Organisatie | Aa en Hunze |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Instructie voor de leerplichtambtenaar van de gemeente Aa en Hunze |
Citeertitel | Instructie voor de leerplichtambtenaar van de gemeente Aa en Hunze |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-08-2009 | nieuwe regeling | 14-07-2009 De Schakel, 29-07-2009 | 2009/29-05 |
In deze instructie wordt verstaan onder:
de wet: de Leerplichtwet 1969;
ambtenaar: de ambtenaar, door burgemeester en wethouders van de gemeente Aa en Hunze benoemd in de functie van leerplichtambtenaar, die de eed of belofte als bedoeld in artikel 16 van de wet heeft afgelegd;
directeur: hoofd in de zin van artikel 1 onder d van de wet, dat wil zeggen degene die met de leiding van de school of de instelling is belast;
de ouders: de in artikel 2, eerste lid, van de wet bedoelde personen;
Artikel 2. Leerlingenadministratie en controle absoluut verzuim
(artikel 18 en 19 Leerplichtwet; artikel 3 Leerplichtregeling)
De administratief medewerker neemt namens burgemeester en wethouders de in- en uitschrijvingen van scholen en instellingen als bedoeld in artikel 18 van de wet in ontvangst. De ambtenaar doet zo nodig voorstellen aan ons college voor het geven van nadere aanwijzingen aan de directeuren, met het oog op een doelmatige uitwisseling van gegevens.
De ambtenaar kan aan het college van burgemeester en wethouders een voorstel doen tot het opleggen van bestuursdwang of een last onder dwangsom jegens de directeur, indien hij van mening is dat deze maatregel kan bijdragen tot het opheffen van de overtreding dan wel het voorkomen van herhaling daarvan.
De administratief medewerker controleert namens burgemeester en wethouders, binnen zes weken na aanvang van het schooljaar en telkens binnen 20 werkdagen na ontvangst van een mutatiebericht van de afdeling Bevolking, of alle leerplichtigen en kwalificatieplichtigen overeenkomstig de bepalingen van de wet als leerling op een school of onderwijsinstelling zijn ingeschreven. Het leerplichtregistratiesysteem dient hierbij als leidraad voor het controleren van de gegevens. Indien dit niet het geval is, geeft de administratief medewerker de gegevens onverwijld in handen van de ambtenaar, die de acties onderneemt als omschreven in artikel 6 (Absoluut verzuim).
De administratief medewerker controleert of een bericht van afschrijving van de ene school gekoppeld is aan een bericht van inschrijving op een andere school. Indien binnen 2 weken geen bericht van inschrijving is ontvangen, neemt de administratief medewerker contact op met de ouders van de leerplichtige of kwalificatieplichtige jongere of de directeur van de ‘oude’ school.
De administratief medewerker draagt zorg voor een goede overdracht van de relevante gegevens aan de nieuwe woongemeente als hij bericht ontvangt van inschrijving van een jongere in de basisadministratie persoonsgegevens van een andere gemeente. De ambtenaar bepaalt zo nodig welke gegevens uit het leerling-dossier worden overgedragen aan de ambtenaar in de nieuwe woongemeente.
De ambtenaar verstrekt slechts gegevens uit het leerling-dossier aan derden binnen de grenzen die daaraan worden gesteld door de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en het Vrijstellingsbesluit Wbp, in het bijzonder artikel 20 van het Vrijstellingsbesluit en in overeenstemming met de convenanten die door de gemeenten zijn afgesloten.
Artikel 4. Verlof wegens andere gewichtige omstandigheden
(artikel 14, derde lid, tweede volzin Leerplichtwet)
De ambtenaar bevestigt de ontvangst van een aanvraag zo spoedig mogelijk en vermeldt in de ontvangstbevestiging de termijn waarbinnen hij een besluit zal nemen. Indien de periode tussen de ontvangst van de aanvraag en de aanvang van het gevraagde verlof korter is dan de termijn die redelijkerwijs nodig is om tot een besluit te komen, deelt de ambtenaar dit bij de ontvangstbevestiging aan de aanvrager mee en wijst hij de aanvrager op de mogelijkheid dat de aanvrager de wet overtreedt indien de aanvraag niet of niet geheel wordt gehonoreerd.
De ambtenaar kan aan een directeur op diens verzoek advies geven over de behandeling en beoordeling van een aanvraag verlof te verlenen wegens andere gewichtige omstandigheden voor een periode van 10 schooldagen of minder. Indien de ambtenaar een dergelijk advies geeft, deelt de directeur aan de ambtenaar de beslissing op de aanvraag mee.
Artikel 5. Relatief verzuim van leerplichtige jongeren
(artikelen 21 en 22 Leerplichtwet)
De ambtenaar zoekt na ontvangst van een kennisgeving z.s.m. doch uiterlijk binnen 10 werkdagen contact met de ouders, stelt hen in de gelegenheid om nadere uitleg over het gemelde verzuim te geven en informeert hen over de procedures en eventuele consequenties. Indien het verzuim een jongere van 12 jaar of ouder betreft, zoekt de ambtenaar in beginsel ook contact met de jongere zelf.
De ambtenaar onderhoudt zo vaak als nodig, op eigen initiatief dan wel op verzoek, contact met de directeur van de school of de door de directeur aangewezen functionaris(sen) belast met de begeleiding van de jongere, met medewerkers van de instelling voor jeugdzorg die met de jongere en/of de ouders contact hebben, en met andere personen waarmee het contact van belang kan zijn om de verzuimsituatie zo vlot mogelijk te beëindigen.
De ambtenaar draagt er zorg voor dat een kennisgeving van verzuim binnen een zo kort mogelijke periode wordt afgehandeld.. De hoogste prioriteit ligt bij het beëindigen van de verzuimsituatie. Ter afronding van de afhandeling zendt de ambtenaar in ieder geval een schriftelijk bericht aan degene die de kennisgeving heeft gedaan, de ouders en, wanneer het een jongere van 12 jaar of ouder betreft, in beginsel ook aan de jongere zelf. De ambtenaar doet mededeling van de afhandeling aan anderen die bij de verzuimsituatie zijn betrokken.
