Organisatie | Delft |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financiële verordening gemeente Delft |
Citeertitel | Financiële verordening gemeente Delft |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, artikel 212.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 01-01-2012 | jaarlijkse aanpassing | 15-12-2011 Stadskrant 28 december 2011 | Onbekend |
De raad van de gemeente Delft;
Gelezen het voorstel van het college van 22 november 2011;
Vaststellen van de financiële verordening met ingang van 1 januari 2012 en het intrekken van de huidige financiële verordening vastgesteld op 17 december 2009.
Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Delft.
In deze verordening wordt verstaan onder:
Het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Delft en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.
Het systematisch verwerken van financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Delft, teneinde te komen tot een goed inzicht in:
c. administratieve organisatie
Het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding.
Het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten van de gemeente Delft.
Een gesloten circuit is een product, of een aantal samenhangende producten, waarvan de totale kosten geheel worden gedekt uit een specifieke inkomstenbron, anders dan de algemene dekkingsmiddelen. Het saldo van baten en lasten van deze producten wordt altijd toegevoegd of onttrokken aan een bestemmingsreserve of een voorziening. Het college kan hier gemotiveerd van afwijken.
Het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, zoals nader uitgewerkt in de controleverordening, het controleprotocol en het toetsingskader accountantscontrole.
Het realiseren van bepaalde prestaties en beoogde maatschappelijke effecten met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen.
De mate waarin bepaalde prestaties bijdragen aan beoogde maatschappelijke effecten.
De algemene doelstellingen geven aan wat de belangrijkste door de gemeente nagestreefde doelen zijn voor een bepaald beleidsterrein.
Een meetbare doelstelling richt zich op het maatschappelijk effect dat wordt nagestreefd, of op de prestaties die de gemeentelijke organisatie gaat leveren om dat maatschappelijk effect te bereiken.
Bij elke doelstelling/prestatie zijn één of meer indicatoren opgenomen: hiermee wordt gemeten of de doelstelling/prestatie wordt gehaald.
Bij de indicatoren worden streefwaarden geformuleerd. Een streefwaarde is het nagestreefde niveau waarop de indicator op een vastgelegd moment moet komen.
Titel 1. Programmabegroting en verantwoording
Eventuele budgetoverhevelingsvoorstellen worden zo spoedig mogelijk in het nieuwe begrotingsjaar behandeld. Na goedkeuring worden de over te hevelen budgetten via een begrotingswijziging toegevoegd aan het nieuwe begrotingsjaar. Voor zover er daaraan voorafgaand in het begin van het nieuwe begrotingsjaar activiteiten worden uitgevoerd zonder dat formeel de begroting door de raad is gewijzigd worden deze tijdelijke budgetoverschrijdingen geacht te passen binnen het beleid van de raad.
3.De raad bepaalt aan de hand van de uitvoering van de doelstellingen of de beleidsdoelen voor het lopende jaar bijstelling behoeven.
Artikel 7. Vaste activa: investeringscalculatie, waardering & afschrijving
Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden indien deze lager dan € 100.000 zijn direct ten laste van de exploitatie gebracht. Bij bedragen hoger dan € 100.000 is de maximale afschrijvingstermijn gelijk aan de looptijd van de lening, of de eventueel kortere economische levensduur van het activum waarvoor de lening is afgesloten.
De in dit artikel vermelde afschrijftermijnen houden in dat ten tijde van het verstrijken van de afschrijftermijnen bij ongewijzigd beleid vervanging/groot onderhoud/renovatie zal plaatsvinden. Hiertoe zullen als dekkingsmiddel de vrijkomende afschrijvingen beschikbaar blijven. Indien economisch mogelijk wordt het actief langer gebruikt dan de in dit artikel bepaalde afschrijftermijnen.
Afschrijftermijnen voor investeringen in riolering zijn opgenomen in het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP).
14.De afschrijftermijnen voor investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut zijn:
Wegen, straten en pleinen, openbare verlichting, parkeerterreinen (onbetaald parkeren), kademuren, bruggen (hout en staal); | ||
Gronden en terreinen, voor zover openbare ruimte met maatschappelijk nut. |
Van het in dit artikel bepaalde kan door het college worden afgeweken. Afwijkingen worden schriftelijk gemotiveerd in het betreffende investeringsvoorstel. Ten aanzien van afwijkingen op de in artikel 13 en 14 bepaalde afschrijftermijnen geldt daarnaast dat het college deze afwijkingen vaststelt met inachtneming van:
Artikel 11. Financieringsfunctie
Het college informeert de raad indien de kasgeldlimiet de toegestane periode van drie opeenvolgende kwartalen dreigt te overschrijden of indien de renterisiconorm dreigt te worden overschreden.
