Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Pekela

Verordening krediethypotheek en pandrecht bijstand 2004

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatiePekela
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening krediethypotheek en pandrecht bijstand 2004
CiteertitelVerordening krediethypotheek en pandrecht bijstand 2004
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

deze regeling heeft terugwerkende kracht

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand, art. 34, tweede lid, onder d, art. 50

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200401-01-200401-01-2015nieuwe regeling

01-06-2004

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening krediethypotheek en pandrecht bijstand 2004

De raad van de gemeente Pekela,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. ,

gelet op de artikelen 34, lid 2 onder d en artikel 50 van de Wet Werk en Bijstand,

b e s l u i t

vast te stellen de 'Verordening krediethypotheek en pandrecht bijstand 2004'.

B. Hoofdstuk 1: Krediethypotheek

Artikel 1:
  • 1.

    Indien voor de belanghebbende die eigenaar is van een door hemzelf of zijn gezin bewoonde woning met bijbehorend erf, recht op bijstand bestaat als bedoeld in artikel 50, eerste lid van de Wet werk en bijstand én die bijstand de vorm heeft van een geldlening, als bedoeld in artikel 50, tweede lid van de Wet werk en bijstand, wordt die verleend onder verband van hypotheek.

  • 2.

    Indien bijzondere bijstand wordt verleend, kunnen burgemeester en wethouders, wanneer wordt voldaan aan de in artikel 50, tweede lid van de Wet werk bijstand genoemde voorwaarden, deze bijstand verstrekken in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek, tenzij de belanghebbende recht heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars.

  • 3.

    Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing op de zelfstandige.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de voorwaarden waaronder bijstand in de vorm van een geldlening in verband van hypotheek wordt verleend (zie bijgaand door burgemeester en wethouders aangepast en vastgesteld voormalig Besluit krediethypotheek bijstand).

C. Hoofdstuk 2: Pandrecht
Artikel 2:
  • 1.

    Indien voor de belanghebbende die eigenaar is van een door hemzelf of zijn gezin bewoonde woonwagen met bijbehorend erf of een bewoond woonschip onder een bepaald tonnage met bijbehorend erf, overeenkomstig het bepaalde in artikel 50, eerste lid van de Wet werk en bijstand recht op bijstand bestaat én die bijstand de vorm heeft van een geldlening, als bedoeld in artikel 50, tweede lid van de Wet werk en bijstand, wordt die verleend onder vestiging van een pandrecht.

  • 2.

    Indien bijzondere bijstand wordt verleend, kunnen burgemeester en wethouders, wanneer wordt voldaan aan de in artikel 50, tweede lid van de Wet werk bijstand genoemde voorwaarden, deze bijstand verstrekken in de vorm van een geldlening onder vestiging van een pandrecht, tenzij de belanghebbende recht heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars.

  • 3.

    Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing op de zelfstandige.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de voorwaarden waaronder bijstand in de vorm van een geldlening onder vestiging van een pandrecht wordt verleend (zie bijgaand door burgemeester en wethouders vastgesteld Besluit krediethypotheek en pandrecht bijstand 2004).

D. Hoofdstuk 3: Meewerkingsplicht en Afstemming
Artikel 3:
  • 1.

    Burgemeester en wethouders verbinden aan de verlening van bijstand onder verband van hypotheek c.q. onder vestiging van pandrecht als bedoeld in artikel 1 en 2 de verplichting dat de belanghebbende meewerkt aan vestiging van hypotheek dan wel pandrecht.

  • 2.

    Indien belanghebbende in een voorkomend geval niet meewerkt aan het vestigen van hypotheek c.q. pandrecht, dan dient de bijstand in zijn geheel te worden geweigerd vanaf ingangsdatum van de bijstand. Reeds verleende bijstand is terstond opeisbaar.

E. Hoofdstuk 4: Slotbepalingen

Artikel 4:

Deze verordening kan worden aangehaald als: de Verordening krediethypotheek en pandrecht bijstand 2004.

Artikel 5:

De Verordening krediethypotheek en pandrecht bijstand 2004 treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 2004.

 

Aldus besloten door de raad der gemeente in zijn openbare vergadering van

De Voorzitter

De Griffier

Algemene toelichting

De Wet werk en bijstand kent ten opzichte van de Algemene bijstandswet (Abw) een aantal wijzigingen in de regeling van de gevolgen voor de bijstand van het vermogen gebonden in voor bewoning bestemde zaken. De nieuwe regeling is niet alleen van toepassing op registergoederen (eigendomswoning en woonschepen boven een bepaald tonnage), maar ook op niet-registergoederen, zoals woonwagens en woonschepen onder een bepaald tonnage. De Wet werk en bijstand beoogt hiermee de rechtsgelijkheid te bevorderen en het hiaat in te vullen dat in deze door de rechtspraak is geconstateerd. Voorts is het aan de gemeente gelaten om te bepalen of de als lening verstrekte bijstand al dan niet wordt gezekerd door middel van een hypotheek- of, waar het niet-registergoederen betreft, pandovereenkomst.

