Organisatie | Pekela |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Woonschepenverordening Gemeente Pekela 2009 |
Citeertitel | Woonschepenverordening Gemeente Pekela 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, art. 149
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-04-2009 | nieuwe regeling | 27-01-2009 Pekelder Streekblad, 25-03-2009 | 2009R0004 |
De raad van de gemeente Pekela;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 23 december 2008;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
inzake de wenselijkheid om voor het gebruik van het openbaar water regels te stellen voor het ordelijk gebruik van de ligplaatsen voor woonschepen uit een oogpunt van veiligheid, gezondheid en het aanzien van de gemeente;
De in deze verordening genoemde maten worden uitwendig gemeten daar waar zij het grootst zijn. Ondergeschikte bouwdelen zoals lichtkoepels en antennes worden niet meegerekend.
Als standaardbepaling worden, met inachtneming van de definities en mits de nautische situatie ter plaatse een en ander mogelijk maakt, de volgende maten gehanteerd voor een woonschip:
Artikel 3 Verboden ligplaatsen
Het is verboden met een woonschip een ligplaats in te nemen of te hebben of een ligplaats voor een woonschip beschikbaar te stellen buiten het op grond van artikel 5 aangewezen gedeelte van het openbaar water.
Artikel 4 Woonschepen in aanbouw of reparatie
Het verbod van artikel 3 is niet van toepassing op woonschepen die in aanbouw of in reparatie zijn, zolang zij zich op of aan een scheepswerf dan wel in of bij een reparatie-inrichting bevinden.
Artikel 7 Wachtlijst ligplaatsvergunning
In deze gevallen kan de ligplaatsvergunning slechts worden geweigerd op grond van de omstandigheden, vermeld in artikel 6, derde lid, onder b tot en met g.
3.Indien de nieuwe aanvraag niet binnen vier weken na de datum van verzending van het in het tweede lid bedoeld schrijven is ontvangen, wordt aangenomen dat geen prijs meer op de ligplaatsvergunning wordt gesteld en wordt de naam van de betrokken persoon van de wachtlijst geschrapt.
Artikel 10 Intrekking ligplaatsvergunning
Het college van burgemeester en wethouders kan de ligplaatsvergunning intrekken indien:
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen personen.
Overtreding van de artikelen 3 en 6, eerste lid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woonschip zonder toestemming van de bewoner.
Toelichting op de woonschepenverordening
Hieronder volgt - voor zover nodig - per artikel een toelichting.
Deze verordening geldt voor woonschepen. Zowel de permanent bewoonde woonschepen als de recreatiewoonschepen vallen onder de begripsbepaling. Tevens beperkt de verordening dit begrip niet tot woonschepen waarop uitsluitend dag- en/of nachtverblijf wordt gehouden. Ook schepen die in hoofdzaak daartoe worden gebruikt (derhalve ook voor andere doeleinden worden gebruikt) vallen onder de definitie. Men kan denken aan een klompenmakerij, een winkeltje of een werkplaats. Met deze bepaling wordt overigens niet beoogd de schepen waarmee bedrijfsmatige activiteiten worden gedreven (binnenscheepvaart) onder de werkingssfeer van de verordening te brengen.
De verordening geldt niet voor jachten en andere pleziervaartuigen, als en zolang deze als zodanig worden gebruikt. Jachten en andere pleziervaartuigen worden geacht niet als zodanig te worden gebruikt als - bijvoorbeeld op grond van aansluiting op openbare nutsvoorzieningen, andere aan de wal getroffen voorzieningen of anderszins - redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat het gebruik als zodanig feitelijk slechts bijzaak is.
Onder c is de in onderdeel b gebruikte term 'bijbehorende voorzieningen' gedefinieerd.
