Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
's-Gravenhage

Verordening Voorzieningen raadsleden 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Organisatie's-Gravenhage
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Voorzieningen raadsleden 2012
CiteertitelVerordening Voorzieningen raadsleden 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp2012/01

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gelet op de artikelen 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet. Gelet op het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. 

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-01-201201-01-201201-11-2013nieuwe regeling

26-01-2012

Posthoorn, 08-02-2012

rv 2, 2012

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Voorzieningen raadsleden 2012

 

 

HOOFDSTUK I Begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden:

het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 244;

b.

Regeling rechtspositie wethouders:

de ministeriële regeling van 20 februari 2001, Stcrt. 41 als bedoeld in artikel 23 van het Rechtspositiebesluit wethouders;

c.

raadslid:

lid van de gemeenteraad, niet zijnde wethouder;

d.

griffier:

de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet.

HOOFDSTUK II Voorzieningen voor raadsleden

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden

De vergoeding voor de werkzaamheden bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, is gelijk aan het door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor gemeenteklasse 9 vastgestelde maximum.

Artikel 3 Onkostenvergoeding

De vergoeding voor aan de uitoefening van het raadslidmaatschap verbonden kosten is gelijk aan het bedrag voor gemeenteklasse 9, vermeld in tabel II van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Artikel 4 Berekening en betaling vaste vergoedingen

  • 1.

    Hij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar raadslid is geweest ontvangt de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar raadslid is geweest.

  • 2.

    De betaling van de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, geschiedt in maandelijkse termijnen.

Artikel 5 Reis- en verblijfkosten

  • 1.

    Op grond van artikel 97 van de Gemeentewet wordt aan het raadslid de ten behoeve van de gemeente gemaakte kosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur vergoed.

  • 2.

    De vergoeding voor reis- en verblijfkosten bedoeld in lid 1 is gelijk aan de vergoeding bedoeld in artikel 4, van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 6 Cursus, congres, seminar of symposium

  • 1.

    De kosten van deelname van een raadslid aan cursussen, congressen, seminars en symposia, die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd, komen voor rekening van de gemeente.

  • 2.

    Het raadslid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in bij de fractie. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. Als deelname van algemeen belang is in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap komen de kosten voor rekening van de fractie. Aan het budget fractieondersteuning is een budget voor cursussen en congressen toegevoegd.

Artikel 7 Computer en internetverbinding

  • 1.

    Op aanvraag worden het raadslid ten laste van de gemeente voor de uitoefening van het raadslidmaatschap een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld, die door hem geheel of nagenoeg geheel zakelijk dient te worden gebruikt.

  • 2.

    Het raadslid ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 3.

    De raad stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

Artikel 8 Tegemoetkoming ziektekosten

  • 1.

    De tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering als bedoeld in artikel 11 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden bedraagt € 175 per jaar.

  • 2.

    In het geval een raadslid gedurende een gedeelte van het kalenderjaar lid van de raad is geweest ontvangt hij de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar raadslid is geweest.

  • 3.

    De betaling van de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, geschiedt in maandelijkse termijnen.

Artikel 9 Fietsregeling

  • 1.

    Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan deelnemen aan de fietsregeling als bedoeld in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001. Van het raadslid wordt de raadsvergoeding verminderd met de vergoeding voor de fiets als bedoeld in de Uitvoeringsregeling.

  • 2.

    Gelet op het bepaalde in artikel 99 van de Gemeentewet bestaat er geen aanspraak op enige vergoeding van de gemeente

Artikel 10 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

De vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, kan op verzoek van een raadslid worden verlaagd in het geval hij een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid.

Artikel 11 Compensatie korting werkloosheidsuitkering

  • 1.

    In het geval een raadslid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

  • 2.

    In het geval dat een raadslid een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde lid, van dat besluit ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

Artikel 12 Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van de gemeenteraad

  • 1.

    Een raadslid dat op grond van artikel 77 van de Gemeentewet meer dan 30 dagen onafgebroken het voorzitterschap van de gemeenteraad waarneemt, ontvangt voor die waarneming een toeslag van 8% van de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden over de tijd van de waarneming.

  • 2.

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de onkostenvergoeding, bedoeld in artikel 3.

Artikel 13 Uitkering bij aftreden
  • -

    Conform artikel 9, lid 1 van het rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, kan de raad bij verordening bepalen dat een lid van de raad met ingang van de dag van zijn aftreden een uitkering ten laste van de gemeente ontvangt, naar in de verordening te stellen regels.

  • 1.

    Begripsbepaling

    In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      belanghebbende: degene die met ingang van, dan wel na de inwerkingtreding van deze verordening als lid van de gemeenteraad is gekozen en die geen lid is van het college;

    • b.

      gezinslid van de belanghebbende is:

      de echtgenoot, echtgenote, geregistreerd partner of levenspartner van de belanghebbende;

      een kind, stiefkind of pleegkind, waarvoor de belanghebbende, de echtgenoot, echtgenote of levenspartner op grond van de Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag geniet of zal genieten met ingang van de eerste dag van het kalenderkwartaal volgende op dat waarop het deel uit is gaan maken van het gezin, of dat in aanmerking komt voor een beurs als bedoeld in de Wet Studiefinanciering en niet ouder is dan 27 jaar;

    • c.

      levenspartner is degene met wie het raadslid een geregistreerd partnerschap is aangegaan, of waarbij de niet-huwelijkse samenlevingsvorm blijkt uit een bij een notaris opgemaakt samenlevingscontract.

