Organisatie | Stadskanaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Handhaving- en sanctiebeleid betreffende de kwaliteitseisen kinderopvang en peuterspeelzalen Stadskanaal 2012 |
Citeertitel | Handhaving- en sanctiebeleid betreffende de kwaliteitseisen kinderopvang en peuterspeelzalen Stadskanaal 2012 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de regeling Handhaving kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzaalwerk gemeente Stadskanaal 2010.
Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen gemeente Stadskanaal
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-02-2012 | nieuwe regeling | 17-01-2012 De Kanaalstreek, 25-01-2012 | BW, 17-01-2012, nr. 6 |
De gemeente hanteert het Afwegingsmodel Handhaving Kinderopvang bij het uitvoeren van de handhavingacties die nodig zijn als een houder van een kindercentrum, een gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of een peuterspeelzaal niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (kortweg aangeduid als Wet kinderopvang) en de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen (verder: Beleidsregels kwaliteit ) van de staatssecretaris van OCW. In het model zijn de algemene stappen opgenomen die de gemeente kan hanteren bij het overtreden van de kwaliteitseisen.
Handhaving is maatwerk en zal in elke situatie apart afgewogen moeten worden. Proportionaliteit is daarbij van belang. Daardoor zijn niet automatisch alle genoemde stappen onverkort van toepassing op een geconstateerde overtreding, maar zal telkens afgewogen worden of toepassing onder meer proportioneel is.
Dit afwegingsmodel heeft als basis de model(inspectie)rapporten van de GGD. De tekst van het rapport en het afwegingsmodel is gelijk. Voor de leesbaarheid van het afwegingsmodel zijn de meeste voetnoten die in het modelrapport zijn opgenomen ten behoeve van de inspectie in het afwegingsmodel verwijderd. Dit betekent echter niet dat de toelichtingen in de voetnoten niet van overeenkomstige toepassing zijn op de bepalingen van het afwegingsmodel.
Het gemeentelijke handhavingtraject begint direct na ontvangst van het inspectierapport van de GGD. De GGD geeft in het rapport een handhavingadvies aan de gemeente. In het rapport is het ‘Overzicht bevindingen toezichthouder per inspectiedomein’ de basis voor het afwegen van de te ondernemen handhavingactie. In dit overzicht beschrijft de toezichthouder per domein de context van de voorwaarden waar de houder niet aan voldoet. Ook de resultaten van eventueel door de inspecteur toegepast overleg en overreding worden hierin genoemd. De gemeente kan de aangegeven verzwarende of verzachtende omstandigheden, de inspanning van de houder etc. mee laten wegen bij het beoordelen van de te nemen handhavingactie.
De gemeente kan in bijzondere gevallen, voordat de eerste juridische stap van aanwijzing wordt gezet, overwegen eerst een schriftelijke waarschuwing te geven. Ook kan overwogen worden eerst op basis van mondelinge overreding de houder te bewegen de overtreding te herstellen. Zowel de waarschuwing als de overreding hebben geen juridische status en betekenen daarom een uitstel van het handhavingtraject.
Zolang afdeling 2.2 en art 2.20 Wko niet in werking zijn getreden, is het handhavingsbeleid voor peuterspeelzalen (hoofdstuk 5 van dit afwegingsmodel) nog niet van toepassing. Zodra deze artikelen wel in werking treden, treedt op datzelfde moment ook het handhavingsbeleid peuterspeelzalen inwerking.
Paragraaf 2 Verschillende soorten sancties
Binnen de handhaving kunnen 2 typen sancties onderscheiden worden, te weten herstellende sancties en bestraffende sancties. Deze typen sancties bestaan naast elkaar en derhalve kunnen sancties van een verschillend type tegelijkertijd worden opgelegd.
In artikel 5:2 Awb wordt bepaald wat onder een herstellende sanctie wordt verstaan. Hieronder wordt verstaan: een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding.
Hieruit volgt dat het doel van de herstellende sanctie dus ook met name gelegen is in het voorkomen van voortduren van de overtreding en/of herhaling in de toekomst. Bestraffing van reeds begane overtredingen kan via de bestraffende sanctie (zie hieronder)
Welke herstellende sancties worden er onderscheiden binnen dit handhavingsbeleid?
Dit is een handhavingsmiddel dat in spoedeisende gevallen door de GGD-inspecteur direct tijdens een inspectie ingezet kan worden. Omdat het middel door de GGD-inspecteur wordt ingezet en niet door het college van burgemeester en wethouders wordt dit bevel in onderhavig Afwegingsmodel niet nader genoemd. Inzet van dit middel wordt door de GGD-inspecteur bepaald. De GGD geeft alleen een bevel indien hij van mening is dat de kwaliteit bij een kindercentrum of peuterspeelzaal zodanig tekortschiet dat het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden. Ingeval van overtredingen met een lage of gemiddelde prioritering zal hier niet snel sprake van zijn.