Als men het wonen op het water erkent, moet men ook de voorzieningen toestaan die daarbij horen (zoals een loopplank of een bijboot). Een bijboot is een klein vaartuig dat behoort bij het woonschip en bestemd en geschikt is voor het onderhoud, de voortstuwing of het kunnen bereiken van het woonschip. Zo' n bijboot is voor veel bewoners noodzakelijk. Te denken valt aan hoge waterstanden in uiterwaarden.
Als de verordening uitsluitend regels zou stellen ten aanzien van woonschepen (en dus niet ten aanzien van bijbehorende voorzieningen), kan blijken dat er een hiaat is tussen de verordening en de Woningwet. Wanneer de bewoner zijn woonruimte namelijk wil uitbreiden door bijvoorbeeld een vlot te overkappen, kan de gemeente daartegen op grond van de verordening niet optreden. Ook de Woningwet kan niet worden gebruikt, omdat het vlot geen bouwwerk is. In de meeste gevallen zal evenmin strijd zijn met de bepalingen van het bestemmingsplan.
Om deze redenen is in de verordening geregeld dat op de ligplaats bijbehorende voorzieningen zijn toegestaan. De gewenste voorzieningen kunnen op het aanvraagformulier worden vermeld. Die gewenste voorzieningen worden getoetst aan de door burgemeester en wethouders gestelde regels (zie artikel 6, lid 3, onder g). De toegestane voorzieningen worden opgenomen in de ligplaatsvergunning. Als vervolgens op de ligplaats voorzieningen aanwezig zijn die afwijken van de toegestane voorzieningen, kan de gemeente de ligplaatsvergunning intrekken. Op deze manier kunnen excessen op het water worden voorkomen. Wat de voorzieningen op de wal betreft, kan in het bestemmingsplan een regeling worden opgenomen.
Onder d is het begrip 'openbaar water' gedefinieerd. Een openbaar water in de zin van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek is ieder water, dat voor enig gebruik open staat voor het publiek. 'Openbaar' is hier dus synoniem aan 'feitelijk voor het publiek toegankelijk'. Het openbaar water heeft dus niet alleen betrekking op het water dat in beheer is van de gemeente.
In gemeenten met veel afgesloten water is de reikwijdte van de modelverordening beperkt. De verordening is op die afgesloten wateren immers niet van toepassing. De APV is - als daarin eveneens wordt gesproken over 'openbaar water' - evenmin van toepassing. In dergelijke gevallen zou in het bestemmingsplan kunnen worden bepaald of in die afgesloten wateren woonschepen mogen liggen. Een alternatief is om in de verordening niet te spreken over 'openbaar water', maar over 'water'. Daarbij moet echter de vraag worden gesteld wat het belang is van de gemeente om ten aanzien van het afgesloten water regels te stellen. Dit belang is wel aanwezig als het afgesloten water zichtbaar is vanaf de openbare weg of het openbare water. Als het afgesloten water echter vanaf de openbare weg of het openbare water niet te zien is, is er geen veiligheidsbelang (de plek is immers zonder medewerking van de eigenaar niet bereikbaar) en geen strijdigheid met het aanzien van de gemeente (de plek is immers niet zichtbaar).
Bij de wijze van meten moet worden bedacht dat het woonschip in zijn geheel niet die omvang mag hebben dat de doorvaartmogelijkheden van de beroeps- of recreatievaart worden bemoeilijkt. Ook kunnen de mogelijkheden van verplaatsing een rol spelen. Voor onderhoud aan ijzeren casco's moet immers een werf bereikbaar zijn.
Uitgangspunt is dat het slechts is toegestaan om binnen de gemeente met een woonschip een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen op de daartoe aangewezen plaats. Bij het aanwijzen als ligplaats gaat het om een afweging van diverse belangen (zoals planologische en nautische). Daarnaast is andere wetgeving (zoals een provinciale landschaps- of woonschepenverordening, de Wet milieubeheer, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Binnenvaartpolitiereglement) relevant bij het al dan niet aanwijzen van ligplaatsen.
