DE RAAD VAN DE GEMEENTE ROERMOND,
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 26 september 2011,
raadsvoorstelnummer 2011/055/1;gelet op het bepaalde in artikel 224 van de
Gemeentewet
besluit :
vast te stellen de “verordening op de heffing en invordering van
watertoeristenbelasting”
(verordening watertoeristenbelasting 2012)
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
- a.
vaartuig: een vaartuig dat is bestemd of wordt gebezigd voor
vakantie- of andere recreatieve doeleinden;
- b.
lengte: de lengte over alles;
- c.
vaste ligplaats: een ligplaats die naar plaatselijk gebruik,
zulks ter beoordeling van het college van burgemeester en
wethouders, is bestemd voor het regelmatig afmeren of ter anker
leggen van een zelfde vaartuig gedurende een periode van ten
minste een maand;
- d.
etmaal: een aaneengesloten tijdvak van 24 uren, aanvangend om
21.00 uur;
- e.
maand: een aaneengesloten tijd van 30 etmalen;
- f.
schipper: de gezagvoerder van een vaartuig of degene die deze
vervangt;
- g.
passanten: diegenen die verblijf houden in de gemeente, met of
op een vaartuig, zonder het hebben van een vaste ligplaats.
Artikel 2 Belastbaar feit
Ter zake van het houden van verblijf binnen het watergebied van de
gemeente op of met vaartuigen, waarvoor in welke vorm dan ook een
vergoeding wordt betaald door personen, die niet als ingezetenen in de
gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente zijn
opgenomen, wordt onder de naam ‘watertoeristenbelasting’ een directe
belasting geheven.
Artikel 3 Belastingplicht
- 1.
Belastingplichtig is degene die tegen vergoeding gelegenheid biedt
tot verblijf als bedoeld in artikel 2 aan hem ter beschikking
staande ligplaatsen dan wel op hem ter beschikking staande
vaartuigen.
- 2.
De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te
verhalen op degene ter zake van wiens verblijf de belasting
verschuldigd wordt.
- 3.
Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is
aan te wijzen, is belastingplichtig de schipper, de eigenaar of de
gebruiker van een vaartuig als in artikel 2 bedoeld dan wel een
andere persoon die werkelijk verblijf houdt aan boord van een
dergelijk vaartuig.
Artikel 4 Vrijstellingen
De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:
- 1.
door degenen die verblijf houden aan boord van:
- a.
een vaartuig dat is ingericht en wordt gebruikt tot
verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen,
van hulpbehoevenden of van bejaarden;
- b.
kano's, roei- en volgboten;
- c.
motor- en zeilboten met een lengte van ten hoogste 4
meter;
- d.
een vaartuig dat zich op last of bevel van de overheid
in het gemeentelijk watergebied bevindt;
- e.
een vaartuig in gebruik voor onderhoud aan de
waterwegen, welk onderhoud in opdracht van het Rijk, de
provincie Limburg of de gemeente Roermond wordt
uitgevoerd.
- 2.
waarvoor de gemeente belasting heft ingevolge de verordening op
de heffing en invordering van toeristenbelasting;
- 3.
van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van
de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft
in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g en h van voornoemde
wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt in een
gelegenheid als bedoeld in artikel 2 van de verordening, onder
verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang
Asielzoekers.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
- 1.
De belasting wordt geheven naar het aantal etmalen dat verblijf is
gehouden.
- 2.
Voor de toepassing van dit artikel wordt een gedeelte van een etmaal
voor een vol etmaal gerekend.
Artikel 6 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing
- 1.
Ter zake van vaartuigen met een vaste ligplaats wordt, indien
een belastingplichtige als bedoeld in artikel 3, eerste lid, is
aangewezen:
- a.
het aantal personen die verblijf hebben gehouden,
bepaald op:
2,1 bij een vaartuig met een lengte van 4 tot en met 7
meter;
2,4 bij een vaartuig met een lengte van meer dan 7,
doch ten hoogste 9 meter;
2,7 bij een vaartuig met een lengte van meer dan 9,
doch ten hoogste 12 meter;
3,6 bij een vaartuig met een lengte van meer dan 12
meter;
- b.
het aantal etmalen dat door de onder a bedoelde personen
verblijf is gehouden, bepaald op:
15,7 bij een vaartuig met een lengte van 4 tot en met 7
meter;
17,5 bij een vaartuig met een lengte van meer dan 7,
doch ten hoogste 9 meter;
17,9 bij een vaartuig met een lengte van meer dan 9,
doch ten hoogste 12 meter;
19,5 bij een vaartuig met een lengte van meer dan 12
meter.
- 2.
Het aantal vaartuigen als bedoeld in het eerste lid wordt
vastgesteld op het aantal vaartuigen, welke door de
belastingplichtige bij aangifte uit de verhuuradministratie zijn
opgegeven, dan wel blijken.
Artikel 7 Opteren voor niet-forfaitaire maatstaf van heffing
In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de
belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van
heffing vastgesteld op het werkelijke aantal etmalen dat verblijf is
gehouden, indien blijkt dat dit aantal lager is dan het op de voet van artikel 6
berekende aantal.
Artikel 8 Belastingtarief
De belasting bedraagt per persoon per etmaal: € 0,64
Artikel 9 Belastingtijdvak
Het belastingtijdvak loopt van 1 januari tot en met 31 december.
Artikel 10 Wijze van belastingheffing
- 1.
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
- 2.
Na de aanvang van het belastingjaar kan aan de belastingplichtige
een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag
waarop de aanslag over dat jaar vermoedelijk zal worden
vastgesteld.
Artikel 11 Aanslaggrens
Geen belastingaanslag wordt opgelegd indien het aantal etmalen dat
gelegenheid tot verblijf is of wordt gegeven, gedurende het
belastingtijdvak minder dan tien zal of heeft belopen.
Artikel 12 Termijn van betaling.
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990
moeten de aanslag en voorlopige aanslag worden betaald uiterlijk op
de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de
dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
- 2.
De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste
lid gestelde termijn.
Artikel 13 Kwijtschelding
Bij de invordering van watertoeristenbelasting wordt geen kwijtschelding
verleend.
Artikel 14 Aanmeldingsplicht
De belastingplichtige, bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden,
voordat hij voor de eerste maal na het inwerkingtreden van deze
verordening gelegenheid tot verblijf verschaft, zulks schriftelijk te
melden aan de gemeente.
Artikel 15 Registratieplicht
- 1.
De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is
gehouden verblijfhoudenden te registreren in een daarvoor
bestemd en door de gemeente verstrekt verblijfregister.
- 2.
Het college van burgemeester en wethouders stelt genoemd
verblijfregister kosteloos beschikbaar.
- 3.
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels
geven omtrent de inrichting en het gebruik van het
verblijfregister.
- 4.
De verplichting als bedoeld in de voorgaande leden geldt niet
voor zover de belastingplichtige gebruik maakt van de
forfaitaire berekeningswijze als bedoeld in artikel 6.
Artikel 16 Nadere regels door het college van burgemeester en
wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en de invordering van de
watertoeristenbelasting.
Artikel 17 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De "Verordening watertoeristenbelasting 2010" van 12 november 2009,
wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum
van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing
blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben
voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na
die van de bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2012.
- 4.
Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening
watertoeristenbelasting 2012".