Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Raalte

Verordening voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning Raalte 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRaalte
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning Raalte 2012
CiteertitelVerordening voorzieningen Wmo Raalte 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-01-201201-01-201201-01-2015nieuwe verordening

24-11-2011

Weekblad voor Salland, 25-01-2012

1104251

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning Raalte 2012

De raad van de gemeente Raalte,gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 12 oktober 2011

besluit:

1. Verordening voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning Raalte 2012 vaststellen, ingangsdatum 1-1-20122. Verordening voorzeningen Wet maatschappelijke ondersteuning Raalte 2010 per 1-1-2012 in te trekken.

 

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning.

  • 2.

    College: College van burgemeester en wethouders van Raalte .

  • 3.

    Compensatieplicht: De plicht van het college aan personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Daarbij legt artikel 4 van de wet het College de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden en dat in het individuele geval maatwerk is.

  • 4.

    Aanmelding: De mededeling van een belanghebbende aan het college dat er belemmeringen ervaren worden op grond waarvan iemand verzoekt een afspraak te maken voor een gesprek.

  • 5.

    Gesprek: Het eerste contact na een aanmelding waarin, met degene die maatschappelijke ondersteuning zoekt zijn gehele situatie wordt geïnventariseerd ten aanzien van de belemmeringen, beperkingen en de gevolgen daarvan, de te bereiken resultaten, de te kiezen oplossingen via eigen mogelijkheden of via mogelijkheden van het netwerk dan wel via algemene, algemeen gebruikelijke, (wettelijk) voorliggende, collectieve en individuele voorzieningen.

  • 6.

    Aanvraag: Het via een aanvraagformulier of op elektronische wijze (zodra deze is opengesteld) schriftelijke verzoek van een belanghebbende om in aanmerking te komen voor één of meerdere voorzieningen om een resultaat te bereiken in het kader van deze verordening.

  • 7.

    Belanghebbende: Een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren, die voor zichzelf of, met behulp van een machtiging, door een ander, een aanmelding of een aanvraag doet of laat doen.

  • 8.

    Psychosociaal probleem: Psychosociaal probleem: een situatie van verlies van zelfstandigheid en, met name een gebrek aan mogelijkheden tot deelname aan het maatschappelijk verkeer, veroorzaakt door belemmeringen die iemand ondervindt in zijn relatie met anderen, met zijn sociale omgeving .

  • 9.

    Algemene voorziening: Een voorliggende voorziening die weliswaar niet bestemd is voor, noch te gebruiken is door alle personen als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de wet, maar die anderzijds door iedereen waarvoor de voorziening wel bedoeld is op eenvoudige wijze te verkrijgen of te gebruiken is, zonder een ingewikkelde aanvraagprocedure.

  • 10.

    Algemeen gebruikelijke voorziening: Een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, gewoon in de winkel te koop is en niet – aanzienlijk – duurder is dan vergelijkbare producten.

  • 11.

    Collectieve voorziening: Een voorziening die individueel wordt verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk wordt gebruikt, in casu het collectief vraagafhankelijk vervoer.

  • 12.

    Voorliggende voorziening: Een voorziening waar in de eerste instantie een beroep op gedaan dient te worden, die normaal in de maatschappij aanwezig en beschikbaar is en bedoeld voor iedereen die daar behoefte aan heeft c.q. iedereen die daarvoor in aanmerking komt.

  • 13.

    Wettelijk voorliggende voorziening: Een voorziening op grond van een wettelijke bepaling anders dan ingevolge de wet, waarmee het resultaat, zoals bedoeld in hoofdstuk 2, artikel 2 van deze verordening, geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden.

  • 14.

    Individuele voorziening: Een voorziening die door het college ten behoeve van één persoon op basis van artikel 4 Wmo wordt verstrekt.

  • 15.

    Gebruikelijke zorg: De zorg die op het gebied van het voeren van het huishouden voor alle leden van een leefeenheid geldt om gezamenlijk voor het huishouden te zorgen, waarbij rekening wordt gehouden met de leeftijd.

  • 16.

    Respijtzorg: De tijdelijke overname van de zorg van een mantelzorger met het doel die mantelzorger te ontlasten en vrijaf geven.

  • 17.

    Voorziening in natura: Een voorziening, in te zetten om het resultaat te bereiken, zoals bedoeld in hoofdstuk 2, artikel 2 van deze verordening, in de vorm van goederen in (bruik)leen of in eigendom, of als persoonlijke dienstverlening.

  • 18.

    Persoonsgebonden budget: Een geldbedrag om te gebruiken voor het te bereiken resultaat, zoals bedoeld in hoofdstuk 2, artikel 2 van deze verordening, als alternatief voor een voorziening in natura.

  • 19.

    Financiële tegemoetkoming: Een geldbedrag, al dan niet forfaitair of gemaximeerd, bedoeld om een voorziening mee aan te schaffen voor het te bereiken resultaat, zoals bedoeld in hoofdstuk 2, artikel 2 van deze verordening.

  • 20.

    Mantelzorger: Een persoon die mantelzorg in de zin van artikel 1, lid 1 onder b van de wet biedt.

  • 21.

    Hoofdverblijf: De plaats waar een persoon daadwerkelijk de meeste nachten per jaar doorbrengt.

  • 22.

    Zelfredzaamheid: Zelfredzaamheid is het lichamelijke, verstandelijke, geestelijke en financiële vermogen om zelf voorzieningen te treffen die de deelname aan het normale maatschappelijk verkeer mogelijk maken.

Hoofdstuk 2 De te bereiken resultaten

Artikel 2 De te bereiken resultaten

De op basis van artikel 4 lid 1 van de wet via compenserende maatregelen te bereiken resultaten zijn:

  • a.

    een schoon en leefbaar huis;

  • b.

    beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

  • c.

    beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

  • d.

    het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

  • e.

    wonen in een geschikt huis;

  • f.

    zich verplaatsen in en om de woning;

  • g.

    zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;

  • h.

    de mogelijkheid om lokaal en regionaal contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

Hoofdstuk 3 Hoe te komen tot de te bereiken resultaten

Artikel 3 Scheiding aanmelding en aanvraag

  • 1

    Aan een aanvraag voor een individuele voorziening ex artikel 1, lid 1 aanhef en onder g sub 6 van de wet gaat een aanmelding voor een gesprek vooraf indien:

    • a.

      de aanvraag afkomstig is van een belanghebbende die nog niet eerder een aanvraag in het kader van de wet heeft gedaan;

    • b.

      de aanvraag afkomstig is van een belanghebbende die al eerder een gesprek heeft gevoerd maar waarbij sprake is van gewijzigde omstandigheden of gewijzigde te bereiken resultaten;

    • c.

      belanghebbende of het college daarom verzoekt.

  • 2

    Indien belanghebbende aangeeft direct een aanvraag in te willen dienen vervalt het gestelde in het eerste lid.

Artikel 4 Aanmelding voor een gesprek

  • 1

    Een aanmelding voor een gesprek kan schriftelijk, elektronisch ( zodra deze weg is opengesteld), mondeling of telefonisch worden gedaan bij de gemeente door of namens een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren.

  • 2

    Tijdens of binnen 4 werkdagen na aanmelding wordt een afspraak voor een gesprek gemaakt, of een bericht verzonden waarbij een termijn gesteld wordt. Deze afspraak wordt door of namens het college aan de aanmelder schriftelijk bevestigd.

Artikel 5 Het gesprek

  • 1

    Het gesprek wordt gevoerd bij belanghebbende thuis om zo de gehele situatie van hem in beeld te brengen, tenzij de belanghebbende aangeeft het gesprek liever elders te willen voeren.

  • 2

    Bij het voeren van het gesprek zal de International Classification of Functions, Disabilities and Health als basis voor het begrippenkader worden gehanteerd.

  • 3

    Als de belanghebbende een mantelzorger is, wordt met de mantelzorger en zo mogelijk met de verzorgde geïnventariseerd welke belemmeringen de belanghebbende ondervindt bij de uitvoering van de mantelzorg.

Artikel 6 Het verslag

  • 1

    Van het eerste gesprek wordt verslag gemaakt. Dit verslag wordt aan belanghebbende voorgelegd voor ondertekening. Binnen 5 werkdagen na ontvangst van het verslag kan belanghebbende aanvullingen, correcties en opmerkingen aan de gemeente toesturen. Deze aanvullingen, correcties en opmerkingen van belanghebbende over dit verslag worden als bijlage aan het verslag toegevoegd.

  • 2

    Het verslag van het gesprek bevat in ieder geval:

    • a.

      een omschrijving van de beperking, het chronisch psychisch probleem en/of het psychosociaal probleem zoals ervaren door belanghebbende;

    • b.

      de mogelijkheden die belanghebbende nog heeft ondanks dit probleem;

    • c.

      de problemen die belanghebbende ondervindt op basis van dit probleem

    • d.

      de resultaten die belanghebbende wil bereiken op de in artikel 4 lid 1 van de wet omschreven terreinen;

    • e.

      de mogelijkheden die belanghebbende heeft om oplossingen te bewerkstelligen door middel van algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen, gebruikelijke zorg, mantelzorg, collectieve voorzieningen of andere voorliggende voorzieningen.

    • f.

      een advies om wel of niet een aanvraag in te dienen voor de individuele voorzieningen voor het te behalen resultaat.

  • 3

    Na het voeren van een gesprek kan een belanghebbende, onder verwijzing naar het verslag van het gesprek, een aanvraag indienen voor een individuele voorziening ex artikel 1, lid 1 aanhef en onder g sub 6, van de wet.

Hoofdstuk 4 De aanvraag van een individuele voorziening

Artikel 7 De aanvraag

  • 1

    De aanvraag van een individuele voorziening kan schriftelijk of elektronisch (zodra deze weg is opengesteld) plaatsvinden.

  • 2

    Indien een aanvraag mondeling (via de telefoon of op een andere manier) plaatsvindt wordt dit per omgaande schriftelijk bevestigd. Bij deze bevestiging wordt een aanvraagformulier bijgevoegd.

  • 3

    Bij de aanvraag wordt, als er een ondertekend verslag van het gesprek aanwezig is, verwezen naar de inhoud van het verslag. 

Hoofdstuk 5 Beoordeling van de te bereiken resultaten

Paragraaf 1 Algemene regels

Artikel 8 Het maken van een afweging

  • 1

    Bij het beoordelen welke voorzieningen getroffen gaan worden, neemt het college het verslag van het gesprek, indien aanwezig. als uitgangspunt. Het college gaat uit van de behoeften en persoonskenmerken van de belanghebbende. Daarbij wordt onderzoek gedaan naar de noodzaak en mogelijkheid tot leveren van maatwerk ten aanzien van het te bereiken resultaat.

  • 2

    Alle voorliggende, algemeen gebruikelijke en collectieve voorzieningen die beschikbaar en bruikbaar zijn, worden, als ze al niet tot een oplossing hebben geleid in het gesprek, of als er geen gesprek heeft plaatsgevonden, eerst beoordeeld.

Paragraaf 2 De te bereiken resultaten

Artikel 9 Een schoon en leefbaar huis

  • 1

    Het eerste te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het kunnen wonen in een huis dat schoon is. Dit geldt in ieder geval ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrekken, keuken en sanitaire ruimten.

  • 2

    Voor een schoon en leefbaar huis kan een individuele voorziening getroffen worden voor het lichte en/of het zware huishoudelijke werk.

  • 3

    Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen wordt dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld, waarbij rekening wordt gehouden met de leeftijd van de huisgeno(o)t(en).

  • 4

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 10 Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

  • 1

    Het tweede te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het voorzien zijn van de dagelijks benodigde hoeveelheid voedsel voor maaltijden en andere momenten waarop iets genuttigd wordt, evenals toiletartikelen en schoonmaakartikelen. Ook de noodzakelijke bereiding van maaltijden kan hieronder vallen.

  • 2

    Voor het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het doen van boodschappen, voor wat betreft levensmiddelen, schoonmaakmiddelen, en toiletartikelen, evenals het bereiden en aanreiken van maaltijden.

  • 3

    Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen of voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare boodschappenservice of maaltijdvoorziening die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat wordt deze mogelijkheid eerst beoordeeld.

  • 4

    Voor zover de in het vorige lid 3 genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 11 Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding

  • 1

    Het derde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het aanwezig zijn van gewassen en zonodig gestreken, opgevouwen of opgehangen kleding.

  • 2

    Voor het beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het wassen, drogen en strijken en opruimen van de was.

  • 3

    Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen, wordt dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld.

  • 4

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 12 Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

  • 1

    Het vierde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit de dagelijkse, gebruikelijke zorg voor in het huishouden aanwezige kinderen.

