Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Maastricht

Regeling betreffende de uitvoering van kabel- en leidingwerkzaamheden in de openbare gronden van de gemeente Maastricht

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMaastricht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRegeling betreffende de uitvoering van kabel- en leidingwerkzaamheden in de openbare gronden van de gemeente Maastricht
CiteertitelUitvoering kabel- en leidingwerkzaamheden gemeente Maastricht
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerpUitvoeringsvoorwaarden kabel- en leidingwerkzaamheden

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Telecommunicatiewet en Telecommunicatieverordening gemeente Maastricht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

n.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-01-2012Nieuwe regeling

20-12-2011

Gemeenteblad 2012, C. no. 1

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Regeling betreffende de uitvoering van kabel- en leidingwerkzaamheden in de openbare gronden van de gemeente Maastricht

 

Burgemeester en Wethouders van Maastricht,

 

Gelet op artikel 6, lid 1 van de Telecommunicatieverordening gemeente Maastricht,

 

Besluiten vast te stellen:

 

De Regeling betreffende de uitvoering van kabel- en leidingwerkzaamheden in de openbare gronden van de gemeente Maastricht.

 

Artikel 1. Toepassing

Deze regeling is van toepassing op de uitvoering van kabel- en leidingwerkzaamheden in de openbare gronden van de gemeente Maastricht.

Artikel 2. Begripsbepalingen.

De begripsbepalingen uit artikel 1 van de Telecommunicatieverordening gemeente Maastricht zijn van toepassing.

Artikel 3. Kwaliteitseisen

Ontwerpen, bouwstoffen en uitvoeringsmethoden zullen voldoen aan de geldende wettelijke of gebruikelijke regelgeving en eisen. Deze zijn onder meer vastgelegd in de meest recente standaard RAW-bepalingen, Normbladen en CROW-publicaties.

Artikel 4. Kabel- en leidingstroken

  • 1.

    Ten behoeve van het leggen van kabels en leidingen wijst het college een kabel- en leidingenstrook aan. Voor kabel- en leidingstroken in nieuwbouwsituaties is NEN 7171 van toepassing.

  • 2.

    De opdrachtgever van het plan verstrekt van het bouwplan of de reconstructie een gedetailleerd matenplan. Dit matenplan is inclusief hoogtematen ten opzichte van NAP en heeft een relatie naar de meetpunten waaruit ondermeer de begrenzing van het tracé en de percelen ten opzichte van de meetpunten en dergelijke blijken.

  • 3.

    De opdrachtgever van het plan is verantwoordelijk voor het doorgeven van wijzigingen aan de aanbieder. Indien de aangeleverde maatvoering bij oplevering niet juist blijkt te zijn, dan zullen de kabels en leidingen op kosten van de opdrachtgever worden verlegd.

  • 4.

    De opdrachtgever van het plan verzorgt eenmalig een hoogte peilmerk met hoogte ten opzichte van NAP in de directe omgeving van het werk.

  • 5.

    De opdrachtgever van het plan verzorgt eenmalig het uitzetten van de assen.

  • 6.

    Bij nieuwbouwplannen of reconstructies moet in verband met het aanbrengen van appendages in de kabels en leidingen het maaiveld van de kabel- en leidingenstrook op nagenoeg de definitieve hoogte worden aangebracht. Is dit niet mogelijk dan moeten de appendages worden beschermd tegen beschadiging door bouwverkeer en dergelijke.

  • 7.

    Bij werkzaamheden aan kabels en leidingen in bestaande situaties wordt het tracé van de kabels of de leidingen in overleg met het college bepaald.

  • 8.

    Voor het bepalen van de locatie van transformatoren en andere bovengrondse voorzieningen moet het college goedkeuring geven middels een bouwvergunning.

Artikel 5. Kruisingen

  • 1.

    Bij kruisingen met al aanwezige kabels of leidingen of bij aanraking van kunstwerken, gebouwen en dergelijke zullen door de aanbieder met de eigenaar of beheerder van de aanwezige kabels, leidingen, kunstwerken, gebouwen en dergelijke, overeengekomen voorzieningen worden getroffen. De kosten van deze voorzieningen komen ten laste van de aanbieder.

  • 2.

    Kruisingen met gefundeerde verhardingen moeten door middel van boringen of persingen worden uitgevoerd. Als een boring niet mogelijk is, overlegt de aanbieder met de bevoegde ambtenaar.

  • 3.

    Bij raketboringen wordt een raket toegepast met een diameter direct volgend op de door te voeren leiding. De maximale diameter voor raketboringen bedraagt 63 mm. Holle ruimten tussen de nieuwe leiding en het boorgat dienen zoveel mogelijk vermeden te worden.

  • 4.

