Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Emmen

Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Emmen 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Emmen
Officiële naam regelingAlgemene Plaatselijke Verordening gemeente Emmen 2012
CiteertitelAlgemene Plaatselijke Verordening gemeente Emmen 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art.149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

08-02-201203-12-2013Vaststelling nieuwe APV onder intrekking van de APV gemeente Emmen 2007, de Verordening Exploitatie Openbare inrichtingen 2003 en de Verordening Hoogwaardige Leisure/Speelautomatenhallen 2004

26-01-2012

Zuidoosthoeker, 7 febr 2012

Onbekend.

Tekst van de regeling

Algemene Plaatselijke Verordening

Gemeente Emmen 2012

Inhoud

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN 5

Artikel 1:1 Begripsbepalingen 5

Artikel 1:2 Beslistermijn 8

Artikel 1:3 Indiening aanvraag 8

Artikel 1:4 Persoonlijk karakter vergunning of ontheffing 8

Artikel 1:5 Termijnen 9

Artikel 1:6 Weigeringsgronden 9

Artikel 1:7 Voorschriften en beperkingen 9

Artikel 1:8 Intrekken of wijzigen van vergunning of ontheffing 9

Artikel 1:9 Lex silencio 9

HOOFDSTUK 2 OPENBARE ORDE 9

AFDELING 1 BESTRIJDING VAN ONGEREGELDHEDEN 9

Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden 9

Artikel 2:2 Verblijfsontzegging in een aangewezen overlastgebied 10

AFDELING 2 BETOGING 10

Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen 10

AFDELING 3 VERSPREIDEN VAN GEDRUKTE STUKKEN 10

Artikel 2:4 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen 10

AFDELING 4 VERTONINGEN E.D. OP DE WEG 11

Artikel 2:5 Straatartiest 11

AFDELING 5 BRUIKBAARHEID EN AANZIEN VAN DE WEG 11

Artikel 2:6 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan 11

Artikel 2:7 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg 11

Artikel 2:8 Maken of veranderen van een uitweg 12

AFDELING 6 VEILIGHEID OP DE WEG 12

Artikel 2:9 Rookverbod in bossen en natuurterreinen 12

Artikel 2:10 Voorzieningen voor verkeer en verlichting 12

AFDELING 7 EVENEMENTEN 12

Artikel 2:11 Evenementen 12

AFDELING 8 BETAALD VOETBALWEDSTRIJDEN 13

Artikel 2:12 Betaald voetbalwedstrijden 13

Artikel 2:13 Ordeverstoring, meevoeren van voorwerpen 14

Artikel 2:14 Verwijderingsplicht voetbalsupporters 14

Artikel 2:15 Supportersstromen 14

AFDELING 9 MAATREGELEN TEGEN OVERLAST EN BALDADIGHEID 14

Externe linkArtikel 2:16 Betreden gesloten woning of lokaal 14

Artikel 2:17 Plakken en kalken 15

Artikel 2:18 Vervoer plakspullen e.d. 15

Artikel 2:19 Vervoer inbrekerswerktuigen en hulpmiddelen voor diefstal 15

Artikel 2:20 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen en voor het publiek toegankelijke ruimten 15

Artikel 2:21 Verboden gedrag bij of in gebouwen 16

Artikel 2:22 Bedelarij 16

Artikel 2:23 Meenemen van (brom)fietsen op openbare plaatsen 16

Artikel 2:24 Verboden drankgebruik 16

Artikel 2:25 16

Artikel 2:26 Loslopende honden 16

Artikel 2:27 Verontreiniging door honden 17

Artikel 2:28 Gevaarlijke honden 17

Artikel 2:29 Loslopend vee 17

Artikel 2:30 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren 17

AFDELING 10 VUURWERK 18

Artikel 2:31 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling 18

Artikel 2:32 Carbid schieten 18

AFDELING 11 MAATREGELEN TEGEN DRUGSOVERLAST 18

Artikel 2:33 Drugshandel op straat 18

Artikel 2:34 Openlijk gebruik van harddrugs 18

Artikel 2:35 Tijdelijk sluiten verkoopinrichting 19

AFDELING 12 BESTUURLIJKE OPHOUDING, VEILIGHEIDSRISICOGEBIEDEN EN CAMERATOEZICHT OP OPENBARE PLAATSEN 19

Artikel 2:36 Bestuurlijke ophouding 19

Artikel 2:37 Aanwijzing veiligheidsrisicogebieden 19

Artikel 2:38 Cameratoezicht 19

HOOFDSTUK 3 TOEZICHT OP INRICHTINGEN 19

AFDELING 1 ALGEMENE BEPALINGEN 19

Artikel 3:1 Begripsbepalingen 19

Artikel 3:2 Ordeverstoring 21

AFDELING 2 BESLISSINGSTERMIJN EN WEIGERINGSGRONDEN 21

Artikel 3:3 Beslistermijn 21

Artikel 3:4 Algemene indieningsvereisten 21

Artikel 3:5 Algemene weigeringsgronden 21

Artikel 3:6 Het college als bevoegd bestuursorgaan 21

AFDELING 3 NADERE REGELS 21

Artikel 3:7 Nadere regels 22

AFDELING 4 BEËINDIGING EXPLOITATIE; WIJZIGING BEHEER 22

Artikel 3:8 Beëindiging exploitatie 22

Artikel 3:9 Wijziging beheer 22

AFDELING 5 OPENBARE INRICHTING 22

Artikel 3:10 Exploitatie openbare inrichting 22

Artikel 3:11 Vereisten 22

Artikel 3:12 Weigeringsgronden 23

Artikel 3:13 Tijdelijke sluiting onder bijzondere omstandigheden 23

Externe linkAFDELING 6 (SPEEL)AUTOMATENHAL 23

Artikel 3:14 Aanwezigheidsvergunning voor speelautomaten 23

Artikel 3:15 Combinatie met exploitatievergunning 23

Artikel 3:16 Speelautomatenhallen & Active Leisure 23

Artikel 3:17 Indieningsvereisten speelautomatenhal 23

Artikel 3:18 Weigeringsgronden 24

Artikel 3:19 Intrekking vergunning 24

AFDELING 7 PROSTITUTIE(BEDRIJVEN) 24

Artikel 3:20 Seksinrichtingen en escortbedrijven 24

Artikel 3:21 Gedragseisen exploitant en beheerder 24

Artikel 3:22 Weigeringsgronden 25

Artikel 3:23 Openings- en sluitingstijden 26

Artikel 3:24 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting 26

Artikel 3:25 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder 26

Artikel 3:26 Toegang opsporingsambtenaren en toezichthouders 26

Artikel 3:27 Straat- en raamprostitutie 27

HOOFDSTUK 4 BESCHERMING MILIEU, NATUURSCHOON EN UITERLIJK AANZIEN GEMEENTE 27

AFDELING 1 GELUIDHINDER EN VERLICHTING 27

Artikel 4:1 Aanwijzing collectieve festiviteiten 27

Artikel 4:2 Kennisgeving incidentele festiviteiten 27

Artikel 4:3 Overige geluidhinder 27

AFDELING 2 BODEM-, WEG- EN MILIEUVERONTREINIGING 28

Artikel 4:4 Natuurlijke behoefte doen 28

AFDELING 3 MAATREGELEN TEGEN ONTSIERING EN STANKOVERLAST 28

Artikel 4:5 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz. 28

AFDELING 4 NAAKTRECREATIE EN KAMPEREN BUITEN KAMPEERTERREINEN 28

Artikel 4:6 Naaktrecreatie 28

Artikel 4:7 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen 28

Artikel 4:8 Aanwijzing kampeerplaatsen 29

HOOFDSTUK 5 ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE 29

AFDELING 1 PARKEEREXCESSEN 29

Artikel 5:1 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d. 29

Artikel 5:2 Voertuigwrakken 29

Artikel 5:3 Kampeermiddelen e.a. 29

Artikel 5:4 Parkeren van reclamevoertuigen 29

Artikel 5:5 Parkeren van grote voertuigen 30

Artikel 5:6 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen 30

Artikel 5:7 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen 30

AFDELING 2 GEMOTORISEERD EN RUITERVERKEER IN NATUURGEBIEDEN 30

Artikel 5:8 Beperking verkeer in natuurgebieden en andere groenvoorzieningen 30

AFDELING 3 COLLECTEREN 31

Artikel 5:9 Inzamelingen van geld of goederen 31

AFDELING 4 VENTEN 31

Externe linkArtikel 5:10 Venten 31

Artikel 5:11 Vrijheid van meningsuiting 31

AFDELING 5 STANDPLAATSEN 31

Artikel 5:12 Standplaatsen 31

Artikel 5:13 Toestemming rechthebbende 32

AFDELING 6 SNUFFELMARKTEN 32

Artikel 5:14 Snuffelmarkten 32

AFDELING 7 OPENBAAR WATER 32

Artikel 5:15 Snelle motorboten 32

Artikel 5:16 Voorwerpen in, op of boven openbaar water 32

Artikel 5:17 Beschadigen van waterstaatswerken 33

AFDELING 8 VERBOD VUUR TE STOKEN 33

Artikel 5:18 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken 33

Artikel 5:19 Verbod op het gebruik van wensballonnen 33

AFDELING 9 VERSTROOIING VAN AS 33

Artikel 5:20 Verboden plaatsen 33

Artikel 5:21 Hinder of overlast 33

HOOFDSTUK 6 STRAF-, SLOT- en OVERGANGSBEPALINGEN 34

AFDELING 1 STRAFBEPALINGEN 34

Artikel 6:1 Strafbepaling 34

Artikel 6:2 Toezichthouders 34

Artikel 6:3 Binnentreden woningen 34

AFDELING 2 SLOT – en OVERGANGSBEPALINGEN 34

Artikel 6:4 Datum inwerkingtreding 34

Artikel 6:5 Overgangsbepalingen 35

Artikel 6:6 Citeertitel 35

TRANSPONERINGSTABELLEN 105

Overzicht wijzigingen APV

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1:1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:

