Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-04-201216-05-2014nieuwe regeling (tevens intrekking)

22-02-2012

Rond Haaksbergen, 01-03-2012

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Bouwverordening (1.5b)

 

 

Onderwerp: Bouwverordening

 

 

Samenvatting

Deze verordening bevat voorschriften over – onder andere – het tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem, gebruik van bouwwerken en adviseren over welstand

 

De gemeenteraad van Haaksbergen;

voorstel van het college van: 24 januari 2012

wettelijke basis: bepalingen van Woningwet (artikelen 8 en 11), de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht

 

besluit:

vast te stellen de

 

Bouwverordening

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

 

 

Artikel 1.1 begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

Bevoegd gezag: bestuursorgaan, als bedoeld in de Woningwet, artikel 1, eerste lid, onderdeel e, dan wel, bij het ontbreken van een bestuursorgaan als bedoeld in dit artikellid, burgemeester en wethouders;

bouwbesluit : de algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 van de Woningwet;

bouwtoezicht: degene die ingevolge artikel 92, tweede lid, van de Woningwet in samenhang met artikel 5.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht belast is met het bouw- en woningtoezicht;

bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

gebruiksoppervlakte: de gebruiksoppervlakte als bedoeld in het Bouwbesluit;

hoogte van de weg: de hoogte van de weg zoals die door of namens burgemeester en wethouders is vastgesteld;

NEN: een door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut uitgegeven norm;

NVN: een door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut uitgegeven voornorm;

Omgevingsvergunning voor het bouwen: vergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

straatpeil: voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

weg: alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

In deze verordening wordt mede verstaan onder:

bouwwerk: een gedeelte van een bouwwerk;

gebouw: een gedeelte van een gebouw.

 

 

Artikel 1.2 Termijnen

(vervallen)

 

 

Artikel 1.3 Indeling van het gebied van de gemeente

Voor de toepassing van deze verordening geldt als indeling van de gemeente:

het gebied binnen de bebouwde kom;

het gebied buiten de bebouwde kom.

Als gebied binnen de bebouwde kom geldt het gebied, dat op de bij deze verordening behorende kaart als zodanig is aangegeven.

 

 

Hoofdstuk 2 De aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen

 

 

Paragraaf 1 Gegevens en bescheiden

 

Artikel 2.1.1 Aanvraag bouwvergunning

(vervallen)

 

 

Artikel 2.1.2 In de aanvraag op te nemen gegevens

(vervallen)

 

 

Artikel 2.1.3 Aanvraag bouwvergunning

(vervallen)

 

 

Artikel 2.1.4 Gegevens met betrekking tot het coördineren van vergunningaanvragen

(vervallen)

 

 

Artikel 2.1.5 Bodemonderzoek

  • 1.

    Het onderzoek betreffende de bodemgesteldheid als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de Woningwet bestaat uit:

    • a.

      de resultaten van een recent milieuhygiënisch bodemonderzoek verricht volgens NEN 5740, uitgave 2009, in overeenstemming met het onderzoeksprotocol dat volgt uit figuur 1;

    • b.

      (vervallen);

    • c.

      Indien op basis van het vooronderzoek aanleiding bestaat te veronderstellen dat asbest, daaronder mede begrepen asbestvezels, -deeltjes of –stof, in de bodem aanwezig is, vindt het onderzoek mede plaats op de wijze als voorzien in NEN 5707, uitgave 2003.

  • 2.

    De plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht geldt niet indien het bouwen betrekking heeft op een bouwwerk dat naar aard en omvang gelijk is aan een bouwwerk als genoemd in het Besluit omgevingsrecht, artikelen 2 en 3 van bijlage II. Deze verwijzing geldt niet voor de hoogtebepalingen in het Besluit omgevingsrecht, artikelen 2 en 3 van bijlage II.

  • 3.

    Het bevoegd gezag staat een geheel of gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport bedoeld in artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht toe, indien voor toepassing van artikel 2.4.1 bij het bevoegd gezag reeds bruikbare recente onderzoeksresultaten beschikbaar zijn.

  • 4.

