Organisatie | Uithoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regeling studiefaciliteiten Uithoorn, 2003 |
Citeertitel | Regeling studiefaciliteiten Uithoorn, 2003 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-09-2003 | 01-01-2003 | 29-08-2011 | nieuwe regeling | 22-04-2003 Gemeentelijk personeelsblad, 20-09-2003 | BI03.0548 |
Het college van burgemeester en wethouders van Uithoorn;
gezien artikel 17:1:1 van de CAR/UWO; artikel 15:1:26 van de CAR/UWO;
gelet op het gestelde in artikel 160 van de Gemeentewet waarbij de bevoegdheid tot het vaststellen, wijzigen en intrekken van rechtspositieregelingen voor het gemeentelijk personeel en gewezen personeel wordt opgedragen aan het college;
gelet op het instemmingbesluit van de ondernemingsraad, d.d. 14 juli 2003.
vast te stellen de ’Regeling studiefaciliteiten Uithoorn, 2003’
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
persoonlijk ontwikkelingsplan: een plan dat door de ambtenaar en leidinggevende is opgesteld, waarin afspraken worden vastgelegd over de loopbaanontwikkeling en de vereiste kennis en vaardigheden van de ambtenaar. Ook worden afspraken gemaakt over de in dit kader te volgen opleiding en andere te ondernemen activiteiten;
Hoofdstuk 2 Studiefaciliteiten
Paragraaf 2.1 Verlof voor opleidingen op grond van het persoonlijk ontwikkelingsplan
Artikel 13 Overdracht bevoegdheden
Het vastleggen van een persoonlijk ontwikkelingsplan en het toekennen van de studiefaciliteiten, zoals bedoeld in de artikelen 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, en 9 van deze regeling zijn bevoegdheden die gemandateerd zijn aan de leidinggevende. De leidinggevende kan deze bevoegdheid toekennen aan de coördinator middels een ondermandaat.
Vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Uithoorn op 22 april 2003, nr.12
de secretaris, de burgemeester,
(de heer mr. G. Roodhart) (mevrouw H.L. Groen)
A.1 Opleidingen met verschillende rechtsgronden
Een opleiding kan op verschillende gronden worden gevolgd:
Ad1. Opleiding binnen POP en binnen opleidingsplan
Hoofdstuk 17 van de CAR/UWO moet in feite als uitgangspunt worden gezien. Leidinggevende en medewerker hebben in ieder geval eenmaal per drie jaar een gesprek over de loopbaanontwikkelingen. In onze organisatie is afgesproken dat dit gesprek in principe ieder jaar in combinatie met het voortgangsgesprek plaatsvindt. Aan de hand van dit gesprek wordt een ‘persoonlijk ontwikkelingsplan’ (POP) vastgelegd. In het POP worden afspraken vastgelegd over (artikel 17:1:1, zesde lid UWO) :
Het POP moet gezien worden als een overeenkomst tussen twee partijen (medewerker en leidinggevende). Dit blijkt ook uit de ondertekening van het POP. Een medewerker heeft recht op een volledige vergoeding van de kosten die voor een opleiding gemaakt moeten worden als deze opleiding past binnen de doelstellingen, criteria en budgettaire voorwaarden van het gemeentelijk opleidingsbeleid. Dit opleidingsbeleid is vastgelegd in het gemeentelijk opleidingsplan.
Het POP is dus een individuele overeenkomst. Dit houdt in dat opleidingsfaciliteiten ook individueel afgestemd kunnen worden. Om toch enige richtlijn te hebben, is deze ‘Regeling studiefaciliteiten Uithoorn’ vastgesteld. Hierin staan bepalingen opgenomen over verlof, het gebruik van materiaal, reis- en verblijfkosten en worden tevens regels gegeven over het terugbetalen van studiekosten. De regeling moet worden gezien als een raamwerk. Het is mogelijk om af te wijken op grond van de individuele omstandigheden.