a.Bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen waarvan de raad de grenzen heeft vastgesteld overeenkomstig artikel 20a, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
b.Bedrijfsafval: afvalstoffen niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen of gevaarlijke stoffen.
c.Besluit: het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer.
d.Bevoegd bestuursorgaan: het college, of voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.
e.Bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of in overige gevallen het college.
f.Bouwwerk: bouwwerk als bedoeld in artikel 1 van de Bouwverordening gemeente Emmen.
g.Burgemeester: de burgemeester van de gemeente Emmen.
h.Collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden.
i.Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen.
j.Consumentenvuurwerk: consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
k.Evenement:
 1.elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak met uitzondering van:
   a)bioscoopvoorstellingen;
   b)gewone marktdagen als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:14 van deze verordening (snuffelmarkten);
   c)kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
   d)activiteiten in een inrichting als bedoeld in afdeling 6 van hoofdstuk 3;
   e)het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
   f)betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
   g)activiteiten als bedoeld in artikel 2:5 van deze verordening.
 2.Onder evenement wordt mede verstaan:
   a)een herdenkingsplechtigheid;
   b)een braderie of een jaarmarkt;
   c)een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:4 van deze verordening, op de weg;
   d)een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;
   e)een straatfeest of buurtbarbecue van maximaal een dag.
 3.Evenementen worden ingedeeld in drie categorieën: licht risico (A), middelgroot risico (B) en groot risico (C), conform de Handreiking ‘Advisering en inzet hulpverleningsdiensten bij risicovolle evenementen in Drenthe’, van de Hulpverleningsdienst Drenthe (HVD).
l.Gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet.
m.Geluidsgevoelige gebouwen: woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet Geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige gebouwen met uitzondering van gebouwen behorende bij de betreffende inrichting.
n.Geluidsgevoelige terreinen: terreinen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige terreinen met uitzondering van terreinen behorende bij de betreffende inrichting.
o.Handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen.
p.Horecabedrijf: een activiteit in ieder geval bestaande uit het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse.
q.Houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft.
r.Incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
s.Incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen.
t.Inrichting: een inrichting type A of type B als bedoeld in het Besluit.
u.Inzamelmiddelen: Een voor de inzameling van bedrijfsafval bestemd hulp- en/of bewaarmiddel, waarin de (bedrijfs-)afvalstoffen ter inzameling worden aangeboden:
 minicontainer: een container voorzien van deksel en een inhoud tot 360 liter;
 rolcontainer: een verrijdbare container voorzien van wielen en afsluitbaar deksel met een inhoud vanaf 360 liter;
 vuilniszak: een kunststofzak met een inhoud tot 40 liter;
 kunststofvat: een vat veelal bestemd voor het inzamelen van oliën en vetten;
 overige voor de afvalstoffen bestemde hulp- en/of bewaarmiddelen.
v.Jaarmarkt: Een (jaarlijks) terugkerende markt waar een combinatie van activiteiten plaatsvindt (verkoop van tweedehands, antieke en/of nieuwe goederen, ten gehore brengen van muziek, kermis e.d.), meestal op initiatief van burgers. Voorbeelden zijn de turfjesmark, stoppelmarkt, geraniummarkt, midzomermarkt en kerstmarkt.
w.Kampeermiddel: een onderkomen of voertuig waarvoor geen bouwvergunning in de zin van artikel 40 van de Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
x.Kort aanlijnen: aanlijnen van een hond met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, die niet langer is dan 1,50 meter.
y.Muilkorf: een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof, of van stevig leer of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, waarbij de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en er geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn
z.Onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt.
aa.Openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn.
bb.Openbare plaats: zie pp.
cc.Organisator van een betaald voetbalwedstrijd:
 a)de betaald voetbalorganisatie FC Emmen, als het betreft een voetbalwedstrijd, waarbij het eerste elftal van deze voetbalorganisatie als thuisspelende ploeg betrokken is, uitgezonderd wedstrijden buiten enig competitieverband tegen een amateur voetbalorganisatie;
 b)de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond, als het betreft een voetbalwedstrijd tussen voetbalorganisaties, afkomstig van buiten de gemeente Emmen, waarbij tenminste een betaald voetbalorganisatie is betrokken en in geval van wedstrijden tussen vertegenwoordigende elftallen;
 c)degene die, buiten de gevallen genoemd onder a en b, een voetbalwedstrijd organiseert, waarbij tenminste één betaald voetbalorganisatie is betrokken.
dd.Parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1, onder ac, van het RVV 1990.
ee.Rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht.
ff.Snelle motorboot: ieder klein gemotoriseerd vaartuig, waaronder een jetski, dat sneller kan varen dan 20 km per uur.
gg.Snuffelmarkt: Een markt in een voor het publiek toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf een standplaats. Onder een snuffelmarkt wordt niet verstaan:
 a)een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;
 b)een evenement als bedoeld in artikel 2:11.
hh.Stadion: het voetbalstadion van FC Emmen, gelegen op het sportpark Meerdijk te Emmen.
ii.Standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel. Onder standplaats wordt niet verstaan:
 a)een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;
 b)een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:11;
 c)een vaste plaats op een snuffelmarkt als bedoeld in artikel 5:14.
jj.Terras: een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
kk.Vaartuigen: alle vaartuigen, daaronder mede verstaan drijvende werktuigen zoals baggerwerktuigen, kranen, bokken, elevators, alsmede woonschepen, glijboten, ponten en voor de recreatievaart bestemde vaartuigen.
ll.Venten: het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis. Onder venten wordt niet verstaan:
 a)het aan huis afleveren van goederen door of vanwege degene die dit doet ter exploitatie van zijn winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;
 b)het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid onder h van de Gemeentewet of op snuffelmarkten als bedoeld in artikel 5:14 van deze verordening;
 c)het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen op een standplaats als bedoeld in artikel 5:12 van deze verordening.
mm.Voertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder al, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) met uitzondering van kleine wagens zoals: kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;
nn.Voertuigwrak: een voertuig dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijk verwaarloosde staat verkeert.
oo.Voetbalwedstrijd: een voetbalwedstrijd georganiseerd door een onder sub cc. genoemde organisator.
pp.Weg: de weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994, inclusief als zodanig aangewezen parkeerterreinen en voor publiek toegankelijke plaatsen.

Artikel 1:2 Beslistermijn

  • 1.

    Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag om een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste acht weken verlengen.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2:6, vierde lid en artikel 2:7.

Artikel 1:3 Indiening aanvraag

  • 1.

    Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen.

  • 2.

    Voor bepaalde, door het bestuursorgaan aan te wijzen, vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste acht weken.

Artikel 1:4 Persoonlijk karakter vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning zich daartegen verzet.

Artikel 1:5 Termijnen

De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.

Artikel 1:6 Weigeringsgronden

De vergunning of ontheffing kan door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:

  • a.

    de openbare orde;

  • b.

    de openbare veiligheid

  • c.

    de volksgezondheid;

  • d.

    de bescherming van het milieu.

Artikel 1:7 Voorschriften en beperkingen

  • 1.

    Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2.

    Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 1:8 Intrekken of wijzigen van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd indien:

  • a.

    ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming, waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

  • c.

    de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn;

  • e.

    de houder dit verzoekt.

Artikel 1:9 Lex silencio

Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de volgende artikelen in deze verordening:

  • a.

    Artikel 2:11, eerste lid: vergunning voor evenementen;

  • b.

    Artikel 3:10, eerste lid: vergunning voor een openbare inrichting;

  • c.

    Artikel 3:14: vergunning voor een speelautomatenhal;

  • d.

    Artikel 3:20, eerste lid: vergunning voor een seksinrichting;

  • e.

    Artikel 4:7, derde lid: aanwijzen plaatsen voor recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen.

HOOFDSTUK 2 OPENBARE ORDE

AFDELING 1 BESTRIJDING VAN ONGEREGELDHEDEN

Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.

  • 2.

    Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.

  • 3.

    Het is verboden zich te begeven of te bevinden op openbare plaatsen die door of vanwege het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van wanordelijkheden zijn afgezet.

  • 4.

    Het bevoegd bestuursorgaan kan ontheffing verlenen van het in het derde lid gestelde verbod.

  • 5.

    Het bepaalde in de voorgaande leden geldt niet voor betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.

Artikel 2:2 Verblijfsontzegging in een aangewezen overlastgebied

  • 1.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde aan de persoon die individueel of groepsgewijs een ordeverstorende gedraging begaat of bij ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde een bevel geven (verblijfsontzegging) zich gedurende een bepaald tijdvak niet op een aangegeven plaats te bevinden.

  • 2.

    De burgemeester beperkt het in het eerste lid genoemde verbod indien dit in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk is.

    AFDELING 2 BETOGING

Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen

  • 1.

    Hij die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en tenminste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.

  • 2.

    De kennisgeving bevat:

    • a.

      naam en adres van degene die de betoging houdt;

    • b.

      het doel van de betoging;

    • c.

      de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;

    • d.

      de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;

    • e.

      voor van toepassing, de wijze van samenstelling;

    • f.

      maatregelen die degene, die de betoging houdt, zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.

  • 3.

    Hij die de kennisgeving doet, ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.

  • 4.

    Indien het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk 12.00 uur op de voorafgaande werkdag

  • 5.