    Het bevoegd gezag kan een gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.5, onder d, van de Regeling omgevingsrecht toestaan voor een bouwwerk met een beperkte instandhoudingstermijn, als bedoeld in artikel 2.23 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 5.16 van het Besluit omgevingsrecht, indien uit het in NEN 5725, uitgave 2009, bedoelde vooronderzoek naar het historisch gebruik en naar de bodemgesteldheid blijkt, dat de locatie onverdacht is dan wel de gerezen verdenkingen een volledig veldonderzoek volgens NEN 5740, uitgave 2009 niet rechtvaardigen.

  • 5.

    Indien het bouwen pas kan plaatsvinden nadat de aanwezige bouwwerken zijn gesloopt, dient het bodemonderzoek plaats te vinden nadat is gesloopt en voordat met de bouw wordt begonnen.

 

 

Artikel 2.1.6 Overige gegevens en bescheiden behorende bij de aanvraag om bouwvergunning

(vervallen)

 

 

Artikel 2.1.7 Bouwregistratie

(vervallen)

 

 

Artikel 2.1.8 Bijzondere bepalingen omtrent de aanvraag om bouwvergunning woonwagens en standplaatsen

(vervallen)

 

 

Paragraaf 2 Behandeling van de aanvraag om bouwvergunning

 

 

Artikel 2.2.1 Ontvangst van de aanvraag

(vervallen)

 

 

Artikel 2.2.2 Samenloop met vrijstelling ruimtelijke ordening

(vervallen)

 

 

Artikel 2.2.3 Bekendmaking van termijnen

(vervallen)

 

 

Artikel 2.2.4 In behandeling nemen en fasering bouwvergunningverlening

(vervallen)

 

 

Artikel 2.2.5 In behandeling nemen en bodemonderzoek

(vervallen)

 

 

Artikel 2.2.6 Kennisgeving van rechtswege verleende bouwvergunning

(vervallen).

 

 

Paragraaf 3 Welstandstoetsing

 

 

Artikel 2.3.1 Welstandscriteria

(vervallen)

 

 

Paragraaf 4 Het tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem

 

 

Artikel 2.4.1 Verbod tot bouwen op verontreinigde bodem

Op een bodem die zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers, mag niet worden gebouwd voorzover dat bouwen betrekking heeft op een bouwwerk:

  • a.

    waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen zullen verblijven;

  • b.

    voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist; en dat de grond raakt, of

  • c.

    waarvan het bestaande, niet-wederrechtelijke gebruik niet wordt gehandhaafd.

 

 

Artikel 2.4.2 O mgevingsvergunning voor het bouwen

In afwijking van het bepaalde in artikel 2.4.1 en onverminderd het bepaalde in artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht, kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen, in het geval het bevoegd gezag op grond van het in de Regeling omgevingsrecht bedoelde onderzoeksrapport en/of andere bij het bevoegd gezag bekende onderzoeksresultaten dan wel op grond van het overeenkomstig het tweede lid van artikel 39 van de Wet bodembescherming goedgekeurde saneringsplan bedoeld in artikel 39, eerste lid, van die Wet van oordeel is, dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel maar door het stellen van voorwaarden alsnog geschikt kan worden gemaakt.

 

 

Paragraaf 5 Voorschriften van stedenbouwkundige aard en bereikbaarheidseisen.

 

 

Artikel 2.5.1 Richtlijnen voor de verlening van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen

(vervallen)

 

 

Artikel 2.5.2 Anti-cumulatiebepaling

(vervallen)

 

 

Artikel 2.5.3 Bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer.

Brandblusvoorzieningen

(vervallen)

 

 

Artikel 2.5.3.A Brandweeringang

(vervallen).