    Boringen of persingen moeten loodrecht op de weg as - tot minimaal 1 meter buiten de kant van de verharding en met een minimale dekking van 0,8 meter tot de bovenkant van de verharding - worden gerealiseerd. Dit met een minimale verhouding van 1:1.

  • 5.

    Indien kabels of leidingen geprojecteerd zijn onder waterbodems en dergelijke dan kunnen nadere voorwaarden afhankelijk van de plaatselijke situatie van toepassing zijn. Het college stelt de nadere voorwaarden vast, na de aanbieder te hebben gehoord.

Artikel 6. Bodemverontreiniging

  • 1.

    Het college stelt, indien aanwezig, de aanwezige bodeminformatie middels een zgn. bodemkwaliteitsrapportage als ook de vigerende beleidsnotities op verzoek kosteloos digitaal beschikking aan de aanbieder.

  • 2.

    Wanneer het vermoeden bestaat dat het tracé waar de werkzaamheden zijn voorzien sterk verontreinigd is, dient in opdracht van de initiatiefnemer en in overleg met het bevoegd gezag ( het college) middels een zgn. verkennend bodemonderzoek dit vermoeden te worden bevestigd dan wel te worden ontkracht.

  • 3.

    Wanneer is vastgesteld dat het tracé waar de werkzaamheden zijn voorzien sterk verontreinigd is dient een melding ex.artikel 28, 39 Wbb of melding Besluit Uniforme Sanering tijdelijk uitname; de zgn. BUS-melding, vooraf aan de uitvoering van de werkzaamheden plaats te vinden.

  • 4.

    De onderzoekkosten als ook de kosten voor het treffen van eventuele specifieke maatregelen die als gevolg van de verontreiniging van de bodem noodzakelijk zijn, zijn voor rekening van de initiatiefnemer.

Artikel 7. Uitvoering

  • 1.

    De aanbieder oefent tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het toezicht uit dat in redelijkheid van hem verlangd mag worden.

  • 2.

    Op initiatief van de aanbieder wordt samen met de bevoegde ambtenaar het tracé of een gedeelte daarvan voorafgaande aan het uitvoeren van de werkzaamheden geschouwd. Herstel van geconstateerde gebreken achteraf, zonder dat deze gebreken vooraf zijn vastgelegd, is voor rekening van de aanbieder.

  • 3.

    Alle voorwerpen van historische of wetenschappelijke waarde die bij de uitvoering van het werk in gemeente-eigendommen worden gevonden, gaan meteen naar de gemeente. Deze zal dan de procedure van de Monumentenwet volgen.

  • 4.

    Bij de uitvoering van de werkzaamheden ligt een sleuf nooit langer open dan noodzakelijk is. Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven bepalen college en aanbieder in onderling overleg een beperking van de openliggende sleuf. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden zullen, waar nodig, over de openliggende sleuven, overbruggingen van voldoende breedte en draagkracht voor hulpdiensten en bestemmingsverkeer worden aangebracht. Dit gebeurt mede ter beoordeling door de bevoegde ambtenaar.

  • 5.

    Verstoringen ten gevolge van de kabel- en/of leidingaanleg aan punten aangegeven door KAD-stenen, markeringsstenen of buizen, moeten worden gemeld aan de bevoegde ambtenaar.

    De meetkosten voor herstel van deze vaste punten zijn voor rekening van de veroorzaker van deze schade.

  • 6.

    Op plaatsen waar ten gevolge van de werkzaamheden de rijweg, trottoirs of fietspaden verontreinigd zijn, zullen deze na aanvulling van de sleuf direct worden schoongemaakt.

  • 7.

    Het college kan bepalen dat ter voorkoming van schade geen losliggende materialen mogen achterblijven op het werk buiten werktijden.

Artikel 8. Bouwstoffen

  • 1.

    Afhankelijk van de uitvoeringswijze en de omstandigheden levert de aanbieder in voorkomende gevallen zand of andere grond aan of voert het overblijvende materiaal af. Het te leveren zand moet voldoen aan de eisen zand voor zandbed, volgens de Standaard RAW-bepalingen.

  • 2.

    De aanbieder zorgt voor de uit het werk komende bouwstoffen. Verlies, vermissing of beschadiging van deze bouwstoffen komt voor zijn rekening tot het tijdstip dat de werkzaamheden door of vanwege de aanbieder zijn gerealiseerd.

  • 3.

    Door het college voor haar niet van waarde verklaarde oude bouwstoffen worden eigendom van de aanbieder en moeten volgens bestaande regelgeving worden afgevoerd.

  • 4.

    Het college zal meewerken aan de verwerking van overtollige of technisch ongeschikte grond, die volgens historisch onderzoek en zintuiglijke waarnemingen tijdens de uitvoering niet verontreinigd is. Dit gebeurt tegen zo laag mogelijke kosten welke geheel voor rekening van de aanbieder komen.