  • 2

    Voor het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren, kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het – zo mogelijk tijdelijk ter overbrugging van een periode noodzakelijk voor het nemen van meer definitieve maatregelen – vervangen van de ouder die in principe voor de kinderen zorgt.

  • 3

    Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare voor- tussen- en naschoolse opvang, kinderopvang of andere opvangmogelijkheden of advisering door het Centrum Jeugd en Gezin die in de individuele situatie van de belanghebbende kunnen leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

  • 4

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 13 Wonen in een geschikt huis

  • 1

    Het vijfde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het normaal gebruik kunnen maken van de woning waar men over beschikt. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrek(ken), keuken, sanitaire ruimten, berging, balkon of tuin ( ten behoeve van het bereiken van het huis).

  • 2

    Voor het normale gebruik van de woning kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de woning.

  • 3

    Voor zover de belanghebbende kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning welke verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat wordt deze mogelijkheid eerst beoordeeld waarbij de door de verhuizing mogelijk veranderde belastbaarheid van de mantelzorg, dan wel sociale omstandigheden wordt meegenomen in de afweging. Deze beoordeling vindt alleen plaats indien de nu en in de toekomst verwachte aanpassing van de woning het genoemde bedrag in het Besluit maatschappelijk ondersteuning gemeente Raalte (Artikel 6.3 € 3.135,--, norm 2011) te boven gaat.

  • 4

    Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met het tijdig inspelen van belanghebbende op mogelijke, verminderde geschiktheid van de woning door achteruitgang van fysieke mogelijkheden van de belanghebbende.

  • 5

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt. Een verhuiskostenvergoeding kan dan mogelijk wel verstrekt worden.

Artikel 14 Zich verplaatsen in en om de woning

  • 1

    Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich verplaatsen in en om de woning bestaat uit het in staat zijn de woonkamer, het slaapvertrek en/of de slaapvertrekken, het toilet en de douche, de berging, de tuin of het balkon kunnen bereiken en er zich zodanig kunnen redden dat normaal functioneren mogelijk is.

  • 2

    Voor het verplaatsen in en om de woning kan een individuele voorziening worden getroffen bestaande uit een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik.

  • 3

    Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare rolstoelpool die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat wordt deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

  • 4

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 15 Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

  • 1

    Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich lokaal verplaatsen bestaat uit het kunnen doen van boodschappen, het kunnen bezoeken van familie, kennissen en het doen van gewenste activiteiten, alles binnen de directe woon- en leefomgeving. Onder directe woon- en leefomgeving worden 5 reiszones van het openbaar vervoer verstaan en de aangewezen puntbestemmingen in naburige stedelijke omgeving.

  • 2

    Voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel, kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het verplaatsen over de korte afstand rond de woning. Voor het verplaatsen over de langere afstand binnen de directe woon- en leefomgeving kan ook een voorziening worden getroffen.

  • 3

    Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare scootmobielpool of van collectief vraagafhankelijk vervoer van deur tot deur die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

  • 4

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 16 De mogelijkheid om regionaal contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten

  • 1

    Het te bereiken resultaat ten aanzien van de mogelijkheid om regionaal contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten bestaat uit het zo mogelijk kunnen afleggen van gewenste bezoeken en het deelnemen aan gewenste activiteiten.

  • 2

    Voor de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het vervoer naar de gewenste bestemmingen.

  • 3

    Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een of meer aanwezige en bruikbare (vrijwilligers-)organisaties die in de individuele situatie van belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

  • 4

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Hoofdstuk 6 Verstrekking in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming, Eigen bijdragen en eigen aandeel

Paragraaf 1 Verstrekking van voorzieningen

Artikel 17 Mogelijke verstrekkingwijzen

De te treffen voorzieningen kunnen als voorziening in natura, als financiële tegemoetkoming en als persoonsgebonden budget worden verstrekt.

Paragraaf 2 Verstrekking in natura

Artikel 18 Inhoud beschikking

  • 1

    Bij het treffen van een voorziening in natura wordt in ieder geval in de beschikking vastgelegd:

    • a.

      welke de te treffen voorziening is;

    • b.

      wat de duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe en door welke leverancier de voorziening in natura verstrekt wordt en

    • d.

      of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld.

  • 2

    Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt dit in de beschikking opgenomen, de hoogte van deze bijdrage wordt aan de hand van het inkomen bepaald en geïnd door het CAK.

Paragraaf 3 Verstrekking als persoonsgebonden budget

Artikel 19 Overwegende bezwaren

Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Raalte 2012 en in de beleidsregels vast in welke situaties sprake is van overwegende bezwaren zodat er geen persoonsgebonden budget verstrekt wordt.

Artikel 20 Inhoud beschikking

  • 1

    Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking vastgelegd:

    • 1.

      voor welk te bereiken resultaat het persoonsgebonden budget gebruikt moet worden, eventueel aangevuld met een programma van eisen waaraan bij de besteding voldaan moet worden.

    • 2.

      wat de omvang van het persoonsgebonden budget is en hoe deze omvang tot stand is gekomen.

    • 3.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden budget bedoeld is en

    • 4.

      welke regels gelden ten aanzien van verantwoording van het persoonsgebonden budget en

    • 5.

      welke regels gelden ten aanzien van een eventuele terugvordering.

  • 2

    Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt dit in de beschikking opgenomen, de hoogte van deze eigen bijdrage wordt aan de hand van het inkomen bepaald en geïnd door het CAK.

Paragraaf 4 Verstrekking als financiële tegemoetkoming

Artikel 21 Inhoud beschikking

  • 1

    Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt in de beschikking vastgelegd:

    • a.

      de hoogte van de financiële tegemoetkoming

    • b.

      voor welk te bereiken resultaat de financiële tegemoetkoming bestemd is;

    • c.

      wat de duur van de verstrekking is;

    • d.

      of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld en

    • e.

      op welke wijze er verantwoording over afgelegd dient te worden.

  • 2

    Als er sprake is van een te betalen eigen aandeel wordt dit in de beschikking opgenomen.

Paragraaf 5 Eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 22 Eigen bijdragen en eigen aandeel

  • 1

    Bij het verstrekken van een voorziening kan een eigen bijdrage of een eigen aandeel verschuldigd zijn ten aanzien van de volgende resultaten:

    • a.

      een schoon en leefbaar huis;

    • b.

      beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

    • c.

      beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

    • d.

      het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

    • e.

      wonen in een geschikt huis

    • f.

      zich verplaatsen in, om en nabij de woning voor zover het geen rolstoel betreft;

    • g.

      zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;

    • h.

      de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

  • 2

    Het college stelt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning Wmo gemeente Raalte nadere regels met betrekking tot de omvang van de in het eerste lid bedoelde eigen bijdrage of het eigen aandeel met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk IV van het van toepassing zijnde Besluit maatschappelijke ondersteuning.

Hoofdstuk 7 Procedurele bepalingen rond onderzoek, advies en besluitvorming, intrekking en terugvordering

Artikel 23 Beslistermijn

  • a.

    de termijn waarbinnen een besluit genomen moet worden bedraagt maximaal 8 weken na datum ontvangst van de aanvraag (art 4:13 lid 2 Awb). Deze termijn wordt verlengd met maximaal 4 weken indien extern advies wordt ingewonnen.

  • b.

    in afwijking van het onder a. gestelde is de termijn voor de aanvraag voor een voorziening voor het wonen in een geschikt huis waar bouwkundige offertes opgevraagd moeten worden maximaal 12 weken.

Artikel 24 Beperkingen

  • 1

    Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

    • a.

      De noodzaak voor het te bereiken resultaat langdurig is, tenzij kortdurende hulp bij het huishouden leidt tot het te bereiken resultaat.

    • b.

      de te verstrekken voorziening als adequaat en als de goedkoopst-compenserende voorziening aan te merken is.

  • 2

    Geen (individuele) voorziening wordt toegekend:

    • a.

      indien de voorziening algemeen gebruikelijk is.

    • b.

      indien de belanghebbende niet woonachtig is in de gemeente Raalte.

    • c.

      voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan het moment van aanvragen of het moment van beschikken heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of deze voorziening noodzakelijk was en als goedkoopst-compenserend aan te merken valt.

    • d.

      voor zover een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan belanghebbende zijn toe te rekenen.

Artikel 25 Advisering

  • 1

    Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op de aangevraagde voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend of bij gebruikelijke zorg diens relevante huisgenoten:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen.

    • b.

      op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken.

  • 2

    Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen indien:

    • a.

      het handelt om een aanvraag van een persoon die nog niet bekend is bij het college

    • b.

      het handelt om een aanvraag van een persoon die wel bekend is bij het college maar waarvan de omstandigheden zodanig zijn veranderd dat die gewijzigde omstandigheden de noodzaak van een voorziening of de soort van voorziening kunnen beïnvloeden.

    • c.

      de aanvraag om medische redenen wordt afgewezen.

    • d.

      het college dat gewenst vindt.

Artikel 26 Wijziging situatie

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk en schriftelijk of elektronisch (zodra deze weg is opengesteld) aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 27 Intrekking

Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

  • a.

    niet of niet meer is of wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening en/of de voorziening niet langer noodzakelijk is;

  • b.

    beschikt is op grond van gegevens waarvan gebleken is dat die gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • c.

    blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het te behalen resultaat waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 28 Terugvordering

  • 1

    Indien het recht op een voorziening is ingetrokken of vervalt kan op basis daarvan een reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

  • 2

    Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

  • 3

    Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggehaald indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

  • 4

    Indien een persoonsgeboden budget verstrekt is, die niet volledig besteed of verantwoord is, wordt het teveel verstrekte geheel of gedeeltelijk teruggevorderd.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 29 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 30 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Raalte geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkeling van de prijsindex voor de gezinsconsumptie, zoals bepaald in artikel 4.5 lid 1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Stb. 2006, 450).

Artikel 31 Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid zoals vastgelegd in deze verordening wordt eenmaal per 2 jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt het beleid vervolgens aangepast.

Artikel 32 Overgangsbepalingen

  • 1

    Personen aan wie voor 1 januari 2012 een individuele voorziening, een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget is toegekend, behouden op dezelfde gronden en tegen gelijkblijvende voorwaarden het recht op deze voorziening, financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget tot uiterlijk 1 januari 2013; Voor alle overige gevallen is het genoemde in deze Verordening onverkort van toepassing.

  • 2

    Met ingang van 1 januari 2013 vervalt het in lid 1 bedoelde overgangsrecht voor die gevallen waarin door het College wordt bepaald dat er een eigen bijdrage van toepassing is.

Artikel 33 Inwerkingtreding

  • 1

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.

  • 2

    De Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Raalte 2010 wordt per 1 januari 2012 ingetrokken.

Artikel 34 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening voorzieningen Wmo Raalte 2012”.

Aldus besloten in de vergadering van 24 november 2011.

de griffier, de voorzitter,

Toelichting 1 VERORDENING VOORZIENINGEN WMO GEMEENTE RAALTE 2012

InleidingDe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is op 1 januari 2007 van kracht geworden. De uitvoering van deze nieuwe wet is aanvankelijk wat betreft de individuele voorzieningen van prestatieveld 6 “beleidsarm” ingezet. Dat wil zeggen dat de bestaande regelgeving van de aan de Wmo voorafgaande Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) en de functie Huishoudelijke Verzorging (HV) uit de AWBZ zo veel mogelijk ongewijzigd in de nieuwe verordening werden opgenomen. Deze beleidsarme invoering heeft veel reacties opgeroepen. Allereerst van de gebruikers. Hun koepels, hebben direct gereageerd, maar hadden ook begrip voor de onmogelijkheid om in zeer korte tijd een geheel nieuw beleid te ontwikkelen. Toen de Wmo eenmaal ingevoerd was reageerden ook de rechters. Zij reageerden zonder terughoudendheid, omdat zij de regelgeving als uitgangspunt namen. Daardoor ontstond een steeds grotere discrepantie tussen de tekst van de verordening en het door gemeenten te hanteren beleid.Deze verordening is de weerslag van twee zaken. Allereerst hebben de resultaten van het project “De Kanteling” aan de basis gelegen van de in deze verordening opgenomen tekst. Ook is rekening gehouden met de jurisprudentie, met name die van de Centrale Raad van Beroep.