Om niet in strijd te komen met de Huisvestingswet (artikel 88) moet een aanwijzingsbesluit worden genomen. Er moet immers tenminste één mogelijkheid zijn om met een woonschip binnen de gemeente een ligplaats in te nemen.
Het verbod om met een woonschip een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen op de daartoe aangewezen plaatsen is niet van toepassing op woonschepen die zich vanwege aanbouw of reparatie op of bij een scheepswerf of reparatie-inrichting bevinden.
De verordening gaat ervan uit dat de acceptabele ligplaats wordt aangegeven op een kaart die onderdeel vormt van de verordening: een ligplaatskaart (lid 1).
Zodra de verordening met ligplaatskaart is vastgesteld, is het vervolgens raadzaam om de kaart bij wijziging van bestemmingsplannen actueel te houden. De situatie dat een aanvraag om ligplaatsvergunning past in het nieuwe bestemmingsplan, terwijl die aanvraag op grond van de ( inmiddels verouderde) ligplaatskaart moet worden geweigerd, moet immers worden voorkomen. In lid 2 is daarom aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de ligplaatskaart te actualiseren ingeval er een nieuw bestemmingsplan is opgesteld of een bestemmingsplan is herzien.
Deze delegatie is logisch omdat dit actualiseren van de ligplaatskaart als een uitvoeringshandeling kan worden beschouwd. De kaart wordt immers in overeenstemming gebracht met een door de gemeenteraad vastgesteld bestemmingsplan.
Wanneer een aanvraag van een ligplaats wordt ingediend voor een plaats die op grond van een nieuw bestemmingsplan is aangewezen als ligplaats, maar op grond van de Woonschepenverordening moet worden geweigerd omdat de ligplaatskaart nog niet is geactualiseerd, ligt het voor de hand dat burgemeester en wethouders de aanvraag aanhouden, de ligplaatskaart actualiseren en vervolgens de vergunning verstrekken (indien althans aan de overige voorwaarden van de verordening wordt voldaan). Voorkomen moet worden dat het gemeentebestuur in strijd moet handelen met eigen regelgeving (het bestemmingsplan).
De eigenaar van het woonschip moet beschikken over een ligplaatsvergunning, ook in die (weinig voorkomende) gevallen waarin er sprake is van een verhuurd woonschip.
Dit artikel bepaalt niet dat de aanvraag van een vergunning moet worden ingediend op een door burgemeester en wethouders vastgesteld formulier. Deze bepaling kan achterwege blijven nu dit aspect is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht ( artikel 4:4 Awb).
Lid 2 maakt het mogelijk dat het besluit goed wordt voorbereid. Een termijn van acht weken zal daarvoor toereikend zijn. Deze termijn vangt aan op het moment waarop de aanvraag compleet is. Dit is het geval als bij de aanvraag voldoende gegevens zijn gevoegd voor een goede beoordeling van de aanvraag (zie artikel 4:5 Awb). Dit artikellid kan worden beschouwd als een invulling van artikel 4:13, lid 1, van de Awb.
Lid 3 omvat de weigeringsgronden voor de ligplaatsvergunning. Er worden geen eisen met betrekking tot de aanvrager gesteld.
Dergelijke eisen kunnen evenwel worden opgenomen in een verordening op grond van de Huisvestingswet. Wanneer de gemeente in een dergelijke verordening inderdaad regels heeft opgenomen inzake een huisvestingsvergunning voor ligplaatsen, is sprake van twee vereisten: een (huisvestings)vergunning op grond van de Huisvestingswet en een (ligplaats)vergunning op grond van deze verordening.
Onder a is bepaald dat de ligplaatsvergunning wordt geweigerd indien voor de betreffende ligplaats al vergunning is verleend.
Te denken valt aan een situatie waarbij twee aanvragers bijna tegelijkertijd een ligplaatsvergunning hebben aangevraagd om een lege ligplaats in te nemen. Burgemeester en wethouders hebben aan de aanvrager die het eerst een aanvraag heeft ingediend een ligplaatsvergunning verstrekt, maar de vergunninghouder heeft de ligplaats nog niet ingenomen met zijn woonschip. Op grond van de bepaling onder a kunnen burgemeester en wethouders de andere aanvraag weigeren.