 

 

Artikel 2.5.4 Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten

(vervallen)

 

 

Artikel 2.5.5 Ligging van de voorgevelrooilijn

(vervallen)

 

 

Artikel 2.5.6 Verbod tot bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn

(vervallen)

 

 

Artikel 2.5.7 Toegelaten overschrijding van de voorgevelrooilijn

(vervallen)

 

 

Artikel 2.5.8 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de voorgevelrooilijn

(vervallen)

 

 

Artikel 2.5.9 Bouwen op de weg

(vervallen)

 

 

Artikel 2.5.10 Plaatsing van de voorgevel ten opzichte van de voorgevelrooilijn. Afschuining van straathoeken

(vervallen)

 

 

Artikel 2.5.11 Ligging achtergevelrooilijn

(vervallen)

 

 

Artikel 2.5.12 Verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn

(vervallen)

 

 

Artikel 2.5.13 Toegelaten overschrijding van de achtergevelrooilijn

(vervallen)

 

 

Artikel 2.5.14 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de achtergevelrooilijn

(vervallen)

 

 

Artikel 2.5.15 Erf bij woningen en woongebouwen

(vervallen)

 

 

Artikel 2.5.16 Erf bij overige gebouwen

(vervallen)

 

 

Artikel 2.5.17 Ruimte tussen bouwwerken

(vervallen)

 

 

Artikel 2.5.18 Erf- en terreinafscheidingen

(vervallen)

 

 

Artikel 2.5.19 Bouwen nabij bovengrondse hoogspanningslijnen en ondergrondse hoofdtransportleidingen

  • 1.

    Binnen een strook van 6 meter ter weerszijden van voor stroomgeleiding bestemde draden van bovengrondse hoogspanningslijnen mogen zich geen delen bevinden van andere bouwwerken, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist dan die welke deel uitmaken van de hoogspanningslijn. Bij het bepalen van deze afstand moet rekening worden gehouden met het uitzwaaien van de draden ten gevolge van de wind. Onder hoogspanningslijn wordt in dit artikel verstaan een lijn met een nominale elektrische spanning van 1.000 volt of meer.

  • 2.

    Binnen een strook van 6 meter ter weerszijden van een ondergrondse hoofdtransportleiding mogen geen bouwwerken, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist worden gebouwd.

  • 3.

    Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van:

    • a.

      het bepaalde in het eerste lid voor wat betreft de afstand van 6 meter, indien de elektrische spanning van de hoogspanningslijn daarvoor geen bezwaar oplevert;

    • b.

      het bepaalde in het tweede lid voor wat betreft de afstand van 6 meter, indien daartegen met het oog op de veilige en ongestoorde ligging van de leiding geen bezwaar bestaat.

 

 

Artikel 2.5.20 Toegelaten hoogte in de voorgevelrooilijn

(vervallen)

 

 

Artikel 2.5.21 Toegelaten hoogte in de achtergevelrooilijn

(vervallen)

 

 

Artikel 2.5.22 Toegelaten hoogte van zijgevels tegenover een achtergevelrooilijn

(vervallen)

 

 

Artikel 2.5.23 Toegelaten hoogte tussen voor- en achtergevelrooilijnen

(vervallen)

 

 

Artikel 2.5.24 Grootste toegelaten hoogte van bouwwerken

(vervallen)

 

 

Artikel 2.5.25 Hoogte van bouwwerken op niet aan een weg grenzende terreinen

(vervallen)

 

 

Artikel 2.5.26 Wijze van meten van de hoogte van bouwwerken

(vervallen)

 

 

Artikel 2.5.27 Toegelaten afwijkingen van de toegelaten bouwhoogte

(vervallen)

 

 

Artikel 2.5.28 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de toegelaten bouwhoogte

(vervallen)

 

 

Artikel 2.5.29 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de rooilijnen en van de toegelaten bouwhoogte in geval van voorbereiding van nieuw ruimtelijk beleid

(vervallen)

 

 

Artikel 2.5.30 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen

  • 1.

    Indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte mag niet over- of onderbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer. Dit volgens de vigerende parkeerrichtlijnen van het C.R.O.W (Centrum Regelgeving Ontwerp Weg- en Waterbouw).

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:

    • a.

      indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2,30 m bij 5,00 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen;

    • b.

      indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedragen.

  • Ook hiervoor gelden de vigerende richtlijnen van het CROW.

  • 3.

    Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

  • 4.

    Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste en het derde lid:

    • a.

      indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of

    • b.

      voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

 

 

Paragraaf 6 Voorschriften inzake brandveiligheidinstallaties en vluchtrouteaandui-dingen

 

 

Artikel 2.6.1 Beginsel inzake brandmeldinstallaties

(vervallen).