Blijkt uit de gesprekken als bedoeld in het derde lid dat geen sprake is van vrijstelling, en blijkt dat sprake kan zijn van verwijtbaar handelen of nalaten van de ouders en/of de jongere die de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt, dan maakt de ambtenaar proces-verbaal op van zijn bevindingen en zendt dit naar de officier van justitie. Indien hij voornemens is proces-verbaal op te maken, roept de ambtenaar de ouders, de jongere van 12 jaar of ouder en de directeur op voor een gesprek, waarbij hij de betrokkenen uitdrukkelijk kenbaar maakt dat hij voornemens is een proces-verbaal op te maken.
De ambtenaar kan aan het college van burgemeester en wethouders een voorstel doen tot het opleggen van een last onder dwangsom indien hij van mening is, gezien de achtergrond en aard van de verzuimsituatie, dat deze maatregel kan leiden tot het opheffen van het verzuim dan wel het voorkomen van herhaling daarvan.
De ambtenaar kan aan de directeuren gevraagd of ongevraagd een advies geven over het te voeren beleid met betrekking tot het registreren van verzuim en het doen van kennisgevingen van verzuim, met het oog op het bevorderen van een effectief verzuimbestrijdingbeleid en de rechtsgelijkheid. De ambtenaar kan directeuren uitnodigen om eerder een kennisgeving van verzuim in te dienen dan de wet voorschrijft indien dat doelmatig is met het oog op de verzuimbestrijding.
(artikelen 3 en 4b Leerplichtwet)
Indien hem blijkt dat een leerplichtige of kwalificatieplichtige jongere niet als leerling is ingeschreven zonder dat een grond voor vrijstelling aanwezig is, of wegens een administratieve onvolkomenheid een bericht van inschrijving ontbreekt, onderzoekt de ambtenaar onverwijld doch uiterlijk binnen 10 dagen.
Indien van een administratieve onvolkomenheid niet is gebleken, zoekt de ambtenaar onverwijld, doch uiterlijk binnen 10 werkdagen, contact met de ouders en stelt hen in de gelegenheid om nadere uitleg over het achterwege blijven van een inschrijving te geven. In ieder geval indien het een jongere betreft die de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt, zoekt de ambtenaar tevens contact met de jongere.
Artikel 7. (Dreigend) voortijdig schoolverlaten van leerplichtige en niet-leerplichtige jongeren (met inbegrip van verwijdering)
(artikel 18, eerste lid, Leerplichtwet, artikelen 28 en 118h WVO,artikelen 47a en 162b WEC, artikelen 8.1.8. en 8.3.2 WEB)
Zodra de ambtenaar kennisneemt van verwijdering of van voortijdig schoolverlaten van een jongere, die niet overeenkomstig de wettelijke bepalingen is gemeld, stelt de ambtenaar een onderzoek in naar de oorzaak hiervan. Als de directeur onwillig of nalatig is in het nakomen van deze verplichting, dan roept de ambtenaar de directeur op voor een gesprek en zendt hij proces-verbaal (van bevindingen) aan de officier van justitie bij overtreding van art. 18 van de Leerplichtwet dan wel een bericht van zijn bevindingen aan de inspecteur van de betreffende school of instelling bij het niet nakomen van de verplichtingen krachtens art. 28 WVO, art. 47a WEC of art. 8.1.8 WEB.
De ambtenaar kan aan de directeuren gevraagd of ongevraagd een advies geven omtrent het te voeren beleid met betrekking tot het voorkomen van voortijdig schoolverlaten, met het oog op het bevorderen van een effectief startkwalificatie en de rechtsgelijkheid. De ambtenaar kan directeuren uitnodigen om eerder een melding van voortijdig schoolverlaten te doen dan de wet voorschrijft, indien dat doelmatig is met het oog op de belangen van de schoolloopbaan van jongeren.
Artikel 8. Vervangende leerplicht
(artikelen 3a en 3b Leerplichtwet)
De ambtenaar besluit namens het college van burgemeester en wethouders over aanvragen tot het toestaan van vervangende leerplicht, als bedoeld in de artikelen 3a en 3b van de wet.
Blijkt aan de ambtenaar dat een jongere vermoedelijk in de omstandigheden verkeert als bedoeld in artikel 3a dan wel 3b van de wet, dan draagt de ambtenaar er zorg voor dat de noodzakelijke gesprekken met betrekking tot het aangepaste onderwijs- en begeleidingsprogramma en de praktijktijd (artikel 3a) dan wel arbeid van lichte aard (artikel 3b) binnen een zo kort mogelijke periode worden gevoerd.
De ambtenaar informeert de Arbeidsinspectie over de toestemming voor vervangende leerplicht die op grond van artikel 3b is verleend.
Artikel 9. Vrijstelling van kwalificatieplicht wegens het volgen van ander onderwijs (artikel 15 Leerplichtwet)
De ambtenaar besluit namens het college van burgemeester en wethouders op een aanvraag tot toepassing van de vrijstelling als bedoeld in artikel 15 van de wet.
Artikel 10. Vrijstelling van de inschrijvingsplicht
(artikel 5 aanhef en onder a, b en c,artikelen 6, 7, 8 en 9 Leerplichtwet)
De ambtenaar neemt namens het college van burgemeester en wethouders de kennisgeving als bedoeld in artikel 6 van de wet in ontvangst. Hij zendt de ouders een ontvangstbevestiging waarin hij meedeelt op welke termijn de ouders een bericht zullen ontvangen over de ontvankelijkheid van het beroep op vrijstelling.
Indien het vermoeden bestaat dat ouders een beroep willen doen op de grond bedoeld in artikel 5 onder a, draagt de ambtenaar er zorg voor dat de aangewezen deskundige op zo kort mogelijke termijn de jongere onderzoekt en een schriftelijke verklaring omtrent de geschiktheid van de jongere geeft.
Indien de kennisgeving betrekking heeft op de grond bedoeld in artikel 5 onder a, dan is de termijn voor een bericht aan de ouders niet langer dan twee weken na ontvangst van de verklaring van de deskundige.
Indien de ouders een beroep willen doen op de grond bedoeld in artikel 5 onder b, dan is de termijn voor een bericht aan de ouders ten hoogste vier weken. Als gegronde redenen aanwezig zijn voor een langere termijn, dan deelt de ambtenaar deze termijn binnen vier weken aan de ouders mee.