Op grond van lid 3, onder d, is het mogelijk om eisen te stellen aan het woonschip die verband houden met het aanzien van de gemeente.
Deze eisen zijn te vergelijken met welstandseisen aan bouwwerken. Om echter duidelijk te maken dat het hier niet het welstandstoezicht uit de Woningwet betreft, is in de modelverordening gekozen voor de in de Gemeentewet voorkomende term 'het aanzien van de gemeente'.
Lid 4 bepaalt welke gegevens de ligplaatsvergunning omvat: de gegevens van de eigenaar, de ligplaats, de toegestane voorzieningen en de gegevens van het betreffende woonschip (zoals de maatvoering en de naam van het schip). De toegestane voorzieningen zijn zaken zonder welke het gebruik van het schip als woning niet (goed) mogelijk is, zoals bijboten, steigers, palen, afhouders en een loopplank. Verwezen wordt naar de toelichting bij artikel 1, onder c.
Dit artikel bevat geen bepaling over het stellen van voorwaarden bij het verlenen van de vergunning. Ook zonder expliciete opname van deze mogelijkheid in de verordening, kunnen dergelijke voorwaarden echter worden gesteld. De vergunning wordt geweigerd als niet door middel van het stellen van voorwaarden aan de eisen van de verordening kan worden voldaan.
De verordening gaat uit van een wachtlijst. De wachtlijst gaat uit van het beginsel 'wie het eerst komt, het eerst maalt'. De gegadigde die zich het eerst meldt, staat bovenaan de wachtlijst. Als een lege ligplaats vrijkomt, kan deze hoogst geplaatste als eerste een aanvraag om een ligplaatsvergunning indienen.
In lid 1 is geregeld dat de ligplaatsvergunning overdraagbaar is. Dit betekent dat ingeval de eigenaar zijn woonschip met ligplaats verkoopt aan een ander, die rechtsopvolger tevens in bezit komt van de ligplaatsvergunning. Dit is logisch omdat de vergunning geen eisen stelt aan de eigenaar van het woonschip. Uitsluitend de plaatsaanduiding van de ligplaats, de bijbehorende voorzieningen en de kenmerken van het woonschip worden immers vermeld op de ligplaatsvergunning (zie artikel 6, lid 4). Indien de eigenaar zijn woonschip wil vervangen door een ander schip, dan is wél een nieuwe ligplaatsvergunning vereist.
Lid 2 houdt in dat burgemeester en wethouders verplicht zijn tot overschrijving als daarom wordt gevraagd door de vergunninghouder en de rechtverkrijgende. Zowel de rechtverkrijgende onder bijzondere titel (bijvoorbeeld de volgende eigenaar) als de rechtverkrijgende onder algemene titel (bijvoorbeeld de erfgenaam) moet om overschrijving vragen. Met 'recht' in het woord 'rechtverkrijgende' wordt hier het recht bedoeld dat is neergelegd in de ligplaatsvergunning.
In dit artikel is niet bepaald dat de nieuwe vergunning pas geldt nadat zij aan de betrokkene is gezonden, omdat de Awb dat bepaalt (artikel 3:40). Als de eigenaar zijn woonschip verkoopt en de ligplaatsvergunning aan de nieuwe eigenaar geeft zonder medeweten van de gemeente, kunnen burgemeester en wethouders die vergunning intrekken. De gegevens op de vergunning komen immers niet meer overeen met de werkelijke situatie. Dit waarborgt dat bij eigendomsoverdracht om overschrijving wordt gevraagd en de gemeente een actueel overzicht behoudt van de eigenaren van de woonschepen.