Verstrekken van leningen en garanties en het aangaan van financiële participaties anders dan genoemd in het tweede lid worden uitsluitend gedaan uit hoofde van de publieke taak. Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zekerheden.
Het college stelt regels op ter uitvoering van het gestelde onder het eerste tot en met derde lid en legt deze uitvoeringsregels alsmede de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening vast in een besluit treasurystatuut. Het college zendt het besluit treasurystatuut ter kennisgeving aan de raad.
Bij de programmabegroting en jaarstukken doet het college in de paragraaf lokale heffingen verslag van: de opbrengsten per lokale heffing; het volume en bedrag aan kwijtscheldingen; de kostendekkendheid van de rioolheffing en de afvalstoffenheffing; de (ontwikkeling van de) lokale lastendruk voor eenpersoonshuishoudingen, meerpersoonshuishoudingen en bedrijven.
Artikel 15. Onderhoud kapitaalgoederen
Bij de programmabegroting gaat het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen in op de toekomstige ontwikkelingen in het vereiste kwaliteitsniveau aan openbaar groen, water, wegen, kunstwerken, straatmeubilair, riolering, gebouwen, de voortgang van het geplande onderhoud, het eventuele achterstallig onderhoud en de bijbehorende financiële prognoses. Tevens wordt aangegeven of de huidige reserves of voorzieningen toereikend zijn voor de toekomstige lasten.
Bij de programmabegroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf financiering in ieder geval verslag van:
In de bedrijfsvoeringsparagraaf in de programmabegroting wordt ingegaan op de actuele onderwerpen die aandacht behoeven. In de bedrijfsvoeringsparagraaf van het jaarverslag wordt gerapporteerd over de bij de programmabegroting bepaalde onderwerpen aangaande de bedrijfsvoering alsmede over nieuwe ontwikkelingen.
Met het oog op de afzonderlijke rapportagestructuur worden de grondexploitaties als een financieel gesloten exploitatie beschouwd. Dit houdt in dat het college bij het opmaken van de gemeentelijke jaarrekening het exploitatieresultaat van de grondexploitaties reeds een bestemming kan geven. Het resultaat op de grondexploitaties wordt, tenzij anders is bepaald, verrekend met de algemene reserve gebiedsontwikkeling.
Titel 4. Financiële organisatie en administratie
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
Het college draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van een aantal bedrijfsonderdelen en/of een aantal bedrijfsprocessen op juistheid, volledigheid en tijdigheid van de bestuurlijke informatievoorziening, de rechtmatigheid van beheershandelingen en op de toepassing van gemeentelijke regelingen. Het college treft maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.
Artikel 26. Aanbesteding en inkoop
Het college draagt zorg voor en legt (in een besluit) vast de interne regels (protocol) voor de inkoop en aanbesteding van werken, leveringen, en diensten. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels terzake van de Europese Unie en daaruit afgeleide Nederlandse aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten.
Artikel 1 betreft het begrippenkader voor deze verordening.
De raad legt op basis van dit artikel een belangrijk deel van de infrastructuur van de programmabegroting vast, evenals het daarin opgenomen beleid waarop de raad wil sturen en controleren.
De gemeenteraad bepaalt zelf het aantal en de inhoud van de hoofdstukken van de programmabegroting en kan daardoor de begrotingsopzet aanpassen aan de eigen politiek-bestuurlijke wensen. Het verdient de voorkeur (ook vanwege de vergelijkbaarheid van begrotingsjaren) de gewenste indeling voor meerdere jaren vast te stellen, bijvoorbeeld voor een gehele raadsperiode. Indien daartoe aanleiding is, kan de raad de indeling wijzigen.
In de programmabegroting worden ook de investeringen opgenomen. Met het voorstel aan de raad om in te stemmen met het ten uitvoer brengen van het investeringsplan in de programmabegroting wordt niet beoogd één of meerdere jaarschijven van het investeringsplan te laten vaststellen, maar de investeringen als zodanig te laten voteren.