Indien de ouders een beroep doen op de grond bedoeld in artikel 5 onder b, dan onderzoekt de ambtenaar de bij de kennisgeving overgelegde bescheiden. Hij nodigt de ouders uit voor een mondelinge toelichting op het beroep. Hij onderzoekt of de bedenkingen daadwerkelijk de richting van het onderwijs betreffen. Hij gaat na of de jongere eerder op een school of instelling ingeschreven is geweest.
Indien de kennisgeving betrekking heeft op de grond bedoeld in artikel 5 onder c, en de omstandigheden zijn van dien aard dat (nog) geen verklaring van de directeur van de buiten Nederland gelegen school of inrichting van onderwijs kan worden overgelegd, dan deelt de ambtenaar aan de ouders mee op welke wijze, en op welk moment, door hen zal moeten worden aangetoond dat de jongere in het buitenland onderwijs heeft genoten (of geniet).
Artikel 11. Bepalen of een onderwijsvoorziening een school in de zin van deLeerplichtwet is
(artikelen 19 en 1, aanhef en onder b, ten derde, Leerplichtwet)
Indien ouders aangeven dat zij voldoen aan hun verplichtingen krachtens de Leerplichtwet doordat hun kind gebruikmaakt van een niet uit de openbare kas bekostigde of aangewezen onderwijsvoorziening, dan neemt de ambtenaar contact op met de onderwijsinspectie met het verzoek een onderzoek in te stellen en binnen een in het verzoek aangegeven termijn een advies uit te brengen over de vraag of de onderwijsvoorziening kan worden beschouwd als een school in de zin van de Leerplichtwet.
In de periode dat het onderzoek plaatsvindt, beschouwt de ambtenaar de onderwijsvoorziening als een school in de zin van de Leerplichtwet.
De ambtenaar beslist gemotiveerd, mede gezien het advies van de onderwijsinspectie en de eventueel daarnaast ingebrachte zienswijzen, of naar zijn oordeel sprake is van een school in de zin van de Leerplichtwet.
Artikel 12. Aanwijzing deskundige
De ambtenaar doet aan het college van burgemeester en wethouders, telkens wanneer dat nodig is, een voorstel tot aanwijzing van een arts, pedagoog of psycholoog die een verklaring omtrent de geschiktheid tot toelating tot een school of instelling afgeeft.
Artikel 13. Melding aan de Raad voor de Kinderbescherming
(artikel 22, lid 4 Leerplichtwet)
Indien de ambtenaar proces-verbaal aan de officier van justitie zendt met betrekking tot ouders dan wel een jongere die al eerder zijn veroordeeld wegens overtreding van de wet, dan zendt hij een afschrift van het proces verbaal naar de Raad voor de Kinderbescherming.
Artikel 14. Melding aan Bureau Jeugdzorg Drenthe
Indien de ambtenaar bij een onderzoek komt tot het vermoeden van verwaarlozing van de belangen van een kind, kan hij een rapport van zijn bevindingen naar het Bureau Jeugdzorg Drenhte Drenthe (AMK) sturen met het verzoek om een onderzoek te doen. Hij deelt zijn beslissing om een rapport aan het Bureau Jeugdzorg Drenthe te zenden in beginsel mee aan de betrokken ouders. Hij neemt het rapport op in het leerlingendossier.
Artikel 15. Melding aan de Arbeidsinspectie
De ambtenaar draagt zorg voor een goede informatieverstrekking aan de Arbeidsinspectie met betrekking tot:
jongeren waarvoor vervangende leerplicht is goedgekeurd op grond van artikel 3b van de wet;
jongeren waarvoor vrijstelling van de inschrijfplicht bestaat op grond van artikel 5, onder a of b, van de wet, en die 16 jaar of ouder zijn;
Artikel 16. Ontheffing toelatingsleeftijd VAVO
(Tijdelijke regeling toelating voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (VAVO), artikel 2)
De ambtenaar gaat na of het verlenen van ontheffing in het belang is van de jongere (in termen van de tijdelijke regeling: de aspirant-deelnemer), mede gezien de informatie die in het leerling-dossier over de jongere aanwezig is. Zo nodig neemt de ambtenaar hiertoe contact op met de jongere of met de school die de jongere laatstelijk bezocht.
Artikel 18. Samenwerking in de regio
(artikel 16, lid 4 onder c Leerplichtwet)
De ambtenaar voert tenminste tienmaal per jaar overleg met de ambtenaren van de andere gemeenten in de regio over de uitvoering van de taken krachtens de Leerplichtwet. De ambtenaar neemt zonodig het initiatief tot het bijeenroepen van het bedoelde overleg.
De ambtenaar doet in het regionale overleg zonodig voorstellen over:
de toepassing van artikel 14 van de wet (vrijstellingsgronden);
de richtlijnen op regionaal niveau inzake het verlenen van verlof op grond van artikel 11 aanhef en onder f en g van de wet (extra vakantieverlof respectievelijk andere gewichtige omstandigheden);
de wijze waarop contact wordt onderhouden met de officier van justitie in het kader van de toepassing van artikel 22 van de wet (onderzoek door de ambtenaar).
De ambtenaar pleegt overleg met de ambtenaar van de woongemeente van een jongere indien de ambtenaar in zijn contacten met scholen, instellingen of instanties bemerkt dat sprake kan zijn van een overtreding van de wet of een bedreiging van de schoolloopbaan van de jongere die niet is ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente Aa en Hunze.
Artikel 19. Samenwerking met diensten en instellingen
(artikel 16, lid 4 onder d Leerplichtwet)
De ambtenaar werkt samen met één of meer van de betrokken instellingen, zo vaak hij, de betrokken ouders of jongere dat nuttig of wenselijk acht met het oog op een zo goed mogelijk verlopende schoolloopbaan van de jongere.
Deze instructie treedt in werking 14 dagen na de dag van bekendmaking in de regionale dagbladen. Zaken die op het tijdstip van inwerkingtreding bij de ambtenaar in behandeling zijn, worden zo veel mogelijk overeenkomstig deze instructie behandeld, tenzij de belangen van de jongere daardoor geschaad worden.
Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van de gemeente Aa en Hunze d.d. 14 juli 2009
Burgemeester, Secretaris
Bijlage 1. Artikelsgewijs toelichting
Artikel 1, begripsbepalingen: Hier zijn alleen de begrippen omschreven die niet in de Leerplichtwet zijn opgenomen. Dat hangt samen met een uitgangspunt van de systematiek van regelgeving: in een ‘nadere regeling’ behoren geen bepalingen te staan die in de ‘hogere’ regeling zijn opgenomen.
Verder is aangegeven dat met de termen ‘directeur’ en ‘ouders’ op een meer bij het spraakgebruik passende manier wordt gesproken over begrippen die in de Leerplichtwet zijn opgenomen. Andere begrippen zijn in de wetten al omschreven en worden hier in exact dezelfde betekenis gebruikt.
In de aangehaalde artikelen artikel 28 WVO, artikel 47a WEC en artikel 8.1.8 WEB is het volgende bepaald:
“Het bevoegd gezag doet onverwijld opgave aan burgemeester en wethouders van de gemeente waar de betrokkene woon- of verblijfplaats heeft van de gegevens van degene
op wie de Leerplichtwet 1969 niet meer van toepassing is en die de leeftijd van 23 jaar nog niet heeft bereikt;
In het kader van de instructie wordt ervan uitgegaan dat deze taak wordt opgedragen aan een personeelslid van de school, hier aangeduid met de directeur. De ‘echte’ directeur kan deze taken binnen de school of instelling natuurlijk aan een ander opdragen.
Mocht twijfel ontstaan over de bevoegdheid van iemand die zo’n melding doet, dan moet het bevoegd gezag uiteraard wel de bevoegdheid van de betrokkene kunnen aantonen.
Artikel 2, lid 1, administratief medewerker: Gezien de aard van het werk is het onderscheid gemaakt tussen de taken van de ambtenaar en de administratieve medewerker. Het is weliswaar denkbaar dat deze taken in één persoon verenigd zijn, maar dan is sprake van ongelijkwaardige functie-elementen. Uitgegaan is van de situatie waarbij de ambtenaar en de administratieve medewerker in eenzelfde eenheid (bureau, team) werken, waarbij zij dezelfde persoon als leidinggevende hebben. Deze ziet toe op een juiste werkverdeling.
Artikel 2, lid 2, leeftijdsgroep in administratie: Gekozen is voor een systeem waarbij alle leerlingen van 0 tot en met 22 jaar waarmee de ambtenaar in de loop van een schooljaar te maken heeft, bij het begin van het schooljaar in de leerplichtadministratie worden opgenomen. De gegevens worden vanaf de geboorte opgenomen, in samenhang met monitoring van onderwijsachterstanden. De 17-jarigen worden nog meegenomen omdat bij hen mogelijk nog sprake is van kwalificatieplicht. Bij de jongeren waarvan bekend is dat deze al een startkwalificatie hebben behaald, wordt een passende aantekening gemaakt.
Artikel 2, lid 3, tussentijdse mutaties: Om te voorkomen dat leerlingen door verhuizing in de loop van het schooljaar tussen wal en schip raken, en niet aan onderwijs deelnemen, is het van belang om een goed sluitend systeem van de tussentijdse mutaties te hebben. In de tekst is de suggestie opgenomen om dit wekelijks bij te houden, zodat zowel de actualiteit als de werklast beheersbaar is. De aangifte van verhuizing behoort bij de afdeling Bevolking binnen te komen. Als er sprake is van het ontvangen van een schoolmutatie, kan tevens gecontroleerd worden of de verhuizing op juiste wijze is gemeld.
Artikel 2, lid 4, mutaties van in- en afschrijving: Op grond van artikel 18 Leerplichtwet moeten de in- en afschrijvingen binnen zeven dagen (lees een week) door de school of instelling worden gemeld. Overtreding van deze bepaling is genoemd in de opsomming van strafbare feiten, in artikel 27, aanhef en onder b, Leerplichtwet.
Hoewel het niet wettelijk verplicht is, is het wenselijk om met de scholen en instellingen (Regionaal Opleidingencentum (ROC’s) goede afspraken te maken over het tijdig melden van in- en afschrijvingen. Vandaar de tekst in dit artikellid over voorstellen tot aanwijzingen ten behoeve van een doelmatige uitwisseling van gegevens. Een regionale aanpak hiervan is nodig voor met name speciaal onderwijs, voortgezet (speciaal) onderwijs en de ROC’s, omdat die veelal met een groot aantal gemeenten te maken hebben van waar hun leerlingen komen.
Artikel 2, lid 5, controle op inschrijving: Onder ‘scholen en instellingen’ worden begrepen alle scholen en instellingen waar leerlingen woonachtig in de gemeente zijn ingeschreven, binnen en buiten de gemeente. De genoemde termijn van twee weken is een termijn van orde (geen wettelijke bepaling).
Wanneer sprake is van verwijtbaar in gebreke blijven van de kant van een school of instelling, dan dient daartegen vlot te worden opgetreden. Dat kan via inschakeling van de politie of door het opmaken van een proces-verbaal door een ambtenaar met
De strafbaarheid van de directeur van de school of instelling op dit punt is opgenomen in artikel 27 Leerplichtwet, aanhef en onder b.
In artikel 2, lid 6, is ook de mogelijkheid opgenomen om bestuursdwang of een last onder dwangsom toe te passen in gevallen waar een school volhardend deze bepaling overtreedt.
Artikel 2, lid 7, controle op absoluut verzuim: In dit artikellid is de onderscheiden verantwoordelijkheid weergegeven van de administratieve medewerker (registratie) en de ambtenaar (actie, eventueel sanctie).
Artikel 2, lid 8, wijziging van school: De procedures bij in- en afschrijving voor scholen zijn in verband met bekostigingsaspecten zodanig dat de nieuwe school niet mag inschrijven zonder bewijs van afschrijving van de oude school. Vanuit leerplichtaspecten (artikel 10 Leerplichtwet) mag de oude school pas uitschrijven als een nieuwe gevonden is. In dit artikellid is aangegeven dat de administratieve medewerker hier controle uitoefent. Zo nodig kan in administratieve zin bemiddelend worden gehandeld.