De opbouw van deze verordening is geheel anders dan die van de voorafgaande verordening. In deze verordening ligt het zwaartepunt op het zogenaamde “gesprek”, een open gesprek waarin samen met de persoon die compensatie behoeft een zo volledig mogelijke inventarisatie gemaakt wordt van zijn situatie, zijn mogelijkheden en onmogelijkheden, zijn wensen en individuele specifieke kenmerken en de problemen die om een oplossing vragen. Leidend hierbij is het te bereiken resultaat. Op basis hiervan kan bekeken worden welke mogelijkheden er zijn om dit resultaat te bereiken met oplossingen die al voorhanden zijn, zoals eigen mogelijkheden en inspanningen, (wettelijk) voorliggende voorzieningen, algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen of collectieve voorzieningen. Daarna wordt duidelijk op welke punten nog individuele voorzieningen nodig zijn. Na het gesprek volgt eventueel een aanvraag voor individuele voorzieningen.Door deze wijze van werken wordt het proces om te komen tot oplossingen in twee delen gesplitst: a. een inventarisatiefase, gekarakteriseerd door het “gesprek” en b. een fase van aanvraag, beoordeling en toekenning van individuele voorzieningen.

Nadat de verordening een aantal begripsomschrijvingen heeft gegeven, ligt eerst de focusop “het gesprek” en de procedure na dat gesprek van een individuele aanvraag. Pasdaarna worden per onderdeel van de Wmo, zoals geschetst in artikel 4 lid 1 van de wet (eenhuishouden voeren, zich verplaatsen in en om de woning, zich lokaal verplaatsen pervervoermiddel en medemensen ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aangaan)uitgaande van de te bereiken doelstellingen de regelgeving rond de beslissing vastgelegd. Uitgebreide regels die de gemeente Raalte hanteert in het nemen van debeslissing zijn vastgelegd in het Besluit Wet maatschappelijke ondersteuning. Zoals elkeverordening wordt besloten met een aantal algemene regels.  HOOFDSTUK 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGENArtikel 1. BegripsomschrijvingenIn deze verordening wordt verstaan onder:Lid 1. WetWaar staat Wet wordt bedoeld de Wet maatschappelijke ondersteuning.

Lid 2. CollegeWaar staat College wordt bedoeld: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Raalte

Lid 3. CompensatieplichtDe begripsomschrijving van het cruciale begrip “compensatieplicht” is ontleend aan de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 10 december 2008. In deze uitspraak wordt voor het eerst een fundamenteel standpunt gegeven over de Wmo. Het letterlijke citaat luidt:“4.2.2. Artikel 4 van de Wmo verplicht het college aan de in dat artikel genoemde personen voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Dit artikel brengt mee dat de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie van deze personen de doeleinden zijn waarop de compensatieplicht van het college gericht moet zijn. Het is - gelet op de artikelen 3 en 5 van de Wmo - in beginsel aan de gemeenteraad en - gelet op artikel 4 van de Wmo - aan het college om te bepalen op welke wijze invulling wordt gegeven aan de in artikel 4 van de Wmo bedoelde compensatieplicht. De rechter dient de keuze(n) die de gemeenteraad en het college daarbij hebben gemaakt in beginsel te respecteren, onverminderd de rechtsplicht van het college om in elk concreet geval een voorziening te treffen die zich kwalificeert als compensatie van beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Artikel 4 van de Wmo legt het college, wat dat aangaat, de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden. De Raad heeft noch in de wet, noch in de wetsgeschiedenis aanknopingspunten gevonden voor een terughoudende beoordeling van een ter uitvoering van artikel 4 van de Wmo genomen besluit. Wel heeft hij daarin aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat een dergelijk besluit in het individuele geval maatwerk dient te zijn. Onder omstandigheden kan dit leiden tot het oordeel dat algemene keuzen die de gemeenteraad en het college bij de uitvoering van de artikelen 3, 4, 5 en 6 van de Wmo hebben gemaakt in het concrete, individuele geval niet kunnen worden toegepast wegens strijd met de in artikel 4 van de Wmo bedoelde compensatieplicht. De Raad vindt hiervoor steun in de parlementaire geschiedenis, meer in het bijzonder in het verslag van het wetgevingsoverleg (Tweede Kamer 2005-2006, 30 131, nr. 98, p. 58 en 61), de brief van de staatssecretaris van 30 oktober 2006 (Tweede Kamer 2006-2007, 30 131, nr. 122, p. 6), de memorie van antwoord (Eerste Kamer 2005-2006, 30131, C, p. 7, 9, 10 en 57), de nadere memorie van antwoord (Eerste Kamer 2005-2006, 30 131, E, p. 19 en 25) en de Handelingen (Eerste Kamer 27 juni 2006, p. 34-1645).” Uit dit citaat zijn de belangrijkste bestanddelen samengevoegd tot de volgende begripsomschrijving:“Compensatieplicht: De plicht van het college van burgemeester en wethouders aan personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem, voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan (met als doeleinden de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie van deze personen). Daarbij legt artikel 4 van de Wmo het college de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden en dat in het individuele geval maatwerk is”De compensatieplicht houdt een plicht in voor het college. Die plicht geldt in ieder geval ten aanzien van de doelgroep: personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem. In artikel 1 van de Wmo wordt ten aanzien van prestatieveld 6 ook de doelgroepenmantelzorgers en vrijwilligers genoemd. De Centrale Raad heeft dat in de beschrijving nietmeegenomen. In deze begripsomschrijving is dat ook niet gebeurd. Wellicht moet die taakniet direct gezien worden maar indirect: via de persoon met een beperking, een chronischpsychisch of psychosociaal probleem worden de mantelzorgers en vrijwilligers onder decompensatieplicht gebracht. Als er sprake is van overbelasting bij de mantelzorger ofvrijwilliger, betreft het wel een directe taak.Daarna gaat het om ondervonden beperkingen op het gebied van de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie. Doel is betrokkenen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.Bij wat het college ook besluit geldt: het moet gaan om maatwerk. Uitgegaan moet worden van de persoonskenmerken en behoeften van de belanghebbende. Dat legt een beperking op aan de mogelijkheid algemene maatregelen te treffen, zoals het hanteren van primaten, bijvoorbeeld primaat van verhuizen. Dat is toegestaan, mits in het individuele geval steeds wordt nagegaan of die algemene maatregel wel leidt tot maatwerk. Of zoals de Centrale Raad het zegt: “Onder omstandigheden kan dit (maatwerk) leiden tot het oordeel dat algemene keuzen die de gemeenteraad en het college bij de uitvoering van de artikelen 3, 4, 5 en 6 van de Wmo hebben gemaakt in het concrete, individuele geval niet kunnen worden toegepast wegens strijd met de in artikel 4 van de Wmo bedoelde compensatieplicht.”

Lid 4. AanmeldingIn het kader van het gesprek wordt niet gesproken van een aanvraag maar van een aanmelding. Dit geeft de verschillende aspecten van het gesprek aan. Allereerst dat het gesprek niet het onderzoek is naar een te verstrekken voorziening, maar het onderzoek naar de situatie van betrokkene, zijn behoeften, de te bereiken resultaten enz. Dit is dan uitgangspunt voor de beoordeling welke resultaten bereikt kunnen worden met algemene voorzieningen die voor iedereen beschikbaar zijn. Dit traject kan uiteindelijk ook nog leiden tot een aanvraag voor een individuele voorziening. Het gesprek is evenwel geen vrijblijvende zaak: het gesprek is mede de basis voor de eventuele aanvraag voor een individuele voorziening. Van het gesprek wordt een verslag gemaakt waarnaar verwezen moet worden bij de aanvraag om te voorkomen dat zaken dubbel gedaan worden.

Lid 5. Het gesprekOnder "het gesprek" wordt de situatie verstaan waarbij degene die problemen ondervindt op het terrein waar de compensatieplicht van toepassing is, zich aanmeldt en na die aanmelding in gesprek komt met een vertegenwoordiger van het college, die samen met betrokkene en eventueel aanwezige mantelzorger(s) inventariseert waar betrokkene belemmeringen ondervindt, wat betrokkene nog zelf kan, wat de te bereiken resultaten zijn in de ogen van betrokkene, wat de wensen en behoeften daarbij zijn, welke oplossingsmogelijkheden er in de maatschappij beschikbaar zijn via algemene voorzieningen, hulp uit de leefomgeving (bijvoorbeeld burenhulp), algemeen gebruikelijke voorzieningen, voorliggende voorzieningen en / of collectieve voorzieningen, zodat een uitgangspunt ontstaat voor het zoeken naar compensatie voor de belemmeringen.Met die oplossingen wordt het te bereiken resultaat gerealiseerd.Voor zover die resultaten niet in die gesprekken al te behalen zijn, zal een vervolg noodzakelijk zijn in de vorm van een aanvraag die leidt tot een beschikking. Het gesprek is hierbij de basis voor de aanvraag. Bij de aanvraag wordt verwezen naar het verslag van het gesprek. Wie direct een aanvraag wil doen zonder gesprek, verplaatst in feite het gesprek naar na de aanvraag. Zonder gesprek, of beter gezegd zonder het onderzoek dat tijdens het gesprek plaatsvindt, zal het lastig kunnen zijn maatwerk te leveren.Het gesprek wordt in hoofdstuk 2 uitgewerkt.

Lid 6. AanvraagDe aanvraag in het kader van de Wmo volgt in principe op het gesprek. Het is logisch dat het gesprek achterwege kan blijven als de situatie van betrokkene volstrekt helder is en betrokkene goed bekend is bij de gemeente. Hiervan kan sprake zijn bij bijvoorbeeld vervanging van voorzieningen wegens het bereiken van de afschrijvingstermijn, of als een goed bekende belanghebbende een nieuwe aanvraag doet.De aanvraag kan schriftelijk of elektronisch gedaan worden.

Lid 7. BelanghebbendeDoordat in de wet gesproken wordt over mantelzorgers en vrijwilligers als doelgroep voor de compensatieplicht, kan het begrip ‘belanghebbende’ ruimer zijn dan alleen betrokkene zelf. Daarom is het begrip belanghebbende opgenomen. Onder belanghebbende kan dus ook verstaan worden de mantelzorger(s) van betrokkene.

Lid 8. Psychosociaal probleemPsychische problemen die samenhangen met het dagelijks functioneren, zoals angst,eenzaamheid of problemen binnen het gezin, waardoor er een verlies van zelfstandigheid en/of verminderde deelname aan het maatschappelijk verkeer is.Het begrip psychosociaal probleem is vanuit de AWBZ in de Wmo opgenomen. In de Wmo heeft dit begrip volgens de parlementaire behandeling - een heel specifieke betekenis. Deze betekenis wordt hier als begripsomschrijving gehanteerd en is overgenomen uit een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB 29-04-2009. LJN: BI6832). Het betreft met name en verlies van zelfstandigheid of deelname aan het maatschappelijk verkeer, de kerndoelstelling van de Wmo.

Lid 9. Algemene voorzieningen Dit zijn voorzieningen, die door iedereen, waarvoor ze bedoeld zijn, op eenvoudige wijze, zonder een ingewikkelde aanvraagprocedure, te verkrijgen of te gebruiken zijn. Voorbeelden zijn:• De sociale alarmering• Maaltijdservice, en het eetcafé• De supermarktservice• De glazenwasser• Kinderopvang in al zijn verschijningsvormen• De nog te realiseren rolstoelpools en scootmobielpools voor incidentele situaties• De “seniorenbus” in Heino

Een algemene voorziening is dus per definitie geen individuele voorziening en de Wmo-regels rond eigen bijdragen/eigen aandeel gelden niet.

Lid 10. Algemeen gebruikelijke voorzieningVolgens de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep is een voorziening, met name producten, algemeen gebruikelijk als het gaat om een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een handicap, zodat de voorziening ook op grote schaal door niet-gehandicapten wordt gebruikt en die gewoon in een normale winkel te koop is en niet speciaal in de revalidatie-vakhandel of soortgelijke winkels en die qua prijs niet (aanzienlijk) duurder is dan vergelijkbare. De Centrale Raad heeft aangegeven dat als het gaat om vervanging van een zaak die (nog lang) niet afgeschreven is en als het gaat om een persoon die een inkomen heeft dat door onvermijdbare kosten op grond van de handicap onder de bijstandsnorm komt, wellicht een uitzondering op dit principe gemaakt moet worden.

Lid 11. Collectieve voorzieningenDit zijn Wmo-voorzieningen die individueel worden verstrekt maar die toch door meerdere personen tegelijk worden gebruikt. Tot nu toe is het collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV) het meest duidelijke voorbeeld. Het CVV, ofwel de regiotaxi, is geen algemene voorziening, omdat de normale aanvraagprocedure geldt, er een beschikking wordt afgegeven en bezwaar en beroep mogelijk is.

Lid 12. Voorliggende voorzieningVoorliggende voorzieningen kunnen zijn algemeen gebruikelijke voorzieningen , algemene voorzieningen of collectieve voorzieningen. Bij deze voorzieningen is de functie bepalend: zij gaan voor individuele voorzieningen.