 

 

Artikel 2.6.2 Aanwezigheid van brandmeldinstallaties

(vervallen).

 

 

Artikel 2.6.3 Omvang van de bewaking door brandmeldinstallaties

(vervallen).

 

 

Artikel 2.6.4 Kwaliteit van brandmeldinstallaties

(vervallen).

 

 

Artikel 2.6.5 Beginsel inzake ontruimings-alarminstallaties

(vervallen).

 

 

Artikel 2.6.6 Aanwezigheid van ontruimings-alarminstallaties

(vervallen).

 

 

Artikel 2.6.7 Kwaliteit van ontruimingsalarminstallaties

(vervallen).

 

 

Artikel 2.6.8 Beginsel inzake vluchtrouteaanduidingen

(vervallen).

 

 

Artikel 2.6.9 Aanwezigheid van vluchtrouteaanduidingen

(vervallen).

 

 

Artikel 2.6.10 Kwaliteit van vluchtrouteaanduidingen

(vervallen).

 

 

Artikel 2.6.11 Gelijkwaardigheid

(vervallen).

 

 

Artikel 2.6.12 Communicatiesysteem voor publieke hulpverleningsdiensten

(vervallen).

 

 

Paragraaf 7 Aansluitplicht op de nutsvoorzieningen

 

 

Artikel 2.7.1 Eis tot aansluiting aan de waterleiding

(vervallen)

 

 

Artikel 2.7.2 Eis tot aansluiting aan het elektriciteitsnet

(vervallen)

 

 

Artikel 2.7.3 Eis tot aansluiting aan het aardgasnet

(vervallen)

 

 

Artikel 2.7.4 Eis tot aansluiting aan de openbare riolering

(vervallen)

 

 

Artikel 2.7.5 Aansluiting anders dan aan de openbare riolering

(vervallen)

 

 

Artikel 2.7.6 Kwaliteit en dimensionering van de buitenriolering op erven en terreinen

(vervallen)

 

 

Artikel 2.7.7 Wijze van meten van de afstand tot de leidingen van het openbare net van de nutsvoorzieningen

(vervallen)

 

 

Hoofdstuk 3 Licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken

 

 

Artikel 3.1

(vervallen)

 

 

Artikel 3.2 Welstandscriteria

(vervallen)

 

 

Hoofdstuk 4 Plichten tijdens en bij voltooiing van de bouw en bij ingebruikneming van een bouwwerk

 

 

Artikel 4.1 Intrekking bouwvergunning bij niet-tijdige start of tussentijdse staking van bouwwerkzaamheden

(vervallen).

 

 

Artikel 4.2 Op het bouwterrein verplicht aanwezige bescheiden

(vervallen)

 

 

Artikel 4.3 Wijzigingen in gegevens bouwregistratie

(vervallen)

 

 

Artikel 4.4 Het uitzetten van de bouw

(vervallen)

 

 

Artikel 4.5 Kennisgeving aan het bouwtoezicht van start van (onderdelen van) de bouwwerkzaamheden

(vervallen)

 

Artikel 4.6 Opmetingen, ontgravingen, opbrekingen en onderzoekingen

(vervallen)

 

 

Artikel 4.7 Bemalen van bouwputten

(vervallen)

 

 

Artikel 4.8 Veiligheid op het bouwterrein

(vervallen)

 

 

Artikel 4.9 Afscheiding van het bouwterrein

(vervallen)

 

 

Artikel 4.10 Veiligheid van hulpmiddelen en het voorkomen van hinder

(vervallen)

 

 

Artikel 4.11 Bouwafval

(vervallen)

 

 

Artikel 4.12 Gereedmelding van (onderdelen van) de bouwwerkzaamheden

(vervallen)

 

 

Artikel 4.13 Melden van werken bij lage temperaturen

(vervallen)

 

 

Artikel 4.14 Verbod tot ingebruikneming

(vervallen)

 

 

Hoofdstuk 5 Staat van open erven en terreinen, aansluiting op de nutsvoorzieningen en het weren van schadelijk en hinderlijk gedierte

 

 

Paragraaf 1 Staat van open erven en terreinen

 

 

A rtikel 5.1.1 Staat van onderhoud van open erven en terreinen

(vervallen)

 

 

Artikel 5.1.2 Bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer. Brandblusvoorzieningen

(vervallen)

 

 

Artikel 5.1.3 Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten

(vervallen)

 

 

Paragraaf 2 Staat van brandveiligheidinstallaties en vluchtrouteaanduidingen

 

 

Artikel 5.2.1 Voorschriften inzake brandveiligheids-installaties en vluchtrouteaanduidingen

(vervallen).