Artikel 2, lid 10, verhuizing: De Leerplichtregeling schrijft voor dat de “administratieve gegevens” aan de nieuwe gemeente worden toegezonden (artikel 3, tweede lid, Leerplichtregeling). De tweede zin van dit lid geeft aan dat niet automatisch het hele leerling-dossier wordt doorgestuurd. Daarvoor is contact tussen de ambtenaren van beide gemeenten wenselijk (zogenaamde warme overdracht). Gegevens die in beginsel wel overgedragen moeten worden, zijn veroordelingen (in verband met eventuele recidive) en recente verzuimmeldingen en vrijstellingen (die een rol kunnen spelen bij nieuwe meldingen).
Artikel 3, leerlingendossier: Uitgangspunt is dat van een leerling een apart dossier gemaakt wordt, in fysieke zin of in digitale zin, als er ‘iets mee aan de hand is’. Voor een groot deel van de leerlingen zal dat nooit het geval zijn. Het dossier wordt in het bijzonder beschermd, wat het gebruik betreft, door de bepalingen van de Wbp en de afspraken die in de convenanten zijn vastgesteld. Kern van die bepalingen wordt gevormd door:
In het artikel in de instructie wordt ervan uitgegaan dat de leerlingendossiers voldoen aan de eisen van het Vrijstellingsbesluit Wbp, met name artikel 20, dat de voorwaarden regelt voor vrijstelling van de meldingsplicht van de leerplichtadministratie.
Zie ook deel 3, paragraaf 9, in deze publicatie.
Dit betekent dat de leerlingendossiers als zodanig niet benut kunnen worden door bijvoorbeeld de sociale recherche of het Bureau Jeugdzorg Drenhte.
Artikel 4 heeft betrekking op de bevoegdheid die de ambtenaar geattribueerd heeft gekregen: het nemen van een besluit op een aanvraag voor extra verlof wegens “andere gewichtige omstandigheden” voor meer dan 10 schooldagen per schooljaar. Dit aantal schooldagen kan bereikt worden in één aanvraag, maar ook in een paar opeenvolgende aanvragen.
De attributie van deze bevoegdheid brengt met zich mee dat hier geen sprake is van mandaat van een aan burgemeester en wethouders toekomende bevoegdheid. De ambtenaar is hier zelf ‘bestuursorgaan’ in de zin van de Awb. Bij bezwaar zal de ambtenaar dan ook zelf een besluit op bezwaar moeten nemen, bij voorkeur na advies van een gemeentelijke bezwarencommissie.
Artikel 4, lid 1, ontvangst en termijn voor beslissing: Een vaste termijn kan niet worden genoemd, omdat zich gevallen (andere gewichtige omstandigheden) kunnen voordoen waarbij een zeer snel besluit redelijkerwijs gevergd mag worden. Anderzijds, wanneer zo’n grote spoed zich niet voordoet, moet de ambtenaar ook een redelijke termijn kunnen nemen om tot een weloverwogen besluit te komen. Als die tijd er niet zou zijn, en de betrokkenen zouden vertrekken voordat het besluit is genomen, dan moet de aanvraag wel verder behandeld worden, maar dient aan de ouders duidelijk gemaakt te worden dat de consequenties voor hun rekening zijn.
Artikel 4, lid 2, onvolledige aanvraag: Op grond van artikel 4:5 Awb kan het bestuursorgaan, indien niet tijdig (na een hersteltermijn) een volledige aanvraag voorligt, besluiten om de aanvraag buiten behandeling te laten. De termijn is hier voorgesteld als “ten minste 5 werkdagen, ten hoogste 15 werkdagen”, als invulling van de algemene bepaling in artikel 4:5 Awb. In de tweede zin is sprake van een formulier. Hier kan een formulier gebruikt worden waarin de ontvangst van een onvolledige aanvraag wordt bevestigd en waarin is aangegeven (bijvoorbeeld met een aangekruiste passage) welke informatie nog ontbreekt. Ingrado heeft in het modellenboek onder meer voor deze functie formulieren aangereikt.
Artikel 4, lid 3, horen van de directeur: Het is mogelijk gebruik te maken van een formulier waarop de aanvrager zijn aanvraag indient en de directeur tevens zijn mening kan aangeven.
Artikel 4, lid 5, zienswijze jongere: Vooral wanneer oudere leerplichtigen betrokken zijn, kan het wenselijk zijn om hun eigen zienswijze te vernemen.
Artikel 4 lid 6, plaats van gesprek: Om onduidelijkheden te voorkomen, is deze bepaling opgenomen. Het kan bijvoorbeeld efficiënt zijn (en ‘klantvriendelijk’) om de desbetreffende gesprekken op een school te laten plaatsvinden.
Artikel 4, lid 8, advies over individuele aanvraag: Het gaat hier om situaties waar de bevoegdheid tot het nemen van een besluit bij de directeur ligt (verlof voor ten hoogste 10 schooldagen) waarbij deze behoefte heeft aan advies. De ambtenaar kan daarbij ook de rechtsgelijkheid (gelijke gevallen van verschillende scholen) in het oog houden.
Artikel 4, lid 9, advies over beleid: Het gaat hier over een bevoegdheid van directeuren. Met het oog op rechtsgelijkheid van ouders is het van belang om tot afstemming van het gebruik van deze bevoegdheid te komen. Op basis van een advies kunnen de directeuren elk hun eigen beleidsregels vaststellen voor toepassing van artikel 11 onder g van de Leerplichtwet (verlof wegens andere gewichtige omstandigheden voor ten hoogste 10 schooldagen).
Artikel 5, relatief verzuim: De Leerplichtwet bepaalt in artikel 21 dat de school een kennisgeving van verzuim moet doen aan burgemeester en wethouders, en in artikel 22 dat de ambtenaar “vanwege burgemeester en wethouders” een onderzoek instelt. In de instructie is de werkwijze voor de ambtenaar bij dit onderzoek beschreven.
Een instructie kan nooit alle mogelijk situaties beschrijven. Hoofdlijn moet zijn dat afwijking van de beschreven werkwijze mogelijk is, mits gemotiveerd, en dus in het dossier terug is te vinden.
Artikel 5, lid 3, vraagt van de ambtenaar dat hij de personen die bij een onderzoek betrokken raken, goed informeert over de procedure en de (mogelijke) consequenties van hun gedrag. Een informatieblad of folder kan daarbij behulpzaam zijn.
