Organisatie | Pekela |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening bevordering van maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen 2012 |
Citeertitel | Verordening bevordering van maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet werk en bijstand, art. 8, eerste lid, onderdeel g
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-02-2012 | 01-01-2012 | 01-01-2015 | Nieuw | 31-01-2012 Pekelder Streekblad, | 2011R0082 |
De raad van de gemeente Pekela;
overwegende dat vaststelling van een verordening wettelijk is voorgeschreven;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Pekela d.d.
gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel g, van de Wet werk en bijstand;
overwegende, dat het van wezenlijk belang wordt geacht dat kinderen zich door maatschappelijke participatie kunnen ontplooien en ontwikkelen en daarin niet belemmerd worden door de financiële positie van de ouder(s), dat de gemeente daaraan bijdraagt door het voeren van beleid, gericht op inkomensondersteuning van ouders met schoolgaande kinderen;
de ‘Verordening bevordering van maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen 2012’
Hoofdstuk 2. Beleid met betrekking tot maatschappelijke participatie
Artikel 4. Beleid en voorzieningen
Het college geeft uitvoering aan het volgende beleid ter bevordering van de maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen:
Door of namens het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende worden afgeweken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Deze verordening kan worden aangehaald als ”Verordening bevordering van maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen 2012”.
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 31 januari 2012.
In de motie Blanksma-Spekman c.s. heeft de Tweede Kamer de regering gevraagd om gemeenten financieel af te rekenen door een korting op de algemene uitkering uit het gemeentefonds, als die onvoldoende bijdragen aan de rijksdoelstelling om het aantal kinderen uit arme gezinnen dat vanwege financiële redenen maatschappelijk niet meedoet, met de helft terug te dringen. Bij de uitvoering van deze motie heeft de regering gekozen voor een uitwerking die recht doet aan het uiteindelijke doel van de motie, namelijk in de Wet werk en bijstand gemeenteraden voor te schrijven dat zij gehouden zijn een verordening op te stellen met betrekking tot het verlenen van categoriale bijzondere bijstand voor de kosten in verband met maatschappelijke participatie van ten laste komende kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen. Voorts dient invulling te worden gegeven aan het begrip maatschappelijke participatie.
Deze vorm van categoriale bijzondere bijstand kan alleen worden verstrekt aan personen met een inkomen van maximaal 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.
Kinderen moeten in hun kansen en mogelijkheden op ontwikkeling niet worden belemmerd door de slechte financiële positie van hun ouders. Maatschappelijke participatie van een kind is van groot belang met het oog op zijn of haar kansen op een zelfredzame toekomst. Alhoewel de regering er vanuit gaat dat de meeste ouders zich inzetten voor een goede toekomst voor hun kind, wil de regering voorkomen dat deze specifieke ondersteuning voor andere zaken kan worden aangewend. Om die reden acht de regering het wenselijk om de categoriale bijzondere bijstand aan deze groep in natura en niet als geldbedrag uit te keren. De thans voorliggende ‘Verordening bevordering van maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen 2012’ gaat van beide tegemoetkomingen uit en dat de huidige gemeentelijke minimavoorzieningen voldoende voorzien in de wensen van de regering. Hiermee wordt voldaan aan de opgelegde verordeningsplicht.
Op grond van de ‘Verordeningsociale participatie gemeente Pekela 2012’ bestaat er namelijk recht op een financiële tegemoetkoming van € 50 per huishouden en € 50 per gezinslid voor de kosten van sociale participatie.
Daarnaast verstrekt het Jeugdsportfonds jaarlijks aan de doelgroep van jongeren tot 18 jaar, die om financiële reden geen lid kunnen worden van een vereniging,een bijdrage van maximaal € 225,-- per kind per jaar. De bijdragen voor lidmaatschap van een sportvereniging worden rechtstreeks overgemaakt naar de vereniging. Hiervoor geldt geen overdracht van bonnen.
Voor schoolgaande kinderen - die om financiële redenen niet met leeftijdsgenoten kunnen meedoen aan schoolse- en buitenschoolse activiteiten – helpt de stichting Leergeld deze financiële belemmering oplossen, die meedoen in de weg staat en wel op zodanige wijze dat de dreiging van sociaal isolement/uitsluiting wordt verminderd dan wel wordt voorkomen.
De laatste 2 voorzieningen gericht op kinderparticipatie kunnen worden betiteld als zijnde voorzieningen ‘in natura’.
Een dergelijke benadering voorkomt een belastend en materieel overbodig proces voor aanpassing van de lokale regelgeving, mede in het licht van de tijdelijkheid van de verordeningsplicht. De effecten van de verordeningsplicht op de participatie van de betreffende doelgroep worden na twee jaar door het rijk geëvalueerd. Vervolgens vindt een beoordeling plaats of het wel of niet wenselijk is om structureel te blijven verplichten om op het beleidsterrein van participatie van kinderen, regels in een verordening vast te leggen en is er een afwegingsmoment om te bezien hoe hiermee verder moet worden omgegaan.
In dit artikel worden definities gegeven van begrippen die in de verordening voorkomen en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. In een aantal gevallen wordt verwezen naar definities in de wet om ervoor te zorgen, dat er zoveel mogelijk aansluiting blijft bij de wetgeving die van toepassing is.
In dit artikel staat het beleid, gericht op maatschappelijke kinderparticipatie, omschreven. Zo is in het eerste lid vastgelegd dat het college zich inzet voor dienstverlening door derden aan kinderen, die bijdraagt aan maatschappelijke participatie. Het college krijgt hierbij de opdracht om te zoeken naar wegen om de dienstverlening van dergelijke instellingen te ondersteunen, zodat participatie wordt bevorderd.
Bij de keuze voor een materiële invulling van de verordeningsplicht past een bepaling waarin aangegeven wordt welk beleid er wordt gevoerd door de gemeenteraad c.q. aan welk beleid het college uitvoering moet geven. Dit beleid wordt in korte schetsen in hoofdlijnen aangeduid.
Middels dit artikel is voor de ‘Verordening sociale participatie gemeente Pekela 2012’ deels een passend materieel wettelijk kader gecreëerd, waarmee uitvoering wordt gegeven aan de opdracht van de wetgever in artikel 8, eerste lid, onderdeel g van de wet.
De datum van inwerkingtreding is uiteraard 1 januari 2012. Hoewel in artikel 78v van de wet is opgenomen dat de verordeningsplicht geen structureel karakter heeft, is geen concrete datum genoemd waarop die plicht komt te vervallen. Om die reden is er geen horizonbepaling opgenomen in de verordening.