Als er een wijziging van de ligplaatsvergunning nodig is (bijvoorbeeld omdat aan het schip veranderingen zullen worden aangebracht), moet de vergunninghouder een nieuwe ligplaatsvergunning aanvragen (lid 1). Een dergelijke wijziging kan worden beschouwd als een nieuwe aanvraag. Vandaar dat dezelfde procedureregels gelden, behoudens de bepaling dat de vergunning wordt geweigerd als voor die ligplaats al vergunning is verleend. De bestaande vergunning geldt immers nog.
Zie de toelichting bij artikel 6, lid 3.De onder d opgenomen bepaling is bedoeld om te kunnen optreden tegen excessen. Gedacht wordt bijvoorbeeld aan een verwaarloosd woonschip dat al half gezonken is.
De verplichting voor de eigenaar om te zijn aangesloten op de drinkwaterleiding kan de varende woonschipper beperken en brengt een zeker risico van vollopen en zinken van het woonschip met zich mee. Vandaar dat burgemeester en wethouders vrijstelling kunnen verlenen van deze verplichting, indien het schip is voorzien van een of meer drinkwatertanks.
Een waterleidingbedrijf heeft geen wettelijke verplichting om water te leveren, maar wel een morele. Doorgaans zal de levering van leidingwater langs kades geen problemen opleveren. In de zogenoemde ' onrendabele gebieden' echter zal het bedrijf water leveren, mits de aanvrager de kosten van de aansluiting betaalt.
Dit artikel bevat de verplichting voor de houder van de ligplaatsvergunning om het woonschip aan te sluiten op het openbaar riool indien dat riool aanwezig is. Als de gemeente openbaar riool heeft aangelegd, is het namelijk gewenst dat daarvan gebruik wordt gemaakt.
Deze regeling is ontleend aan die in de Model-bouwverordening. Verwezen wordt naar de toelichting bij die regeling. In dit verband wordt opgemerkt dat de gemeentelijke zorgplicht voor de riolering niet zover gaat dat een gemeente riolering moet aanleggen indien een ligplaatsvergunning is verleend.
In dit artikel is geen verbod opgenomen om huishoudelijk afvalwater of faecaliën in openbaar water te lozen. Reden hiervoor is dat het lozen op het water wordt geregeld op basis van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Voor het lozen van huishoudelijk en eventueel ander afvalwater op oppervlaktewater is een vergunning vereist van de waterkwaliteitsbeheerder.
Het ligplaats innemen buiten de aangewezen ligplaats en het innemen en hebben van een ligplaats zonder ligplaatsvergunning is een overtreding. Artikel 154, lid 1, van de Gemeentewet laat aan de gemeentelijke wetgever de keuzemogelijkheid om op overtreding van verordeningen een geldboete te stellen van de tweede of de eerste categorie. In artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht zijn de geldboetecategorieën opgenomen.
De op te leggen boete voor strafbare feiten in de eerste categorie is maximaal f 500,-/ euro 226,89; voor de tweede categorie maximaal f 5.000,-/ euro_ 2268,90. Het is de gemeente niet toegestaan om een hogere geldboete op te nemen dan in genoemde categorieën. Gelet op de wens om enige preventieve werking te bereiken, is de keuze voor de geldboete van de tweede categorie voor de hand liggend.
De bevoegdheid tot het binnentreden is gestoeld op artikel 149a van de Gemeentewet. Van deze bevoegdheid kan in principe alleen gebruik worden gemaakt indien een machtiging op grond van de Algemene wet op het binnentreden is afgegeven.
De bekendmaking en inwerkingtreding van onder andere verordeningen is geregeld in paragraaf 5 (de artikelen 139 tot en met 145) van de Gemeentewet. Artikel 142 bepaalt dat de besluiten in werking treden met ingang van de achtste dag na de datum van de bekendmaking, tenzij in deze besluiten daarvoor een ander tijdstip is aangewezen. In lid 1 is deze periode overgenomen.
Ligplaatskaart behorende bij de Woonschepenverordening Gemeente Pekela 2009. Ligplaats voor één woonschip