In artikel 5, lid 8, is met de term ‘afhandelen’ bedoeld het tot een (zo) goed (mogelijk) einde brengen van de geconstateerde verzuimsituatie of het ingezette begeleidingstraject.
Artikel 5, lid 9, proces-verbaal: Wanneer sprake is van verwijtbaar in gebreke blijven van de kant van de ouders en/of de jongere (12 jaar of ouder), dan dient daartegen te worden opgetreden. Dat kan via inschakeling van de politie of door het opmaken van een proces-verbaal door een ambtenaar met BOA- bevoegdheid.
In artikel 5, lid 10 wordt de bepaling uit de Leerplichtwet (artikel 22, lid 2: “... dan zendt hij proces-verbaal aan de officier van justitie”) enigszins gerelativeerd om aan te sluiten bij de redelijke praktijk en bij de passage het “... trachten hen te bewegen ...” uit het eerste lid van artikel 22. In de genoemde omstandigheden (én geen kennelijke opzet, én eerste overtreding, én niet meer dan twee schooldagen verzuim) kan met een serieuze waarschuwing vaak al het beoogde effect bereikt worden.
De wijze waarop met het gedogen van een overtreding (het wel constateren, maar niet optreden) wordt omgegaan, dient in het overleg met de officier van justitie, en in het regionale overleg met de collega-leerplichtambtenaren, te worden afgestemd. Daarmee kan worden voorkomen dat ongewenste rechtsongelijkheid ontstaat.
In artikel 5, lid 11, is ook de mogelijkheid opgenomen om een last onder dwangsom voor te stellen in gevallen waar ouders volhardend de schoolbezoekplicht overtreden.
Artikel 5, lid 12, andere bron van wetenschap: Het is mogelijk dat de ambtenaar op de hoogte raakt van relatief verzuim via een ander kanaal dan de kennisgeving van de kant van de school (het uitgangspunt van de Leerplichtwet). In dit artikellid is beschreven wat de ambtenaar dan te doen staat, en in lid 13 welke maatregel de ambtenaar kan voorstellen tegen een directeur die (verwijtbaar en voortdurend) geen kennisgeving van verzuim doet.
Artikel 5, leden 14 en 15, verzuimbeleid: De ambtenaar kan in een individueel geval (lid 14) en in meer algemene zin een advies geven aan de directeur(en) over het handelen in een bepaalde situatie en het verzuimbeleid in het algemeen. Artikel 21, eerste lid, van de Leerplichtwet geeft de basisregels waarin is aangegeven wanneer melding verplicht is. Er zijn verschillende situaties waarbij eerdere melding wenselijk is. Denk aan onduidelijke redenen voor afwezigheid zoals: (vage) ziekmelding, bepaalde verzuimpatronen bij jongeren of een situatie waarbij twijfel bestaat aan de effectiviteit van het beleid van de school.
Artikel 6, absoluut verzuim: Voor de behandeling wordt in hoofdzaak aangesloten bij de werkwijze die in artikel 5 al is beschreven. In artikel 2 is de ‘kapstok’ voor het ontdekken van mogelijke gevallen van absoluut verzuim aangeduid: regelmatige en systematische controle, zeker bij tussentijdse mutaties. In lid 2 van dit artikel wordt daarbij aangesloten door eerst een administratieve check voor te schrijven, voordat de ouders en/of de jongere aangesproken worden.
Artikel 7, (dreigend) voortijdig schoolverlaten, verwijdering: Beide situaties zijn in één artikel vermeld; het gaat in essentie om een (dreigende) situatie waarbij de jongere buiten het onderwijs komt te staan. De wettelijke regelingen lopen uiteen.
Voor de details in de werkwijze kan verder naar artikel 5 van de instructie gekeken worden.
Wanneer sprake is van verwijdering van een leerling, dan behoort de onderwijsinspectie daarover geraadpleegd te zijn. Het is wenselijk dat de ambtenaar in zo’n geval ook contact met de onderwijsinspectie opneemt om achtergrondinformatie te verkrijgen dan wel om de inspectie op de hoogte te stellen (als de school dat – ten onrechte – nog niet gedaan zou hebben).
De wettelijke bepalingen over de melding van voortijdig schoolverlaten gaan ervan uit dat in ieder geval melding gedaan moet worden wanneer de leerling een maand lang het onderwijs niet meer volgt. Het is goed mogelijk om tot afspraken te komen waarbij de school (het bevoegd gezag) sneller melding maakt van voortijdig schoolverlaten.
Artikel 8, vervangende leerplicht: Besluiten krachtens dit artikel kunnen aan de ambtenaar gemandateerd worden. In de instructie is daarvan uitgegaan.
De leerwerktrajecten zijn onderdeel van de reguliere basisberoepsgerichte leerweg in het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo), is te verwachten dat aan artikel 3a en 3b van de Leerplichtwet weinig toepassing meer gegeven zal worden.
De wet gaat uit van een door de ouders ingediende en ondertekende aanvraag. De praktijk zal veelal zijn dat de aanvraag door de school wordt voorbereid, in goed overleg met de ambtenaar en het zorgadviesteam. In het derde en vierde lid wordt de werkwijze beschreven die bij deze praktijk past en ook aan de wet voldoet.
De oudere leerplichtige, die gebruikmaakt van artikel 3b, mag arbeid verrichten. Vandaar dat aan de Arbeidsinspectie melding moet worden gedaan van de toestemming voor deze vervangende leerplicht.
Artikel 9, vrijstelling kwalificatieplichtig: Ook hier betreft het een bevoegdheid die door burgemeester en wethouders aan de ambtenaar gemandateerd kan worden. In de instructie is van deze mandaatverlening uitgegaan.
In de tekst is (in het tweede lid) een aanwijzing opgenomen voor de criteria die bij de toetsing van het ‘andere onderwijs’ worden toegepast (de startkwalificatie hoort daar uiteraard bij):
Artikel 10, lid 2, deskundige: De ambtenaar draagt er zorg voor dat een arts of een pedagoog of psycholoog, als bedoeld in artikel 7 van de Leerplichtwet, een beoordeling van geschiktheid geeft.