Met deze verordening wordt gekozen voor de hiervoor bedoelde zekerheidsstelling door middel van hypotheek dan wel pandrecht.

Voor de vrijlating van het vermogen gebonden in de eigen woning met bijbehorend erf, de eigen woonwagen of het eigen woonschip wordt verwezen naar artikel 34, tweede lid, onder d van de Wet werk en bijstand (vanaf 1-1-2004 bedraagt dit € 42.700,--).

Naast deze verordening is er nog een door het college vastgesteld besluit, Besluit krediethypotheek en pandrecht bijstand 2004, met daarin opgenomen nadere voorwaarden waaronder bijstand in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek of onder vestiging van pandrecht dient te worden verleend. Het gaat hierbij om een aangepaste versie van het vroegere Besluit krediethypotheek bijstand.

Artikelgewijze toelichting

 

B. Hoofdstuk 1: Krediethypotheek

 

Artikel 1

Lid 1

Dit artikel verwijst naar artikel 50, eerste en tweede lid van de Wet werk en bijstand. Daarin worden de voorwaarden genoemd voor verlening van bijstand in de vorm van een geldlening. Artikel 1, eerste lid van de verordening geeft aan dat wanneer sprake is van verlening van algemene bijstand in de vorm van een geldlening, dit vervolgens gebeurt onder verband van hypotheek.

Lid 2

Artikel 50 Wet werk en bijstand spreekt niet over verlening van bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening. Het tweede lid van artikel 50 duidt uitsluitend op verlening van algemene bijstand.

Ervan uitgaande dat er op het gebied van verlening van bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening gemeentelijke beleidsvrijheid bestaat, is hier gekozen voor aansluiting op de oude systematiek van artikel 20, vierde lid van de Abw. Dit betekent dat wanneer er recht bestaat op bijstand, als bedoeld in artikel 50, eerste lid van de Wet werk en bijstand en deze bijstand is bijzondere bijstand, burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat deze wordt verleend in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek. Er moet dan natuurlijk wel op voorhand voldaan zijn aan het gestelde in artikel 50, tweede lid van de Wet werk en bijstand.

Lid 3

Wellicht ten overvloede wordt hier benadrukt dat lid 1 en lid 2 niet van toepassing is op zelfstandigen. De Wet werk en bijstand kent geen bepalingen ten aanzien van zelfstandigen. Daarvoor gelden nog de oude regelingen (Bbz/Abw). Daarin staan voor zelfstandigen afwijkende regels ten aanzien van het vermogen.

Verder wordt daarin nog steeds het uitgangspunt gehanteerd dat alle beschikbare vermogensbestanddelen, inclusief het vermogen dat is belegd in de eigen woning, bestemd zijn voor het eigen bedrijf of zelfstandig beroep.

Lid 4

Zoals bij de algemene toelichting al is vermeld, zijn de nadere voorwaarden waaronder bijstand in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek of onder vestiging van pandrecht dient te worden verleend neergelegd in een afzonderlijk besluit van burgemeester en wethouders. Dit besluit komt grotendeels overeen met het voormalige Besluit krediethypotheek bijstand.

C.Hoofdstuk 2: Pandrecht

Artikel 2

 

Lid 1 t/m 4

Hiervoor geldt dezelfde toelichting als bij artikel 1, met die uitzondering dat daar waar gesproken wordt over hypotheek er hier sprake is van pand.

D. Hoofdstuk 3: afstemming

Artikel 3.

 

Lid 1

Bij verlening van bijstand onder verband van hypotheek dan wel pandrecht dient aan de belanghebbende telkens de verplichting te worden opgelegd dat hij meewerkt aan de vestiging van hypotheek of pandrecht.

Lid 2

Er is gekozen voor eenzelfde “werkwijze” als ten tijde van de Abw, indien belanghebbende uiteindelijk niet voldoet aan de verplichting tot meewerken zoals aangegeven in lid 1.

Essentieel voor zekerheidstelling is namelijk de totstandkoming van een hypotheek, dan wel pandovereenkomst. Werkt een belanghebbende niet mee, dan kan geen zekerheid worden gerealiseerd en dient er geen bijstand te worden verleend. Eventueel reeds verleende bijstand in de vorm van een voorschot dient te worden terugbetaald.

E. Hoofdstuk 4: Slotbepalingen

 

Artikel 4.

Dit artikel betreft de titulatuur van de verordening.

Artikel 5.

In dit artikel is aangegeven wanneer de verordening in werking treedt.