Het college van B&W van de gemeente waarin zich een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang, een gastouderbureau of een peuterspeelzaal bevindt dat de bij of krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3, of hoofdstuk 2, afdeling 2, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen”) niet of in onvoldoende mate naleeft, kan de houder een schriftelijke aanwijzing geven.
In een aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder genomen dienen te worden.
Bij een aanwijzing wordt de houder een hersteltermijn gegeven. De hersteltermijn wordt bepaald door de zwaarte van de prioritering. De hersteltermijn in dit model wordt aangegeven in een bandbreedte. De handhaver geeft per concreet geval de exacte hersteltermijn aan. Na het verstrijken van een hersteltermijn dient de overtreding beëindigd te zijn. Ter controle hiervan kan de handhaver schriftelijke bewijsstukken opvragen dan wel de GGD de opdracht geven voor een herinspectie. Is de overtreding niet beëindigd, dan zal een volgende stap worden ingezet.
Onder last onder dwangsom wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit.
Of eventueel Last onder bestuursdwang
Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding op te lossen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden. Omdat in het kader van handhaving kinderopvang de overtredingen zich maar in zeer beperkte mate lenen voor toepassing van bestuursdwang, is de optie last onder bestuursdwang op een enkele overtreding na niet opgenomen. Echter, op grond van het bestuursrecht geldt dat in die gevallen waarin last onder dwangsom mogelijk is, ook bestuursdwang kan worden toegepast indien de gemeente de overtreding daardoor zelf kan doen beëindigen.
Het college van B&W kan de houder verbieden de exploitatie van een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang, een gastouderbureau of de instandhouding van een peuterspeelzaal voort te zetten, zolang hij een bevel of aanwijzing niet opvolgt en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is.
Ook kan het college van burgemeester en wethouders de houder verbieden dat kindercentrum, die voorziening voor gastouderopvang, dat gastouderbureau of die peuterspeelzaal in exploitatie te nemen, zolang niet of niet langer aan de kwaliteitseisen uit hoofdstuk 1, afdeling 3, paragraaf 2 of hoofdstuk 2, afdeling 2, paragraaf 2 is voldaan.
Stap 4 verwijdering uit landelijk register
Er zijn verschillende gronden waarop het college een voorziening uit het register kinderopvang kan verwijderen:
indien uit een GGD-inspectie is gebleken dat de houder naar verwachting niet dan wel niet langer voldoet aan de bij en krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3 of hoofdstuk 2, afdeling 2, paragrafen 2 en 3 van de Wko gegeven voorschriften;
Vanaf het moment dat een kindercentrum (dagopvang of BSO), een voorziening voor gastouderopvang, een gastouderbureau of een peuterspeelzaal is verwijderd uit het register, is er geen sprake meer van kinderopvang in de zin van de wet. Voortzetten van exploitatie leidt tot illegale kinderopvang en tot een boete op basis van overtreding van de Wet op de economische delicten .
Doordat een kindercentrum (dagopvang of BSO), een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau uit het register is verwijderd, wordt ook grond voor het recht op kinderopvangtoeslag voor vraagouders beëindigd.
Verloop herstellend handhavingstraject
Een herstellend handhavingstraject verloopt in beginsel volgens de hierboven beschreven stappen. Er kunnen zich echter situaties voordoen, waarin het naar beoordeling van het college van B&W gerechtvaardigd is om, gezien de aard en/of ernst van de overtreding, bepaalde stappen ‘over te slaan’ en direct over te gaan tot inzet van een zwaardere sanctie. Eén van de situaties waarin dit zich kan voordoen is recidive.
In artikel 5:2 Awb wordt bepaald wat onder een bestraffende sanctie wordt verstaan. Hieronder wordt verstaan: een bestuurlijke sanctie voor zover deze beoogt de overtreder leed toe te voegen.
Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang is de bestuurlijke boete.
Een bestuurlijke boete kan apart maar ook gelijktijdig met een herstellend handhavingstraject worden opgelegd.
Bij kindercentra, voorzieningen voor gastouderopvang en gastouderbureau’s
Op grond van artikel 1.72 Wko is het college van B&W bevoegd terzake een aantal overtredingen een bestuurlijke boete op te leggen. Een bestuurlijke boete mag ten hoogste € 45.000 bedragen.
Het opleggen van een bestuurlijke boete acht het college van B&W in ieder geval aangewezen in de volgende situaties:
In geval van overtreding van een of meer van de bepalingen bij of krachtens de artikelen 1.45 tot en met 1.60a Wko (hoofdstuk 1 afdeling 3 Kwaliteit kindercentra, voorzieningen voor gastouderopvang en gastouderbureau’s);
In geval de houder een opgelegde aanwijzing of bevel (art 1.65 WKo ) niet nakomt;
In geval de houder een kinderopvangcentrum blijft exploiteren terwijl op grond van artikel 1.66 Wko aan hem een exploitatieverbod is opgelegd;
In geval de houder weigert zijn medewerking te verlenen aan een toezichthouder (5:20 Awb );
In geval een houder een afspraak als bedoeld in artikel 167 Wet op het primair onderwijs niet nakomt.