Artikel 10, lid 5, overwegende bedenkingen tegen de richting: De vraag of de bedenkingen werkelijk op de richting van het onderwijs betrekking hebben, dient, volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, onderzocht te worden. Als vaststaat dat, dat het geval is, ontstaat de vrijstelling van rechtswege en is geen plaats meer voor onderzoek naar het gewicht van de bedenkingen. Dat strookt met de vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State volgens welke er geen sprake is van een bevoegdheid om een besluit te nemen over de bedenkingen.
In de instructie is geen bepaling opgenomen met betrekking tot het beoordelen van de vraag of ‘thuisonderwijs’ voldoet aan de eisen van de Leerplichtwet, mede in het licht van de voornemens van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) hierover.
Artikel 10, lid 6, bericht aan de ouders: Bij deze bepalingen uit de Leerplichtwet is het van belang dat het gaat om vrijstellingen die van rechtswege intreden indien de kennisgeving aan de eisen van de wet voldoet, en die van rechtswege niet kunnen intreden indien de kennisgeving niet aan de eisen van de wet voldoet. Aan het bericht over de kennisgeving behoort dan ook geen bezwaar- en beroepsclausule gekoppeld te worden.
Artikel 10, lid 9, vrijstelling wegens onderwijs in buitenland: In dit geval voorziet de wet niet altijd in een regeling die ook in de praktijk hanteerbaar is. Het onderdeel van de instructie geeft de ambtenaar de opdracht om een wel hanteerbare regeling (informatieplicht) te treffen, die hem in staat stelt om na terugkeer van de leerplichtige in Nederland na te gaan of deze daadwerkelijk onderwijs in het buitenland heeft gevolgd of tot op heden nog volgt.
Artikel 11, geeft in enkele stappen aan wat de gemeente c.q. de ambtenaar te doen staat als ouders hun kind van een onderwijsvoorziening gebruik laten maken die (nog) niet als school in de zin van de Leerplichtwet is aangemerkt. Er is onder juristen verschil van inzicht over de vraag of het ‘aanmerken’ van een onderwijsvoorziening als school in de zin van de Leerplichtwet moet worden beschouwd als een besluit (beschikking). De voorstanders van de stelling dat wel van een besluit sprake is, leggen de nadruk op de algemene strekking van het ‘aanmerken’ dat dan voor alle ingeschreven leerlingen geldt. De tegenstanders van de stelling geven aan dat er geen directe besluitbevoegdheid in de wet te vinden is en zien in het stelsel van de Leerplichtwet de basis voor een uitsluitend strafrechtelijk en op een individueel geval gebaseerd oordeel. De term ‘beslist’ in het vierde lid laat bewust in het midden of van een besluit (in de zin van de Awb) sprake is.
In een voorkomend geval wordt de onderwijsinspectie ingeschakeld om een inhoudelijk advies te geven (eerste lid). Het tweede lid geeft de ouders en/of de school de mogelijkheid om een eigen zienswijze naast die van de inspectie te leggen. Op basis van de beginselen van behoorlijk bestuur spreekt dit eigenlijk vanzelf.
Vanuit het juridische uitgangspunt dat de ouder te goeder trouw is tot het tegendeel bewezen is, is in de instructie in het derde lid aangegeven dat gedurende het onderzoek wordt uitgegaan van een wetconforme situatie: totdat het onderzoek (eventueel) tot een andere conclusie leidt, wordt de onderwijsvoorziening als school beschouwd en zijn de ouders dus niet schuldig aan absoluut verzuim.
Artikel 12, aanwijzing deskundige: In beginsel kan worden uitgegaan van een aanwijzing voor onbepaalde tijd, bijvoorbeeld van een schoolarts of een aan de schoolbegeleidingsdienst verbonden psycholoog of pedagoog. In dit artikel is aan de ambtenaar de taak opgedragen om te zorgen dat een nieuw voorstel voor aanwijzing aan het college wordt gedaan, zodra dat nodig is, bijvoorbeeld door functiewijziging of vertrek van een aangewezen deskundige.
Artikel 13, melding aan Raad voor Kinderbescherming: De instructie sluit aan op de plicht die in de Leerplichtwet is opgenomen en heeft betrekking op de zogenoemde strafrechtelijke melding.
Artikel 14, melding aan Bureau Jeugdzorg Drenthe: De bepaling biedt de ambtenaar expliciet de mogelijkheid om in gevallen waar hij dat wenselijk acht contact op te nemen met het Bureau Jeugdzorg Drenthe, waarvan het AMK onderdeel uitmaakt. Het betreft hier de zogenoemde civiele melding.
In de voorlaatste zin is aangegeven dat “in beginsel” mededeling aan de ouders wordt gedaan. Met deze woordkeuze is bedoeld dat een uitzondering op het doen van deze mededeling mogelijk is, maar bewuste motivering vereist.
Artikel 15, melding aan Arbeidsinspectie: Het verdient aanbeveling om af en toe contact te hebben met de regionale directie van de Arbeidsinspectie over de informatie-uitwisseling en het toezicht op arbeid door jongeren (de mogelijkheden tot werken voor jongeren in de Arbeidstijdenwet zijn afgestemd op die in de Leerplichtwet; de gebruikte termen wijken af: een kind is een persoon jonger dan 16 jaar; een jeugdige werknemer is een persoon van 16 of 17 jaar).
Artikel 16, ontheffing toelatingsleeftijd VAVO: Hoewel het hier niet om een regeling krachtens de Leerplichtwet of de RMC-wetgeving gaat, ligt het wel voor de hand om voor de uitvoering van deze gemeentelijke taak aan te sluiten bij de uitvoering van de Leerplichtwet. Het gaat immers om de afweging of de betrokken jongere gebaat is – in het licht van de belangen van een schoolloopbaan die tot startkwalificatie leidt – bij het vervolgen van zijn onderwijs in een VAVO-setting.
Deze mogelijkheid (ontheffing van de toelatingsleeftijd) is van beperkte duur – althans dat is tot dusver steeds het beleid geweest. De tijdelijke duur is een aantal malen verlengd.
De ontheffing heeft betrekking op jongeren die nog geen 18 jaar zijn en de jongere zal in veel gevallen nog (volledig of partieel) leerplichtig zijn. De ontheffing moet dan gepaard gaan met een besluit over vervangende leerplicht (artikel 3b Leerplichtwet) of een besluit over vrijstelling van inschrijfplicht wegens het op andere wijze voldoende onderwijs genieten (artikel 15 Leerplichtwet).