  • 2.

    Het recht op uitkering

    • a.

      Hij die ophoudt raadslid te zijn, heeft, tenzij hij zonder onderbreking weer als zodanig optreedt, met ingang van de dag, waarop het lidmaatschap van de gemeenteraad eindigt, voor zover hij alsdan de leeftijd van 65 jaar niet heeft bereikt, recht op een uitkering.

    • b.

      Geen recht op uitkering heeft een raadslid, dat ontzet is uit het kiesrecht bij onherroepelijk geworden vonnis.

    • c.

      De belanghebbende wordt geacht door het aanvaarden van de uitkering erin toe te stemmen, dat de raad alle inlichtingen omtrent de omstandigheden van belanghebbende vordert, welke voor de uitvoering van deze verordening naar zijn oordeel nodig zijn.

  • 3.

    Uitkeringsduur

    • a.

      De uitkering wordt toegekend voor een periode, gelijk aan het tijdvak waarin de belanghebbende laatstelijk zonder wezenlijke onderbreking zijn raadslidmaatschap heeft vervuld, doch ten hoogste voor de duur van zes maanden.

    • b.

      De raad beslist of een onderbreking als wezenlijk moet worden beschouwd. Van een zodanige onderbreking is geen sprake, indien deze ten hoogste twee maanden heeft geduurd.

  • 4.

    Bedrag van de uitkering

    • a.

      De uitkering bedraagt 80% van de laatstelijk als raadslid genoten vergoeding.

    • b.

      Voor de toepassing van dit artikel wordt onder “laatstelijk genoten” verstaan: waarop aanspraak bestond of zou hebben bestaan op de dag, voorafgaande aan die waarop het raadslidmaatschap is geëindigd.

  • 5.

    Korting wegens inkomsten

    • a.

      De inkomsten die belanghebbende geniet worden met de uitkering verrekend over de maand waarop deze inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben.

    • b.

      Voor de toepassing van lid 5, onder a, wordt onder inkomsten verstaan het gezamenlijke bedrag dat de belanghebbende wegens het verrichten van activiteiten geniet tijdens het uitkeringstijdvak als:

      • -

        winst uit onderneming;

      • -

        vergoeding wegens fractievertegenwoordiging of vergoeding aan commissieleden op grond van de Verordening geldelijke vergoedingen aan commissieleden niet zijnde raadsleden;

      • -

        zuivere inkomsten uit of in verband met arbeid;

        Onder inkomsten bedoeld in de vorige volzin wordt mede verstaan een werkloosheid- of arbeidsongeschiktheidsuitkering krachtens een wettelijke bepaling.

    • c.

      Voor de toepassing van lid 5, onder a, wordt als niet relevant beoordeeld of de in lid 5, onder b, bedoelde activiteiten door belanghebbende reeds aangevangen zijn in de periode voorafgaande aan het tijdstip van beëindiging van het raadslidmaatschap.

    • d.

      Onder inkomsten bedoeld in lid 5, onder a, b en c wordt niet verstaan de kinderbijslag, alsmede de compensatie voor of de vergoeding van de premie ingevolge de Algemene

      Ouderdomswet en de Algemene Nabestaanden wet, welke in die inkomsten is of geacht kan worden te zijn begrepen. Inkomsten van gezinsleden en/of levenspartner blijven voor de toepassing van lid 5, onder a, buiten beschouwing.

    • e.

      Belanghebbende is verplicht van het uitoefenen, of het ter hand nemen of weer ter hand nemen van enige arbeid of bedrijf, terstond mededeling te doen aan de raad onder opgave voor zover mogelijk, van de verwachte inkomste, een en ander overeenkomstig de voorschriften, die hem door de raad worden gegeven. Zijn de inkomsten niet vooraf op te geven, dan doet hij tijdig voor het verschijnen van elke uitkeringstermijn opgave van de inkomsten die hij sinds het ter hand nemen van de werkzaamheden of sinds de vorige opgave heeft genoten. Brengt de aard van de activiteiten of de inkomsten mee, dat de inkomsten over een langere termijn dan een maand moeten worden berekend, dan wordt op de uitkering een vermindering toegepast van een voorlopig vastgesteld bedrag onder voorbehoud van verrekening aan het einde van even bedoelde termijn.

  • 6.

    Betaling

    De uitkering wordt uitbetaald in maandelijkse termijnen.

  • 7.