De vervangingsinvesteringen in bedrijfsmiddelen verlopen in principe budgetneutraal. Alleen als kapitaallasten van het nieuwe bedrijfsmiddel hoger zijn dan de vrijvallende kapitaallasten van de oude bedrijfsmiddelen wordt in de programmabegroting een mutatie opgenomen.
Artikel 3. Tussentijdse rapportage en informatie
Artikel 3 formaliseert een deel van de controletaak van de raad. Op basis van deze tussentijdse informatie kan de raad de uitvoering van de programmabegroting volgen en besluiten of bijsturing nodig is. De raad autoriseert het college met het vaststellen van de programmabegroting op hoofdlijnen voor het door het college uit te voeren beleid. Hiermee worden alle afzonderlijke verplichtingen die in de programma’s besloten liggen in materiële zin oftewel financieel geaccordeerd.
Bij de uitvoering van de programmabegroting geldt voor het college de informatieplicht uit het vierde lid artikel 169 Gemeentewet. Bij het aangaan van verplichtingen of het uitoefenen van bevoegdheden door het college met ingrijpende gevolgen voor de gemeente moet het college eerst het gevoel van de raad inwinnen.
De jaarrekening is het sluitstuk van de begrotingscyclus, de verantwoording over de begrotingsuitvoering door het college, c.q. de controle van de raad daarop. Basis daarvoor is de productenrealisatie.
Het tweede lid geeft de criteria aan voor budgetoverheveling. Bij sub b wordt aangegeven dat de uit te voeren werkzaamheden worden ingebed in de planning van het nieuwe jaar. Als gevolg hiervan kan een budget in beginsel niet voor een tweede achtereenvolgend jaar in aanmerking komen voor overheveling.
Artikel 5. Wijziging van de begroting
Na het vaststellen van de begroting hebben raad en college ook te maken met begrotingswijzigingen. Het gaat hierbij om mutaties van de begroting die worden veroorzaakt door budgetverschuivingen tussen doelstellingen, voorstellen zonder dekking en stortingen of onttrekkingen aan een reserve. Het college besluit over wijzigingen die zich afspelen binnen één doelstelling (voor bestemming).
Er zijn drie soorten begrotingswijzigingen:
Bij de programmabegroting, tussentijdse rapportages en jaarstukken wordt door het college een begrotingswijziging aangeboden met de mutaties die het gevolg zijn van deze cyclusdocumenten. Naast deze begrotingswijzigingen worden ook de algemene begrotingswijzigingen (ARB’s) verwerkt. Dit zijn budgetneutrale mutaties die voortkomen uit een voorstel of besluit waarvan de financiële consequenties niet leiden tot aanpassing van het begrotingssaldo en waardoor de beleidsdoelstellingen in de lopende begroting niet worden beïnvloed (bijvoorbeeld correcties op eerdere begrotingswijzigingen en personeelsvoorstellen).
Artikel 6. De financiële positie
De raad geeft in dit artikel de uitgangspunten aan die het college voor de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen moet volgen.
Artikel 7. Vaste activa: investeringscalculatie, waardering & afschrijving
Artikel 7 eerste lid bepaalt, dat het college vierjaarlijks een geactualiseerde nota over de Investeringen ter behandeling en vaststelling door de raad aanbiedt. Kaderstellend is de nota “Investeringen, reserves en voorzieningen van eind 2010”. Door middel van deze nota stelt de raad inhoudelijke kaders en de spelregels vast. De verordening moet volgens artikel 212 Gemeentewet in elk geval bevatten de “regels voor waardering en afschrijving activa”. De vaste activa worden verplicht ingedeeld in immateriële vaste activa, materiele vaste activa en financiële vaste activa. Voordat sprake is van waardering en afschrijving is een beslissing genomen over de investering.
Het tweede lid bepaalt, dat investeringen, in relatie tot vastgoed, in principe volgens de netto contante waarde methode worden gecalculeerd. Daarbij wordt rekening gehouden met alle ontvangsten en alle uitgaven van een actief gedurende de levensduur daarvan, rekening houdend met het tijdsaspect en een disconteringsvoet.