Artikel 9. Werkzaamheden in de nabijheid van beplantingen

  • 1.

    In openbare groenvoorzieningen worden de sleuven zodanig ontgraven, dat de bovengrond, gescheiden van de mindere kwaliteit ondergrond, wordt opgeslagen en bij het dichten van de sleuf weer bovenin wordt verwerkt.

  • 2.

    Bij het maken van sleuven door gazons of grasbermen of -stroken worden de graszoden vakkundig verwijderd en tijdelijk opgestapeld. Na aanvulling zullen de zoden goed aansluitend worden terug gelegd, met kruimelaarde afgedekt en zo nodig enige tijd nat gehouden. In onderling overleg kan voor een andere werkwijze worden gekozen.

  • 3.

    Beplanting mag niet worden opgenomen of verwijderd zonder instemming van de bevoegde ambtenaar. Opgenomen beplanting moet worden ingekuild.

  • 4.

    Het college en de aanbieder komen vóór aanvang van de werkzaamheden overeen welke maatregelen nodig zijn om schade aan de te handhaven beplanting te beperken. Ook komen zij overeen welke te handhaven beplanting als waardevol wordt beschouwd.

  • 5.

    Voor de werkzaamheden bij bomen zijn van toepassing de bepalingen zoals vermeld op de folder “Boombescherming op bouwlocaties”, laatste uitgave, van de vereniging Stadswerk Nederland, Vakgroep Groen, Natuur en Landschap.

  • 6.

    Bij waardevolle beplanting moet graven in de wortelzone worden voorkomen.

  • 7.

    Indien voor nieuwe leidingen een tracé buiten de wortelzone niet mogelijk is, dan moet de wortelzone worden gepasseerd door het boren van mantelbuizen onder de wortelzone.

  • 8.

    Van te handhaven beplanting mogen wortels dikker dan 25 mm in diameter niet worden verwijderd. Vrij gegraven wortels moeten worden beschermd tegen uitdroging, vorst en beschadiging.

  • 9.

    Ontgravingen binnen de wortelzone van de te handhaven beplanting moeten zo snel mogelijk met uitkomende grond worden aangevuld.

  • 10.

    Het is de aanbieder verboden te snoeien aan bomen of beplanting.

  • 11.

    Het inrichten van werkterrein binnen de wortelzone van de te handhaven beplantingen is in principe niet toegestaan, tenzij in overleg met de bevoegde ambtenaar voldoende beschermende maatregelen worden getroffen.

  • 12.

    Na één groeiseizoen zal worden bekeken of en hoeveel schade is ontstaan aan de beplanting. Hierna kan alsnog de schade aan de veroorzaker in rekening kan worden gebracht, mits aantoonbaar door gemeente.

Artikel 10. Verkeersmaatregelen

De aanbieder draagt zorg voor een veilige en deugdelijke uitvoering van de voorgeschreven verkeersmaatregelen zoals die zijn vastgelegd in de laatst gepubliceerde richtlijnen van de CROW voor werkzaamheden in uitvoering. De aanbieder zorgt ervoor dat de uitvoering van het werk plaatsvindt conform alle van toepassing zijnde wettelijke bepalingen en regelingen. Aanwijzingen van daartoe bevoegde instanties zoals politie, brandweer en gemeente worden onverkort en onmiddellijk uitgevoerd.

Artikel 11. Grondwerk

  • 1.

    De aanbieder stelt de uitvoeringsmethode in overleg met het college vast. Hierbij kan het college bepalen dat - ter voorkoming van schaden of als de openbare veiligheid in het geding komt - het gebruik van mechanische werktuigen voor het ontgraven van (gedeelten van) sleuven niet is toegestaan. Open noch gesloten wegverhardingen zullen mogen worden ondergraven.

  • 2.

    Bij het verrichten van ontgravingen voor het aanbrengen van een mantelbuis alsmede voor het latere herstel of onderhoud, zal, indien hiervoor de ruimte aanwezig is, de weg tot op een afstand van 1 meter uit de wegverharding onaangetast blijven. De grondopslag zal in overleg met de bevoegde ambtenaar worden geregeld, tenzij anders overeengekomen.

  • 3.

    De te ontgraven sleuf moet zodanig breed zijn dat met mechanische verdichtingsapparatuur verdicht kan worden, tenzij in overleg een andere methode is vastgesteld.

  • 4.

    Teelaarde, zand, funderingsmateriaal en overige bouwstoffen moeten elk gescheiden worden ontgraven. De uitkomende materialen moeten worden afgedekt tegen neerslag.

  • 5.

    Bij het aanvullen van sleuven moeten de grondsoorten worden aangebracht in de oorspronkelijke lagen en hoedanigheid.

  • 6.