Lid 13. Wettelijk voorliggende voorzieningDe wettelijk voorliggende voorzieningen zijn die voorzieningen in wetgeving en in regelgeving vastgelegd, die op basis van artikel 2 van de wet voorgaan op de Wmo. Te denken valt hierbij aan onder meer de Zorgverzekeringswet, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, de Wet op de kinderopvang, de verschillende arbeidsongeschiktheidswetten. Als een wettelijk voorliggende voorziening het probleem kan oplossen is er geen aanspraak op maatschappelijke ondersteuning op grond van de Wmo, zo is in artikel 2 Wmo bepaald.

Lid 14. Individuele voorzieningIn dit lid wordt de individuele voorziening gedefinieerd. Deze is niet voor iedereen beschikbaar, maar uitsluitend voor diegenen die onder artikel 4 van de wet vallen. Er wordt individueel onderzoek gedaan naar de noodzaak van deze voorziening, de voorziening wordt bij beschikking toegekend en er staat bezwaar en beroep open. Verder zijn alle regels van de Wmo van toepassing, zoals die rond eigen bijdragen en eigen aandeel.

Lid 15. Gebruikelijke zorgAls in een leefeenheid meerdere personen wonen hebben zij gezamenlijk de taak al het zich voordoende huishoudelijke werk te verrichten. Zij zijn zelf verantwoordelijk voor de verdeling en dit uitgangspunt heeft een verplichtend karakter. In de beoordeling hiervan wordt rekening gehouden met wat er van die perso(o)n(en) verwacht mag worden gelet op hun leeftijd en eventuele beperkingen.

Lid 16. RespijtzorgIn dit lid is omschreven wat respijtzorg is.

Lid 17 Voorziening in naturaOmschreven is in dit lid wat een voorziening in natura is.

Lid 18. Persoonsgebonden budgetDit lid beschrijft het persoonsgebonden budget als een geldbedrag bedoeld om het te bereiken resultaat te bereiken.

Lid 19. Financiële tegemoetkomingVervolgens wordt omschreven wat een financiële tegemoetkoming is. Daarbij wordt gesproken over een forfaitair bedrag, een bedrag waarbij geen rekening is gehouden met het inkomen of met de werkelijke kosten.

Lid 20. MantelzorgerDit geeft een begripsomschrijving van de mantelzorger. Daarvoor is aansluiting gezocht bij de begripsomschrijving van mantelzorg zoals de wet die geeft in artikel 1 lid 1 onder b.

Lid 21. HoofdverblijfHet begrip hoofdverblijf geeft nogal eens problemen. Het begrip is omschreven naar het aantal nachten dat men er doorbrengt. Bij twijfel kan de plaats waar per jaar de meeste nachten worden doorgebracht, beschouwd worden als de plaats waar iemand zijn hoofdverblijf heeft. Dit kan een rol spelen als iemand meerdere plaatsen heeft waar een groot deel van het jaar wordt doorgebracht, zoals personen die het jaar deels in het buitenland doorbrengen, personen die deels in een AWBZ-instelling verblijven en deels elders, enz.

Lid 22 ZelfredzaamheidDe mate waarin iemand zelf in staat is om voorzieningen te treffen die hem in staat stelt het beoogde resultaat te behalen.

 

 

 

 

HOOFDSTUK 2. DE TE BEREIKEN RESULTATENAlgemeen.Hoofdstuk 2 is het hart van de verordening. Hoofdstuk 2 betreft de te bereiken resultaten, die afgeleid zijn uit de in artikel 4 genoemde doelstellingen van de compensatieplicht.Er zijn hieruit 8 te bereiken resultaten afgeleid: a. een schoon en leefbaar huis;b. beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;c. beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;d. het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;e. wonen in een geschikt huis;f. zich verplaatsen in en om de woning;g. zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en aansluiting kan worden gevonden bij regionaal/bovenregionaal en landelijke vervoerssystemen;h. de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten. Op deze 8 terreinen heeft het college een resultaatverplichting: door de te nemen algemene of individuele maatregelen moet het gestelde resultaat bereikt kunnen worden. Ook de Centrale Raad spreekt over resultaatverplichting, bijvoorbeeld in de eerdergenoemde uitspraak van december 2010.Deze resultaten zijn afkomstig uit de eerste bouwsteen die het resultaat was van het VNG-project `De Kanteling` en is als brochure onder de titel `Denken in resultaten”. HOOFDSTUK 3. HOE TE KOMEN TOT DE TE BEREIKEN RESULTATENAlgemeenHet gesprek is voor iedereen die voor het eerst een beroep doet op de compensatieplicht in het kader van de Wmo de logische start. Wie door eerdere aanvragen en een eerder gesprek al bekend is kan wellicht de fase van het gesprek overslaan. Dit zal niet altijd het geval zijn. Na een gewijzigde situatie kan het van belang zijn een nieuw of een aanvullend gesprek te houden.Tijdens het gesprek wordt – geheel uitgaande van degene die aangeeft behoefte te hebben aan compensatie, verder belanghebbende genoemd – een complete inventarisatie gemaakt. Deze inventarisatie heeft nadrukkelijk het startpunt bij de belanghebbende en inventariseert: De beperking, het chronisch psychisch probleem of het psychosociaal probleem dat basis is van de behoefte aan compensatie. De mogelijkheden die de belanghebbende ondanks dit probleem heeft. De onmogelijkheden die de belanghebbende ondervindt als gevolg van het ondervonden probleem of de ondervonden problemen. De resultaten die belanghebbende wil bereiken op de verschillende in deze verordening weergegeven terreinen. De inspanningen die belanghebbende inmiddels zelf heeft gedaan om bestaande belemmeringen op te lossen. De mogelijkheden die belanghebbende heeft om deze resultaten via eigen oplossingen, via algemene voorzieningen, via algemeen gebruikelijke voorzieningen of via collectieve voorzieningen te bereiken. De hierna overblijvende problemen en daarvan af te leiden te bereiken resultatendie vragen om een individuele voorziening op één van de in artikel 4 lid 1 omschreven gebieden.

Het gesprek staat op zich los van een aanvraag voor een individuele voorziening in het kader van prestatieveld 6 van de Wmo (artikel 1, lid 1 onder g sub 6 Wmo). Dit is van groot belang om te voorkomen dat er een claimgerichte invulling van de Wmo plaatsvindt, welke invulling in strijd is met de doelstelling van de Wmo. Dat heeft consequenties. Wanneer iemand met een claimgerichte aanvraag komt en die uitsluitend claimgericht behandeld wil zien, kan dit betekenen dat een gemeente moeilijk maatwerk kan leveren. Omdat het van belang is dat het gesprek uitmondt in volstrekte duidelijkheid over datgene wat in het gesprek is aangegeven, is er voor gekozen van dit eerste gesprek een verslag te maken. Dit verslag wordt door de deelnemers (vaak belanghebbende en consulent) voor akkoord getekend, zodat hier later geen onduidelijkheid over kan bestaan.Dit wil niet zeggen dat de deelnemers door deze handtekening aan het verslag worden vastgepind (situaties en inzichten kunnen immers veranderen) maar wel dat datgene wat het resultaat van het gesprek is op een voor de participanten begrijpelijke en waarheidsgetrouwe wijze is vastgelegd.Bij het gesprek zal het begrippenkader van de ICF, de International Classification of Functions, Disabilities and Health, uitgangsput zijn. Ook bij de formulering van de te bereiken resultaten is het ICF basis geweest. Het is de wens van de wetgever geweest dat dit plaats zou vinden .Het gesprek zal alleen gevoerd kunnen worden door een persoon die ter plaatse uitstekend bekend is: kennis van alle in de regio aanwezige mogelijkheden aan algemene, algemeen gebruikelijke, collectieve en ook individuele voorzieningen is onmisbaar voor het goed voeren van een gesprek. Na dit gesprek moet een gemeente er immers van uit kunnen gaan dat alle voorliggende, door belanghebbende zelfstandig aan te spreken mogelijkheden, bekeken zijn. Het kan niet de bedoeling zijn dat dit na een aanvraag alsnog beoordeeld moet worden.Mocht de gemeente nadat een aanvraag is ingediend behoefte hebben aan een medisch advies of een onderzoek door een deskundige van een andere discipline, dan vindt dit na het gesprek plaats. In praktijk zal er ongetwijfeld een lijst gebruikt gaan worden aan de hand waarvan het gesprek gevoerd zal worden. Een dergelijke lijst is van belang om te zorgen dat er geen van belang zijnde punten vergeten worden. Dit betekent niet dat het gesprek een starre opzet kan hebben: naast structuur die door de professional aangebracht kan worden is er de richting die de belanghebbende aan het gesprek geeft.

Artikelsgewijs

Artikel 3. Scheiding aanmelding en aanvraagDit artikel bepaalt dat er een scheiding wordt aangebracht tussen een aanmelding en een aanvraag. In een drietal situaties, namelijk:• wanneer iemand zich voor het eerst meldt;• wanneer iemand zich niet voor het eerst meldt, maar wanneer er sprake is van gewijzigde omstandigheden die een nieuw gesprek rechtvaardigen;• of indien ofwel belanghebbende ofwel de gemeente dat gewenst vindt, dient een aanvraag voorafgegaan te worden door het gesprek.

Globaal kan gesteld worden dat een aanvraag pas gedaan kan worden als op basis van eengesprek een uitgebreide inventarisatie heeft plaatsgevonden en alle mogelijke niet-individuele voorzieningen al zijn beoordeeld. Dat betekent dat het voor de gemeente duidelijk moet zijn dat er geen andere oplossingen zijn dan een individuele oplossing en dat de te bereiken resultaten en de manier waarop die resultaten bereikt kunnen worden vastgelegd zijn en beoordeeld als vallend onder de Wmo.Dit uitgangspunt wordt terzijde gezet als betrokkene aangeeft direct een aanvraag te willen doen. Dan zal het gesprek tijdens de aanvraagprocedure plaats kunnen vinden in de vorm van het noodzakelijke gemeentelijke onderzoek. Op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mag iedereen een aanvraag doen en kunnen we als gemeente het gesprek niet afdwingen.

Artikel 4. Aanmelding voor een gesprekArtikel 4 bepaalt dat een gesprek aangevraagd wordt middels een aanmelding. Het gesprek leidt niet tot een beschikking, dus er is geen sprake van een aanvraag die de regels van de Algemene wet bestuursrecht dient te volgen. Daarom kan een aanmelding ook mondeling (telefonisch of op een andere manier) worden gedaan, hetgeen in principe niet voor een formele aanvraag, zoals in hoofdstuk 4 genoemd, geldt.In het tweede lid is vastgelegd dat zodra een aanvraag voor een gesprek is ingediend binnen 4 werkdagen een afspraak voor het gesprek dient te worden gemaakt. Een vlotte afspraak bevordert een goede voortgang van het proces.Een aanmelding die daarna gedurende enkele weken blijft liggen zonder enige activiteit rond het maken van een afspraak wekt niet het vertrouwen dat men serieus wordt genomen. Bovendien geeft een aanmelding aan dat belanghebbende een probleem ervaart. Het is van belang te laten blijken dat er vaart gezet wordt achter het oplossen van een probleem. En tot slot mag de stap van het gesprek niet leiden tot tijdverlies, het gesprek zou moeten leiden tot tijdwinst.Het gesprek wordt gevoerd aan de hand van een lijst van te bespreken punten die tegelijk met de bevestiging van de afspraak voor het gesprek aan belanghebbende wordt toegezonden. Een dergelijke lijst maakt het voor belanghebbende, indien hij dit wil, mogelijk zich voor te bereiden op het gesprek. Daardoor komen belanghebbende en de professional meer in een gelijke positie te verkeren dan zonder informatie vooraf. De lijst mag niet leiden tot een starre benadering van het gesprek door de lijst strikt te volgen. De lijst is bedoeld als ondersteuning.

Artikel 5. Het gesprekArtikel 5 geeft de spelregels van het gesprek aan.In lid 1 is vastgelegd dat het gesprek in principe bij de belanghebbende thuis wordt gevoerd.Er is een aantal argumenten aan te voeren waarom dit de meest geschikte plek is: het is devertrouwde omgeving van betrokkene en dus gedraagt deze, zo blijkt uit ervaring, natuurlijker. Een professional kan zich gemakkelijker aanpassen aan wisselende plaatsen dan een niet-professional, het is relevant de leefomgeving van de belanghebbende te zien om de loop van het gesprek beter te begrijpen, enz.Wel is het mogelijk dat de belanghebbende aangeeft het gesprek liever elders te voeren. Dat zou kunnen zijn bij een vertrouwenspersoon of een naast familielid.