Het derde lid bepaalt, dat de kosten voor het afsluiten van geldleningen onder een grensbedrag van € 100.000 ineens ten laste van het resultaat worden gebracht. Bij hogere bedragen is de maximale afschrijvingstermijn gelijk aan de looptijd van de lening, of de eventueel kortere economische levensduur van het activum waarvoor de lening is afgesloten.
Het vierde lid bepaalt dat de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling in relatie tot een bepaald actief mogen worden geactiveerd en afgeschreven. Dit is conform het Besluit Begroting en Verantwoording.
Het vijfde lid bepaalt de reikwijdte van het begrip investeringen.
Het zesde lid bepaalt dat waar vervanging, groot onderhoud of renovatie na afloop van de levensduur van een actief aan de orde is, de vrijkomende afschrijftermijnen als dekkingsmiddel beschikbaar blijven om zodoende de mogelijkheid te hebben om te kunnen vervangen. Aanvullende dekking is dan slechts noodzakelijk voor de gestegen kosten van vervangen ten opzichte van de initiële investering. Vervanging na afloop van de afschrijftermijnen moet met ratio plaatsvinden: een actief wordt voorzover economisch rationeel zo lang mogelijk instandgehouden.
Het zevende lid bepaalt dat investeringen met een geringe, niet inzichtverstorende waarde, niet verplicht geactiveerd behoeven te worden.
Het achtste en het negende lid vloeien rechtstreeks voort uit het Besluit Begroting en Verantwoording.
Het tiende lid bepaalt dat –een deel van– de opbrengst uit grondexploitaties gezien wordt als een op die investering in mindering te brengen bijdrage van derden. Uiteindelijk vindt daardoor verrekening met de algemene reserve gebiedsontwikkeling plaats. Ditzelfde principe is bij grondexploitaties ook van toepassing op de investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut.
Het elfde lid bepaalt dat investeringen in de openbare ruimte geactiveerd worden na verrekening van beschikbare reserves.
Het twaalfde lid houdt in dat investeringen in gebouwen worden opgesplitst in componenten die naar gebruiksduur van de betreffende componenten worden afgeschreven. Zo wordt op de aangekochte grond onder een gebouw niet afgeschreven.
Het dertiende lid en het veertiende lid geven de afschrijftermijnen per categorie activa weer. Voor het rioleringsstelsel gelden enkele specifiek technische componenten als rioleringsbuizen, gemalen en rioolwaterzuiveringsinstallaties. In het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) zijn voor deze componenten de afschrijftermijnen opgenomen.
Het vijftiende lid en het zestiende lid geven de afschrijftermijnen voor het renovatie weer.
Het zeventiende lid bepaalt dat in beginsel de activa in jaarlijks gelijke termijnen, lineair, worden afgeschreven gedurende de gebruiksduur. Als uitzondering op deze regel kan voor de bedrijfsmiddelen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten de annuïtaire methode toegepast worden. Met name moet daarbij gedacht worden aan het investeren in gebouwen en gebouwgebonden installaties. De annuïtaire systematiek geeft een jaarlijks gelijke kapitaallast die als zodanig eenvoudig inpasbaar is in de exploitatieopzet van de betreffende bedrijfsmatige activiteit.
Het achttiende lid en het negentiende lid vloeit rechtstreeks voort uit het Besluit Begroting en Verantwoording.
Het twintigste lid geeft beheerste flexibiliteit aan ten aanzien van diverse leden van dit artikel.
Artikel 8. Voorziening voor oninbare vorderingen
Artikel 8 geeft de regels voor de bepaling van de hoogte van de voorziening voor oninbare vorderingen. Voor het bepalen van de hoogte van de voorziening is in dit artikel gekozen voor een scheiding in de bulkfacturen van de gemeente en de overige facturen. Voor de bulkfacturen van gemeenten wordt een voorziening getroffen op basis van een in te schatten percentage van oninbaarheid, omdat individuele beoordeling ondoenlijk is.
Artikel 9. Reserves en voorzieningen
Een belangrijk beleidsmatig aspect betreft de omvang van het eigen vermogen van een gemeente. Artikel 9 eerste lid bepaalt, dat het college vierjaarlijks een geactualiseerde nota over de reserves en voorzieningen ter behandeling en vaststelling door de raad aanbiedt. Kaderstellend is de nota “Investeringen, reserves en voorzieningen van eind 2010”. Door middel van deze nota stelt de raad inhoudelijke kaders en de spelregels vast. Inhoudelijke kaders stellen voor voorzieningen is overigens veelal niet aan de orde, omdat voorzieningen een verplichtend karakter kennen.