    De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in het eerste lid genoemde termijn verkorten en een mondelinge kennisgeving in behandeling nemen.

    AFDELING 3 VERSPREIDEN VAN GEDRUKTE STUKKEN

Artikel 2:4 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen

  • 1.

    Het is verboden gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen onder publiek te verspreiden dan wel openlijk aan te bieden op door het college aangewezen openbare plaatsen.

  • 2.

    Het college kan de werking van het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.

  • 3.

    Het verbod geldt niet voor het huis-aan-huis verspreiden of het aan huis bezorgen van gedrukte of geschreven stukken en afbeeldingen.

  • 4.

    Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

    AFDELING 4 VERTONINGEN E.D. OP DE WEG

Artikel 2:5 Straatartiest

  • 1.

    Het is verboden ten behoeve van publiek als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden op door de burgemeester in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en het milieu aangewezen openbare plaatsen.

  • 2.

    De burgemeester kan de werking van het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.

  • 3.

    De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod.

    AFDELING 5 BRUIKBAARHEID EN AANZIEN VAN DE WEG

Artikel 2:6 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan

  • 1.

    Het is verboden de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan of als het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg, dan wel het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.

  • 2.

    Het bevoegd bestuursorgaan kan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen ten aanzien van terrassen en uitstallingen.

  • 3.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet:

    • a.

      voor kortstondig laden of lossen en het plaatsen of het doen plaatsen van inboedels op een openbare plaats in het kader van de ontruiming van woningen, mits degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten ervoor zorgt dat na het beëindigen ervan alle objecten of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg schoon en veilig wordt achtergelaten;

    • b.

      voor inzamelmiddelen voor (bedrijfs)afval vanaf 17.00 uur op de dag voorafgaand aan de dag van inzameling tot en met 22.00 uur op de dag van inzameling;

    • c.

      voor evenementen als bedoeld in artikel 2:11;

    • d.

      voor standplaatsen als bedoeld in artikel 5:12;

    • e.

      voor in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatwerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet, of het Provinciaal wegenreglement.

  • 4.

    Het bevoegd bestuursorgaan kan voor het in het eerste lid bedoelde gebruik ontheffing verlenen, of het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor zover het een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j. of onder k. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 2:7 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

  • 1.

    Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.

  • 2.

    De vergunning wordt verleend

    • a.

      als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, indien de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit;

    • b.

      door het college in de overige gevallen.

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor overheden bij het uitvoeren van hun publieke taak.

  • 4.

    Het verbod geldt voorts niet voor in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, het Provinciaal wegenreglement, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.

Artikel 2:8 Maken of veranderen van een uitweg

  • 1.

    Het is verboden een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg:

    • a.

      indien daarvan niet van tevoren melding is gedaan aan het bevoegd gezag op een door het college vastgesteld meldingsformulier, onder indiening van een situatieschets (incl. een goede maatvoering), van de gewenste uitweg en een foto van de bestaande situatie;

    • b.

      indien het bevoegd gezag het maken of veranderen van de uitweg heeft verboden.

  • 2.

    Het bevoegd gezag verbiedt het maken of veranderen van de uitweg in het belang van:

    • a.

      de bruikbaarheid en het veilig en doelmatig gebruik van de weg;

    • b.

      de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente;

    • c.

      de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving.

  • 3.

    De uitweg kan worden aangelegd indien het bevoegd gezag niet binnen acht weken na ontvangst van de melding heeft beslist dat de gewenste uitweg wordt verboden.

  • 4.

    De uitweg wordt door of vanwege de gemeente aangelegd.

  • 5.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of het Provinciaal wegenreglement.

  • 6.

    Het college kan nadere regels vaststellen omtrent de inrichting van een uitweg.

    AFDELING 6 VEILIGHEID OP DE WEG

Artikel 2:9 Rookverbod in bossen en natuurterreinen

  • 1.

    Het is verboden te roken in bossen, op heide of veengronden dan wel in duingebieden of binnen een afstand van dertig meter daarvan gedurende een door het college aangewezen periode.

  • 2.

    Het is verboden brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen binnen een afstand van honderd meter van en in bossen, duingebieden, op heide en veengronden, voorzover het de open lucht betreft.

  • 3.

    Het in het eerste en tweede lid gestelde verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht.

  • 4.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voorzover het roken plaatsvindt in gebouwen en aangrenzende erven.

Artikel 2:10 Voorzieningen voor verkeer en verlichting

  • 1.

    De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het verkeer, de openbare verlichting of de straatnaamaanduiding worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.

  • 2.

    Het bepaalde geldt niet voor in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet, of de Belemmeringenwet Privaatrecht.

    AFDELING 7 EVENEMENTEN

Artikel 2:11 Evenementen

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:3 geldt voor ’B-evenementen’ en ’C-evenementen’ een minimumtermijn voor het indienen van een vergunningaanvraag van 12 weken voorafgaand aan de datum van het evenement.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester de vergunning eveneens weigeren als naar zijn oordeel:

    • a.

      het evenement zich niet verdraagt met het karakter of de bestemming van de plaats waar het wordt gehouden;

    • b.

      er vanwege gelijktijdigheid van verschillende evenementen -tijdens dezelfde periode, dan wel op dezelfde locatie- er door die gelijktijdigheid onvoldoende waarborgen bestaan dat de openbare orde of de woon- en leefsituatie in de omgeving niet op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed;

    • c.

      de organisator onvoldoende waarborgen biedt voor een goed verloop van het evenement, gelet op de hiervoor genoemde belangen.

  • 4.

    Geen vergunning is vereist voor ‘A-evenementen’, waaronder wordt begrepen:

    • a.

      een muziek-, wandel-, loop- of fietstocht op de weg;

    • b.

      een klein evenement als omschreven in artikel 1:1 sub k, lid 2, onder e. en:

      • i)

        er een organisator is;

      • ii)

        het aantal bezoekers niet meer bedraagt dan tweehonderd personen;

      • iii)

        het evenement niet langer duurt dan tot 24.00 uur;

      • iv)

        geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 07.00 uur of na 23.00 uur;

      • v)

        geen alcoholhoudende drank wordt verkocht;

      • vi)

        slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 10 m2 per object;

  • 5.

    Het A-evenement mag niet leiden tot verkeerssituaties waardoor de verkeersveiligheid in gevaar komt, de doorstroming van het verkeer en van de hulpverleningsdiensten wordt belemmerd of de gemeente genoodzaakt wordt tijdelijke verkeersmaatregelen te treffen.

  • 6.

    De organisator van het A-evenement dient binnen tien werkdagen voorafgaand aan het evenement melding van het evenement te doen aan de burgemeester.

  • 7.

    De burgemeester kan binnen tien werkdagen na ontvangst van de in lid 6 genoemde melding besluiten het organiseren van het evenement te verbieden als door het evenement de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

  • 8.

    Het verbod van het eerste lid geldt niet voor een wedstrijd op of aan de weg, voor in het geregeld onderwerp wordt voorzien door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994.

  • 9.

    Het verbod van het eerste lid geldt voorts niet voor evenementen op plaatsen die kennelijk blijvend voor een zodanige gebeurtenis zijn ingericht, echter onder het voorbehoud dat de burgemeester na kennisneming van het voornemen tot het houden van een evenement alsnog onverwijld kan besluiten het evenement te verbieden of voorschriften te stellen in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de bescherming van het milieu.

    AFDELING 8 BETAALD VOETBALWEDSTRIJDEN

Artikel 2:12 Betaald voetbalwedstrijden

  • 1.

    Het is verboden een betaald voetbalwedstrijd te organiseren en te doen spelen:

    • a.

      als de organisator het voornemen tot het houden daarvan niet of niet tijdig aan de burgemeester heeft medegedeeld of aan de burgemeester de door hem noodzakelijk geachte gegevens niet tijdig zijn verstrekt;

    • b.

      als een verbod als bedoeld in het negende lid is uitgevaardigd.

  • 2.

    De organisator is verplicht tenminste vier weken voor de vastgestelde speeldag van een voetbalwedstrijd daarvan schriftelijk kennisgeving te doen aan de burgemeester.

  • 3.

    Als een kennisgeving, gelet op het tijdstip waarop de speeldatum wordt vastgesteld, niet vier weken van tevoren kan worden gedaan, moet de organisator na de vaststelling van de speeldatum hiervan onmiddellijk de burgemeester schriftelijk in kennis stellen, maar in ieder geval één week voor de speeldatum.

  • 4.

    De burgemeester kan ontheffing verlenen van de in lid 3 gestelde termijn.

  • 5.

    De kennisgeving kan meer dan één wedstrijd betreffen.

  • 6.

    In de kennisgeving wordt in ieder geval vermeld: de gegevens van de organisator, de deelnemende voetbalorganisaties, de geplande datum, het tijdstip en de locatie van de wedstrijd.

  • 7.

    De kennisgeving dient vergezeld te gaan van een door de organisator op te stellen veiligheidsplan.

  • 8.

    De burgemeester kan met betrekking tot een voetbalwedstrijd aan de organisator daarvan voorschriften opleggen in het belang van de openbare orde en veiligheid.

  • 9.

    De burgemeester kan het doen spelen van een voetbalwedstrijd verbieden:

    • a.

      uit vrees voor het ontstaan van ernstige verstoring van de openbare orde;

    • b.

      als de krachtens het achtste lid opgelegde voorschriften niet worden nageleefd;

    • c.

      als geen of niet tijdig schriftelijke kennisgeving is gedaan van de voetbalwedstrijd.

Artikel 2:13 Ordeverstoring, meevoeren van voorwerpen

  • 1.