Gastouders vallen ook volledig onder het regime van toezicht en handhaving en daarbij is ook de mogelijkheid om een bestuurlijke boete op te leggen van toepassing. Omdat echter een gastouder toch een bijzondere vorm van opvang is, is ervoor gekozen niet vooraf in dit model boetebedragen te noemen in het domein ‘gastouderopvang’. Indien een gemeente een overtreding van een gastouder wil sanctioneren met een bestuurlijke boete, zal in dat geval het boetebedrag bepaald worden, met inachtneming van de algemene bepalingen hieromtrent in dit handhavingsbeleid. Daarbij kan bijvoorbeeld een relatie worden gelegd met de boetebedragen zoals die zijn bepaald binnen de kinderopvang.
Voor peuterspeelzalen geldt dat de mogelijkheid om een bestuurlijke boete op te leggen, is bepaald in artikel 2.27 Wko . Dit artikel bepaalt dat een bestuurlijke boete alleen opgelegd kan worden aan niet-gesubsidieerde peuterspeelzalen. Dit betekent dat het onderdeel ‘bestraffende sanctie’ in dit Afwegingsmodel alleen van toepassing is op niet-gesubsidieerde peuterspeelzalen.
Op grond van artikel 2.28 Wko is het college van B&W bevoegd terzake een aantal overtredingen een bestuurlijke boete op te leggen. Een bestuurlijke boete mag ten hoogste € 45.000 bedragen.
Het opleggen van een bestuurlijke boete acht het college in ieder geval aangewezen in de volgende situaties:
In geval van overtreding van een of meer van de bepalingen bij of krachtens de artikelen 2.2 tot en met 2.13 Wko (hoofdstuk 2 afdeling 2 Kwaliteit peuterspeelzalen);
In geval de houder een opgelegde aanwijzing of bevel (art 2.23 WKo ) niet nakomt;
In geval de houder een peuterspeelzaal in stand blijft houden terwijl op grond van artikel 2.24 Wko de voortzetting van de instandhouding is verboden;
In geval de houder weigert zijn medewerking te verlenen aan een toezichthouder (5:20 Awb );
In geval een houder een afspraak als bedoeld in artikel 167 Wet op het primair onderwijs niet nakomt.
Wanneer wordt een boete opgelegd?
Wanneer geen bestuurlijke boete?
Het college van B&W legt geen boete op indien:
De in dit model genoemde boetebedragen zijn richtlijnen. Per geconstateerde overtreding zal bepaald moeten worden of het genoemde boetebedrag proportioneel is. Het college van B&W stemt de bestuurlijke boete af op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Het college van B&W houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.
Boeteverhogende en boeteverlagende omstandigheden
In het geval de overtreder in de afgelopen drie jaar al eerder is beboet voor eenzelfde type overtreding kan het college van B&W de boete verhogen. Daarbij is irrelevant of de in het verleden gepleegde overtreding(en) al dan niet betrekking hadden op hetzelfde kindercentrum, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of peuterspeelzaal waarvoor de nieuwe boete wordt opgelegd. Bepalend is of de overtreder als houder al eerder een boete is opgelegd. Ook kan sprake zijn van boeteverlagende omstandigheden.
Als boeteverhogende of boeteverlagende omstandigheden kunnen onder meer in aanmerking worden genomen:
Paragraaf 3 Begripsomschrijvingen
In dit Afwegingsmodel wordt verstaan onder:
degene die de beroepsbegeleidende leerweg volgt, bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs , en ten behoeve van beroepspraktijkvorming is belast met de verzorging en opvoeding van kinderen bij een kindercentrum of voorziening voor gastouderopvang;
de natuurlijke persoon van 18 jaar of ouder die gastouderopvang biedt, met uitzondering van natuurlijke personen van wie een of meer kinderen op bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gronden onderworpen zijn aan ondertoezichtstelling of voorlopige ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 254 , onderscheidenlijk artikel 255, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek , en met uitzondering van de persoon die op hetzelfde woonadres als de ouder of diens partner staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens;
de commissie, bedoeld in artikel 1.58 Wet kinderopvang ;
de risico-inventarisatie, bedoeld in artikel 1.51 Wet kinderopvang ;
de medewerker die zich bezighoudt met de taken, bedoeld in de artikelen 12 , 15 en 15e Beleidsregels kwaliteit kinderopvang .