Ad 2. Opleiding die buiten het POP of opleidingsplan valt
Hiervan kan sprake zijn in verschillende situaties. Dit zijn veelal de korte cursussen, seminars of congressen. Deze zijn vaak noodzakelijk voor het uitoefenen van de functie. Denk bijvoorbeeld aan de terugkomdagen om een bepaald kennisniveau bij te houden of voorlichting of scholing over nieuwe wetgeving. Deze cursussen zijn vaak pas kort van tevoren bekend. Dit betekent dat het moeilijker is om hierover afspraken te maken in het POP.
Maar ook kan gedacht worden aan opleidingen die het belang van de medewerker meer voor ogen hebben en in mindere mate het belang van de werkgever. Zoals bijvoorbeeld een studie psychologie of rechten. De werkgever kan toch besluiten om de medewerker hierin te steunen.
Opleidingen die niet passen in het opleidingsplan en het POP, vallen buiten de rechtspositie. Met andere woorden, hoofdstuk 17 van de CAR/UWO is niet van toepassing. Hierdoor heeft de medewerker ook geen recht op een volledige vergoeding. Hiervoor kunnen andere afspraken worden gemaakt. Deze regeling gaat overigens wel in op deze situatie.
Ad 3. Opleiding die verplicht is opgelegd
Dit zijn opleidingen die door het college verplicht aan de medewerker worden opgelegd. Hierbij kan met name aan vakopleidingen worden gedacht. Deze opleidingen zijn absoluut noodzakelijk om de functie goed uit te kunnen (blijven) oefenen. Deze opleidingen vallen onder vigeur van artikel 15:1:26 van de UWO. Ook de regeling geeft bepalingen over dit type opleiding.
Hoofdstuk 2 Studiefaciliteiten
Paragraaf 2.1 Verlof voor opleidingen op grond van het persoonlijk ontwikkelingsplan
Artikel 2 Verlof tijdens diensttijd
Bij het toekennen van het verlof is uitgangspunt dat de medewerker geacht wordt ook zelf een bijdrage te leveren in de vorm van ‘eigen tijd’. De opleiding wordt immers volledig betaald, zodat een investering in tijd van de medewerker over het algemeen een redelijke tegenprestatie is. In welke mate deze investering gevergd kan worden van de medewerker, moet individueel worden bepaald. Deze regeling biedt een kader. Dit kan als een standaard norm voor het verlof worden gezien.
Artikel 3 maakt onderscheid tussen medewerkers met een voltijds en deeltijds functie. Voltijders hebben recht op volledig verlof. Volledig verlof is 7,2 uur. Dit is de officiële werktijd per dag (5 maal 7,2 uur = 36 uur). Medewerkers die vier maal 9 uur werken en op een werkdag naar een opleiding gaan, moeten deze tijd in principe compenseren.
Deeltijders hebben recht op verlof naar rato.
Het is mogelijk om op grond van persoonlijke omstandigheden meer verlof toe te kennen. Dit kunnen veel verschillende factoren zijn. Sommige opleidingen zijn bijvoorbeeld voor bepaalde medewerkers veel zwaarder dan andere. Meer verlof kan dan gerechtvaardigd zijn. Maar ook de omstandigheden thuis of de druk op het werk kunnen aanleiding zijn voor het toekennen van meer verlof.
Verlof wordt toegekend voor de tijd dat de opleiding tijdens bedrijfstijd valt. Dit zijn de uren tot 18.00 uur. Indien de opleiding doorloopt tot bijvoorbeeld 19.00 uur, wordt geen verlof toegekend voor dit uur. Ter illustratie: de opleiding is van 12.00 tot 19.30 uur. Het verlof voor een voltijder bedraagt 6 uur (de uren na 18.00 uur tellen niet mee). Ook hierbij geldt dat op grond van de persoonlijke omstandigheden of de aard van de opleiding tot een ander besluit kan leiden. Dit dient dan wel zorgvuldig gemotiveerd te worden.