Lid 2 geeft aan dat het ICF de basis is voor het begrippenkader van het gesprek. Dit wil niet zeggen dat het ICF op tafel moet komen of dat belanghebbende bekend moet zijn met het ICF. Het ICF zal aan de basis liggen van de lijst met te bespreken punten en de daarbij te gebruiken begrippen. Wel betekent dit dat de professional het ICF dient te kennen. Zonder deze kennis is het gesprek niet goed te voeren. Er zal dan wel sprake zijn van een gesprek, maar niet een gesprek toegespitst op de kenmerken, karakteristieken en met name de doelstellingen zoals die in de WMO bedoeld zijn.

Lid 3 bepaalt dat als de aanmelding gedaan is door een mantelzorger, dit gesprek met de mantelzorger en zo mogelijk ook met degene die door de mantelzorger verzorgd wordt, gevoerd zal worden. Dit geldt voor bijvoorbeeld overbelaste mantelzorgers, waarvoor de mogelijkheid bestaat om respijtzorg in te zetten.

Artikel 6. Het verslag.Artikel 6 bepaalt in lid 1 dat het gesprek met een verslag wordt afgesloten. Dit verslag zal meestal niet ter plekke gemaakt worden. Belanghebbende zal aantekeningen ontvangen. Met deze punten kan door de professional uiteindelijk een uitgebreid gespreksverslag worden gemaakt. Het verslag kan het beste zo snel mogelijk, (maximaal 5 werkdagen) beschikbaar worden gesteld. Hoe sneller het verslag beschikbaar is, hoe beter de deelnemers aan het gesprek zich dat gesprek kunnen herinneren!Belanghebbende heeft de mogelijkheid om binnen 5 werkdagen in het verslag correcties en aanvullingen aan te brengen. Deze komen niet in de plaats van het oorspronkelijke verslag, maar worden aan het oorspronkelijke verslag toegevoegd.Vervolgens stuurt de belanghebbende het verslag getekend voor akkoord terug aan de consulent.

Lid 2 bepaalt wat minimaal in het verslag opgenomen dient te worden.Daarbij dient men zich te realiseren dat het gesprek gevoerd wordt vanuit de belanghebbende en zijn behoeften en persoonlijke kenmerken. Van het verslag kan dan ook niet verwacht worden dat het een objectieve weergave van de situatie van betrokkene weergeeft: het zal duidelijk subjectieve aspecten bevatten. Deze subjectieve aspecten zullen als zodanig herkenbaar moeten zijn in de formulering ( zoals: belanghebbende is van mening, enz). Bestaat er uiteindelijk behoefte aan een objectieve onderbouwing, dan zal dat na de aanvraag plaats moeten hebben.

Lid 3 bepaalt dat belanghebbende, in navolging op het gesprek, een formele aanvraag bij de gemeente kan indienen, waarbij verwezen wordt naar het verslag, waar een al dan niet positief advies is gegeven over de aanvraag van een individuele voorziening. Met die aanvraag wordt een formele procedure ingezet die gebonden is aan de regels van de Algemene wet bestuursrecht. Echter, op basis van de Algemene wet bestuursrecht, mag eenieder te allen tijden een aanvraag indienen (zie ook artikel 2 van de verordening).Omdat het een ander traject is met een ander regime en een andere sfeer is de aanvraag in een nieuw hoofdstuk opgenomen. HOOFDSTUK 4. DE AANVRAAG VAN EEN INDIVIDUELE VOORZIENINGArtikel 7. De aanvraag

In lid 1 is bepaald dat een aanvraag van een individuele voorziening altijd schriftelijk moet worden gedaan, waarbij elektronisch een vorm van schriftelijk is. Dit is een verplichting op grond van artikel 4:1 van de Algemene wet bestuursrecht dat bepaalt dat, tenzij bij wettelijk voorschrift anders bepaald, een aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk moet worden ingediend.Lid 2 bepaalt dat indien een aanvraag mondeling (via telefoon of op een andere manier)wordt ingediend de gemeente deze indiening schriftelijk moet bevestigen onder gelijktijdige toezending van het aanvraagformulier om deze aanvraag formeel te maken. Van belang is dat de termijn waarbinnen de aanvraag moet uitmonden in een beschikking (in principe 8 weken) pas begint te lopen vanaf het moment dat het aanvraagformulier, volledig ingevuld en voorzien van alle benodigde bijlagen waaronder het eventuele verslag van het gesprek, bij de gemeente is binnengekomen. Informatie die van belang is op het al dan niet toekennen van een voorziening, die niet in het aanvraagformulier wordt gevraagd, dient in een begeleidende brief verstrekt te worden.

Lid 3 bepaalt dat, als er een gesprek is gevoerd waarvan een verslag is gemaakt dat is ondertekend hiernaar verwezen dient te worden in de aanvraag, HOOFDSTUK 5. BEOORDELING VAN DE TE BEREIKEN RESULTATENAlgemeenHoofdstuk 5 van de verordening heeft een speciale opbouw. In paragraaf 1 worden de algemene regels die voor alle 8 te bereiken resultaten gelden,weergegeven. Het betreft dan met name het maken van een afweging. Waarom deze maatregel, deze voorziening wel en die niet. Zeker als de te verstrekken voorziening niet (precies) datgene is wat betrokkene wenst, is dit van groot belang: het gaat immers om het te bereiken resultaat en het college moet dan aan kunnen geven waarom dit toch als maatwerk kan gelden.In paragraaf 2 wordt dan per te bereiken resultaat besproken wat de globale kaders zijn.Er is bewust gekozen voor het niet noemen van de voorzieningen die mogelijk zijn. Allereerst laat de wet deze mogelijkheid toe.De gekozen beleidsregels daaromtrent zijn voorzover nodig omschreven in de Beleidsregels Wmo Raalte en in het Besluit Wet maatschappelijke ondersteuning Gemeente Raalte.Vervolgens is het principe van het gesprek en de daaropvolgende aanvraag zodanig dat niet van meet af aan een bepaalde voorziening centraal in de procedure moet staan maar het te bereiken resultaat en hoe dat resultaat mogelijk wordt. Focussen op een bepaalde voorziening kan de aandacht daarvan zodanig afleiden dat de verkeerde voorziening wordt toegekend.

ArtikelgewijsArtikel 8. Het maken van een afwegingIn lid 1 van artikel 8 is vastgelegd dat het college het verslag van het gesprek tot uitgangspunt van de beoordeling van de vraag welke voorzieningen getroffen gaan worden, dient te nemen. Daarbij gaat het college uit van de persoonskenmerken en behoeften van de belanghebbende, zoals artikel 4 Wmo voorschrijft. "Uitgaan van" betekent dat het college die persoonskenmerken en behoeften als vertrekpunt van het onderzoek en de afweging neemt. Bij het onderzoek wordt gekeken naar wat nodig is, wat mogelijk is en hoe maatwerk ten aanzien van de te bereiken resultaten mogelijk is. Het college kijkt daarbij ook naar de mogelijkheden van belanghebbende om het resultaat zelf te bereiken.

Lid 2 bepaalt dat alle (wettelijk) voorliggende, algemeen gebruikelijke, collectieve en algemene voorzieningen die voor betrokkene beschikbaar en in praktijk ook daadwerkelijk bruikbaar zijn, eerst beoordeeld dienen te worden. Dat wil zeggen dat allereerst bekeken moet worden of via deze, in de maatschappij logischerwijs voorhanden voorzieningen, de te bereiken resultaten ook daadwerkelijk bereikt kunnen worden. Dat kan nodig zijn omdat men niet weet welke voorzieningen er voorhanden zijn. Als deze voorzieningen toch niet leiden tot het te bereiken resultaat wordt naar andere oplossingen gezocht en komen individuele voorzieningen ter beoordeling in perspectief.Als er geen gesprek heeft plaatsgevonden zal dit na de aanvraag gebeuren. Dus met of zonder gesprek: er wordt in alle gevallen eerst beoordeeld welke voorliggende, algemeen gebruikelijke en collectieve voorzieningen een oplossing zouden kunnen bieden om het te bereiken resultaat daadwerkelijk te bereiken.

PARAGRAAF 2. DE TE BEREIKEN RESULTATENArtikel 9. een schoon en leefbaar huis.In lid 1 van artikel 9 wordt geschetst wat het te bereiken resultaat is ten aanzien van een schoon en leefbaar huis. Dit resultaat houdt in dat iedereen moet kunnen wonen in een huis dat schoon is volgens de normen zoals die tot nu toe zijn gehanteerd. Die normen zijn ontleend aan gangbare ideeën die bestaan in de maatschappij.

Er zijn ook beperkingen ten aanzien de omvang van de woning, zoals het aantal kamers, de oppervlakte van de kamers, waarbij uitgangspunt is de omvang van een nieuwe woning binnen de sociale woningbouw. Dit uitgangspunt is niet star: er zijn altijd mogelijkheden bij te stellen naar boven of naar beneden (maatwerk).Maar een belanghebbende kan met een (sterk) afwijkende vraag ten aanzien van het onderdeel omvang sociale woningbouw geen compensatie afdwingen voor het meerdere boven het niveau sociale woningbouw. Onder de ruimten die onder dit principe vallen zijn te rekenen: een woonkamer, de gebruikte slaapkamer(s), de keuken en de sanitaire ruimten. Ook een eventuele berging die daadwerkelijk in gebruik is, zal meegenomen worden.

In lid 2 van artikel 9 wordt geschetst welke individuele voorzieningen beschikbaar gesteld kunnen worden om het schone en leefbare huis te bereiken. Een schoon huis wordt bereikt via hulp bij het huishouden. Het gaat hierbij om het droog en nat schoon en stofvrij maken en houden van de woning. Daarbij horen aspecten die via algemeen gebruikelijke voorzieningen te realiseren zijn niet onder de compensatieplicht, zoals het reinigen van de buitenkant van de ramen ( een glazenwasser is in dit geval algemeen gebruikelijk). Het aantal benodigde uren voor deze activiteiten wordt bepaald via een normenschema dat is opgesteld in samenwerking met de aanbieders van Hulp bij het huishouden en in de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep is geaccepteerd als een redelijk uitgangspunt voor de bepaling van de omvang van de hulp.

Lid 3 van artikel 9 gaat in op het onderdeel gebruikelijke zorg. Het procol “gebruikelijke zorg” houdt in dat de leefeenheid die aanspraak wil maken op Hulp bij het huishouden altijd primair verantwoordelijk blijft voor het functioneren van het huishouden. Dat betekent dat wanneer één van de huisgenoten die het huishoudelijk werk doet, uitvalt, via een herverdeling de andere huisgenoten deze taken zullen moeten overnemen. Er wordt daarbij geen onderscheid gemaakt op basis van sekse, religie, cultuur, de wijze van inkomensverwerving of persoonlijke opvattingen over het verrichten van huishoudelijke taken. Van iedere (jong)volwassen burger wordt verwacht dat hij naast een baan of opleiding in staat is een huishouden te voeren.Alleen als er geen huisgenoten zijn of als de huisgenoten met enige regelmaat langdurig afwezig zijn zal er plicht tot compensatie bestaan. Compensatieplicht bestaat er uiteraard ook als de huisgenoot zelf ook niet in staat is het huishoudelijk werk te verrichten. Hiertoe zal onderzoek gedaan moeten worden om dit vast te stellen.Ook aanwezige personen jonger dan 18 jaar, zoals thuiswonende kinderen, worden geacht hun bijdrage aan het huishouden te leveren door, afhankelijk van hun leeftijd, hun kamer bij te houden en hand- en spandiensten te verrichten.Alleen dreigende overbelasting of bestaande overbelasting van huisgenoten, waaronder begrepen de kinderen, kan compensatieplicht betekenen. Door onderzoek zal deze overbelasting vastgesteld moeten worden.

Lid 4 bepaalt dat indien er sprake is van gebruikelijke zorg en er geen reden is om aan te nemen dat deze gebruikelijke zorg niet uitgevoerd kan worden, er in principe geen individuele voorziening toegekend zal kunnen worden. Hetzelfde geldt de in artikel 8 lid 2 gestelde uitzonderingen voor voorliggende en andere voorzieningen die gewoon in de maatschappij beschikbaar zijn.