Voor eventuele overige begrippen is artikel 1.1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en artikel 1 Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen van toepassing.
Deze begripsbepalingen zijn opgenomen ter bevordering van de leesbaarheid van dit afwegingsmodel en zijn overeenkomstig de begripsbepalingen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen . Mochten in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen of de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen deze begripsbepalingen worden aangepast dan geldt ook voor dit afwegingsmodel vanaf dat moment de omschrijving zoals die dan geldt volgens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en/of de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen .
1. Afwegingsmodel handhaving dagopvang
De kwaliteitsaspecten voor dagopvang, zijn ingedeeld naar de volgende domeinen:
Kinderopvang in de zin van de wet
0. Kinderopvang in de zin van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen
0.1 Kinderopvang in de zin van de wet
Wet kinderopvang (artikel 1.1, eerste lid )
Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang (artikel 4, eerste lid )
Wet kinderopvang (artikel 1.59 )
1.1.1 Inhoud reglement oudercommissie
Wet kinderopvang (artikel 1.59 )
Wet kinderopvang (artikel 1.58 )
1.2.1 Voorwaarden oudercommissie
Wet kinderopvang (artikel 1.58 )
3. De leden worden gekozen uit en door de ouders (art. 1.58 lid 2 Wko ). | |||||||
4. De houder stelt de oudercommissie in de gelegenheid haar eigen werkwijze te bepalen (art. 1.58 lid 4 Wko ). |
1.2.2 Adviesrecht oudercommissie
Wet kinderopvang (artikel 1.60 )
Wet kinderopvang (artikelen 1.54 en 1.63, vierde lid )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 3, tweede lid )
2.1 Verklaring omtrent het gedrag
Wet kinderopvang (artikel 1.50, derde, vierde en vijfde lid )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 10 )
2.2 Passende beroepskwalificatie
Wet kinderopvang (artikel 1.50, eerste lid )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 9, eerste lid )
1. Alle beroepskrachten beschikken over de voor de werkzaamheden passen beroepskwalificatie zoals in de CAO kinderopvang is opgenomen (art. 1.50 lid 1 Wko jo art. 9 lid 1 Beleidsregels kwaliteit ). |
2.3 Voorwaarden en inzet van pedagogisch medewerker in ontwikkeling (PMIO)
Wet kinderopvang (artikel 1.50, eerste lid )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 9, tweede lid )
2.4 Gebruik van de voorgeschreven voertaal
3.1 Risico-inventarisatie veiligheid
Wet kinderopvang (artikel 1.51 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 8 )
Wet kinderopvang (artikel 1.51 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 8 )
3.1.2 Uitvoering beleid veiligheid
Wet kinderopvang (artikel 1.51 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 8 )
3.2 Risico-inventarisatie gezondheid
Wet kinderopvang (artikel 1.51 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 8 )
Wet kinderopvang (artikel 1.51 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 8 )
3.2.2 Uitvoering beleid gezondheid
Wet kinderopvang (artikel 1.51 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 8 )
3.3 Protocol kindermishandeling
Wet kinderopvang (artikel 1.49 , 1.51 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 10a )
1. De houder heeft een protocol kindermishandeling welke voldoet aan de beschreven eisen (art. 1.49 lid 1 Wko jo art. 10a lid 1 Beleidsregels kwaliteit ). |
3.3.1 Beleid protocol kindermishandeling
Wet kinderopvang (artikel 1.49 , 1.51 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 10a )
1. De houder draagt er zorg voor dat beroepskrachten op de hoogte zijn van de inhoud van het protocol kindermishandeling (art. 1.49 lid 1 Wko jo art. 10a lid 3 Beleidsregels kwaliteit ). |
3.3.2 Uitvoering beleid protocol kindermishandeling
Wet kinderopvang (artikel 1.49 , 1.51 )
Wet kinderopvang (artikel 1.50 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 5 )
Wet kinderopvang (artikel 1.50 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 6 )
Wet kinderopvang (artikel 1.50 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 7, eerste lid )
5. Groepsgrootte en beroepskracht-kind-ratio
Wet kinderopvang (artikel 1.50 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 3, eerste en vierde lid )
5.2 Vaste beroepskrachten en vaste ruimtes
Wet kinderopvang (artikel 1.50 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 3, derde en vierde lid )
Wet kinderopvang (artikel 1.50 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 3, tweede, derde zevende, achtste en twaalfde lid )
5.4 Inzet beroepskrachten in afwijking van de beroepskracht-kind-ratio bij openingstijden van 10 uur of langer
Wet kinderopvang (artikel 1.50 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 3, tiende, elfde en twaalfde lid )
Wet kinderopvang (artikel 1.50 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 2 )