Artikel 3 Verlof voor opleidingen die buiten bedrijfstijd vallen (avondopleidingen)
Ook voor een opleiding die volledig buiten bedrijfstijd (na 18.00 uur) wordt gevolgd, kan verlof worden toegekend. Het gaat hier om avondopleidingen. Dit artikel is niet van toepassing op dagopleidingen die na 18.00 uur doorlopen. Voor avondopleidingen wordt 2 tot 4 uur verlof per week verleend.
Ook hierbij geldt dat de persoonlijke omstandigheden en de aard van de opleiding bepalend zijn bij het bepalen van de hoogte van het verlof.
Artikel 4 Verlof ten behoeve van het voorbereiden van het examen / tentamen
Een medewerker moet zich over het algemeen voorbereiden op een tentamen of examen. Het is mogelijk om hiervoor verlof toe te kennen. Als norm geldt een maximum van 18 uur per opleiding. Dit betekent niet dat automatisch 18 uur wordt toegekend. Uiteraard moet er wel sprake zijn van een examen waarvoor enige tijd studie nodig is. Er behoeft geen verlof te worden toegekend voor een examens waarvoor geen voorbereiding nodig is. Aan de andere kant is het ook mogelijk dat meer verlof wordt toegekend. Langdurige opleidingen (paar jaar), kennen meer tentamens en/of examens. Het is in dergelijke situaties redelijk om meer verlof toe te kennen.
Paragraaf 2.2 Verlof voor opleidingen die buiten het persoonlijk ontwikkelingsplan vallen
Artikel 5 Verlof voor korte cursussen
Een medewerker die een korte cursus, opleiding, seminar of congres volgt, krijgt hiervoor volledig verlof toegekend. Volledig verlof is 7,2 uur per dag. In deze gevallen wordt geen onderscheid gemaakt tussen voltijders en deeltijders. Het betreft hier cursussen die in verband met de functie noodzakelijk moeten worden gevolgd. Een ‘korte opleiding’ is een opleiding die niet langer dan twee maanden duurt. Voor opleidingen langer dan twee maanden, gelden de verlofregels van paragraaf 2.1 van deze regeling.
Verlof voor een korte opleiding wordt alleen toegekend voor zover de opleiding onder bedrijfstijd valt. Dit wil zeggen: voor 18.00 uur. Voor korte opleidingen in de avonduren wordt in principe géén verlof toegekend. Op grond van de persoonlijke omstandigheden of de aard van de opleiding kunnen meer verlofuren worden toegekend.
Artikel 6 Verlof voor een vakopleiding of andere verplicht opgelegde opleiding
Het betreft hier opleidingen die de medewerker verplicht is te volgen, omdat deze opleiding noodzakelijk is voor zijn functie. Dit artikel valt onder de vigeur van artikel 15:1:26 van de UWO. Dit UWO-artikel geeft aan dat een medewerker in dergelijke situaties recht heeft op een volledige vergoeding van de kosten. Artikel 6 van deze regeling beoogt ook de rechten ten aanzien van verlof duidelijk te stellen. Vanwege het noodzakelijke karakter van de opleiding wordt volledig verlof toegekend. Maximaal is dit 7,2 uur per dag.
Paragraaf 2.3 Materiaal ten behoeve van de studie
Artikel 7 Vergoeding en gebruik studiemateriaal
De kosten van het studiemateriaal worden volledig vergoed. Het betreft hierbij noodzakelijk en gebruikelijk studiemateriaal. Boeken, zoals voorgeschreven op de studielijst, zijn noodzakelijk. Een PC daarentegen kan voor de studie onontbeerlijk zijn, maar is geen gebruikelijk studiemateriaal.
Het is ook voorstelbaar dat een medewerker in verband met zijn studie gebruik moet maken van gemeentelijk materiaal, zoals bijvoorbeeld een plotter of een autocad-systeem. De medewerker en leidinggevende maken samen afspraken over de wijze waarop hiervan gebruik wordt gemaakt.