 

 

Artikel 5.2.2 Aanwezigheid van brandveiligheids-installaties in gebouwen, niet zijnde woningen, woongebouwen, logiesverblijven, logiesgebouwen of kantoorgebouwen

(vervallen)

 

 

 

Artikel 5.2.3 Aanwezigheid van brandveiligheid-installaties in woongebouwen van bijzondere aard

(vervallen)

 

 

Artikel 5.2.4 Aanwezigheid van brandveiligheid-installaties in logiesverblijven en logiesgebouwen

(vervallen)

 

Artikel 5.2.5 Aanwezigheid van brandveiligheid-installaties in kantoorgebouwen

(vervallen)

 

 

Paragraaf 3 Aansluiting op de nutsvoorzieningen

 

 

Artikel 5.3.1 Eis tot aansluiting aan de waterleiding

(vervallen)

 

 

Artikel 5.3.2 Eis tot aansluiting aan het elektriciteitsnet

(vervallen)

 

 

Artikel 5.3.3 Eis tot aansluiting aan het aardgasnet

(vervallen)

 

 

Artikel 5.3.4 Eis tot aansluiting aan de openbare riolering

(vervallen)

 

 

Artikel 5.3.5 Aansluiting anders dan aan de openbare riolering

(vervallen)

 

 

Artikel 5.3.6 Kwaliteit en dimensionering van de buitenriolering op erven en terreinen

(vervallen)

 

 

Artikel 5.3.7 Wijze van meten van de afstand tot de leidingen van het openbare net van de nutsvoorzieningen

(vervallen)

 

 

Paragraaf 4 Het weren van schadelijk of hinderlijk gedierte . Reinheid

 

 

Artikel 5.4.1 Preventie

(vervallen)

 

 

Hoofdstuk 6 Brandveilig gebruik

(vervallen).

 

 

Hoofdstuk 7 Overige gebruiksbepalingen

 

 

Paragraaf 1 Overbevolking

 

 

Artikel 7.1.1 Overbevolking van woningen

(vervallen)

 

 

Artikel 7.1.2 Overbevolking van woonwagens

(vervallen)

 

 

Paragraaf 2 Staken van het gebruik

 

 

Artikel 7.2.1 Verbod tot gebruik bij bouwvalligheid

(vervallen)

 

 

Artikel 7.2.2 Staken van gebruik wegens gebrek aan veiligheid en gebrek aan hygiëne

(vervallen)

 

 

Artikel 7.2.3 Staken van het gebruik van een woonwagen

(vervallen).

 

 

Paragraaf 3 Gebruik van bouwwerken, open erven en terreinen

 

 

Artikel 7.3.1 Bepaling aantal personen nachtverblijf

In afwijking van het bepaalde in artikel 2.2, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit omgevingsrecht, wordt het aantal personen bepaald op 5.

 

 

Artikel 7.3.2 Hinder

(vervallen)

 

 

Paragraaf 4 Het weren van schadelijk of hinderlijk gedierte. Reinheid

 

 

Artikel 7.4.1 Preventie

(vervallen)

 

 

Paragraaf 5 Watergebruik

 

 

Artikel 7.5.1 Verboden gebruik van water

(vervallen)

 

 

Paragraaf 6 Installaties

 

 

Artikel 7.6.1 Gebruiksgereed houden van installaties

(vervallen)

 

 

Hoofdstuk 8 Slopen

 

 

Paragraaf 1 Omgevingsvergunning voor het slopen

 

 

Artikel 8.1.1 Omgevingsvergunning voor het slopen

(vervallen)

 

 

Artikel 8.1.2 Aanvraag sloopvergunning

(vervallen).