1. De houder heeft een pedagogisch beleidsplan waarin de voor dat kindercentrum kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven (art. 1.50 lid 1 Wko jo art. 2 Beleidsregels kwaliteit ). |
6.1.1 Inhoud pedagogisch beleidsplan
Wet kinderopvang (artikel 1.50 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 2 )
Wet kinderopvang (artikel 1.50 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 2 )
Wet kinderopvang (artikelen 1.49 en 1.50 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 2 )
Wet kinderopvang (artikelen 1.49 en 1.50 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 2 )
Wet kinderopvang (artikelen 1.49 en 1.50 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 2 )
6.5 Overdracht van normen en waarden
Wet kinderopvang (artikelen 1.49 en 1.50 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 2 )
7.1 Wet klachtrecht cliënten zorgsector
Wet klachtrecht cliënten zorgsector (artikelen 1 , 2 , 2a , 3c en 4 )
7.2 Klachtenregeling oudercommissie
Wet kinderopvang (artikel 1.60a )
2. Afwegingsmodel handhaving BSO
De kwaliteitsaspecten voor dagopvang, zijn ingedeeld naar de volgende domeinen:
Kinderopvang in de zin van de wet kinderopvang
0. Kinderopvang in de zin van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen
0.1 Kinderopvang in de zin van de wet
Wet kinderopvang (artikel 1.1, eerste lid )
Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang (artikel 4, eerste lid )
Wet kinderopvang (artikel 1.59 )
1.1.1 Inhoud reglement oudercommissie
Wet kinderopvang (artikel 1.59 )
Wet kinderopvang (artikel 1.58 )
1.2.1 Voorwaarden oudercommissie
Wet kinderopvang (artikel 1.58 )
3. De leden worden gekozen uit en door de ouders (art. 1.58 lid 2 Wko ). | |||||||
4. De houder stelt de oudercommissie in de gelegenheid haar eigen werkwijze te bepalen (art. 1.58 lid 4 Wko ). |
1.2.2 Adviesrecht oudercommissie
Wet kinderopvang (artikel 1.60 )
Wet kinderopvang (artikelen 1.54 en 1.63, vierde lid )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 3, tweede lid )
2.1 Verklaring omtrent het gedrag
Wet kinderopvang (artikel 1.50, derde, vierde en vijfde lid )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 10 )
2.2 Passende beroepskwalificatie
Wet kinderopvang (artikel 1.50, eerste lid )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 9, eerste lid )
1. Alle beroepskrachten beschikken over de voor de werkzaamheden passen beroepskwalificatie zoals in de CAO kinderopvang is opgenomen (art. 1.50 lid 1 Wko jo art. 9 lid 1 Beleidsregels kwaliteit ). |
2.3 Voorwaarden en inzet van pedagogisch medewerker in ontwikkeling (PMIO)
Wet kinderopvang (artikel 1.50, eerste lid )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 9, tweede lid )
2.4 Gebruik van de voorgeschreven voertaal
3.1 Risico-inventarisatie veiligheid
Wet kinderopvang (artikel 1.51 )
Wet kinderopvang (artikel 1.51 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 8 )
3.1.2 Uitvoering beleid veiligheid
Wet kinderopvang (artikel 1.51 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 8 )
3.2 Risico-inventarisatie gezondheid
Wet kinderopvang (artikel 1.51 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 8 )
Wet kinderopvang (artikel 1.51 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 8 )
3.2.2 Uitvoering beleid gezondheid
Wet kinderopvang (artikel 1.51 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 8 )
3.3 Protocol kindermishandeling
Wet kinderopvang (artikel 1.49 , 1.51 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 10a )
1. De houder heeft een protocol kindermishandeling welke voldoet aan de beschreven eisen (art. 1.49 lid 1 Wko en art. 10a lid 1 Beleidsregels kwaliteit ). |
3.3.1 Beleid protocol kindermishandeling
Wet kinderopvang (artikel 1.49 , 1.51 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 10a )
1. De houder draagt er zorg voor dat beroepskrachten op de hoogte zijn van de inhoud van het protocol kindermishandeling (art. 1.49 lid 1 Wko en art. 10a lid 3 Beleidsregels kwaliteit ). |
3.3.2 Uitvoering beleid protocol kindermishandeling
Wet kinderopvang (artikel 1.49 , 1.51 )
Wet kinderopvang (artikel 1.50 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 5 )
Wet kinderopvang (artikel 1.50 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 7, tweede lid )
4.3 Aanvullende eisen indien de buitenspeelruimte niet-aangrenzend is
Wet kinderopvang (artikel 1.50 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 7, tweede lid )
5. Groepsgrootte en beroepskracht-kind-ratio
Wet kinderopvang (artikel 1.50 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 4, eerste, tweede, vijfde en zesde lid )
Wet kinderopvang (artikel 1.50 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 4, derde, vierde en negende lid )
5.3 Inzet beroepskrachten in afwijking van de beroepskracht-kind-ratio