De grondslag voor deze taak ligt in de Tijdelijke regeling toelating voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (VAVO), een besluit van 6 december 1997, dat nadien verschillende keren is gewijzigd, met een verlenging van de werkingsduur. De laatste wijziging (ten tijde van het samenstellen van deze publicatie) was het besluit van 2 december 2003, waarbij de werkingsduur is verlengd tot 1 januari 2006.
Artikel 17, jaarverslag: De bevoegdheid, liever nog: de plicht, tot het uitbrengen van een jaarverslag over het gevoerde beleid (Leerplichtwet artikel 25) berust bij burgemeester en wethouders. Uit de aard van deze bevoegdheid vloeit voort dat deze niet kan worden gemandateerd (zie Awb artikel 10:3, lid 1). Het is de taak van de ambtenaar en de administratieve medewerker om de nodige informatie voor het verslag te verzamelen, te ordenen en in de vorm van een voorstel te presenteren. Het verslag zal de kwantitatieve gegevens bevatten die aan het ministerie van OCW moeten worden gemeld, maar tevens ingaan op het gevoerde beleid.
Artikel 18, samenwerking in de regio: In het artikel in de instructie is een “gematigd actieve” rol voor de ambtenaar aangegeven: hij neemt zo nodig (als anderen niet actief zijn) het initiatief voor het overleg. Het genoemde aantal van tien overleggen per jaar is aantal keer om bij elkaar te komen om een intensievere samenwerking te creëren. De ambtenaar draagt bij aan een optimaal toezicht op de naleving van de wet door in het regionale overleg voorstellen in te brengen over onderwerpen waarvoor regionale afspraken bijdragen aan een doelmatige bestrijding van schoolverzuim en/of voortijdig schoolverlaten. Tot deze onderwerpen behoren in ieder geval: de afspraken over het onderhouden van de contacten met de scholen, afspraken met betrekking tot het beleid binnen de scholen te denken hierbij valt aan de spreekuren, vertegenwoordiging van de ZAT’s, voorlichting, afspraken met instellingen op het gebied van jeugdzorgen, afspraken met tussen onderwijs en arbeid via de ISD. De leerplichtambtenaren doet in het overleg zonodig voorstellen met betrekking tot de vrijstellingsgronden om rechtsgelijkheid te creëren, maakt afspraken rondom de contacten met de Officier van Justitie. Afhankelijk van de regionale situatie kan de officier van justitie een vaste of incidentele deelnemer aan het overleg zijn. Tevens pleegt de ambtenaar overleg met de ambtenaar van de woongemeente van de jongeren indien de ambtenaar in zijn contacten met scholen, instellingen of instanties bemerkt dat sprake kan zijn van een overtreding van de wet of een bedreiging van de schoolloopbaan van de jongeren die niet ingeschreven staat in de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente Aa en Hunze.
Artikel 19, samenwerking met diensten en instellingen: Het is de bedoeling om een actuele lijst van samenwerkingspartners te hebben. Gekozen is voor de vormgeving in een bijlage, maar opsomming in de instructie is ook denkbaar.
In deze lijst horen de scholen en instellingen, de instanties die met jeugdzorg te maken hebben, de strafrechtelijke instanties en de instanties die met arbeid te maken hebben. Deze instellingen en diensten behoren geïnformeerd te worden over deze instructie (en de gelegenheid te krijgen op een concept te reageren). Zij horen ook tot de kring die het jaarverslag ontvangt.
Artikel 20, beleidsontwikkeling: Of de taak om zorg te dragen voor beleidsontwikkeling expliciet bij de ambtenaar wordt gelegd, is een keuze die in de organisatie gemaakt moet worden. Het artikel is een optie binnen de instructie. In het eerste lid is voorzien dat de ‘eigen’ gegevens op systematische wijze worden verzameld en verwerkt, zodat het lokale beleid mede daarop gebaseerd wordt. De beleidscyclus wordt daarmee in belangrijke mate gediend.
Het tweede lid heeft betrekking op de verwerking van ontwikkelingen die zich buiten de eigen gemeente voordoen in het gemeentelijke beleid. Daarbij moet uiteraard worden gedacht aan het leerplichtbeleid in strikte zin, maar ook ontwikkelingen in het onderwijs, in de jeugdzorg en dergelijke behoren daartoe, en afhankelijk van de omstandigheden kunnen ook bijvoorbeeld ontwikkelingen in het vreemdelingenbeleid, de justitiële organisatie of de arbeidsmarkt van belang zijn.
Artikel 21, slotbepalingen: Het eerste lid regelt dat alle betrokkenen op de hoogte worden gesteld van de instructie. Het tweede lid regelt de inwerkingtreding. Gekozen is voor 14 dagen na bekendmaking van het besluit dat een instructie is vastgesteld. Op dat moment wordt ook de ‘oude’ instructie voor de leerplichtambtenaar ingetrokken.
Bijlage B – gebruikte afkortingen en hun betekenis
ACTB Adviescommissie Toelating en Begeleiding
AMK Advies- en Meldpunt Kindermishandeling
AOC Agrarisch Opleidingscentrum
Awb Algemene wet bestuursrecht
AWBZ Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
BOA buitengewoon opsporingsambtenaar
CvI Commissie voor Indicatiestelling (leerlinggebonden financiering)
FUWAGEM functiewaarderingssysteem voor gemeenten
FUWASYS functiewaarderingssysteem
GGZ geestelijke gezondheidszorg
IOBK in hun ontwikkeling bedreigde kleuters
LGF leerling-gebonden financiering
LOM leer- en opvoedingsmoeilijkheden
Ingrado Landelijke Vereniging van Leerplichtambtenaren
MBO middelbaar beroepsonderwijs
PCL Permanente Commissie Leerlingenzorg
REC Regionaal Expertisecentrum
GGZ Geestelijke Gezondheidszorg en Ouderenzorg
RMC regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten
ROC Regionaal Opleidingencentrum
RVC Regionale Verwijzingscommissie
VAVO voortgezet algemeen volwassenenonderwijs
VMBO voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs
VNG Vereniging van Nederlandse Gemeenten
VSO voortgezet speciaal onderwijs
WEB Wet educatie en beroepsonderwijs