    Het is verboden bij een voetbalwedstrijd de orde te verstoren, onnodig op te dringen, door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot wanordelijkheden of wanordelijkheden te (doen) veroorzaken.

  • 2.

    Het is verboden bij een voetbalwedstrijd, vanaf vier uur voor het vastgestelde aanvangstijdstip tot vier uur na afloop ervan, voorwerpen mee te voeren, zoals messen, knuppels, slagwapens en dergelijke, waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze als slag- of steekwapen kunnen worden gebruikt waardoor de openbare orde of veiligheid in gevaar komt of kan komen.

Artikel 2:14 Verwijderingsplicht voetbalsupporters

Personen, die zich door kleding, uitrusting of gedraging manifesteren als voetbalsupporters en niet in het bezit zijn van een geldig toegangsbewijs voor de voetbalwedstrijd of tegen wie het vermoeden bestaat dat zij voornemens zijn de orde te verstoren, zijn verplicht zich op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie, met inachtneming van diens aanwijzingen, naar een in het bevel aangegeven plaats of buiten de gemeentegrenzen te begeven.

Artikel 2:15 Supportersstromen

  • 1.

    Personen, die behoren tot de supportersaanhang van een bezoekende betaald voetbalorganisatie en dat door bijvoorbeeld kleding, uitrusting, gedragingen of anderszins kenbaar maken en in het bezit zijn van een geldig toegangsbewijs voor de te bezoeken voetbalwedstrijd, zijn verplicht in omstandigheden als bedoeld in artikel 175 van de Gemeentewet voorafgaande aan de wedstrijd hun weg naar het stadion te vervolgen zodra ze de gemeente bereiken, met in achtneming van aanwijzingen van de politie, alsmede direct na afloop ervan weer uit de gemeente te vertrekken.

  • 2.

    Personen, die behoren tot de supportersaanhang van een bezoekende betaald voetbalorganisatie en dat door bijvoorbeeld kleding, uitrusting of gedragingen of op andere wijze kenbaar maken, maar niet in het bezit zijn van een geldig toegangsbewijs voor de te spelen voetbalwedstrijd en op een of andere wijze de openbare orde (dreigen te) verstoren, racistisch gedrag vertonen of racistische uitlatingen doen, zijn verplicht in omstandigheden als bedoeld in artikel 175 van de Gemeentewet zich op eerste aanzegging van de politie buiten de gemeentegrenzen te begeven in de door de politie aan te geven route en richting, behalve als zij woonachtig zijn in de gemeente Emmen.

    AFDELING 9 MAATREGELEN TEGEN OVERLAST EN BALDADIGHEID

Artikel 2:16 Betreden gesloten woning of lokaal

  • 1.

    Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.

  • 2.

    Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.

  • 3.

    Deze verboden gelden niet voor personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal wegens dringende reden noodzakelijk is.

Artikel 2:17 Plakken en kalken

  • 1.

    Het is verboden een openbare plaats, een roerende zaak of een gedeelte van een onroerende zaak te bekrassen of te bekladden.

  • 2.

    Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats, een roerende zaak of een gedeelte van een onroerende zaak:

    • a.

      een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;

    • b.

      met kalk, krijt, teer of een kleur of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.

  • 3.

    Het in tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing als gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.

  • 4.

    Het college kan aanplakborden aanwijzen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.

  • 5.

    Het is verboden de in het vierde lid bedoelde aanplakborden te gebruiken voor het aanbrengen van handelsreclame.

  • 6.

    Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, die geen betrekking mogen hebben op de inhoud van de meningsuitingen en bekendmakingen.

  • 7.

    De houder van de in het tweede lid bedoelde schriftelijke toestemming is verplicht die aan een opsporingsambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven.

Artikel 2:18 Vervoer plakspullen e.d.

  • 1.

    Het is verboden op de weg of openbaar water te vervoeren of bij zich te hebben enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur of verfstof of verfgereedschap.

  • 2.

    Dit verbod is niet van toepassing als de genoemde materialen of gereedschappen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 2:17.

Artikel 2:19 Vervoer inbrekerswerktuigen en hulpmiddelen voor diefstal

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben.

  • 2.

    Het is verboden op een openbare plaats in de nabijheid van winkels te vervoeren of bij zich te hebben een tas of andere voorwerpen die er kennelijk toe zijn uitgerust om het plegen van winkeldiefstal te vergemakkelijken.

  • 3.

    Het verbod in het eerste en tweede lid is niet van toepassing als de genoemde gereedschappen, voorwerpen of middelen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor de in het eerste en tweede lid bedoelde handelingen.

Artikel 2:20 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen en voor het publiek toegankelijke ruimten

  • 1.

    Het is verboden:

    • a.

      op een openbare plaats te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair;

    • b.

      zich op een openbare plaats zodanig op te houden dat aan weggebruikers of bewoners en gebruikers van nabij die openbare plaats gelegen woningen en gebouwen onnodig overlast of hinder wordt veroorzaakt;

    • c.

      zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeerdek of -garage, (overdekte) winkelpassage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 2:21 Verboden gedrag bij of in gebouwen

  • 1.

    Het is verboden:

    • a.

      zich zonder redelijk doel in een portiek of poort op te houden;

    • b.

      zonder redelijk doel in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen.

  • 2.

    Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van flatgebouwen, appartementsgebouwen en soortgelijke meergezinshuizen en van gebouwen die voor publiek toegankelijk zijn, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van een dergelijk gebouw.

Artikel 2:22 Bedelarij

Het is verboden op een openbare plaats dan wel bij of in een voor het publiek toegankelijk ruimte, zoals een portaal of een overdekte winkelpassage te bedelen om geld of andere zaken.

Artikel 2:23 Meenemen van (brom)fietsen op openbare plaatsen

  • 1.

    Het is verboden een fiets of bromfiets mee te nemen, te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw, in de ingang van een portiek of bij de ingang van en in een (overdekte) winkelpassage indien:

    • a.

      dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de eigenaar, beheerder of gebruiker van dat gebouw, dat portiek of die winkelpassage;

    • b.

      daardoor de ingang wordt versperd of de doorgang van het aanwezige publiek wordt gehinderd of anderszins onnodig overlast of hinder wordt veroorzaakt.

  • 2.

    Het college kan openbare plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.

Artikel 2:24 Verboden drankgebruik

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a.

      een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet;

    • b.

      de plaats, niet zijnde een horecabedrijf als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank- en Horecawet.

Artikel 2:25

[Gereserveerd] (Glazen drinkgerei)

Artikel 2:26 Loslopende honden

  • 1.

    Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:

    • a.

      op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;

    • b.

      op de weg zonder voorzien te zijn van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.

  • 2.

    Het verbod genoemd in het eerste lid onder a geldt niet voor de eigenaar of houder van een hond die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond laat begeleiden of indien een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond.

Artikel 2:27 Verontreiniging door honden

  • 1.

    De eigenaar of houder van een hond is verplicht ervoor te zorgen dat die hond zich niet van uitwerpselen ontdoet:

    • a.

      op een gedeelte van de weg dat bestemd is of mede bestemd voor het verkeer van voetgangers;

    • b.

      op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide;

    • c.

      op een andere door het college aangewezen plaats.

  • 2.

    Het college kan plaatsen aanwijzen waar het verbod genoemd in het eerste lid, onder a niet geldt.

  • 3.

    De strafbaarheid wegens overtreding van het in het eerste lid genoemde gebod wordt opgeheven als de eigenaar of houder van de hond ervoor zorgt dat de uitwerpselen onmiddellijk worden verwijderd.

Artikel 2:28 Gevaarlijke honden

  • 1.

    Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op een openbare plaats of op het terrein van een ander:

    • a.

      anders dan kort aangelijnd nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijngebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt;

    • b.

      anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijn- en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt.

  • 2.

    In afwijking van artikel 2:26, eerste lid onder b, geldt voor het bepaalde in het eerste lid bovendien dat de hond voorzien moet zijn van een optisch leesbaar, niet- verwijderbaar identificatiekenmerk in het oor of de buikwand.

Artikel 2:29 Loslopend vee

De rechthebbende op vee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein, dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen worden getroffen dat dit vee de weg niet kan bereiken.

Artikel 2:30 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren

  • 1.

    Bij het houden en aanwezig hebben van dieren op plaatsen buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer is de eigenaar of houder van deze dieren verplicht zodanige maatregelen te treffen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving niet op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed of dat geen schade optreedt aan de openbare gezondheid.

  • 2.

    Het college kan buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer plaatsen aanwijzen waar het ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid verboden is daarbij aangeduide dieren:

    • a.

      aanwezig te hebben, of

    • b.

      aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van door het college gestelde regels, of

    • c.

      aanwezig te hebben tot een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven.

  • 3.

    Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een krachtens het tweede lid aangewezen gedeelte van de gemeente ontheffing verlenen van het gestelde verbod.

    AFDELING 10 VUURWERK

Artikel 2:31 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling

  • 1.

    Het is verboden consumentenvuurwerk te gebruiken op een door het college in het belang van de voorkoming van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats.

  • 2.

    Het is verboden consumentenvuurwerk op een openbare plaats te gebruiken als dat gevaar, schade of overlast kan veroorzaken.

  • 3.

    De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet voor in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 2:32 Carbid schieten

  • 1.

    Het is verboden acetyleengas afkomstig van reactie tussen calciumacetylide (carbid) en water of gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen op explosieve wijze te verbranden waardoor gevaar, schade of hinder voor de omgeving wordt veroorzaakt.

  • 2.