Wet kinderopvang (artikel 1.50 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 4, derde, vierde, zevende en achtste lid )
Wet kinderopvang (artikel 1.50 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 2 )
1. De houder heeft een pedagogisch beleidsplan waarin de voor dat kindercentrum kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven (art. 1.50 Wko jo art. 2 lid 1 Beleidsregels kwaliteit ). |
6.1.1 Inhoud pedagogisch beleidsplan
Wet kinderopvang (artikel 1.50 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 2 en 4 )
Wet kinderopvang (artikel 1.50 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 2 )
Wet kinderopvang (artikelen 1.49 en 1.50 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 2 )
Wet kinderopvang (artikelen 1.49 en 1.50 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 2 )
Wet kinderopvang (artikelen 1.49 en 1.50 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 2 )
6.5 Overdracht van normen en waarden
Wet kinderopvang (artikelen 1.49 en 1.50 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 2 )
7.1 Wet klachtrecht cliënten zorgsector
Wet klachtrecht cliënten zorgsector (artikelen 1 , 2 , 2a , 3c en 4 )
7.2 Klachtenregeling oudercommissie
Wet kinderopvang (artikel 1.60a )
3. Afwegingsmodel handhaving Gastouderbureau
De kwaliteitsaspecten voor Gastouderbureau's zijn ingedeeld naar de volgende domeinen:
Gastouderbureau in de zin van de wet
1. Gastouderbureau in de zin van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen
1.0 Gastouderbureau en handhaving
Er loopt geen handhaving in het kader van de Wet kinderopvang tegen de onderneming(en) van de houder.
1.1 Gastouderbureau in de zin van de wet
Wet kinderopvang (artikel 1.1 en 1.49 derde lid )
1.2 Administratie gastouderbureau
Wet kinderopvang (artikelen 1.1 , 1.50 en 1.56 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 12 )
Regeling Wet kinderopvang (artikelen 11 t/m 11e )
2.1 Informatie voor vraagouder
Wet kinderopvang (artikel 1.56 lid 4 en 1.63 lid 4 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 11 en 13 )
Regeling Wet kinderopvang (artikel 11 )
Wet kinderopvang (artikel 1.59 )
2.2.1 Inhoud reglement oudercommissie
Wet kinderopvang (artikel 1.58 )
Wet kinderopvang (artikel 1.58 )
2.3.1 Voorwaarden oudercommissie
Wet kinderopvang (artikelen 1.58 )
3. De leden worden gekozen uit en door de vraagouders (art. 1.58 Wko ). | |||||||
4. De houder stelt de oudercommissie in de gelegenheid haar eigen werkwijzete bepalen (art. 1.58 Wko ). |
2.3.2 Adviesrecht oudercommissie
Wet kinderopvang (artikel 1.60 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 10 )
Wet kinderopvang (artikel 1.56 derde lid en 1.50 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 13 )
3.2 Beroepskwalificatie bemiddelingsmedewerkers
Wet kinderopvang (artikel 1.56 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 13 en 14 )
1. Alle bemiddelings-medewerkers werkzaam bij het gastouderbureau beschikken over relevante pedagogische opleiding op MBO-niveau (art. 1.56 Wko jo art. 13 lid 2 en 14 Beleidsregels kwaliteit ). |
3.3 Personeelsformatie per gastouder
Wet kinderopvang (artikel 1.56 )
Wet kinderopvang (artikel 1.56 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 11 )
1. De houder heeft een pedagogisch beleidsplan waarin de voor dat gastouder-bureau kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven(art. 1.56 Wko jo art. 11 lid 1 Beleidsregels kwaliteit ). |
4.1.1 Inhoud pedagogisch beleidsplan
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 11 , 15c en 15d )
Wet kinderopvang (artikel 1.49 en 1.56 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 11 en art. 15b sub c )
5.1 Wet klachtrecht cliënten zorgsector
Wet klachtrecht cliënten zorgsector (artikelen 1 , 2 , 2a , 3c en 4 )
5.2 Klachtenregeling oudercommissie
Wet kinderopvang (artikel 1.60a )
6.1 Risico-inventarisatie veiligheid
Wet kinderopvang (artikelen 1.49 tweede lid en 1.56 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 8 en 12 )
6.2 Risico-inventarisatie gezondheid
Wet kinderopvang (artikelen 1.49 tweede lid en 1.56 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 8 en 12 )
6.3 Protocol kindermishandeling
Wet kinderopvang (artikel 1.56 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 10a en 15a )
1. De houder heeft een protocol kindermis-handeling welke voldoet aan de beschreven eisen (art. 1.56 Wko en art. 10a en 15a Beleidsregels kwaliteit ). |
6.3.1 Beleid protocol kindermishandeling
Wet kinderopvang (artikel 1.1 lid 1 en 1.56 eerste lid )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 13 , 14 , 15 en 15d )
4. Afwegingsmodel handhaving gastouderopvang
De kwaliteitsaspecten voor voorzieningen voor gastouderopvang zijn ingedeeld naar de volgende domeinen:
Gastouderopvang de zin van de wet
1. Gastouderopvang in de zin van de wet
1.0 Gastouderopvang en handhaving
Er loopt geen handhaving in het kader van de Wet kinderopvang tegen de gastouder.