Via het tweede lid en het derde lid wordt aangegeven dat de raad met de nota reserves en voorzieningen de spelregels vaststelt die gelden voor het gebruik van reserves en voorzieningen. De kaders zijn in de verordening vastgesteld.
In het derde lid van dit artikel wordt aangegeven dat het college, onder bepaalde voorwaarden, zelfstandig bevoegd is om een onttrekking te doen aan een bestemmingreserve, zonder dat daarvoor een voorstel tot wijziging van de begroting aan de raad moet worden voorgelegd.
Het vierde lid geeft aan dat het college de raad achteraf, in de tussentijdse rapportage of jaarrekening, over de onttrekkingen moet informeren.
Via het vijfde lid wordt bepaald, dat parkeren, reiniging, riolering en grondexploitaties een financieel gesloten systeem vormen. Dit betekent, dat de verrekening van het resultaat van deze onderdelen met de betreffende bestemmingsreserve rechtstreeks plaatsvindt en niet via de algemene bestemming van het resultaat bij de jaarrekening.
Het zesde lid geeft aan dat het resultaat van het vastgoedbedrijf wordt verrekend met de hiervoor ingestelde egalisatiereserve. De definitie van een financieel gesloten systeem is hier niet van toepassing.
Artikel 10. Kostprijsberekening
In artikel 10 is de grondslag voor de bepaling van heffingen en tarieven neergelegd, zoals dat door artikel 212, tweede lid, sub b Gemeentewet wordt geëist. De grondslag voor de hoogte van heffingen en tarieven is namelijk politieke besluitvorming door de raad op basis van de geraamde hoeveelheden en de geraamde kosten. Kostprijzen laten zich op vele manieren berekenen. In dit artikel worden uitgangspunten voor de bepaling van de kostprijzen gegeven.
Artikel 229b, tweede lid, Gemeentewet stelt, dat bijdragen aan bestemmingsreserves en voorzieningen voor noodzakelijke vervanging van de betrokken activa voor bepaling van de geraamde kostprijs en dus voor de bepaling van het tarief of de heffing mogen worden meegenomen. Daarnaast hanteert de gemeente het mechanisme van rentetoerekening over de reserves en de voorzieningen aan in gebruik zijnde kapitaalgoederen. Artikel 9, tweede lid van de verordening bepaalt, dat deze beide kosten ook daadwerkelijk worden meegenomen voor de berekening van de geraamde kostprijs.
Op grond van het tweede lid moeten ook worden meegenomen de kosten compensabele BTW voor rioolheffing, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing. De programmabegroting en jaarstukken zijn exclusief de compensabele BTW. Voor dit soort heffingen is echter in de wet bepaald dat ze wel meegenomen mogen worden in de kostprijsberekening, omdat de gemeente deze kosten wel heeft, ook al wordt de BTW gecompenseerd.
Het rentepercentage van de toerekening van kapitaallasten is van invloed op de lasten, maar ook van invloed op de kostprijs. De rentelasten worden berekend door de zogenaamde rente-omslagmethode. Bij de renteomslag van de kapitaallasten is toerekening van de bespaarde rente over het eigen vermogen toegestaan.
Artikel 11. Financieringsfunctie
De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de operationele kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 het expliciete voorschrift dat de verordening een onderdeel over de financieringsfunctie heeft. Het gaat om de kaders voor het uitvoeren van de financieringsfunctie. De uitvoering van de financieringsfunctie komt aan de orde in de financieringsparagraaf in de programmabegroting en de rekening zoals die in het Besluit begroting en verantwoording is voorgeschreven. In aanvulling hierop stelt het college een treasurystatuut op dat protocollen bevat voor de dagelijkse uitvoering. Het Treasurystatuut wordt eens in de vier jaar aan de raad ter kennisname voorgelegd. Kaderstellend is nu het Treasurystatuut van 2009.