Artikel 10. Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeftenLid 1 van artikel 11 beschrijft wat verstaan wordt onder het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften. Het voorzien zijn van goederen voor primaire levensbehoeften betekent dat de dagelijks benodigde hoeveelheid voedsel voor maaltijden en andere momenten waarop iets genuttigd wordt beschikbaar moet zijn. Hetzelfde geldt voor toiletartikelen en schoonmaakmiddelen. Deze dagelijkse benodigdheden kunnen op vele manieren in huis komen. Compensatie houdt niet in dat de belanghebbende zelf de boodschappen moet kunnen doen. Er zal in redelijkheid gezocht worden naar een oplossing waarmee het resultaat bereikt wordt. Te denken valt aan burenhulp, een maaltijd- of boodschappenservice, waarbij wel opgelet wordt dat de supermarkt qua prijsniveau past bij het bestedingspatroon van de belanghebbende.Het gaat niet alleen om de ingrediënten maar ook om de maaltijden zelf. Compensatie betekent dat de belanghebbende beschikt over de verschillende maaltijden door de dag heen. Daarbij dient rekening te worden gehouden met medische geïndiceerde diëten en met de behoeften van de belanghebbende. Het te bereiken doel kan behaald worden via een maaltijdservice, via het gebruik maken van gezamenlijke maaltijden of via het – met behulp van een vrijwilliger of anderszins – zelf bereiden van maaltijden. Ook kan het opwarmen en aanreiken van maaltijden worden overgenomen. Een volledige warme maaltijdbereiding wordt niet overgenomen. Een uitzondering hierop zijn gezinnen met kleine kinderen.

Lid 2 van artikel 10 stelt welke hulpmiddelen gekozen kunnen worden om dit resultaat te bereiken. Boodschappen kunnen op verschillende manieren gedaan worden. Er kan gebruik gemaakt worden van beschikbare diensten, zoals boodschappenservice. Bij afwezigheid van dergelijke diensten, of indien de kosten van de dienst, zowel wat betreft producten als wat betreft extra bezorgkosten, dat rechtvaardigen, kan gekozen worden voor het inzetten van hulp om de boodschappen te doen. Daarbij zal goedkoopst-compenserend leidraad zijn, zodat het doen van boodschappen niet per se door belanghebbende zelf met hulp hoeft te worden gedaan. Ook hier is het te bereiken resultaat van belang en is de manier waarop daaraan ondergeschikt.Wat betreft het opwarmen en aanreiken van maaltijden kan Hulp bij het Huishouden worden ingezet.

Lid 3 bepaalt dat een bruikbare boodschappenservice of bruikbare maaltijdvoorziening die leidt tot het te bereiken resultaat voorliggend zijn op eventueel individuele voorzieningen. Om te bepalen of een boodschappenservice of maaltijdvoorziening bruikbaar is, zal gekeken moeten worden naar gezinssamenstelling, kosten en concrete beschikbaarheid. Als een voorliggende voorziening niet beschikbaar is, kan daar uiteraard geen gebruik van worden gemaakt.

Lid 4 bepaalt dat indien een voorliggende voorziening aanwezig is, waarmee het resultaat bereikt kan worden, er geen ruimte bestaat voor een individuele voorziening.

Artikel 11. Beschikken over schone draagbare en doelmatige kledingLid 1 Gemeenten dienen belanghebbenden in staat te stellen te beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleiding. Dit onderdeel is beperkt tot het verzorgen van kleding die iemand in zijn bezit heeft. Begeleiding bij het kopen van kleding valt niet onder afdwingbare compensatie. Als mobiliteit het probleem is, kan gedacht worden aan een vervoersvoorziening om dat probleem op te lossen. Wat doelmatige kleding precies is zal per situatie verschillen. Het moge duidelijk zijn dat het gaat om dagelijkse kleding en niet om exceptionele kleding zoals bijvoorbeeld speciale gelegenheidskleding.

Lid 2 Schone, draagbare en doelmatige kleding betekent dat er gewassen, gestreken, gevouwen en eventueel gerepareerd moet kunnen worden, alles voor zover de belanghebbende daartoe niet in staat is. Het wassen zal gebeuren met de algemeen gebruikelijke wasmachine. Ook het drogen van de was vindt indien mogelijk plaats op moderne wijzen van drogen: de wasdroger. Voor zover het noodzakelijk is kleding te strijken kan dit ook onder te compenseren problemen vallen. Daarbij is weer uitgangspunt wat in de maatschappij algemeen gangbaar is.

Lid 3 en 4.Als er voorliggende, algemene, collectieve of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn, die tot het te bereiken resultaat kunnen leiden, zal geen ruimte bestaan voor individuele voorzieningen. Hierbij wordt uiteraard gekeken of er wel sprake is van maatwerk.

Artikel 12. Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behorenLid 1 van dit artikel spreekt over de dagelijkse zorg van kinderen die tot het gezin behoren. Dit kan onder de compensatieplicht behoren als een ouder met beperkingen dat zelf niet kan. Compensatie is dan bedoeld als ondersteuning. Het zal nooit gaan om volledige overname. In die situatie zullen andere oplossingen gezocht moeten worden. Te denken valt aan algemeen gebruikelijke en voorliggende voorzieningen zoals kinderopvang.Het ondersteunen bij de opvoeding in een ontregeld gezin valt onder de Wet op de jeugdzorg en intensieve zorg voor gehandicapte kinderen, die de gebruikelijke zorg overstijgt, valt onder de AWBZ.

Lid 2 biedt de mogelijke oplossingen. Het thuis verzorgen van kinderen die tot het gezin behoren zal veelal van kortere duur zijn. De compensatie van het niet zelf verzorgen (en opvoeden) van tot het gezin behorende kinderen zal bij een langere duur opgelost kunnen worden via algemeen gebruikelijke, voorliggende en algemene voorzieningen. Soms zal tijdelijke compensatie van belang zijn om de ouder(s) de gelegenheid te geven een definitieve oplossing te zoeken. Voorliggende voorzieningen spelen dan een grote rol. Te denken valt aan kinderopvang, gastouders, oppasgrootouders enz.

Lid 3 en 4.Voor- tussen- en naschoolse opvang kinderopvang of andere opvangmogelijkheden die in de individuele situatie van de belanghebbende kunnen leiden tot het te bereiken resultaat kunnen het verstrekken van een individuele voorziening onnodig maken. Er zal dus altijd eerst beoordeeld moeten worden of er sprake is van dit soort oplossingsmogelijkheden.

Artikel 13. Wonen in een geschikte woningLid 1.Als het gaat om het wonen in een geschikte woning hebben we het over de woonvoorzieningen, zowel bouwkundig als niet-bouwkundig. Uitgangspunt is daarbij dat men zelf al beschikt of zal beschikken over een woning. Het is niet zo dat een gemeente voor een woning moet zorgen: dat is een eigen verantwoordelijkheid van de belanghebbende. De gemeente kan wel ondersteunen of bemiddelen bij het zoeken naar een (geschikte) woning. Daarbij is uitgangspunt dat iedereen altijd zoekt naar een voor hem op dat moment meest geschikte beschikbare woning, uiteraard passend bij zijn bestedingspatroon.Heeft iemand een woning, dan zal de compensatieplicht betekenen dat eventuele problemen met het normale gebruik van de woning opgelost worden. Daarbij kan veelal gekozen worden uit meerdere mogelijke oplossingen.Met een geschikte woning wordt bedoeld dat de woning zodanig functioneel is ingericht dat de bewoner gebruik kan maken van de genoemde ruimten. Bijvoorbeeld drempelvrij indien een rollator nodig is bij het lopen. Brede deuren, een elektrische deuropener en vrij van drempels, ook bij de voordeur, indien verplaatsen gebeurt met een rolstoel. Redelijkerwijze kan niet van de gemeente verlangd worden dat een lange oprit van een vrijstaande woning aangepast wordt voor rolstoelgebruik, omdat dit ook het niveau van de sociale woningbouw te boven gaat.Ook nu gaat het weer om woningen op het niveau sociale woningbouw. De ruimten zijn dan ook weer de woonkamer, slaapvertrekken, keuken en sanitaire ruimten. Er kan altijd afgeweken worden naar boven of beneden, maar omvangrijke woningen en zeer grote ruimten gelden niet als uitgangspunt voor compensatie.

Lid 2.Als het gaat om een geschikte woning is er een reeks aan mogelijke wijzen van compensatie. Het kan mogelijk zijn de woning aan te passen, maar ook kan het mogelijk zijn dat er een andere woning beschikbaar is die geschikt is, of een woning die gemakkelijker geschikt te maken is. In die situatie zal een zorgvuldige afweging moeten worden gemaakt van de diverse mogelijkheden. Uitgangspunt daarbij zijn de behoeften van de belanghebbende. Maar aan de andere kant is er ook de noodzaak tot een doelmatige besteding van gemeenschapsgelden, waardoor zo veel mogelijk belanghebbenden gecompenseerd kunnen worden met de beschikbare middelen. Door hier gericht beleid op te maken kan het college sturen in de mogelijkheden. De verschillende regels die gelden bij het maken van afwegingen zijn in het Besluit Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Raalte 2012 opgenomen.Ten aanzien van de vraag of er aangepast dient te worden of dat het plaatsen van een herplaatsbare woonunit ook een oplossing kan zijn, spelen afwegingen over afschrijving van de voorziening en over de vraag of de voorziening later hergebruikt kan worden een belangrijke rol. Gestreefd wordt aanpassingen die bestaan uit een aanbouw alleen dan te realiseren als vastgelegd kan worden dat deze aanpassing tijdens de gehele looptijd beschikbaar kan blijven voor een persoon met een beperking. Dit zal over het algemeen uitsluitend te realiseren zijn bij huurwoningen van sociaal verhuurders. In andere situaties zal indien mogelijk gekozen worden voor het plaatsen van een losse woonunit.

Lid 3.Verhuizing naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning kan een snelle(re) oplossing bieden dan het aanpassen van een woning. Bovendien kan een woning zich niet lenen voor aanpassing. Dat kan betekenen dat er eerst naar alternatieven gekeken zal moeten worden. Daarbij wordt rekening gehouden worden met de behoeften en wensen van de belanghebbende. Bij toepassing van het primaat van verhuizen moet het college immers alle belangen zorgvuldig afwegen.Ook wordt de mantelzorg en sociale omstandigheden meegenomen in de afweging. Als door verhuizing deze komen te vervallen, kan de keuze worden gemaakt een verhuizing niet in te zetten.

Bij woonvoorzieningen die nu nodig zijn en in de nabije toekomst verwacht worden, wordt de afweging tot verhuizing gemaakt als het bedrag de maximum vergoeding zoals opgenomen is in het Besluit maatschappelijke ondersteuning Wmo gemeente Raalte te boven gaat (€ 3.135,-- norm 2011).

 

Lid 4Er wordt van mensen verwacht dat zij zelf rekening houden met het ouder worden. Dat houdt in dat er verwacht wordt dat er door belanghebbende(n) ingespeeld wordt op te verwachten lichamelijke beperkingen op momenten dat bijvoorbeeld verhuizing ter sprake komt.Als men bijvoorbeeld op hun 70ste verjaardag in het kader van de levensloopbestendigheid een totaal ongeschikt huis wil betrekken, waarvan duidelijk is dat hier veel aanpassingen in nodig zijn om erin te kunnen leven, dat deze niet automatisch voor rekening van de Wmo gedaan kunnen worden. Maar wat ook onder deze bepaling valt, is dat men zelf rekening dient te houden met het feit dat de woning waar ze al jaren in wonen uiteindelijk minder geschikt wordt door hun fysieke achteruitgang ten gevolge van hun leeftijd.

Lid 5.Als er voorliggende voorzieningen zijn of alternatieve voorzieningen zijn die goedkoper zijn, zal eerst beoordeeld worden of het hanteren hiervan nog leidt tot maatwerk, zodat via deze voorzieningen het resultaat bereikt kan worden.

Artikel 14. Zich verplaatsen in en om de woningLid 1. Het te bereiken resultaat betekent dat de belanghebbende zich in om en nabij zijn woning moet kunnen verplaatsen. Daarbij dient gedacht te worden aan het verplaatsen in het kader van het wonen, waarbij de woning bij alle verplaatsingen centraal staat. Alle andere verplaatsingen, die verder gaan dan de woning (zoals het gaan posten van een brief, het op bezoek gaan bij een buurman of het maken van een korte wandeling) horen bij het volgende te bereiken resultaat: zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel. Bij deze verplaatsingen horen wel de verplaatsing naar een centrale hal in een flat, waar veelal de brievenbussen zijn, of het gebruik van een balkon of het gebruik van de tuin. Wat de tuin betreft moet het mogelijk zijn in die tuin te komen, de inrichting van de tuin is een eigen verantwoordelijkheid.In de woning moeten de normale woonruimten bereikt kunnen worden. Te denken valt daarbij aan de woonkamer, het slaapvertrek, of mogelijk de slaapvertrekken, het toilet en de douche. Als er een berging is, moet ook de berging bereikt kunnen worden.Het doel hierbij is dat men zich in de hiervoor aangegeven ruimten zodanig kan verplaatsen en zich daardoor zodanig kan redden dat normaal functioneren mogelijk is. Om dit resultaat te bereiken wordt compensatie geboden in de vorm van hulpmiddelen. Een voorbeeld is een rolstoel voor verplaatsingen door de ruimte. Ook een tillift zou gezien kunnen worden als een dergelijk middel. De hulpmiddelen die het te bereiken resultaat kunnen bevorderen kunnen nieuw of gebruikt zijn. Het is niet zo dat de compensatieplicht betekent dat iemand een nieuwe voorziening moet ontvangen, de compensatieplicht betekent dat iemand met de verstrekking het te bereiken resultaat moet kunnen bereiken.Het kunnen verplaatsen in de woning zou kunnen betekenen dat er twee voorzieningen verstrekt worden. Wanneer iemand een transfer kan maken, maar overigens aangewezen is op een rolstoel, zou gekozen kunnen worden voor een stoeltjeslift in combinatie met een rolstoel beneden en een rolstoel boven, waardoor iemand in staat zal zijn om zich in de gehele woning te verplaatsen. In deze situatie kunnen naast een traplift ook andere voorzieningen nodig zijn om de woning rolstoeldoorgankelijk te maken.