    Het verbod geldt niet wanneer:

    • a.

      gebruik wordt gemaakt van melkbussen of van andere cilindervormige voorwerpen met een maximum inhoud van 50 liter;

    • b.

      het gebruik plaatsvindt in de periode van 31 december vanaf 10.00 uur tot 1 januari 02.00 uur;

    • c.

      gebruik wordt gemaakt van eigen grond, grond van derden met toestemming van de eigenaar of van grond in beheer en onderhoud bij de gemeente Emmen op de door de gemeente aangewezen locaties;

    • d.

      tenminste 1 dag voorafgaand aan de datum van gebruik melding is gedaan aan het college;

    • e.

      de plaats, vanwaar geschoten wordt, gelegen is:

      • i)

        op een afstand van tenminste 75 meter van woonbebouwing;

      • ii)

        op een afstand van tenminste 300 meter van inrichtingen voor intramurale zorg en gebedshuizen;

      • iii)

        op een afstand van tenminste 300 meter van in gebruik zijnde voorzieningen voor het houden van dieren;

    • f.

      geschoten wordt in een richting die tegengesteld is aan de richting waarin zich dichtbij woonbebouwing bevindt;

    • g.

      het vrij schootsveld minimaal 75 meter is en daarin geen verharde wegen of paden liggen.

      AFDELING 11 MAATREGELEN TEGEN DRUGSOVERLAST

Artikel 2:33 Drugshandel op straat

Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op een openbare plaats post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.

Artikel 2:34 Openlijk gebruik van harddrugs

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op een openbare plaats middelen te gebruiken als bedoeld in artikel 2 van de Opiumwet of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen openlijk voor handen te hebben.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op een openbare plaats, die door de burgemeester is aangewezen omdat de openbare orde dat naar zijn oordeel noodzakelijk maakt in verband met het openlijk gebruik van of de handel in middelen als bedoeld in artikel 2 van de Opiumwet of het gedrag van gebruikers van deze middelen anderszins, deel te nemen aan een verzameling van drie of meer personen, met het kennelijke doel tot het gebruik van bedoelde middelen.

  • 3.

    De aanwijzing van de openbare plaats, als in het tweede lid bedoeld, wordt gegeven voor ten hoogste zes maanden, welke termijn telkens kan worden verlengd met zes maanden.

  • 4.

    Degene, die zich bevindt in een verzameling van personen als in het tweede lid bedoeld, is verplicht zich op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie direct zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.

Artikel 2:35 Tijdelijk sluiten verkoopinrichting

De burgemeester kan in het belang van de openbare orde of ter voorkoming of beperking van overlast of aantasting van het woon- en leefklimaat, tijdelijk voor ten hoogste vier weken, de sluiting bevelen van een verkoopinrichting, gelegen in een op grond van artikel 2:34 lid 2 aangewezen gebied, van waaruit voorwerpen worden verkocht die als hulpmiddel voor het gebruik van en/of de handel in drugs worden aangewend.

AFDELING 12 BESTUURLIJKE OPHOUDING, VEILIGHEIDSRISICOGEBIEDEN EN CAMERATOEZICHT OP OPENBARE PLAATSEN

Artikel 2:36 Bestuurlijke ophouding

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats als deze personen het bepaalde in artikel 2:1, 2:2, 2:3, 2:13, 2:14, 2:15, 2:31, 2:33, 2:34 en 2:37 van de Algemene Plaatselijke Verordening groepsgewijs niet naleven.

Artikel 2:37 Aanwijzing veiligheidsrisicogebieden

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied met inbegrip van de daarin voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.

Artikel 2:38 Cameratoezicht

  • 1.

    De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.

  • 2.

    De burgemeester heeft de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid eveneens ten aanzien van andere openbare plaatsen, zoals het voetbalstadion en het rondom gelegen gebied op sportpark Meerdijk, het gemeentehuis, horeca-uitgaansgebieden, bus- of treinstations en -perrons, winkelgebieden, industrieterreinen en parkeerterreinen.

HOOFDSTUK 3 TOEZICHT OP INRICHTINGEN

AFDELING 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 3:1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1:1 wordt in dit hoofdstuk met een inrichting bedoeld: een openbare inrichting, automatenhal, sexinrichting, escortbedrijf en daarmee verband houdende inrichtingen.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1:1 worden in dit hoofdstuk de volgende begripsbepalingen gehanteerd:

    • a.

      Automatenhal (of speelautomatenhal): een inrichting als bedoeld in artikel 30c, lid 1b, van de Wet op de kansspelen, bestemd om het publiek de gelegenheid te geven een spel door middel van kansspelautomaten te beoefenen;

    • b.

      Beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent, dan wel uitoefenen in een inrichting.

    • c.

      Bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van: de exploitant, de beheerder, de prostituee, het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is, toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6:2 van deze verordening en andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.

    • d.

      Escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

    • e.

      Exploitant: de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een openbare inrichting, een automatenhal, een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert, dan wel exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen.

    • f.

      Hoogdrempelige inrichting: een inrichting als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drank- en Horecawet, waarin rechtmatig het horecabedrijf als bedoeld in dat artikellid wordt uitgeoefend en

      • i)

        waar het café en het restaurantbezoek op zichzelf staan en waar geen andere activiteiten plaatsvinden waaraan een zelfstandige betekenis kan worden toegekend en

      • ii)

        waarvan de activiteiten in belangrijke mate gericht zijn op personen van 18 jaar en ouder.

    • g.

      Kansspelautomaat: een speelautomaat, als bedoeld in artikel 30 onder c van de Wet op de Kansspelen;

    • h.

      Laagdrempelige inrichting: een inrichting als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drank- en Horecawet, waarin rechtmatig het horecabedrijf als bedoeld in dat artikellid wordt uitgeoefend, die geen hoogdrempelige inrichting is, of een inrichting waarin horeca-activiteiten worden verricht en waarvan de ondernemer inschrijfplichtig is en ingeschreven is bij het Bedrijfschap Horeca.

    • i.

      Openbare inrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een openbare inrichting worden in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder openbare inrichting wordt mede verstaan: een bij deze inrichting behorend terras en de andere aanhorigheden.

    • j.

      Prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

    • k.

      Prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

    • l.

      Seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt bedreven. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan; een bordeel (prostitutiebedrijf), een erotische massagesalon, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

    • m.

      Speelautomaat: een toestel, als bedoeld in artikel 30 onder a van de Wet op de Kansspelen, ingericht voor de beoefening van een spel, dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot de middellijke of onmiddellijke uitkering van prijzen of premies, daaronder begrepen het recht om gratis verder te spelen;

Artikel 3:2 Ordeverstoring

Het is verboden in een inrichting de orde te verstoren.

AFDELING 2 BESLISSINGSTERMIJN EN WEIGERINGSGRONDEN

Artikel 3:3 Beslistermijn

  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1:2 neemt het bevoegd bestuursorgaan het besluit op de aanvraag om vergunning bedoeld in artikel 3:10, eerste lid, artikel 3:14, eerste lid en artikel 3:20, eerste lid, binnen twaalf weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

  • 2.

    Het bevoegd bestuursorgaan kan zijn besluit voor ten hoogste twaalf weken verdagen.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid wordt het besluit van het bevoegd bestuursorgaan aangehouden tot het moment dat een besluit wordt genomen over een op de inrichting betrekking hebbende aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 40 van de Woningwet, artikel 3, eerste lid onder a, van de Drank- en Horecawet of artikel 8.9 van de Wet milieubeheer, alsmede tot het moment dat een nader onderzoek als bedoeld in artikel 7 van de Wet BIBOB is afgerond en de uitkomsten daarvan bij de besluitvorming kunnen worden betrokken.

Artikel 3:4 Algemene indieningsvereisten

Bij een aanvraag om vergunning worden tenminste de volgende bescheiden overgelegd:

  • a.

    een bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel;

  • b.

    een schriftelijke verklaring waaruit blijkt dat de exploitant danwel de beheerder(s) gerechtigd is/zijn om over de inrichting te beschikken en te gebruiken voor het beoogde doel;

  • c.

    indien naast de exploitant en beheerder(s) nog andere personen in dienst zijn welke direct leidinggeven, moet hiervan een arbeidsovereenkomst worden overgelegd, waaruit blijkt dat deze daadwerkelijk in de inrichting werkzaam zijn;

  • d.

    een plattegrond van de inrichting, met daarop aangegeven de bedrijfsindeling, alsmede bij de inrichting behorende terrassen (schaal tenminste 1:100).

Artikel 3:5 Algemene weigeringsgronden

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 worden vergunningen als bedoeld in artikel 3:3, eerste lid, geweigerd indien:

    • a.

      de exploitant of de beheerder niet voldoet aan in de in de betreffende afdeling gestelde eisen;

    • b.

      de vestiging of de exploitatie van de inrichting -met uitzondering van een escortbedrijf- in strijd is met een geldend bestemmingsplan, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening;

    • c.

      de vestiging of de exploitatie van de inrichting in strijd is met een door de raad vastgesteld besluit, waarin gemeentelijk vestigingsbeleid is uitgewerkt, dan wel in strijd is met nadere regels als bedoeld in artikel 3:7.

  • 2.

    De vergunning kan eveneens worden geweigerd dan wel ingetrokken in de gevallen en onder de voorwaarden als bedoeld in de artikelen 7 juncto 3 van de Wet BIBOB.

Artikel 3:6 Het college als bevoegd bestuursorgaan

Indien een openbare inrichting geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college op als bevoegd bestuursorgaan voor de toepassing van het bepaalde in deze afdeling.