De kasgeldlimiet en de renterisiconorm zijn wettelijk geregeld. Overschrijding is in beginsel niet toegestaan. Gedeputeerde staten van de provincie moeten in hun hoedanigheid van toezichthouder ingrijpen, als de kasgeldlimiet meer dan drie kwartalen wordt overschreden, maar kunnen onder bijzondere omstandigheden een tijdelijke overschrijding tolereren. Bij overschrijding kan de gemeente worden geconfronteerd met preventief toezicht op het sluiten van kortlopende (kasgeldlimiet) of langlopende (renterisiconorm) leningen. De raad wordt daarom wanneer overschrijding dreigt van de renterisiconorm daarover door het college geïnformeerd. Bij een dreiging van de overschrijding van de kasgeldlimiet van meer dan drie opeenvolgende kwartalen zal het college de raad daarover inlichten in het derde kwartaal van overschrijding.
Artikel 12. Registratie bezittingen, activa en vermogen
Voor een goed beeld van de financiële positie is een volledige registratie van de gemeentelijke bezittingen onontbeerlijk. Om dit te borgen zal het college de registratie periodiek controleren en bij afwijkingen maatregelen tot herstel te treffen.
Artikel 229b Gemeentewet en artikel 15.33 Wet milieubeheer stellen randvoorwaarden aan de hoogte van de meeste tarieven en heffingen. Behalve tarieven voor het geven van vermakelijkheden en belastingen mogen de tarieven en heffingen niet het bedrag van de geraamde kostprijs te boven gaan. Voor het vaststellen van de hoogte van de verschillende tarieven en heffingen heeft de raad dus de geraamde kostprijs per tarief c.q. heffing nodig.
Het college draagt daarom zorg voor een actueel overzicht van de tarieven, heffingen, prijzen en kosten per verstrekte dienst. Het college geeft aan de raad jaarlijks inzicht in de mate van kostendekking voor de door de gemeente verstrekte diensten, waarover de tarieven, en heffingen in rekening worden gebracht
Het laatste lid regelt over welke feiten aangaande de lokale lasten de raad in elk geval in de verplichte paragraaf lokale heffingen bij de programmabegroting en jaarstukken wordt geïnformeerd.
Artikel 14. Weerstandsvermogen en risicomanagement
Een gemeente loopt risico’s. Deze risico’s zijn van uiteenlopende aard. Tegen een deel van deze risico’s kan een gemeente zich verzekeren, of er moeten voorzieningen worden gevormd, of ze kunnen anderszins worden opgevangen. Voor een deel van de risico’s is dit echter niet het geval. Daarnaast kiezen gemeenten er soms voor om voor bepaalde verzekerbare risico’s eigen risicodrager te worden door zich bewust niet voor deze risico’s te verzekeren.
De niet verzekerde risico’s hebben, als ze zich voordoen, (grote) financiële consequenties. Het is dus zaak voor een gemeente, dat ze zich bewust is van de risico’s die ze loopt, en ze beheerst. Het uitsluiten van risico’s is echter niet mogelijk. Niet verzekerde risico’s die zich voordoen, moet de gemeente opgevangen met het eigen vermogen, door belastingverhoging of door beleidsmatige ombuigingen op de programmabegroting.
Het eerste lid van artikel 14 vereist dat het college zorg draagt voor een adequaat risicomanagement. Het tweede lid regelt over welke risico’s en hun financiële consequenties de raad in de verplichte paragraaf weerstandsvermogen van de programmabegroting en de jaarstukken moet worden geïnformeerd.
Artikel 15. Onderhoud kapitaalgoederen
Het college is verantwoordelijk voor (meerjarige) beheersplannen voor het onderhoud aan de verschillende categorieën kapitaalgoederen.
In het tweede lid van artikel 15 wordt aangegeven over welke feiten aangaande het financieel beheer van het onderhoud van kapitaalgoederen de raad in de verplichte paragraaf onderhoud kapitaalgoederen bij de programmabegroting en jaarstukken in elk geval geïnformeerd wordt. De paragraaf geeft inzicht in beleidsuitgangspunten, toekomstige ontwikkelingen en de bijbehorende financiële prognoses. Het gaat om de samenhang tussen het vastgestelde beleid (beheerplannen), huidige kwaliteitsniveaus en beschikbaar budget. Tevens wordt aangegeven of de huidige reserves of voorzieningen toereikend zijn voor de toekomstige lasten.
De basis voor dit artikel is gelegen in artikel 10. Artikel 17 regelt over welke feiten inzake het financieel beheer van de financieringsfunctie de raad in elk geval in de verplichte paragraaf financiering bij de programmabegroting en jaarstukken wordt geïnformeerd.
