2011, no.
De Raad der gemeente Stein;
Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders inzake
hondenbelasting Stein 2012 van 11 oktober 2011;
(Gem. blad Afd. A 2011, no. );
gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;
besluit :
vast te stellen de volgende verordening
VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN HONDENBELASTING STEIN
2012
Artikel 1 Belastbaar feit
Onder de naam "hondenbelasting" wordt een directe belasting geheven ter zake
van het houden van een hond binnen de gemeente.
Artikel 2 Belastingplicht
- 1.
Belastingplichtig is de houder van een hond.
- 2.
Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een
hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.
- 3.
Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt
als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid,
onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen
lid van dat huishouden.
Artikel 3 Vrijstellingen
De belasting wordt niet geheven ter zake van honden:
- a.
die uitsluitend dienen om blinde personen te leiden;
- b.
die door de “Stichting Hulphond Nederland” als gehandicaptenhond aan
een gehandicapte ter beschikking zijn gesteld;
- c.
die verblijven in een hondenasiel als bedoeld in artikel 1,
onderdeel c, van het Honden- en kattenbesluit 1999, welk asiel is
opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid,
van genoemd besluit;
- d.
die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden
gehouden in een bedrijfs-inrichting als bedoeld in artikel 1,
onderdeel b, van het Honden- en kattenbesluit 1999, welke inrichting
is opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede
lid, van genoemd besluit;
- e.
waarvan de houder in het bezit is van een geldend diploma van de
Koninklijke Nederlandse Politiehondenvereniging, mits de houder zich
verbindt zijn hond met een geleider, aan wiens bevelen hij
gehoorzaamt, op aanvraag ter beschikking van de politie te
stellen;
- f.
die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij te samen met de
moederhond worden gehouden;
- g.
waarvan de houder niet als ingezetene in de gemeentelijke
basisadministratie persoons-gegevens van de gemeente is opgenomen en
welke niet langer dan 90 dagen in het belastingjaar in de gemeente
verblijven.
Artikel 4 Maatstaf van heffing
De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.
Artikel 5 Belastingtarief
- 1.
De belasting bedraagt per belastingjaar:
- a.
voor een eerste hond € 85,50;
- b.
voor iedere hond boven het aantal van één €
126,50.
- 2.
In afwijking in zoverre van het voorgaande lid bedraagt de belasting
voor honden, gehouden in kennels die zijn geregistreerd bij de Raad van
beheer op kynologisch gebied in Nederland, € 338,80 per
kennel.
- 3.
Het tweede lid blijft buiten toepassing indien belastingplichtige
schriftelijk verzoekt de verschuldigde belasting vast te stellen naar
het werkelijke aantal honden indien blijkt dat dit bedrag lager is dan
het op voet van het tweede lid bepaalde bedrag.
Artikel 6 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 7 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
- 1.
De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo
dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
- 2.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, dan
wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de
belasting, respectievelijk de hogere belasting ter zake van het
toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten
van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de
aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het
aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.
- 3.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan
wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert,
bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de
voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde
van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal
honden, nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 9 Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990
moeten de aanslagen, die worden opgelegd in het belastingjaar waarop zij
betrekking hebben, worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de
eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de
maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de
tweede termijn een maand later.
- 2.
In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het
totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het
aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan €
100,00 doch minder dan € 1.500,00, en zolang de verschuldigde bedragen
door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden
afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke
termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand
volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld
en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
- 3.
Andere aanslagen dan die genoemd in het eerste lid, moeten worden
betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op
de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening
van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn een maand
later.
- 4.
De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande
leden gestelde termijnen.
Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en de invordering van de hondenbelasting.
Artikel 11 Kwijtschelding
- 1.
Bij de invordering van hondenbelasting kan slechts gehele of
gedeeltelijke kwijtschelding worden verleend voor de verschuldigde
belasting ter zake de eerste hond, indien de belasting niet anders dan
met buitengewoon bezwaar kan worden betaald.
- 2.
In afwijking van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 wordt het
percentage voor de berekening van de kosten van bestaan vastgesteld op
100 percent.
Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De "Verordening hondenbelasting Stein 2011", vastgesteld
bij raadsbesluit van 16 december 2010 wordt ingetrokken
met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de
heffing. Zij blijft van toepassing op de belastbare feiten die zich
voor die datum hebben voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na
die van de bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari
2012.
- 4.
Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening
hondenbelasting Stein 2012".