Paragraaf 2.4 Reis- en verblijfkosten
Voor reiskosten die in verband met opleidingen worden gemaakt, wordt een tegemoetkoming verstrekt. De hoogte wordt door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld (in 2004: € 0,18 voor zowel langdurige opleidingen als voor korte cursussen, seminars, e.d.).
Om het aantal kilometers te bepalen moet de kortste route als uitgangspunt worden genomen. Het woon-werkverkeer kan niet meetellen. Ter illustratie: een medewerker gaat ‘s morgens naar de opleiding in Haarlem. Hij woont in Vinkeveen. Voor het bepalen van het aantal kilometers geldt de afstand Uithoorn – Haarlem.
Dit artikel gaat alleen over verblijfkosten indien sprake is van een overnachting. Voor opleidingen zonder overnachting, worden geen verblijfkosten verstrekt. Het is dus niet mogelijk om kosten voor eten en drinken te declareren.
In sommige situaties zal een medewerker moeten overnachten. Dit kan voor vergoeding in aanmerking komen. Voorwaarde is dat de overnachting noodzakelijk is. Voor een tweedaagse cursus in Friesland is de noodzakelijkheid makkelijk aangetoond. Maar ook een compleet avondprogramma met een vervolg vroeg in de ochtend, kan reden zijn om te overnachten. De vraag of een overnachting noodzakelijk is, moet door de leidinggevende worden beoordeeld. Indien overnacht wordt, worden de werkelijke verblijfkosten (kosten van logies, diner, ontbijt) vergoed. In principe is het uitgangspunt bij de beoordeling van de tegemoetkoming dat het logies, diner en dergelijke binnen redelijke en aanvaardbare grenzen gebeurt.
Hoofdstuk 3 Overige bepalingen
Paragraaf 3.1 Terugbetalingsregeling
Artikel 10 Terugbetalingsregeling
Een medewerker die een opleiding volgt of heeft gevolgd, kan verplicht worden tot het terugbetalen van de tegemoetkoming die hiervoor verstrekt is. In dit artikel wordt aangegeven in welke gevallen de medewerker hiertoe verplicht kan worden. De werkgever investeert in de medewerker. Door het volgen van de opleiding kan de medewerker zich meer ontplooien en ontwikkelen. De werkgever verdient deze investering terug, doordat hij enige tijd van het verhoogde kennis- en kwaliteitsniveau van de medewerker gebruik kan maken. De medewerker die ontslag neemt of ontslagen wordt, kan binnen een termijn van twee jaar na het voltooien van de opleiding, tot terugbetaling worden verplicht. De investering in de opleiding is dan feitelijk nog niet of onvoldoende aan de organisatie ten goede gekomen.
Tevens mag van de medewerker worden verwacht dat hij zich naar vermogen inspant om de studie tot een succes te maken. Dit houdt minimaal in dat hij voldoende studeert, zodat hij binnen de daarvoor gestelde tijd de benodigde tentamens of examens kan halen. Het niet halen van de studie moet verwijtbaar zijn. Er kunnen allerlei omstandigheden zijn waardoor onvoldoende gestudeerd is. Het is van belang dat de medewerker van een dergelijke situatie tijdig melding maakt.
Overigens is dit artikel een zogenaamde ‘kan-bepaling’: de medewerker kan tot terugbetaling worden verplicht. Op grond van persoonlijke omstandigheden kan besloten worden om de verplichting niet op te leggen. Ook de wijze waarop terugbetaald moet worden of de hoogte van de terugbetaling kunnen individueel bepaald worden. Er kan bijvoorbeeld rekening worden gehouden met de omstandigheden van het vertrek. Een gedeeltelijke terugbetaling behoort ook tot de mogelijkheden.
Paragraaf 3.2 Administratieve bepalingen
Artikel 11 Administratieve afhandeling
Het declareren van kosten moet aan de hand van het declaratieformulier ‘studiefaciliteiten’.
Het is van belang dat voldoende en duidelijk bewijsmateriaal wordt overgelegd. De kosten moeten bovendien duidelijk gespecificeerd zijn.