Het domein van de ambtelijke organisatie is de verantwoordelijkheid van het college. Beleid op dit gebied wordt in de eerste plaats vormgegeven door het college. In de bedrijfsvoeringsparagraaf wordt ingegaan op de tijdelijke en actuele onderwerpen die aandacht behoeven. In aanvulling hierop wordt gerapporteerd over de voortgang van de onderzoeken naar doelmatigheid en doeltreffendheid.
Artikel 18. Verbonden partijen
Artikel 18 eerste lid bepaalt, dat het college vierjaarlijks een geactualiseerde nota over de gemeentelijke deelnemingen ter behandeling en vaststelling door de raad aanbiedt. Kaderstellend is nu de nota “deelnemingenbeleid van oktober 2006”. Door middel van deze nota stelt de raad inhoudelijke kaders en de spelregels vast.
Het tweede en derde lid stellen regels aan de verantwoordingsinformatie over de verbonden partijen. Basis daarvoor is de paragraaf verbonden partijen in programmabegroting en rekening. In de programmabegroting en in de jaarstukken wordt in de paragraaf verbonden partijen specifiek ingegaan op nieuwe verbonden partijen, het beëindigen van bestaande verbonden partijen, het wijzigen van bestaande verbonden partijen en eventuele problemen bij bestaande verbonden partijen
Daar de programmabegroting, jaarstukken en nota’s openbare stukken zijn, kan vermelding van bepaalde in de verordening vereiste informatie de belangen van de gemeente schaden. We kunnen bijvoorbeeld denken aan het voornemen om een financieel belang af te stoten, wat in bepaalde situaties de onderhandelingspositie van de gemeente aantast. Deze gegevens neemt men vanzelfsprekend niet herkenbaar op in de programmabegroting, jaarstukken en openbare nota’s. Ingevolge het Besluit begroting en verantwoording zal een lijst van verbonden partijen worden bijgehouden.
Een belangrijke uitgaande middelenstroom, die de kaderstellende rol en het budgetrecht van de raad raakt, betreft de verstrekking van gemeentelijke subsidies. Vanwege dit financiële belang is er voor gekozen hiervoor de systematiek te volgen van een afzonderlijke paragraaf bij de begroting en de jaarstukken. De paragraaf subsidies is geen wettelijke verplichting, maar is wel van belang om gemeentebreed inzicht te geven in de subsidiegeldstromen en ontwikkelingen in de gemeentelijke subsidierelaties.
De Delftse subsidiesystematiek bestaat uit een door de gemeenteraad vastgesteld Beleidskader voor de subsidiesystematiek, de Kaderverordening Subsidies Delft en daarnaast de door het college vastgestelde nadere uitvoeringsregels, zoals bijv. de beleidsregel Maatschappelijke activiteiten. Artikel 19 regelt, dat de raad eens in de 4 jaar een geactualiseerd Beleidskader ontvangt.
Een belangrijke taak van een gemeente is het daadwerkelijk ingrijpen in de ruimtelijke ordening van een gemeente door zelf vastgoedlocaties te (laten) ontwikkelen. De uitgangspunten van het financieel beleid ten aanzien van het grond- en vastgoedbedrijf horen bij de raad thuis.
Artikel 20 eerste lid regelt, dat het college jaarlijks het geactualiseerde Meerjarenprogramma Grondontwikkeling (MPG) aan de raad aanbiedt ter behandeling en vaststelling. Op basis van deze nota kan de raad de kaders vaststellen voor het toekomstig grond- en vastgoedbeleid. Tevens wordt bepaald, dat een tussentijdse rapportage wordt uitgebracht over het MPG. Dit gebeurt in de vorm van het T-MPG, gelijktijdig met de 2e beheersrapportage.
Het tweede lid van artikel 20 verwijst naar de verplichte paragraaf grondbeleid bij de programmabegroting, de jaarstukken en het MPG. Daar de programmabegroting, jaarstukken en nota’s openbare stukken zijn, kan vermelding van bepaalde in de verordening geëiste informatie de belangen van de gemeente schaden. Dergelijke informatie kan de (onderhandelings-)positie van de gemeente schaden. Zulke gegevens worden niet herkenbaar opgenomen in de programmabegroting, jaarstukken en openbare nota’s.