Lid 2.In principe zal een hulpmiddel voor verplaatsing in, om en nabij het huis (onder de Wmo valt in veel gevallen de rolstoel) verstrekt worden als men een dergelijke voorziening voor dagelijks zittend gebruik nodig heeft. Aan een dergelijke noodzaak gaat vaak een periode vooraf waarin gebruik wordt gemaakt van andere hulpmiddelen, verstrekt op basis van de Zorgverzekeringswet of AWBZ of zelf aangeschaft. Te denken valt hierbij aan het gebruik van een rollator, het gebruik van krukken, het gebruik van een loopwagen, serveerwagen of stoel voorzien van een trippelfunctie. Deze hulpmiddelen vallen voor het grootste deel onder de Regeling zorgverzekering (Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 1 september 2005, nr Z/VV-2611957) artikel 2.6 onderdeel j, verder uitgewerkt in artikel 2.17.De zogenaamde rolstoel voor incidenteel gebruik valt hier niet onder: deze rolstoel wordt immers niet gebruikt voor verplaatsen in, om en nabij de woning, maar wordt vooral gebruikt als men zich elders moet verplaatsen en dat zonder een rolstoel niet kan. Voor dit soort rolstoelen kan gebruik gemaakt worden van speciaal hiervoor beschikbare uitleendepots, (Carinova hulpmiddelen) of van rolstoelen die op de plaats van bestemming beschikbaar zijn, zoals in pretparken, dierentuinen en dergelijke.Wellicht is het in incidentele situaties noodzakelijk om andere redenen een rolstoel voor incidenteel gebruik te verstrekken. Het zal hierbij gaan om uitzonderingen: uitgangspunt is dat een rolstoel alleen verstrekt wordt indien die noodzakelijk is voor het verplaatsen in, om en nabij de woning.

lid 3 en 4.Een rolstoel-pool (in Raalte nog te ontwikkelen) zou kunnen leiden tot een adequate compenserende oplossing voor het probleem van het verplaatsen op andere plaatsen dan rond de woning. Daarom zal een rolstoelpool een oplossing kunnen bieden voor diegenen die behoefte hebben aan een oplossing voor incidenteel gebruik waarbij het gebruik niet in en om de woning plaatsvindt.Als daar sprake van kan zijn zal geen individuele voorziening worden verstrekt.

Artikel 15. Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.Lid 1.Als het gaat om het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel is het te bereiken resultaat dat de belanghebbende zich met een of ander vervoermiddel binnen zijn eigen woonplaats en het direct daaromheen gelegen gebied kan verplaatsen. Onder het direct daaromheen gelegen gebied verstaan we maximaal vijf reiszones van het Openbaar Vervoer en de aangewezen puntbestemmingen in de steden Deventer en Zwolle.Als er na het optreden van beperkingen geen sprake is van een andere situatie op vervoersgebied dan daarvoor (men heeft al een auto en is gewend daar alles mee te doen) is er geen noodzaak te compenseren omdat er geen probleem is of omdat men het zelf kan oplossen. Dat kan anders zijn indien door het optreden van de beperkingen ook het inkomen daalt.Die verplaatsingen moeten passen in het kader van het leven van alledag. Dat zijn alle verplaatsingen die niet uitsluitend te maken hebben met verplaatsingen in het kader van een betaalde baan. Heeft men voor dat soort verplaatsingen een aparte voorziening nodig, die verder gaat dan de normale voorziening voor het verplaatsen in het kader van het leven van alledag, dan zal deze voorziening niet onder de compensatieplicht vallen maar vergoed dienen te worden vanuit de voorzieningen ten behoeve van werken: zoals de Wia.Maar in situaties dat je met de voorziening die je nodig hebt in het kader van het leven van alledag, ook naar je werk kunt, blijft er compensatieplicht. Ook mensen zonder beperking die een auto hebben gebruiken hun auto vaak voor het reguliere woon-werkverkeer of voor het vervoer in het kader van werk (waarvoor zij dan (veelal) een vergoeding ontvangen van de werkgever).

Lid 2.De individuele voorzieningen die verstrekt gaan worden om als resultaat te bereiken dat je je met een of ander vervoermiddel in de woonplaats en directe omgeving kan verplaatsen betreffen een breed scala van verplaatsingen. Uitgesloten zijn verplaatsingen die met een speciaal middel gemaakt moeten worden in verband met betaalde arbeid. Verder zijn ook vakanties en ander verblijf buiten het gebied zoals omschreven met woonplaats en omgeving uitgesloten. Daarvoor wordt door het Ministerie van VWS Valys beschikbaar gesteld. Valys is aanvullend op de door de Wmo te compenseren voorzieningen en valt buiten de verantwoordelijkheid van het college van burgemeester en wethouders. Valys regelt het vervoer wanneer de pashouder een vervoersbehoefte heeft die verder reikt dan vijf OV-zones vanaf het woonadres van de pashouder of wanneer het vertrekadres is gelegen op een afstand van meer dan vijf OV-zones vanaf het woonadres van de pashouder. De gemeente is verantwoordelijk voor de vervoersbehoefte van de pashouder tot en met vijf OV-reis zones vanaf diens woonadres of wanneer het vertrekadres is gelegen op een afstand tot en met vijf OV-reis zones vanaf het woonadres van de pashouder.

Wel gaat het om verplaatsingen die nodig zijn voor: het doen van boodschappen ( zodat ook op deze wijze het resultaat van het kunnen beschikken over de eerste levensbehoeften wordt bereikt), om op bezoek te gaan, artsenbezoek, bezoek paramedici, specialisten en voor ziekenhuisonderzoek. Dit alleen als het zogenaamde zittend ziekenvervoer daar geen oplossing voor biedt. Dit medisch vervoer betreft vooral situaties waarbij dat vervoer zo frequent is dat het beschikbaar gestelde vervoer bijna geheel aan dit medisch vervoer gebruikt zou worden. In deze situatie kan extra vervoer ter compensatie geboden worden. Ook het vervoer om in de natuur te zijn, al dan niet met familie of vrienden, of het vervoer om een kerk, een sporthal, of een museum te bezoeken valt onder de compensatieplicht.De omvang van de te bieden compensatie zal over het algemeen liggen tussen 1500 en 2000 kilometer per jaar (700 OV zones). Het kan voorkomen dat er een grotere vervoersbehoefte bestaat. Van belang is allereerst vast te stellen of dat een realistische vervoersbehoefte is, gezien de medische, maar ook gezien de financiële situatie van de belanghebbende. Immers, met een laag inkomen kan men wel de wens hebben veel verplaatsingen te maken, maar omdat voor iedere Nederlander verplaatsen een prijskaartje heeft zal dat ook voor mensen met een beperking gelden. Daarbij is het van belang vast te stellen of de vervoersbehoefte hiermee spoort.

Lid 3 en 4.Ook bij de vervoersvoorzieningen kan een scootmobielpool een oplossing bieden voor personen met een beperkte vervoersbehoefte op de korte afstand. Datzelfde geldt voor het zogenaamde vraagafhankelijke vervoer van deur tot deur (CVV of de Regiotaxi). Om hierbij te komen tot maatwerk zal de vervoersbehoefte van de belanghebbende uitgangspunt zijn van de beoordeling welke voorziening nodig is om het te bereiken resultaat te bereiken. Voorliggende voorzieningen kunnen individuele voorzieningen voorkomen.

Artikel 16. De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.Lid 1.Het te bereiken resultaat ten aanzien van de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten bestaat uit het kunnen afleggen van gewenste bezoeken en het deelnemen aan gewenste activiteiten. Daarbij kan gedacht worden aan familiebezoek, aan het bezoeken van bijeenkomsten of het bezoeken van kerkdiensten, het deelnemen aan het verenigingsleven, maar ook het volgen van cursussen om de vrije tijd op een aangename wijze te kunnen invullen. Voorwaarden hiervoor zijn bijvoorbeeld het zich kunnen verplaatsen naar deze bestemmingen. Daarvoor zal artikel 15 over het algemeen een voldoende oplossing kunnen bieden.Waar het gaat om sportactiviteiten biedt deze verordening de mogelijkheid tot het verkrijgen van een voorziening daarvoor. Het maximaal hiervoor te verstrekken bedrag is opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Raalte.

Lid 2.Als vervoer voldoende in staat stelt aan activiteiten deel te nemen kan via artikel 15 het vervoersprobleem opgelost worden.

Lid 3 en 4.Als sprake is van voorliggende voorzieningen, die het probleem op kunnen lossen, zal er geen ruimte meer zijn voor individuele voorzieningen. HOOFDSTUK 6. VERSTREKKING IN NATURA, ALS PERSOONSGEBONDEN BUDGET EN ALS FINANCIËLE TEGEMOETKOMINGPARAGRAAF 1. VERSTREKKING VAN VOORZIENINGENArtikel 17. Mogelijke verstrekkingwijzenIn dit artikel wordt allereerst behandeld in welke vormen voorzieningen verstrekt kunnen worden. De mogelijkheden voorziening in natura of een persoonsgebonden budget zijn voorgeschreven in artikel 6 Wmo. De financiële tegemoetkomingen kunnen niet ontbreken (hoewel er in feite geen verschil bestaat tussen een persoonsgebonden budget en een financiële tegemoetkoming) omdat artikel 7 lid 2 Wmo spreekt over een “financiële tegemoetkoming voor een bouwkundige of woontechnische ingreep in of aan de woonruimte”.

PARAGRAAF 2. VERSTREKKING IN NATURAArtikel 18. Inhoud beschikkingDit artikel bepaalt in lid 1 welke aspecten bij het verstrekken van een voorziening in natura in ieder geval in de beschikking vastgelegd moeten worden.Het gaat daarbij uiteraard allereerst om welke voorziening(en) aan de orde zijn. Dit uiteraard in relatie tot de te bereiken resultaten. Vervolgens wordt aangegeven wat de duur van de voorziening is: voor hoe lang wordt iets toegekend of hoe lang moet men in principe de bepaalde voorziening kunnen gebruiken om het resultaat te bereiken. Vervolgens is van belang te vermelden op welke wijze de voorziening in natura verstrekt wordt. Als er sprake is van een overeenkomst wordt deze overeenkomst vermeld.Ook andere aspecten, speciaal aspecten die voor deze ene verstrekking gelden, dienen in de beschikking opgenomen te worden.

Lid 2 geeft aan dat als een eigen bijdrage gevraagd wordt, dit in de beschikking komt te staan. Dit betreft alleen het gegeven dat een eigen bijdrage gevraagd wordt. Hoe hoog de eigen bijdrage is zal door het CAK (Centraal Administratie Kantoor) bepaald worden en door het CAK bij afzonderlijke beschikking worden opgelegd.

PARAGRAAF 3. VERSTREKKING ALS PERSOONSGEBONDEN BUDGETArtikel 19. Overwegende bezwarenArtikel 19 bepaalt dat in het Besluit Maatschappelijke ondersteuning gemeente Raalte vastgelegd dient te worden in welke situaties geen keuzevrijheid bestaat voor het persoonsgebonden budget.Dit kan bijvoorbeeld zijn als vast staat dat belanghebbende niet in staat is de gelden te beheren.

Artikel 20 Inhoud van de beschikking.Lid 1 van artikel 20 bepaalt wat er bij het verstrekken van een persoonsgebonden budget vastgelegd moet worden in de beschikking. Het gaat daarbij allereerst om de formulering van het te bereiken resultaat zodat helder is waarvoor het persoonsgebonden budget gebruikt moet worden. Dat kan een beperkt doel zijn, zoals het bezoeken van familie, vrienden en kennissen en het doen van boodschappen met een scootmobiel, maar ook een meer algemeen geformuleerd resultaat, zoals het maken van alle noodzakelijke verplaatsingen in de naaste woon- en leefomgeving.Als er een programma van eisen wordt verstrekt (waar is het geld voor bedoeld, aan welke eisen moet voldaan zijn) wordt dat ook in de beschikking vastgelegd onder bijvoeging van het program van eisen.Vervolgens kan in de beschikking worden vastgelegd wat de omvang van het persoonsgebonden budget is, welk bedrag men ontvangt, met vermelding hoe dat bedrag tot stand is gekomen. Tot slot moet voor wat betreft de verantwoording ook in de beschikking worden vastgelegd wat van degene tot wie de beschikking is gericht in dit opzicht wordt verwacht.

