Organisatie | Bodegraven-Reeuwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Kinderen doen mee 2012 |
Citeertitel | Verordening Kinderen doen mee 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Welzijn |
Deze regeling is van rechtswege vervallen op 1 januari 2015
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 21-12-2011 Kijk op Bodegraven, 04-01-2012 | Z-11-8399/INT-11-1025 |
De raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk;
gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van Bodegraven-Reeuwijk van 2 november 2011
Gelet op de artikel 8, eerste lid, onderdeel g en 35, vijfde lid van de Wet werk en bijstand, overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van bijzondere bijstand aan een persoon, met een hem ten laste komend kind dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt, voor de kosten in verband met maatschappelijke participatie van het kind bij verordening te regelen:
Artikel 6 regeling participatie
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2012; onder gelijktijdige intrekking van het minimabeleid van de voormalige gemeente Reeuwijk, vastgesteld op 27 maart 2007 alsmede de regeling bijzondere bijstand en sociaal culturele kosten van de voormalige gemeente Bodegraven, vastgesteld op 13 december 2005.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk, gehouden op 21 december 2011
De griffier (plv),
J.T.M. Zwetsloot
De voorzitter,
mr. C. van der Kamp
Artikel 35. Individuele en categoriale bijzondere bijstand
Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande, de alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen of het gezin recht op bijzondere bijstand voorzover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voorzover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.
In afwijking van het eerste lid kan bijzondere bijstand ook aan een persoon van 65 jaar of ouder, behorend tot een bepaalde categorie, worden verleend, zonder dat wordt nagegaan of ten aanzien van die persoon de hierna bedoelde kosten ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn of gemaakt zijn, indien ten aanzien van de categorie waartoe hij behoort aannemelijk is dat die zich in bijzondere omstandigheden bevindt die leiden tot bepaalde noodzakelijke kosten van bestaan waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de aanwezige draagkracht te boven gaan.
In afwijking van het eerste lid kan bijzondere bijstand ook aan een persoon, behorend tot een categorie chronisch zieken of gehandicapten, of met een hem ten laste komend kind dat tot die categorie behoort, worden verleend met betrekking tot kosten in verband met chronische ziekte of handicap, zonder dat wordt nagegaan of ten behoeve van die persoon of dat kind die kosten ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn of gemaakt zijn, indien ten aanzien van de categorie waartoe hij of dat kind behoort aannemelijk is dat die zich in bijzondere omstandigheden bevindt die leiden tot dergelijke noodzakelijke kosten van bestaan waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de aanwezige draagkracht te boven gaan.
In afwijking van het eerste lid kan bijzondere bijstand ook aan een persoon, met een hem ten laste komend kind dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt, worden verleend met betrekking tot kosten in verband met maatschappelijke participatie van dat kind, zonder dat wordt nagegaan of ten behoeve van dat kind die kosten ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn of gemaakt zijn, indien ten aanzien van de categorie waartoe hij behoort aannemelijk is dat die zich in bijzondere omstandigheden bevindt die leiden tot dergelijke noodzakelijke kosten van bestaan waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de aanwezige draagkracht te boven gaan.
Op grond van artikel 8 lid 1 onderdeel g WWB dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te leggen met betrekking tot het verlenen van bijzondere bijstand (artikel 35 vijfde lid WWB) aan een persoon, met een voor hem ten laste komend kind dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt, voor de kosten in verband met maatschappelijke participatie van het kind.
Participatie op school en buiten school (clubs, verenigingen) is voor de ontwikkeling van kinderen en jongeren van groot belang. Niet alleen beïnvloedt dit rechtstreeks de ontwikkeling van het kind, het vergroot ook het gevoel van eigenwaarde en het gevoel erbij te horen. Het kunnen meedoen aan de samenleving en het bevorderen van ontwikkeling van het kind heeft bij het verwezenlijken van de doelstellingen van de gemeente dan ook extra aandacht. Om die reden stelt de raad de verordening Kinderen doen mee vast.
Het gemeentelijk beleid inzake de verlening van categoriale bijzondere bijstand dient te voldoen aan de algemene randvoorwaarden:
De doelgroep is onafhankelijk van de bron van het inkomen, zodat de categoriale voorziening niet alleen toegankelijk is voor WWB-gerechtigden, maar ook voor andere uitkeringsgerechtigden en voor degenen met een inkomen uit arbeid. Hiermee wordt voorkomen dat nieuwe elementen worden toegevoegd aan de armoedeval;
Uit het oogpunt van rechtsgelijkheid zal door middel van een individualiserende toepassing van de wet, de bijzondere bijstand eveneens verstrekt moeten worden aan degene die niet primair tot de doelgroep behoort, maar die voor het overige in vergelijkbare omstandigheden verkeert. Hierbij wordt de voorziening afgestemd op de mate waarin de situatie van de betrokkene verschilt van degene die primair tot de doelgroep behoort .
Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de WWB. Ten aanzien van een aantal begrippen, die als zodanig niet in de WWB zelf staan is een definitie gegeven in deze verordening.
Artikel 3 De vorm van de bijstand
Dit artikel spreekt voor zich.
De afbakening van de doelgroep wat betreft inkomen en vermogen sluit aan op de beleidsnotitie Rondkomen in Bodegraven-Reeuwijk, vastgesteld in de raad van oktober 2010. Met oog op artikel 35 lid 9 WWB is het wettelijke gezien niet mogelijk om personen waarvan het in aanmerking te nemen inkomen hoger is dan 110 procent in aanmerking te laten komen voor de regelingen opgenomen in deze verordening.
Artikel 5 Regeling indirecte schoolkosten
Bij kinderen op het basis en voortgezet onderwijs komen vaak extra kosten kijken. Hierbij kan gedacht worden aan kosten zoals een schoolreisje, gymkleding, schoolmaterialen en een ouderbijdrage voor buitenschoolse activiteiten. De gemeente Bodegraven-Reeuwijk vindt het belangrijk dat kinderen overal aan mee kunnen doen. Ook als hun ouders niet zoveel geld hebben.
Artikel 6 Regeling Participatie
Lid worden van de voetbalclub, een toneelcursus volgen, een muziekinstrument leren bespelen en met je vrienden naar de bioscoop. Kinderen leiden een druk leven. Dit is een duur leven, zeker als hun ouders een laag inkomen hebben. De gemeente Bodegraven-Reeuwijk vindt het van belang dat ook kinderen van ouders met een laag inkomen kunnen meedoen aan sportieve, culturele en recreatieve activiteiten. Daarom is voor deze groep kinderen het participatiefonds ingesteld.
De regering wil bereiken dat de inkomensondersteuning rechtstreeks aan de minderjarige kinderen van de doelgroep ten goede komt. Daarom is het wenselijk de categoriale bijzondere bijstand aan deze doelgroep in natura uit te betalen en niet als geldbedrag uit te keren.
De regering realiseert zich dat gezien de aard van hetgeen geregeld wordt een verstrekking in natura in een aantal gevallen ondoelmatig of ondoeltreffend kan zijn, nog afgezien van het feit dat er een discussie kan ontstaan over wat nu wel of niet als in natura is te duiden.
Daarom heeft de regering in de wetswijziging opgenomen dat in het geval dat een naturaverstrekking ondoelmatig is, het college kan afwijken van deze verplichting. Dit is geregeld in het gewijzigde artikel 48 lid 4 WWB .
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 8 Inwerkingtreding en intrekking
Dit artikel spreekt voor zich.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.