    Ter plaatse van open wegverhardingen moet minimaal de bovenste 0,1 meter uit straatzand bestaan. Het toe te passen straatzand moet voldoen aan de Standaard RAW-bepalingen. Bij verhardingen van gebakken materialen en/of natuursteen moet minimaal de bovenste 0,1 meter uit brekerzand bestaan. Het toe te passen brekerzand moet voldoen aan de Standaard RAW-bepalingen.

  • 7.

    De dikte van de teelaarde en zandlagen moet gelijk zijn aan de oorspronkelijke laagdikten. Teelaarde mag niet mechanisch worden verdicht.

  • 8.

    De werkzaamheden moeten bij voorkeur worden uitgevoerd in een droge sleuf. Indien voor het onttrekken van grondwater een vergunning of melding is vereist, dan zorgt het aanbieder hiervoor. De aanbieder draagt de kosten voor het verkrijgen hiervan en het voldoen aan de bepalingen ervan.

    Lozing van bronneringswater op het gemeentelijke rioolstelsel is in overleg mogelijk. Het college zal hiervoor geen kosten in rekening brengen.

  • 9.

    Bij rijbanen, parkeervakken en fietspaden en alle overige voor gemotoriseerd verkeer toegankelijke verhardingen moet de aanvulling te allen tijde met zand (kwaliteit cunetzand volgens de Standaard RAW-bepalingen) geschieden.

  • 10.

    Alle aanvullingen moeten in lagen van maximaal 0,30 meter worden verdicht. De verdichting moet zodanig zijn dat de indringweerstand niet meer dan 2,5% afwijkt van die van de omringende grond.

  • 11.

    De controle van de verdichting tijdens de uitvoering mag gebeuren door een hand sondeerapparaat, mits de conuswaarde wordt gerelateerd aan een voor de te verdichten sleufaanvulling representatief proefvlak.

  • 12

    Incidenteel kan een fundering met milieutechnische randvoorwaarden voorkomen. Indien zogenaamde IBC-bouwstoffen zijn toegepast, dient verstoring van de isolering te worden voorkomen. Uitkomende IBC-bouwstof moet op dezelfde plaats worden teruggebracht, dan wel worden afgevoerd naar een erkende verwerker.

Artikel 12. Straatwerk

  • 1.

    Indien van gemeentewege wordt herstraat, moet de aanbieder zorgen voor het instandhouden van de afzetting tot een maximale termijn van 2 werkdagen na gereedmelding van het werk. Het college is na deze termijn verantwoordelijk voor de afzetting. De aanbieder zal de bevoegde ambtenaar zo nauwkeurig mogelijk informeren over het tijdstip waarop deze kan beginnen met het herbestraten.

  • 2.

    Indien van gemeentewege wordt herstraat, dan zal de aanbieder de verhardingen tijdelijk herstellen daar waar dit noodzakelijk is voor de toegankelijkheid van panden en percelen.

  • 3.

    Asfalt- en betonverhardingen worden tijdelijk hersteld met betonstraatstenen. Deze betonstraatstenen worden van gemeentewege op pallets ter beschikking gesteld. De aanbieder draagt tot 6 maanden na dato einde werkzaamheden de zorg voor het tijdelijk herstelde gedeelte.

  • 4.

    Het openbreken van asfalt moet gebeuren door het asfalt aan de zijkanten tot de benodigde diepte en minimaal 0,5 meter breed in te zagen.

  • 5.

    Elementenverhardingen moeten na het aanbrengen met straatzand ingeveegd worden, met uitzondering van verhardingen van gebakken materialen of natuursteen. Aan het invegen van deze materialen kunnen nadere eisen worden gesteld.

  • 6.

    Schade aan verhardingen, ontstaan als gevolg van werkzaamheden aan kabels of leidingen, wordt door de aanbieder tot (binnen) een jaar na dato einde werkzaamheden, bij grote werken een jaar na oplevering, hersteld.

Artikel 13. Verwijderen kabels en leidingen

Aan de in paragraaf 5.1 van de Telecommunicatiewet opgenomen gedoogplicht komt een einde wanneer de aangelegde kabels gedurende een aaneengesloten periode van tien jaar geen deel uitmaken van een openbaar elektronisch communicatienetwerk. In dat geval is de aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk verplicht op verzoek van degene op wie de gedoogplicht rustte de kabels op te ruimen.

Artikel 14. Inwerkingtreding en citeertitel

Deze regeling treedt in werking op de dag na de dag van bekendmaking. Deze regeling kan worden aangehaald als Regeling uitvoering kabel- en leiding- werkzaamheden gemeente Maastricht.

 

Aldus besloten door burgemeester en wethouders van Maastricht in hun vergadering van 20 december 2011.

 

De secretaris,

P.J. Buijtels

 

De burgemeester,

O. Hoes