 

 

Artikel 8.1.3 In behandeling nemen

(vervallen).

 

 

Artikel 8.1.4 Termijn van beslissing

(vervallen).

 

 

Artikel 8.1.5 Samenloop van slopen en bouwen

(vervallen).

 

 

Artikel 8.1.6 Weigeren omgevingsvergunning voor het slopen

(vervallen)

 

 

Artikel 8.1.7 Intrekken omgevingsvergunning voor het slopen.

(vervallen)

 

 

Paragraaf 2 Uitzonderingen op het vereiste van een omgevingsvergunning voor het slopen

 

 

Artikel 8.2.1 Sloopmelding

(vervallen)

 

 

Artikel 8.2.2 Overige uitzonderingen op het vereiste van een omgevingsvergunning voor het slopen

(vervallen)

 

 

Paragraaf 3 Verplichtingen tijdens het slopen

 

 

Artikel 8.3.1 Veiligheid op sloopterrein

(vervallen)

 

 

Artikel 8.3.2 Op het sloopterrein verplicht aanwezige bescheiden

(vervallen)

 

 

Artikel 8.3.3 Plichten van de houder van de omgevingsvergunning voor het slopen

(vervallen)

 

 

Artikel 8.3.4 Plichten van degene die sloopt

(vervallen)

 

 

Artikel 8.3.5 Wijze van slopen, verpakken en opslaan van asbest

(vervallen)

 

 

Artikel 8.3.6 Plichten ten aanzien van de sloop van tuinbouwkassen

(vervallen).

 

 

Paragraaf 4 Vrij slopen

 

 

Artikel 8.4.1 Sloopafval algemeen

(vervallen)

 

 

Hoofdstuk 9 Welstand

 

 

Artikel 9.1 De advisering door de welstandscommissie

  • 1.

    De advisering over redelijke eisen van welstand is opgedragen aan de Overijsselse Wesltandscommissie Het Oversticht die uit haar midden personen voordraagt als lid van de welstandscommissie, hierna gezamenlijk te noemen: de welstandscommissie.

  • 2.

    De welstandscommissie adviseert over de welstandsaspecten van aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het bouwen.

  • 3.

    De welstandscommissie baseert haar advies op de in de welstandsnota genoemde welstandscriteria.

 

 

Artikel 9.2 Samenstelling van de welstandscommissie

  • 1.

    De welstandscommissie bestaat ten minste uit een voorzitter en 5 leden, waarvan ten minste 3 leden deskundig zijn op het gebied van architectuur, ruimtelijke kwaliteit dan wel cultuurhistorie.

  • 2.

    Voor de voorzitter en leden worden plaatsvervangers aangewezen die hen bij afwezigheid kunnen vervangen.

  • 3.

    De welstandscommissie kan slechts adviezen uitbrengen indien ten minste drie leden aanwezig zijn en waarvan ten minste twee leden beschikken over deskundigheid op het gebied van welstand.

  • 4.

    De voorzitter en leden van de welstandscommissie zijn onafhankelijk ten opzichte van het gemeentebestuur.

  • 5.

    De welstandscommissie wordt bijgestaan door een secretaris of diens plaatsvervanger.

 

 

Artikel 9.3 Benoeming en zittingsduur

(vervallen)

 

 

Artikel 9.4 Jaarlijkse verantwoording

De welstandscommissie stelt jaarlijks een verslag op van haar werkzaamheden voor de gemeenteraad, waarin ten minste aan de orde komt:

  • -

    op welke wijze toepassing is gegeven aan de welstandscriteria uit de welstandsnota;

  • -

    de werkwijze van de welstandscommissie;

  • -

    op welke wijze uitwerking is gegeven aan de openbaarheid van vergaderen;

  • -

    de aard van de beoordeelde plannen;

  • -

    de bijzondere projecten.

De welstandscommissie kan in haar jaarverslag aanbevelingen doen ten aanzien van het gemeentelijk ruimtelijk kwaliteitsbeleid in het algemeen en de aanpassing van de gemeentelijke welstandsnota in het bijzonder.

 

 

Artikel 9.5 Termijn van advisering

  • 1.