Lid 2 van dit artikel bepaalt dat bij het heffen van een eigen bijdrage dit in de beschikking vermeldt moet worden, waarbij meegenomen kan worden dat het CAK de hoogte van de eigen bijdrage vaststelt en per beschikking op zal leggen.

PARAGRAAF 4. VERSTREKKING VAN EEN FINANCIËLE TEGEMOETKOMINGArtikel 21. Inhoud beschikkingLid 1 bepaalt ten aanzien van de financiële tegemoetkoming wat in de beschikking vermeld wordt. Het gaat hier allereerst om de vermelding van het te bereiken resultaat waarvoor de financiële tegemoetkoming gebruikt dient te worden. Daarnaast moet vermeld worden voor welke duur, voor welke periode de financiële tegemoetkoming verstrekt wordt en tenslotte dient hier vermeld te worden of er een overeenkomst van toepassing is op deze verstrekking. Uiteraard moet ook de hoogte van de financiële tegemoetkoming vermeld worden.

Lid 2.Bij het verstrekken van een financiële tegemoetkoming bestaat de mogelijkheid een eigen aandeel te vragen. Dit is binnen de gemeente Raalte (nog) niet van toepassing.Indien er in de toekomst beleidsregels worden gesteld die dit mogelijk maken, dient de berekening van het eigen aandeel opgenomen te worden in de beschikking.

PARAGRAAF 5. EIGEN BIJDRAGE EN EIGEN AANDEELArtikel 22. Eigen bijdragen of eigen aandeel. Lid 1 bepaalt in welke gevallen een eigen bijdrage, dan wel een eigen aandeel, van toepassing is. In de gemeente Raalte wordt op alle middelen een dergelijke bijdrage geïnd via het CAK.

Voor alle voorzieningen, met uitzondering van (sport-) rolstoelen en het CVV, is een eigen bijdrage verschuldigd. (Voor het CVV geldt wel een opstaptarief dat belanghebbende bij de chauffeur dient te betalen).De eigen bijdrage wordt berekend conform de voorwaarden van het Besluit Wmo. Dit betekent dat per periode van vier weken een bijdrage is verschuldigd. De hoogte hiervan is afhankelijk van de leefsituatie en de draagkracht. Wanneer er draagkracht is, wordt 15% daarvan belast als eigen bijdrage. De totale eigen bijdrage is nooit hoger dan de draagkracht en de totale kosten van de voorziening. De eigen bijdrage betaalt men voor het gebruik van de voorziening en niet voor het bezit ervan. Het is dan ook niet zo dat de voorziening eigendom wordt van de cliënt zodra de kosten van de voorziening volledig zijn betaald. Bij bruikleenvoorzieningen is de periodieke eigen bijdrage verschuldigd zolang de voorziening in gebruik is bij de cliënt. Dit met een maximum van de werkelijke kosten van de voorziening.Bij PGB's ,met uitzondering van Hulp bij het huishouden, en voorzieningen die in eigendom worden verstrekt, is de termijn voor de eigen bijdrage gemaximeerd tot 39 perioden (drie jaar). Bij een PGB voor woningaanpassingen kan op verzoek van de cliënt de eigen bijdrage ineens worden verrekend met het PGB of de financiële tegemoetkoming. Een eigen bijdrage is niet van toepassing wanneer de cliënt jonger is dan 18 jaar en op voorzieningen waarvoor een inkomensgrens geldt.

Lid 2 bepaalt op welke wijze de eigen bijdrage wordt bepaalt en wie dit int.

In lid 3 wordt aangegeven dat bij een inkomen van meer dan 150% van de voor belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm de kosten voor vervoer in zijn algemeenheid als algemeen gebruikelijk moet worden gezien.Individueel dient de afweging te worden gemaakt of dit in het voorkomende geval ook juist is.

 HOOFDSTUK 7. PROCEDURELE BEPALINGEN ROND ONDERZOEK, ADVIES EN BESLUITVORMING, INTREKKING EN TERUGVORDERINGArtikel 23. Beslistermijn.De Algemene wet bestuursrecht regelt dat, als bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, een besluit genomen dient te worden binnen een redelijke termijn. Die redelijke termijn is 8 weken.Indien blijkt dat het termijn niet behaald kan worden wordt er een “opschorting van termijn” verzonden worden aan belanghebbende.Uitzondering hierop is de bouwkundige woonvoorziening waarvoor offertes aangevraagd dienen te worden. Hiervoor geldt een termijn van 12 weken.

Artikel 24. BeperkingenEr geldt een aantal beperkingen bij het verstrekken van voorzieningen.

Lid 1 onder a bepaalt dat het noodzakelijk is dat een voorziening langdurig noodzakelijk is. Op deze regel bestaat een duidelijke uitzondering: hulp bij het huishouden na een ziekte of ziekenhuisopname. Wat langdurig noodzakelijk is hangt geheel af van de situatie, maar ook een te bereiken resultaat voor een belanghebbende die terminaal is dient gerekend te worden tot langdurig noodzakelijk. De voorziening zal immers iemand gehele verdere leven noodzakelijk zijn.

Lid 1 onder b bepaalt dat de voorziening als adequaat en de goedkoopst-compenserende voorziening aangemerkt moet kunnen worden. Het gaat daarbij op de eerste plaats om een voorziening die compenserend is voor de ondervonden problemen, zodat het te bereiken doel daadwerkelijk bereikt kan worden. Maar wanneer dan meerdere voorzieningen adequaat en compenserend blijken te zijn mag volstaan worden met de goedkoopste voorziening.

Lid 2 bepaalt onder a dat geen voorziening wordt toegekend indien de voorziening als algemeen gebruikelijk beschouwd dient te worden voor een persoon als de belanghebbende.Verder wordt geen voorziening toegekend als niet meer is na te gaan of de voorziening noodzakelijk was en of wel sprake was van een goedkoopst compenserende voorziening. In zijn algemeenheid is dit na 3 tot 6 maanden niet meer vast te stellen. Is de voorziening te duur geweest dan kan de gemeente volstaan met het vergoeden van een lager bedrag conform de goedkoopst-compenserende voorziening.

Artikel 25. AdviseringLid 1.Het kan noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de gevraagde voorziening een beroep te doen op een (medisch) adviseur. Geregeld is dat het college twee mogelijkheden heeft: het college kan iemand oproepen op een bepaalde plaats en tijd te verschijnen en daar die vragen te beantwoorden die nodig zijn om tot een zorgvuldig besluit te komen.De tweede mogelijkheid is uitgebreider: deze biedt ook de mogelijkheid tot onderzoek, bijvoorbeeld door een arts. Bij de advisering zal de ICF terminologie gebruikt worden met het oog op de consistentie van verslag, onderzoek en beoordeling.Het zal duidelijk zijn dat er van deze mogelijkheden alleen maar gebruik kan worden gemaakt als dit noodzakelijk is, dat wil zeggen als zonder dit onderzoek een zorgvuldige besluitvorming niet mogelijk is.In principe mag van de belanghebbende verwacht worden mee te werken. Is de belanghebbende niet bereid tot medewerking, dan zal het college moeten beoordelen of zonder deze medewerking een zorgvuldig besluit te nemen is. Is dat niet mogelijk dan zal het college de aanvraag buiten behandeling kunnen stellen. Is wel een zorgvuldig besluit mogelijk dan zal dat besluit genomen moeten worden.

Lid 2 geeft de situaties weer waarin een adviesinstantie (over het algemeen een medisch adviseur) om advies gevraagd zal worden.Dat zal in ieder geval van belang zijn als het gaat om een aanvraag van een persoon die nog niet bij de gemeente bekend is. In die situatie is het van groot belang te weten wat de aard van de problemen is en welke prognose er bestaat, tenzij deze overduidelijk is. Dit kan van belang zijn bij de bepaling van de voorzieningen om de gewenste resultaten te bereiken.Is de belanghebbende bekend, maar is er sprake van gewijzigde omstandigheden, dan kan er ook aanleiding zijn een advies op te vragen. Dat zal zeker het geval zijn als die gewijzigde omstandigheden een andere kijk op de te bereiken resultaten rechtvaardigen.Uiteraard zal er een medisch advies moeten zijn bij een afwijzing op medische gronden. En er kunnen zich situaties voordoen dat er anderszins behoefte bestaat aan een medisch advies. Dan biedt het laatste lid van dit artikel daartoe de mogelijkheid.

Artikel 26. Wijziging situatieDit artikel voorziet erin dat bij een gewijzigde situatie de plicht bestaat het college hiervan op de hoogte te stellen als men kan vermoeden dat dit invloed kan hebben op de verstrekte voorziening. Zo zal bij overlijden de voorziening stopgezet kunnen worden en dienen de nabestaanden dit zo snel mogelijk te melden. Uiteraard kan de gemeente in deze situatie ook via het GBA kennis hebben van deze gewijzigde omstandigheid.Maar andere omstandigheden zijn minder gemakkelijk kenbaar door de gemeente. In die situatie kan men op basis van dit artikel verwachten dat wijzigingen worden doorgegeven.

Artikel 27. IntrekkingEen besluit, genomen op basis van deze verordening, kan in bepaalde omstandigheden geheel of gedeeltelijk ingetrokken worden.Dit zal gebeuren als bij de toekenning voorwaarden gesteld zijn en daar op enig moment niet of niet meer aan is voldaan. In die situatie bestaat ook de mogelijkheid tot terugvordering, indien de voorziening zich daartoe leent. Dat is in artikel 28 geregeld.Ook de situatie dat beslist is op onjuist verstrekte gegevens biedt de mogelijkheid een genomen beschikking geheel of ten dele in te trekken. Ook in deze situatie kan terugvordering een mogelijkheid zijn.Een beslissing wordt genomen met de bedoeling dat men daar een voorziening mee treft. Als binnen 6 maanden na betaling de voorziening nog niet is getroffen, is er ook de mogelijkheid een beslissing geheel of ten dele in te trekken.

Artikel 28. TerugvorderingIndien een besluit is ingetrokken kan eventueel tot terugvordering worden overgegaan. Voorwaarde is dat het recht op de voorziening is ingetrokken. Een financiële tegemoetkoming of een pgb kan worden teruggevorderd. Hierbij geldt een privaatrechtelijke procedure.

Terugvordering van een voorziening die bestaat uit een natura-verstrekking kan ook als later blijkt dat de verstrekking onterecht is geweest doordat er onjuiste gegevens zijn verstrekt. Tot slot biedt dit artikel de mogelijkheid om niet volledig gebruikte of verantwoorde pgb terug te vorderen.

HOOFDSTUK 8. SLOTBEPALINGENArtikel 29. HardheidsclausuleJuist omdat het in de Wmo om maatwerk gaat ontkomt het college er niet aan om, ook al is er een zorgvuldige afweging gemaakt, uiteindelijk toch te beoordelen of deze afweging niet leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.Deze afweging zal minder vaak voorkomen dan in normale omstandigheden te verwachten is, Immers, bij de afwegingen gaat het al om een zeer persoonlijke beoordeling. Als desondanks die zeer persoonlijke afweging toch nog sprake is van een niet billijke situatie is de hardheidsclausule een vangnet. Daarbij kan de belanghebbende ook een beroep doen op deze clausule.

Artikel 30. IndexeringBepaalde bedragen zullen jaarlijks aangepast worden zonder dat het college hier iets voor hoeft te doen. Te denken valt daarbij aan de bedragen voor de eigen bijdrage en het eigen aandeel. Op grond van het Besluit maatschappelijke ondersteuning worden deze bedragen jaarlijks aangepast.

Artikel 31. Evaluatie De wet vereist evaluatie. Dit artikel biedt de mogelijkheid deze evaluatie in de tijd vast te leggen.

 

Artikel 32. OvergangsbepalingenIn afwijking van de in deze verordening opgenomen bepalingen zijn er door het college ten behoeve van doelgroepen afwijkende regels vastgesteld. Het betreft de overgangsbepalingen voor cliënten die op grond van eerdere verordeningen rechten hebben verworven. Doel van de afwijkende bepalingen is het bieden van een redelijke termijn om vervolgens aan te sluiten bij de bepalingen van deze verordening.

Artikel 33. InwerkingtredingDit artikel regelt de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 34. CiteertitelDit artikel regelt tenslotte hoe deze verordening geciteerd kan worden.