    Einde van de uitkering

    Onverminderd het gestelde in lid 3, onder a, eindigt de uitkering:

    • a.

      met ingang van de dag, volgende op die waarop belanghebbende is overleden;

    • b.

      met ingang van de dag waarop belanghebbende de leeftijd van 65 jaar bereikt;

    • c.

      met ingang van de dag waarop hij weer als raadslid aantreedt.

  • 8.

    Schorsing

    • a.

      De betaling van de uitkering kan door de raad worden geschorst indien en voor zolang belanghebbende niet, of slechts gedeeltelijk, de mededeling of opgave doet als bedoeld in lid 5, sub e.

    • b.

      Indien de in lid 8, onder a, bedoelde verplichting alsnog wordt nagekomen, wordt de uitkering over de tijd van de schorsing alsnog uitbetaald.

Artikel 14 Voorziening bij overlijden
  • 1.

    Zo spoedig mogelijk na het overlijden van een raadslid wordt aan de nabestaande met wie het raadslid één huishouden vormde, een bedrag ineens uitgekeerd, gelijk aan de vergoeding voor de werkzaamheden voor raadsleden over een tijdvak van drie maanden.

  • 2.

    Indien de overledene geen nabestaande nalaat, geschiedt de uitkering ten behoeve van de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen dan wel pleegkinderen. Ontbreken ook deze, dan geschiedt de uitkering, indien de overledene kostwinner was voor ouders, meerderjarige kinderen, broers of zusters, ten behoeve van deze betrekkingen.

  • 3.

    Onder de nabestaande van een raadslid wordt verstaan: degene met wie het raadslid was gehuwd c.q. een geregistreerd partnerschap was aangegaan, dan wel zijn/haar levenspartner, indien de niet-huwelijkse samenlevingsvorm blijkt uit een bij een notaris opgemaakt samenlevingscontract.

Artikel 15 Voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte
  • 1.

    De artikelen 2 tot en met 4 en 7 tot en met 11, 13 en 14 blijven van toepassing op het raadslid aan wie ingevolge artikel X 10 van de Kieswet tijdelijk ontslag is verleend wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, met dien verstande dat de onkostenvergoeding die dit raadslid op grond van artikel 3, eerste of tweede lid, ontvangt de helft bedraagt van het bedrag dat op grond van die bepalingen van toepassing is.

  • 2.

    De artikelen 1 tot en met 8, 10 en 11 van deze verordening zijn van toepassing op raadsleden die tijdelijk worden benoemd ter vervanging van een raadslid dat ingevolge artikel X10 van de Kieswet tijdelijk ontslag heeft verkregen wegens zwangerschap en bevalling of ziekte.

HOOFDSTUK III De procedure van declaratie

Artikel 16 Betaling van kosten

Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door:

  • a.

    betaling uit eigen middelen; of

  • b.

    rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente.

Artikel 17 Declaratie van vooruit betaalde kosten

  • 1.

    Voor de vergoeding van de kosten, bedoeld in artikel 5 wordt gebruik gemaakt van een declaratieformulier, waarvan het model door de raad is vastgesteld, indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald.

  • 2.

    Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend en binnen 2 maanden bij de griffier of een door hem aangewezen ambtenaar ingediend, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken.

Artikel 18 Rechtstreekse facturering bij de gemeente

  • 1.

    De vergoeding van kosten, bedoeld in artikel 5 kan plaatsvinden door rechtstreek toezending van de door het raadslid voor akkoord ondertekende factuur aan de gemeente.

  • 2.

    Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het begeleidingsformulier, waarvan het model door het presidium is vastgesteld, volledig in te vullen en te ondertekenen.

  • 3.

    Het raadslid dient het begeleidingsformulier en de factuur binnen 2 maanden in bij de griffier of de door hem aangewezen ambtenaar.

HOOFDSTUK lV Citeertitel en inwerkingtreding

Artikel 19 Intrekking oude verordening

De verordening Voorzieningen raadsleden (nr. 5/2007, zoals vastgesteld op 24 mei 2007 (rb 42) laatstelijk gewijzigd 8 september 2011 (rb 22)) wordt ingetrokken.

Artikel 20 Overgangsrecht

Indien het wetsvoorstel tot Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2012; nummer 33003) op het punt van het spaarloon en de levensloop niet wordt aangenomen en de spaarloon en/of de levensloopregeling derhalve niet met ingang van 1 januari 2012 komt te vervallen, wordt na artikel 9 een nieuw artikel toegevoegd, luidende als volgt:

Artikel 9a Spaarloonregeling/levensloopregeling

  • 1.

    Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan op aanvraag deelnemen aan de voor het gemeentelijk personeel geldende spaarloonregeling.

  • 2.

    Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan deelnemen aan de levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964.

  • 3.

    Deelname aan de spaarloonregeling is niet mogelijk indien het raadslid gebruik maakt van de wettelijke levensloopregeling.

  • 4.

    Gelet op het bepaalde in artikel 99 van de Gemeentewet bestaat geen aanspraak op enige vergoeding van de gemeente.

Artikel 21 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking, met terugwerkende kracht, op 1 januari 2012.

Artikel 22 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Voorzieningen raadsleden 2012.