    De welstandscommissie brengt het advies over de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen uit binnen vier weken nadat door of namens het bevoegd gezag daarom is verzocht.

  • 2.

    De welstandscommissie brengt het advies over de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen, indien deze vergunning betrekking heeft op een deel van een project of een gefaseerde aanvraag betreft uit binnen drie weken nadat door of namens het bevoegd gezag daarom is verzocht.

  • 3.

    Het bevoegd gezag kan in zijn verzoek om advies de welstandscommissie een langere termijn dan genoemd in de bovengenoemde leden van dit artikel geven voor het uitbrengen van het welstandsadvies. Een langere termijn kan door het bevoegd gezag worden gegeven indien de termijn van afdoening van de aanvraag is verlengd met toepassing van artikel 3.9, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

     

 

Artikel 9.6 Openbaarheid van vergaderen en mondelinge toelichting

  • 1.

    De behandeling van bouwplannen door of onder verantwoordelijkheid van de welstandscommissie is openbaar. De agenda voor de vergadering van de welstandscommissie wordt tijdig bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Indien burgemeester en wethouders - al dan niet op verzoek van de aanvrager - een verzoek doen tot niet-openbare behandeling, dan dienen burgemeester en wethouders daaraan klemmende redenen op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen.

  • 2.

    Indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen hierom bij het indienen van de aanvraag om bouwvergunning heeft verzocht, wordt deze door of namens de welstandscommissie in staat gesteld tot het geven van een toelichting op het bouwplan.

  • 3.

    In het geval dat het bouwplan in de vergadering van de commissie wordt behandeld en een verzoek tot het geven van een toelichting is gedaan, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een uitnodiging te ontvangen voor de vergadering van de commissie, waarin de aanvraag wordt behandeld.

 

 

Artikel 9.7 Afdoening bij mandaat

  • 1.

    De welstandscommissie kan de advisering over een aanvraag om advies, in afwijking van artikel 9.2, onder verantwoordelijkheid van de commissie overlaten aan een of meerdere daartoe aangewezen leden. Het aangewezen lid of de aangewezen leden adviseren over bouwplannen waarvan volgens hen het oordeel van de welstandscommissie als bekend mag worden verondersteld.

  • 2.

    In geval van twijfel wordt het bouwplan alsnog voorgelegd aan de welstandscommissie.

 

 

Artikel 9.8 Vorm waarin het advies wordt uitgebracht

  • 1.

    De welstandscommissie adviseert en motiveert haar advies schriftelijk.

  • 2.

    Zodra het advies wordt uitgebracht, wordt het door of namens het bevoegd gezag gevoegd bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen.

 

 

Artikel 9.9 Uitsluiting van gebieden en categorieën bouwwerken

(vervallen)

 

 

Hoofdstuk 10 Overige administratieve bepalingen

 

 

Artikel 10.1 De aanvraag om woonvergunning

(vervallen).

 

 

Artikel 10.2 De aanvraag om vergunning tot hergebruik van een ontruimde onbewoonbaar verklaarde woning of woonwagen

(vervallen).

 

 

Artikel 10.3 Overdragen vergunningen

(vervallen).

 

 

Artikel 10.4 Overdragen mededeling

(vervallen)

 

 

Artikel 10.5 Het kenteken voor onbewoonbaar verklaarde woningen en woonwagens alsmede onbruikbaar verklaarde standplaatsen

(vervallen).

 

 

Artikel 10.6 Herziening en vervanging van aangewezen normen en andere voorschriften

Het bevoegd gezag is bevoegd om rekening te houden met de herziening en vervanging van de NEN-normen, voornormen, praktijkrichtlijnen en andere voorschriften waarnaar in deze verordening - of in de bij deze verordening behorende bijlagen - wordt verwezen, indien de bevoegde instantie de betrokken norm, voornorm, praktijkrichtlijn of het voorschrift heeft herzien of vervangen en die herziening of vervanging heeft gepubliceerd.

 

 

Hoofdstuk 11 Handhaving

 

 

Artikel 11.1 Stilleggen van de bouw

(vervallen).

 

 

Artikel 11.2 Overtreding van het verbod tot ingebruikneming

(vervallen).