AFDELING 3 NADERE REGELS

Artikel 3:7 Nadere regels

Met het oog op de in artikel 3:4, artikel 3:10, artikel 3:18, tweede lid en artikel 3:22, tweede lid genoemde belangen –elk voor deze van toepassing zijn op de bedoelde inrichting-, kan het bevoegd bestuursorgaan over de uitoefening van de bevoegdheden zoals genoemd in dit hoofdstuk nadere regels vaststellen.

AFDELING 4 BEËINDIGING EXPLOITATIE; WIJZIGING BEHEER

Artikel 3:8 Beëindiging exploitatie

  • 1.

    De vergunning vervalt zodra de exploitant de exploitatie van de inrichting feitelijk heeft beëindigd.

  • 2.

    Binnen een week na de feitelijke beëindiging van de exploitatie, geeft de exploitant daarvan schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.

Artikel 3:9 Wijziging beheer

  • 1.

    Indien een beheerder het beheer in de inrichting feitelijk heeft beëindigd, geeft de exploitant daarvan binnen een week na de feitelijke beëindiging van het beheer schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.

  • 2.

    Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:5, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    In afwachting van het besluit bedoeld in het tweede lid, kan het beheer worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder zodra de exploitant een aanvraag als bedoeld in het tweede lid heeft ingediend.

    AFDELING 5 OPENBARE INRICHTING

Artikel 3:10 Exploitatie openbare inrichting

  • 1.

    Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

  • 2.

    De aanvraag om vergunning geschiedt op een door de burgemeester vastgesteld formulier.

  • 3.

    De vergunning is op naam van de exploitant van de openbare inrichting gesteld en is niet overdraagbaar.

  • 4.

    Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in

    • a.

      een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;

    • b.

      een zorginstelling;

    • c.

      een museum;

    • d.

      gebouwen in gebruik voor het belijden van een godsdienst.

  • 5.

    De burgemeester kan voor bepaalde categorieën van openbare inrichtingen vrijstelling van de vergunningplicht verlenen;

Artikel 3:11 Vereisten

1.De exploitant en de beheerder(s) moeten voldoen aan de volgende eisen:
 a.zij mogen niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn;
 b. de exploitant en de beheerder(s) moeten tenminste de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt.
3.De burgemeester kan ontheffing verlenen van het leeftijdsvereiste, gesteld in het tweede lid onder b.

Artikel 3:12 Weigeringsgronden

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 3:5 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de openbare orde of de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting op een ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed.

  • 2.

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover artikel 13b van de Opiumwet van toepassing is.

Artikel 3:13 Tijdelijke sluiting onder bijzondere omstandigheden

  • 1.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, de woon- en leefsituatie in de omgeving, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer openbare inrichtingen, tijdelijk sluitingsuren vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.

  • 2.

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover artikel 13b van de Opiumwet van toepassing is.

    AFDELING 6 (SPEEL)AUTOMATENHAL

Artikel 3:14 Aanwezigheidsvergunning voor speelautomaten

  • 1.

    De burgemeester kan een aanwezigheidsvergunning verlenen, indien zij het aanwezig hebben van één of meer kansspelautomaten betreft:

    • a.

      in een hoogdrempelige inrichting, waarbij maximaal twee kansspelautomaten aanwezig mogen zijn;

    • b.

      in een inrichting, anders dan onder a, bestemd om het publiek de gelegenheid te geven een spel door middel van kansspelautomaten te beoefenen (speelautomatenhal).

  • 2.

    De personen die de inrichting als bedoeld in het eerste lid onder a en b in eigendom hebben, mogen alleen speelautomaten in de inrichting aanwezig hebben, welke in eigendom toebehoren aan een exploitant welke in het bezit is van een geldige exploitatievergunning, zoals bedoeld in artikel 30h lid 1 van de Wet op de Kansspelen.

Artikel 3:15 Combinatie met exploitatievergunning

Ten aanzien van een hoogdrempelige inrichting wordt slechts een vergunning verleend voor het aanwezig hebben van speelautomaten, indien tevens een vergunning is verleend voor de exploitatie van de openbare inrichting.

Artikel 3:16 Speelautomatenhallen & Active Leisure

Ten aanzien van een inrichting, zoals genoemd in artikel 3:14, eerste lid onder b gelden tevens de volgende voorwaarden:

  • a.

    het aantal speelautomatenhallen is vastgesteld op een maximum van drie;

  • b.

    de burgemeester verleent slechts een vergunning voor locaties met een belangrijke leisurefunctie of – potentie;

Artikel 3:17 Indieningsvereisten speelautomatenhal

In aanvulling op de vereisten uit artikel 3:4 worden bij een aanvraag om vergunning tenminste de volgende bescheiden overgelegd:

  • a.

    een bewijs waaruit blijkt wat de totale investering is en dat deze met voldoende zekerheden is afgedekt met een financiering, dan wel uit eigen middelen is gefinancierd;

  • b.

    bescheiden waaruit blijkt dat aan de eisen inzake kennis en inzicht met betrekking tot het gebruik van speelautomaten en de daaraan verbonden risico’s voor gokverslaving is voldaan, conform hetgeen is gesteld in artikel 30d, vierde lid, onder b van de Wet op de kansspelen;

  • c.

    een bewijs van lidmaatschap van de VAN Speelautomaten brancheorganisatie;

  • d.

    een verklaring waaruit blijkt dat de ondernemer zijn onderneming inpast in een hoogwaardig, meeromvattend leisureconcept en in het kader van de productdifferentiatie, alsmede ingevolge het bepaalde in artikel 30n van de Wet op de Kansspelen, juncto artikel 13 van het Speelautomatenbesluit een ideale mix van speelautomaten opstelt.

Artikel 3:18 Weigeringsgronden

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 3:5 wordt de vergunning geweigerd indien:

    • a.

      het maximum aantal speelautomatenhallen als bedoeld in artikel 3:16, onder a is bereikt;

    • b.

      de speelhal naar het oordeel van de burgemeester niet wordt ingepast in een hoogwaardig, meeromvattend leisureconcept;

    • c.

      de speelautomatenhal niet uitsluitend rechtstreeks vanaf de openbare weg voor het publiek toegankelijk is;

    • d.

      de beheerder(s) de leeftijd van 25 jaar nog niet heeft/hebben bereikt;

    • e.

      op de exploitant en/of de beheerder(s) één of meer van de criteria, als genoemd in artikel 4 van het Speelautomatenbesluit, van toepassing zijn;

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 3:5 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelautomatenhal, of het karakter van de winkelstraat/ -buurt, of de openbare orde op een ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed.

  • 3.

    De burgemeester kan ontheffing verlenen van het leeftijdsvereiste, gesteld in het eerste lid onder d.

Artikel 3:19 Intrekking vergunning

Onverminderd het bepaald in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning intrekken:

a. als de exploitatie van een speelautomatenhal voor een periode langer dan zes maanden wordt onderbroken;

b. als het KEMA- keur certificaat door de exploitant in het eerste jaar van exploitatie van de speelautomaat niet wordt verkregen dan wel naderhand wordt verloren.

AFDELING 7 PROSTITUTIE(BEDRIJVEN)

Artikel 3:20 Seksinrichtingen en escortbedrijven

  • 1.

    Het is verboden een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan.

  • 2.

    Het aantal seksinrichtingen is vastgesteld op een maximum van vier.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 3:4 wordt in de aanvraag om vergunning en in de vergunning in ieder geval vermeld:

    • a.

      de persoonsgegevens van de exploitant;

    • b.

      de persoonsgegevens van de beheerder;

    • c.

      de aard van de seksinrichting of het escortbedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

    • d.

      het aantal werkzame prostituees;

    • e.

      de plaatselijke en kadastrale ligging van het prostitutiebedrijf door middel van een situatietekening (schaal tenminste 1:1000);

    • f.

      de plattegrond van het prostitutiebedrijf door middel van een tekening (schaal tenminste 1:100);

Artikel 3:21 Gedragseisen exploitant en beheerder

1.De exploitant en de beheerder:
 a.staan niet onder curatele en zijn niet ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij;
 b.zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag;
 c.hebben de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.
2.Naast de gestelde eisen in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:
 a.met toepassing van artikel 37 Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;
 b.binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolgde artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
c.binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van vijfhonderd euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
   Ibepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;
   IIde artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 252, 250a (oud), 273a, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;
   IIIde artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
   IVde artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;
   Vde artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;
   VIde artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.
3.Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:
 a.vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan driehondervijfenzeventig euro bedraagt;
 b.een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.  
4.De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt:
 a.bij de weigering van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van beslissing op de aanvraag van de vergunning;
 b.bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.
5.De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor tenminste een maand door het bevoegd bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.

Artikel 3:22 Weigeringsgronden

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 3:5 wordt de vergunning geweigerd indien:

    • a.

      het maximum aantal seksinrichtingen, zoals bepaald in artikel 3:20, tweede lid is bereikt;

    • b.

      er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn (zullen zijn) in strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht, met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde, of die minderjarig zijn;

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 3:5 kan de vergunning geweigerd worden in het belang van:

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      het voorkomen of beperken van overlast;

    • c.

      het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat;

    • d.

      de veiligheid van personen of goederen;

    • e.

      de verkeersvrijheid of –veiligheid;

    • f.

      de gezondheid of zedelijkheid;

    • g.

      de arbeidsomstandigheden van de prostituee.

Artikel 3:23 Openings- en sluitingstijden

  • 1.

    Het bevoegd bestuursorgaan kan door middel van een vergunningvoorschrift als bedoeld in artikel 1:7 de openingstijden en het verplichte sluitingsuur voor een afzonderlijke seksinrichting vaststellen.

  • 2.

    Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben en daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven buiten de toegestane openingstijden.

  • 3.