1.1 Gastouderopvang in de zin van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen
Wet kinderopvang (artikel 1.1 eerste lid )
Beleidsregels werkwijze toezichthouder (art. 4 eerste lid )
2.1 Verklaring omtrent het gedrag
Wet kinderopvang (artikel 1.56b, derde, vierde en vijfde lid )
Wet kinderopvang (artikel 1.1 eerste lid)
1. De gasthouder heeft geen kinderen die (tijdelijk) onder toezicht staan (art 1.1 lid 1 Wko ). | |||||||
2. De gastouder is niet (tijdelijk) ontheven of ontzet uit het ouderlijk gezag (art 1.1 lid 1 Wko ). |
Wet kinderopvang (artikel 1.56b, eerste lid )
Besluit deskundigheidseisen gastouders kinderopvang (artikel 3 en 4 )
Regeling wet kinderopvang (art. 10 t/m 10c )
Wet kinderopvang (artikel 1.1 eerste lid en 1.56b )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 15a onder a )
2. De gastouder is telefonisch bereikbaar (art. 1.56b Wko jo art. 15a sub a Beleidsregel kwaliteit ) |
2.5 Gebruik van de voorgeschreven voertaal
Wet kinderopvang (artikel 1.56b )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 15c )
Wet kinderopvang (artikel 1.56b )
Wet kinderopvang (artikel 1.56b )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 15b )
4.2 Emotionele en sociale veiligheid, persoonlijke competenties, overdracht normen en waarden
Wet kinderopvang (artikel 1.56b )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 11 en 15b onder c )
Wet kinderopvang (artikel 1.56b )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 15d )
Wet kinderopvang (artikel 1.56b )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 15b onder b )
6.1 Risico-inventarisatie veiligheid
Wet kinderopvang (artikelen 1.49 en 1.56b )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 12 en 15e )
Wet kinderopvang (artikelen 1.49 en 1.56b )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 8 , 12 en 15e )
6.1.2 Uitvoering beleid veiligheid
Wet kinderopvang (artikelen 1.49 en 1.56b )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 12 en 15e )
6.2 Risico-inventarisatie gezondheid
Wet kinderopvang (artikelen 1.49 en 1.56b )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 12 en 15e )
Wet kinderopvang (artikelen 1.49 en 1.56b )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 12 en 15e )
6.2.2 Uitvoering beleid gezondheid
Wet kinderopvang (artikelen 1.49 en 1.56b )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 12 , 15b en 15e )
6.3 Protocol kindermishandeling
Wet kinderopvang (artikelen 1.49 en 1.56b )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 15a )
1. Op het opvangadres is een protocol kindermishandeling van het gastouderbureau aanwezig (art. 1.49 Wko en art. 10a Beleids-regels kwaliteit ). |
6.3.1 Uitvoering beleid protocol kindermishandeling
Wet kinderopvang (artikelen 1.49 en 1.56b )
5. Afwegingsmodel handhaving peuterspeelzaal
De kwaliteitsaspecten voor de peuterspeelzaal zijn ingedeeld naar de volgende domeinen:
Peuterspeelzaalwerk in de zin van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen gemeente Stadskanaal
Voor het boetebeleid (de bestraffende sanctie) geldt dat dit alleen van toepassing is op niet-gesubsidieerde instellingen (art. 2.27 Wko ).