 

 

Artikel 11.3 Stilleggen van het slopen

(vervallen).

 

 

Artikel 11.4 Onderzoek naar een gebrek

(vervallen)

 

 

Hoofdstuk 12 Straf-, overgangs- en slotbepalingen

 

 

Artikel 12.1 Strafbare feiten

(vervallen).

 

 

Artikel 12.2 Overgangsbepaling bouwvergunningen ,etc. en bodemonderzoek

(vervallen)

 

 

Artikel 12.3 Overgangsbepaling met betrekking tot de staat van open erven en terreinen

(vervallen)

 

 

Artikel 12.4

(vervallen)

 

 

Artikel 12.5 Overgangsbepaling sloopmelding

(vervallen)

 

 

Artikel 12.6 Slotbepaling

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop het Bouwbesluit 2012 in werking treedt.

  • 2.

    Op het tijdstip dat deze verordening in werking treedt wordt de Bouwverordening, vastgesteld bij raadsbesluit van 7 juli 2010 ingetrokken.

  • 3.

    Op een aanvraag om bouwvergunning, ontheffing of toestemming of een aanvraag om omgevingsvergunning, die is ingediend voor de inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012 en waarop op dit tijdstip nog niet is beschikt, zijn de bepalingen van de Bouwverordening van 7 juli 2010 van toepassing, tenzij de aanvrager aangeeft dat de in het eerste lid bedoelde verordening wordt toegepast.

 

 

Artikel 12.7 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Bouwverordening.

 

 

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 22 februari 2012

 

 

mr. G. Raaben dr. J.C. Gerritsen

griffier voorzitter

 

 

Hier pdf bestanden bebouwde kom (3 kaartjes) invoegen

 

 

Bijlagen bij de Bouwverordening

 

 

Bijlage 1 Gegevens en bescheiden aanvraag bouwvergunning

(vervallen)

 

 

Bijlage 2 Gegevens en bescheiden aanvraag gebruiksvergunning

(vervallen)

 

 

Bijlage 3 Gebruikseisen voor bouwwerken

(vervallen)

 

 

Bijlage 4 Gebruikseisen voor bouwwerken met uitzondering van de niet-gemeenschappelijke ruimten in woonfuncties

(vervallen)

 

 

Bijlage 5 Opslag brandgevaarlijke stoffen

(vervallen)

 

 

Bijlage 6 Opslag brandgevaarlijke stoffen

(vervallen)

 

 

Bijlage 7 (vervallen)

 

 

Bijlage 8 Checklist voor de visuele inspectie van woningen en daarmee vergelijkbare bouwwerken op de aanwezigheid van asbest

(vervallen)

 

 

Bijlage 9

Reglement van orde van de welstandscommissie

De tekst van het reglement van orde dient vanuit de specifiek lokale situatie te worden opgesteld. In de praktijk blijken er grote verschillen in werkwijze tussen de (provinciale) welstandsorganisaties, waardoor het vrijwel onmogelijk is om een universeel toepasbare tekst voor een reglement van orde op te nemen in de modelbouwverordening. De verschillen hebben onder meer betrekking op het al dan niet werken met rayonarchitecten, het al niet gebruik van subcommissies en het al dan niet samenwerken met een monumentencommissie. Een reglement van orde, afgestemd op de eigen werkwijze, stellen gemeenten in het algemeen op in samenwerking met de provinciale welstandsorganisaties waarbij zij zijn aangesloten.

 

 

Bijlage 10 Tabel 2.6.1 behorende bij artikel 2.6.1 (brandmeldinstallaties)

(vervallen)

 

 

Bijlage 11 Tabel 2.6.5 behorende bij artikel 2.6.5 (ontruimingsinstallaties)

(vervallen)

 

 

Bijlage 12 Tabel 2.6.8 behorende bij artikel 2.6.8 (vluchtrouteaanduiding)

(vervallen)

Bijlagen  

Kaart bebouwde kom Haaksbergen (pdf | 3,3 MB)

Kaart bebouwde kom Buurse (pdf | 220 kB)

Kaart bebouwde kom St. Isidorushoeve (pdf | 235 kB)