    Het is bezoekers verboden zich in een seksinrichting te bevinden gedurende de tijd dat die inrichting krachtens dit artikel of krachtens artikel 3:24 gesloten dient te zijn.

  • 4.

    Het in het eerste tot en met derde lid bepaalde geldt niet voor in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.

Artikel 3:24 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting

  • 1.

    Met het oog op de in artikel 1:6 en artikel 3:22 genoemde belangen of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan:

    • a.

      tijdelijk andere dan de krachtens artikel 3:23, eerste lid, geldende sluitingsuren vaststellen;

    • b.

      van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht, maakt het bevoegde bestuursorgaan het in het eerste lid bedoelde besluit openbaar bekend overeenkomstig artikel 3:42 Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 3:25 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder

  • 1.

    Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben zonder dat de ingevolge artikel 3:20 op de vergunning vermelde exploitant of beheerder in de seksinrichting aanwezig is.

  • 2.

    De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:

    • a.

      geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en

    • b.

      geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.

    • c.

      geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen beneden de 18 jaar;

    • d.

      een bedrijfsbeleid wordt gevoerd waarin de toepassing van veilige sekstechnieken en het zelfbeschikkingsrecht van de prostituees bevorderd worden;

    • e.

      een bedrijfsbeleid wordt gevoerd waarbij medewerking wordt verleend aan op preventie gerichte gezondheidsprojecten.

Artikel 3:26 Toegang opsporingsambtenaren en toezichthouders

  • 1.

    De exploitant en de beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht ervoor te zorgen dat politieambtenaren vanaf de weg onmiddellijk en onbelemmerd toegang hebben tot de inrichting:

    • a.

      gedurende de tijd dat deze voor bezoekers geopend is;

    • b.

      gedurende de tijd dat deze voor bezoekers gesloten dient te zijn als die opsporingsambtenaren hun vermoeden uiten dat daarin bezoekers aanwezig zijn.

  • 2.

    De exploitant en de beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht de door het bevoegd bestuursorgaan aangewezen toezichthouders op hun verzoek toegang te verlenen.

Artikel 3:27 Straat- en raamprostitutie

  • 1.

    Het is verboden door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken.

  • 2.

    Met het oog op de naleving van het in het eerste lid gestelde verbod, kan door politieambtenaren het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.

  • 3.

    De burgemeester kan bij besluit aan personen, aan wie tenminste eenmaal een bevel op grond van het tweede lid is gegeven, verbieden zich gedurende een bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de in het besluit aangeduide wegen.

  • 4.

    Het is verboden zich te gedragen in strijd met een door de burgemeester op grond van het derde lid opgelegd verbod.

HOOFDSTUK 4 BESCHERMING MILIEU, NATUURSCHOON EN UITERLIJK AANZIEN GEMEENTE

AFDELING 1 GELUIDHINDER EN VERLICHTING

Artikel 4:1 Aanwijzing collectieve festiviteiten

  • 1.

    De geluidsnormen bedoeld in de artikelen 2.17 en 2.20 van het Besluit gelden niet voor door het college aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

  • 2.

    In een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid kan het college bepalen voor welke gebieden van de gemeente de collectieve festiviteiten gelden.

  • 3.

    Het college kan, wanneer een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen.

  • 4.

    Het college kan voorwaarden verbinden aan de festiviteiten ter voorkoming of beperking van de geluidhinder.

Artikel 4:2 Kennisgeving incidentele festiviteiten

  • 1.

    Het is in een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de waarden als bedoeld in de artikelen 2.17 en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting tenminste drie weken voor aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

  • 2.

    Het college stelt een formulier vast voor het doen van een kennisgeving.

  • 3.

    De kennisgeving wordt geacht eerst dan te zijn gedaan wanneer het formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.

  • 4.

    Het college kan voorwaarden verbinden aan de festiviteiten ter voorkoming of beperking van de geluidhinder.

  • 5.

    Dit artikel is niet van toepassing op horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen met maatwerkvoorschriften in het kader van het 12 dagen criterium zoals bedoeld in artikel 2.20, lid 6 van het Besluit.

Artikel 4:3 Overige geluidhinder

1.Als in een inrichting als bedoeld in het Besluit onversterkte muziek ten gehore wordt gebracht, zijn de artikelen 2.17 en 2.20 van het Besluit van toepassing.
2.Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of het Besluit toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
3.Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.
4.Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden onder meer betreffende:
 -het maximale geluidsniveau;
 -de situering van geluidsbronnen;
 -de frequentie en tijden van gebruik.

AFDELING 2 BODEM-, WEG- EN MILIEUVERONTREINIGING

Artikel 4:4 Natuurlijke behoefte doen

Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.

AFDELING 3 MAATREGELEN TEGEN ONTSIERING EN STANKOVERLAST

Artikel 4:5 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.

  • 1.

    Het is verboden op een door het college aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:

    • a.

      onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;

    • b.

      kampeermiddelen als bedoeld in artikel 5:3 of onderdelen daarvan, als het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel;

    • c.

      mestopslag, gierkelder of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp, dan wel ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen of oude metalen;

  • 2.

    Het is verboden op een door het college aangewezen plaats een bepaald voorwerp of bepaalde stof op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben.

  • 3.

    Het college kan bij de aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid nadere regels stellen.

  • 4.

    Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet ruimtelijke ordening of de Provinciale omgevingsverordening

    AFDELING 4 NAAKTRECREATIE EN KAMPEREN BUITEN KAMPEERTERREINEN

Artikel 4:6 Naaktrecreatie

  • 1.

    Het college kan bij openbaar bekend te maken besluit plaatsen aanwijzen, die geschikt zijn voor ongeklede openbare recreatie, zoals bedoeld in artikel 430a van het Wetboek van Strafrecht.

  • 2.

    Het college kan nadere voorschriften stellen waaraan de in het eerste lid bedoelde plaatsen moeten voldoen om als geschikt voor ongeklede openbare recreatie te kunnen worden aangemerkt.

Artikel 4:7 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen

  • 1.

    Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het bestemmingsplan is bestemd of mede bestemd.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor het plaatsen van kampeermiddelen voor eigen gebruik door de rechthebbende op een terrein.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod als bedoeld in het eerste lid.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6. kan de ontheffing worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      de bescherming van natuur en landschap;

    • b.

      de bescherming van een stads- of dorpsgezicht.

Artikel 4:8 Aanwijzing kampeerplaatsen

  • 1.

    Het college kan plaatsen aanwijzen waarop het verbod van artikel 4:7, eerste lid niet geldt.

  • 2.

    Het college kan daarbij nadere regels stellen in het belang van de gronden, genoemd in artikel 4:7, vierde lid.

HOOFDSTUK 5 ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE

AFDELING 1 PARKEEREXCESSEN

Artikel 5:1 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.

  • 1.

    Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf of een gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden:

    • a.

      drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, op de weg te parkeren binnen een straal van 25 meter met als middelpunt een van deze voertuigen;

    • b.

      de weg als werkplaats voor voertuigen te gebruiken.

  • 2.

    Onder verhuren als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan:

    • a.

      het gebruiken van een voertuig voor het geven van lessen;

    • b.

      het gebruiken van een voertuig voor het vervoeren van personen tegen betaling.

  • 3.

    Tot de voertuigen bedoeld in het eerste lid worden niet gerekend:

    • a.

      voertuigen waaraan herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die aansluitend in totaal niet meer dan een uur vergen,

    • b.

      voertuigen voor persoonlijk gebruik van de in het eerste lid genoemde persoon.

  • 4.

    Het college kan ontheffing van het verbod verlenen.

Artikel 5:2 Voertuigwrakken

1. Het is verboden een voertuigwrak op een openbare plaats te plaatsen of te parkeren.

2. Het verbod geldt niet voor in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.

Artikel 5:3 Kampeermiddelen e.a.

  • 1.

    Het is verboden een aanhanger of voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt:

    • a.

      langer dan op vijf achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben op een door het college aangewezen weg, waar dit naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte of schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente;

    • b.

      op een door het college aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod.

  • 3.

    De in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde termijn geldt niet gedurende het tijdvak van 1 mei tot 1 september. In deze periode geldt een termijn van veertien dagen.

  • 4.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door een Provinciaal wegenreglement of een Provinciale landschapsverordening.

Artikel 5:4 Parkeren van reclamevoertuigen

  • 1.

    Het is verboden een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame, op de weg te parkeren met het kennelijke doel om daarmee handelsreclame te maken.

  • 2.

    Het college kan van dit verbod ontheffing verlenen.

Artikel 5:5 Parkeren van grote voertuigen

  • 1.

    Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,40 meter te parkeren op een door het college aangewezen plaats waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.

  • 2.

    Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,40 meter te parkeren op een door het college aangewezen weg, waar dit parkeren naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte, dan wel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.

  • 3.

    Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 08:00 uur tot 18:00 uur.

  • 4.

    Het college kan van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden ontheffing verlenen.

Artikel 5:6 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen

  • 1.

    Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,40 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is.

Artikel 5:7 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen

  • 1.

    Het is verboden met een voertuig te rijden door of deze te doen staan of te laten staan in een park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook.

  • 2.

    Dit verbod is niet van toepassing:

    • a.

      op de weg;

    • b.

      op voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden door of vanwege de overheid;

    • c.

      op voertuigen, waarmee standplaats wordt of is ingenomen op terreinen die voor dit doel zijn bestemd.

  • 3.

    Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

    AFDELING 2 GEMOTORISEERD EN RUITERVERKEER IN NATUURGEBIEDEN

Artikel 5:8 Beperking verkeer in natuurgebieden en andere groenvoorzieningen

  • 1.

    Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen, groenstroken of voor recreatief gebruik bestemde terreinen te rijden of zich te bevinden met een voertuig, als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.

  • 2.

    Het college kan terreinen aanwijzen waarvoor het in het eerste lid gestelde verbod niet van toepassing is. Het kan daarbij regels stellen ten aanzien van het gebruik van deze terreinen:

    • a.

      in het belang van het voorkomen van overlast;

    • b.

      in het belang van de bescherming van natuur- of milieuwaarden;

    • c.

      in het belang van de veiligheid van het publiek.

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsen en voor fietsers of berijders van paarden:

    • a.

      ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen hulpverleningsdiensten;

    • b.

      die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de terreinen als in het eerste lid bedoeld;

    • c.

      die worden gebruikt in verband met werken die krachtens wettelijk voorschrift moeten worden uitgevoerd;

    • d.

      van de zakelijk gerechtigden, huurders en pachters van percelen die gelegen zijn binnen de terreinen als in het eerste lid bedoeld;

    • e.

      voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d bedoelde personen.

  • 4.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet:

    • a.

      op wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 ;

    • b.

      binnen de bij of krachtens de Provinciale verordening 'Stiltegebieden' aangewezen stiltegebieden, ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als 'toestel'.

  • 5.

    Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

    AFDELING 3 COLLECTEREN

Artikel 5:9 Inzamelingen van geld of goederen

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden.

  • 2.

    Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

  • 3.

    Het verbod geldt niet voor een inzameling die in besloten kring wordt gehouden.

    AFDELING 4 VENTEN

Artikel 5:10 Venten

  • 1.

    Het is verboden te venten indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

  • 2.

    Het is verboden te venten op zondagen en van maandag tot en met zaterdag tussen 22.00 en 08.00 uur.

  • 3.

    Het verbod in het tweede lid is niet van toepassing op het te koop aanbieden en verkopen van voor directe consumptie geschikte etenswaren en alcoholvrije dranken.

Artikel 5:11 Vrijheid van meningsuiting

  • 1.

    Het verbod als bedoeld in artikel 5:10, eerste lid geldt niet voor venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.

  • 2.

    Het college kan de vrijheid van meningsuiting als bedoeld in het eerste lid beperken door een verbod in te stellen:

    • a.

      op door het college aangewezen openbare plaatsen, of

    • b.

      voor bepaalde dagen en uren.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod als bedoeld in het tweede lid.

    AFDELING 5 STANDPLAATSEN

Artikel 5:12 Standplaatsen

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.

  • 2.

    Het college weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de vergunning worden geweigerd:

    • a.

      indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

    • b.

      indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.

  • 4.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of een Provinciaal wegenreglement.

  • 5.

    De weigeringsgrond in het derde lid, onder b, geldt niet voor bouwwerken.

Artikel 5:13 Toestemming rechthebbende

Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.

AFDELING 6 SNUFFELMARKTEN

Artikel 5:14 Snuffelmarkten

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een snuffelmarkt te organiseren.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor ruimten die uitsluitend dan wel nagenoeg geheel en voortdurend in gebruik zijn als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet.

  • 3.

    De burgemeester weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan.

    AFDELING 7 OPENBAAR WATER

Artikel 5:15 Snelle motorboten

  • 1.

    Het is verboden op openbaar water sneller dan 6 km per uur te varen.

  • 2.

    Het college kan gebieden aanwijzen waar alleen met vaartuigen met een elektrische motor mag worden gevaren.

  • 3.

    Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

  • 4.

    Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op de Brandweer, de Reddingsbrigade Zuidoost Drenthe, de politie, de provincie en het waterschap bij het uitvoeren van de aan hen opgedragen taak.

Artikel 5:16 Voorwerpen in, op of boven openbaar water

  • 1.

    Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, in, op of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.

  • 2.

    Degene, die voornemens is een steiger, een meerpaal of een ander object met een permanent karakter in, op of boven openbaar water te plaatsen, doet daarvan uiterlijk drie weken van tevoren een melding aan het college.

  • 3.

    De melding bevat in ieder geval naam, adres en contactgegevens van de melder en een beschrijving van de aard en omvang van het object.

  • 4.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor in het daarin geregelde onderwerp door de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken , een Provinciale vaarwegen- of landschapsverordening, dan wel door een waterschapskeur wordt voorzien.

Artikel 5:17 Beschadigen van waterstaatswerken

  • 1.

    Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.

  • 2.

    Het in het eerste geldt niet voor in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of een Provinciale vaarwegen- of landschapsverordening.

    AFDELING 8 VERBOD VUUR TE STOKEN

Artikel 5:18 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken

  • 1.

    Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of op een andere wijze vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor het betreft:

    • a.

      verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;

    • b.

      sfeervuren, zoals terrashaarden en vuurkorven, indien geen afvalstoffen worden verbrand;

    • c.

      vuur voor koken, bakken en braden;

  • 3.

    en de genoemde uitzonderingsgevallen geen gevaar, overlast of hinder voor de omgeving opleveren.

  • 4.

    Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

  • 5.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de ontheffing ook worden geweigerd ter bescherming van de flora en fauna.

  • 6.

    Het verbod geldt niet voor in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of een Provinciale milieuverordening

Artikel 5:19 Verbod op het gebruik van wensballonnen

  • 1.

    Het is verboden zogenoemde wensballonnen door middel van hete lucht afkomstig van vuur op te laten.

  • 2.

    Onder een wensballon wordt mede verstaan: ufoballon, herdenkingsballon, vuurballon, gelukslampion, Thaise wensballon, papierballon, geluksballon, etc.

    AFDELING 9 VERSTROOIING VAN AS

Artikel 5:20 Verboden plaatsen

  • 1.

    Incidentele asverstrooiing is verboden op:

    • a.

      verharde delen van de weg;

    • b.

      gemeentelijke begraafplaatsen en crematoriumterreinen.

  • 2.

    Het college kan een besluit nemen waarin voor een bepaalde termijn wordt verboden dat op andere plaatsen dan genoemd in het eerste lid incidentele asverstrooiing plaatsvindt.

  • 3.

    Het college kan op verzoek van de nabestaande die zorgdraagt voor de asbus op grond van bijzondere omstandigheden ontheffing verlenen van het verbod uit het eerste lid onder a.

Artikel 5:21 Hinder of overlast

Incidentele asverstrooiing is verboden als daardoor hinder of overlast wordt veroorzaakt aan derden.

HOOFDSTUK 6 STRAF-, SLOT- en OVERGANGSBEPALINGEN

AFDELING 1 STRAFBEPALINGEN

Artikel 6:1 Strafbepaling

  • 1.

    Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de op grond van artikel 1:7 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie: artikelen 2:1, 2:2, 2:3, 2:7, 2:8, 2:9, 2:11, 2:12, 2:13, 2:14, 2:15, 3:10, 3:13, 3:2, 2:16, 2:17, 2;18, 2:19, 2:28, 2:29, 2:30, 2:31, 2:32, 2:33, 2:34, 2:35, 2:36, 2:37, 3:10, 3:13, 3:14, 3:20, 3:23, 3:24, 3:25, 3:27, 4:2, 4:3, 4:5, 5:9.

  • 2.

    Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de op grond van artikel 1:7 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie: artikelen 2:4, 2:5, 2:6, 2:20, 2:21, 2:22, 2:23, 2:24, 2:25, 2:26, 2:27, 3:26, 4:4, 4:6, 4:7, 5:1, 5:2, 5:3, 5:4, 5:5, 5:6, 5:7, 5:8, 5:10, 5:12, 5:13, 5:14, 5:15, 5:16, 5:17, 5:18, 5:19, 5:20.

  • 3.

    Overtreding kan tevens worden bestraft met openbaarmaking van de rechtelijke uitspraak.

Artikel 6:2 Toezichthouders

1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:

 de daartoe bevoegde gemeentelijke toezichthouders,

 de ambtenaren van de regiopolitie Drenthe,

 de medewerkers van de Stichting Veiligheidszorg Drenthe, die daartoe als toezichthouder door het college of door de burgemeester zijn aangewezen.

2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de door het college of de burgemeester aan te wijzen personen.

Artikel 6:3 Binnentreden woningen

  • 1.

    Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.

  • 2.

    Zij die belast zijn met de zorg voor de nakoming van een voorschrift van een door de burgemeester op grond van artikel 176 van de Gemeentewet vastgesteld algemeen verbindend voorschrift, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.

    AFDELING 2 SLOT – en OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 6:4 Datum inwerkingtreding

  • 1.

    De ‘Algemene Plaatselijke Verordening 2008’ (raadsbesluit van 26 juni 2008, RA08.0055), inclusief de wijzigingsbesluiten van 25 juni 2009 (RA09.0059), 28 januari 2010 (RA10.0008), 24 juni 2010 (RA10.0062), 16 december 2010 (RA10.0116) en 26 mei 2011 (RA11.0044) worden ingetrokken

  • 2.

    De ‘Verordening Hoogwaardige Leisure/Speelautomatenhallen Emmen 2004’ (raadsbesluit van 25 november 2004, RA04.0162) en de ‘Verordening Exploitatie Openbare Inrichtingen’ (raadsbesluit van 27 maart 2003, RIS.0960) worden ingetrokken.

  • 3.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die waarop zij is afgekondigd.

Artikel 6:5 Overgangsbepalingen

  • 1.

    Besluiten, genomen krachtens de verordeningen bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2.

    Aanvragen om een vergunning als bedoeld in de artikelen 2:6, vierde lid en artikel 2:7 die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht worden afgehandeld volgens het recht zoals dat gold vóór het tijdstip waarop artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking is getreden.

Artikel 6:6 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Emmen 2012.