1. Peuterspeelzaalwerk in de zin van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen gemeente Stadskanaal
1.1 Peuterspeelzaalwerk in de zin van de wet
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (artikel 2.1 )
Beleidsregels werkwijze toezichthouder (artikel 4, eerste lid )
1.2 Peuterspeelzaalwerk in de zin van de Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen gemeente Stadskanaal
Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen gemeente Stadskanaal (art. 3)
2.1 Informatieplicht aan de ouders
Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen gemeente Stadskanaal (art. 14)
Items 2.2 t/m 2.3.2 zijn alléén van toepassing op niet-gesubsidieerde peuterspeelzalen [1]
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (artikelen 2.16 en 2.17 )
2.1.1 Inhoud reglement oudercommissie
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (artikelen 2.16 )
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (artikelen 2.15 eerste lid )
2.3.1 Voorwaarden oudercommissie
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (artikelen 2.15, tweede, derde en vierde lid )
3. De leden worden gekozen uit en door de ouders (art. 2.15 lid 2 Wko ). | |||||||
4. De houder stelt de oudercommissie in de gelegenheid haar eigen werkwijze te bepalen (art. 2.15 lid 4 Wko ). |
2.3.2 Adviesrecht oudercommissie
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (artikel 2.17 )
3.1 Verklaring omtrent het gedrag
Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen gemeente Stadskanaal (artikel 15)
3.2 Passende beroepskwalificatie
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (artikel 2.6 eerste lid )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen (artikel 9 eerste lid en artikel 24 )
3.3 Gebruik van de voorgeschreven voertaal
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (artikel 2.12 )
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (artikel 2.6 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen (artikel 23 )
1. De houder heeft een vrijwilligersbeleid, wat tot uitdrukking komt in het beleidsplan (art. 2.6 lid 1 Wko en art. 23 lid 1 Beleidsregels kwaliteit ). |
3.4.1 Inhoud vrijwilligersbeleid
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (artikel 2.6 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen (artikel 23 )
3.4.2 Aansprakelijkheidsverzekering
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (artikel 2.6 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen (artikel 23 )
Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen gemeente Stadskanaal (artikel 10)
1. Voor ieder kind is minimaal 3 m² netto-oppervlakte aan binnenspeelruimte beschikbaar (art. 10 lid 1 Verordening) |
Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen gemeente Stadskanaal (artikel 10)
5.1 Risico-inventarisatie veiligheid
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (artikel 2.9 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen (artikel 8 en 18 )
Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen gemeente Stadskanaal (artikel 9)
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (artikel 2.9 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen (artikel 8 en 18 )
Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen gemeente Stadskanaal (artikel 9)
5.1.2 Uitvoering beleid veiligheid
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (artikel 2.9 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen (artikel 18 )
Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen gemeente Stadskanaal (artikel 9)
5.2 Risico-inventarisatie gezondheid
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (artikel 2.9 )
Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen gemeente Stadskanaal (artikel 9)
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (artikel 2.9 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen (artikel 18 )
Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen gemeente Stadskanaal (artikel 9)
5.2.2 Uitvoering beleid gezondheid
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (artikel 2.9 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen (artikel 18 )
Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen gemeente Stadskanaal (artikel 9)
5.3 Protocol kindermishandeling
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (artikel 2.5 en artikel 2.9 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen (artikel 10a en 22 )
1. De houder heeft een protocol kindermishandeling welke voldoet aan de beschreven eisen (art. 2.5 Wko en art. 22 jo 10a lid 1 Beleidsregels kwaliteit ). |
5.3.1 Beleid protocol kindermishandeling
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (artikel 2.5 en artikel 2.9 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen (artikel 22 )
1. De houder draagt er zorg voor dat beroepskrachten op de hoogte zijn van de inhoud van het protocol kindermishandeling (art. 2.5 Wko en art. 22 jo 10a lid 3 Beleidsregels kwaliteit ). |
5.3.2 Uitvoering beleid protocol kindermishandeling
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (artikel 2.5 en artikel 2.9 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen (artikel 22 )
6. Groepsgrootte en beroepskracht-kind-ratio
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (artikel 2.6 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen (artikel 19 )
Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen gemeente Stadskanaal (artikel 11)
6.2 Aantal beroepskrachten of begeleiders per groep
Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen gemeente Stadskanaal (artikel 12)
Het aantal beroepskrachten of begeleiders per groep is afhankelijk van het door de houder gekozen ambitieniveau
6.3 Beroepskracht / vrijwilliger-kind-ratio
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (artikel 2.6 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen (artikel 17 en artikel 19 lid 4, 5 en 6 )
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (artikel 2.5 , 2.6 en 2.9 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen (artikel 16 )
1. De houder heeft een pedagogisch beleidsplan waarin de voor die peuterspeelzaal kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven (art. 2.6 Wko en art. 16 lid 1 Beleidsregels kwaliteit ) |
7.1.1 Inhoud pedagogisch beleidsplan
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (artikel 2.5 , 2.6 en 2.9 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen (artikel 16 )
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (artikel 2.5 , 2.6 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen (artikel 16 )
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (artikel 2.5 , 2.6 en 2.9 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen (artikel 16 )
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (artikel 2.5 , 2.6 en 2.9 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen (artikel 16 )
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (artikel 2.5 , 2.6 en 2.9 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen (artikel 16 )
7.5 Overdracht van normen en waarden
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (artikel 2.5 , 2.6 en 2.9 )
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen (artikel 16 )
8.1 Wet klachtrecht cliënten zorgsector
Wet klachtrecht cliënten zorgsector (artikelen 1 , 2 , 2a en 3c )
8.2 Klachtenregeling oudercommissie
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (artikel 2.18 )
Dit item geldt niet voor gesubsidieerde peuterspeelzalen, daar deze peuterspeelzalen vanuit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning verplicht zijn tot het instellen van een cliëntenraad op organisatieniveau.