Het derde lid van artikel 20 verwijst naar de inhoud van het MPG.
Via het vierde lid wordt bepaald, dat de grondexploitaties een financieel gesloten systeem vormen. En dat de verrekening van het resultaat van de grondexploitaties met de betreffende reserve rechtstreeks plaatsvindt en niet via de algemene bestemming van het resultaat bij de jaarrekening.
Via het vijfde lid wordt bepaald dat de verrekening van het resultaat van het vastgoedbedrijf met de betreffende reserve rechtstreeks plaatsvindt en niet via de algemene bestemming van het resultaat bij de jaarrekening.
Delft heeft voor het realiseren van zijn doelstellingen de regio nodig en de regio heeft Delft nodig. Voor de stadskracht van Delft is regionale samenwerking van groot belang. Vanwege het gemeentebrede belang van deze ontwikkeling is er voor gekozen hiervoor de systematiek te volgen van een afzonderlijke paragraaf bij de begroting en de jaarstukken. De paragraaf regiozaken is geen wettelijke verplichting, maar is van belang om gemeentebreed inzicht te geven in de ontwikkeling van de integrale strategie voor de regio, met de actuele stand van zaken en de ontwikkelingen in de regionale samenwerkingsagenda voor Delft.
In dit artikel worden de kaders gegeven voor de inrichting van de administratie van de gemeente. In hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens moeten worden vastgelegd en aan welke eisen de vastgelegde gegevens moeten voldoen. Deze verordening regelt niet – inherent aan het dualisme – de regels en activiteiten die daarvoor in de uitvoering nodig zijn. Dat is een taak van het college.
Artikel 23. Financiële administratie
Een belangrijk onderdeel van de administratie is de financiële administratie. Bij algemene maatregel van bestuur stelt het Rijk eisen aan de verantwoordingsinformatie van gemeenten. In het Besluit begroting en verantwoording zijn onder andere waarderingsgrondslagen, balansindeling en verplicht op te leveren financiële gegevens vastgelegd. Vanuit de financiële administratie moeten gegevens worden aangeleverd voor de financiële verantwoordingsinformatie aan de raad, maar ook aan gedeputeerde staten, in hun rol als toezichthouder, het rijk, de Europese Unie etc.
Het college zal voor de inrichting van de financiële organisatie maatregelen laten treffen door de organisatie op het gebied van interne controle, bijvoorbeeld een adequate functiescheiding. Voor een goede interne controle zijn aanvullende onderzoeken nodig. Op grond van de uitkomsten van de onderzoeken worden bij tekortkomingen maatregelen tot herstel getroffen, waarbij de raad over de uitkomsten van de onderzoeken en de eventuele maatregelen tot herstel op de hoogte wordt gebracht. De genoemde onderzoeken in dit artikel omvatten niet de interne onderzoeken van het college naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur. Regels voor deze interne onderzoeken zijn opgenomen in de verordening artikel 213a Gemeentewet.
Artikel 25. Financiële organisatie
In dit artikel worden uitgangspunten voor de inrichting van de financiële organisatie gegeven, waaraan het college bij het stellen van regels voor de ambtelijke organisatie invulling zal geven.
Artikel 26. Aanbesteding en inkoop
De inkoop en de aanbesteding van werken, leveringen en diensten zijn belangrijke en kwetsbare activiteiten die een groot budgettair effect kunnen hebben. Het hanteren van een protocol is naast de desbetreffende administratieve aspecten ook te zien als een vorm van risicobeheersing. De aansprakelijkheid kan worden beperkt en er wordt jegens derden rechtszekerheid gecreëerd. Artikel 26 legt aan het college de zorg op om regels op te stellen voor de aanbesteding van werken en inkoop van goederen en diensten. De regelgeving van de Europese Unie dient daarbij nageleefd te worden. Doordat de regels worden vastgelegd kan de accountant bij zijn controle van de jaarstukken nagaan of de interne regels (en de Europese regelgeving) zijn nageleefd, het is een onderdeel van de rechtmatigheidstoets. De accountant beoordeelt hiervoor eveneens het systeem van interne regels.
Deze verordening treedt in de plaats van de vorige verordening die is opgesteld op grond van het artikel 212 Gemeentewet.
In dit artikel wordt de naam gegeven, waarmee men in de gemeentelijke stukken naar deze verordening kan verwijzen.