Organisatie | Hoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Uitwegenbeleid gemeente Hoorn 2011 |
Citeertitel | Uitwegenbeleid gemeente Hoorn 2011 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | 140 openbare orde en veiligheid |
Externe bijlage | Masterplan Hoofdinfrastructuur |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-01-2012 | 07-06-2012 | nieuwe regeling | 20-12-2011 Gemeenteblad 2012-03a | 011 11.24904 |
Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit uitrit wordt ingediend via het Omgevingsloket Online. De aanvraag dient te voldoen aan de Ministeriele regeling omgevingsrecht (MOR). Ingevolge artikel 1.3 en artikel 7.3 van de MOR dient de aanvrager de volgende gegevens te verstrekken:
De aanvraag moet worden gedaan door de perceeleigenaar. De perceeleigenaar kan iemand machtigen om namens hem de aanvraag in te dienen. Uit een toegevoegde machtiging moet voldoende blijken dat de perceeleigenaar daadwerkelijk toestemming geeft.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Wanneer een uitweg aangelegd moet worden over een watergang of sloot, of langs wegen van het Hoogheemraadschap dan moet mogelijk door de aanvrager ook een vergunning of ontheffing aangevraagd worden bij het Hoogheemraadschap. Een dergelijke vergunning of ontheffing staat los van de aanvraag om een omgevingsvergunning
Indien de gemeente eveneens de eigenaar van de weg is, dan zal de gemeente een privaatrechtelijke toestemming moeten verlenen voor de uitweg. Wanneer er een omgevingsvergunning voor de activiteit uitrit wordt afgegeven, dan is er impliciet ook toestemming gegeven voor het privaatrechtelijke gebruik van de grond. Hierbij moet gelet worden op de regels met betrekking tot het eigendomsrecht zoals bedoeld in het Burgerlijk Wetboek.
Het is mogelijk dat de aanvrager een uitweg wil aanleggen waarbij het perceel van een derde wordt doorkruist. De aanvrager dient ingevolge het eigendomsrecht toestemming te hebben van de perceeleigenaar. Het ontbreken van een dergelijke toestemming is geen gegronde reden om de vergunning te weigeren. De toestemming is dan ook geen onderdeel van de ontvankelijkheid van de aanvraag. Met andere woorden, ook indien de toestemming van een derde ontbreekt wordt de aanvraag in behandeling genomen.
Artikel 4 Ontvangstbevestiging
Zodra de aanvraag is ontvangen, wordt er een ontvangstbevestiging verzonden naar de aanvrager.
In de ontvangstbevestiging worden in ieder geval de volgende onderdelen aangegeven:
Een aanvraag kan buiten behandeling worden gelaten, indien er sprake is van een van de situaties zoals opgenomen in artikel 4:5 Awb. De meest belangrijke situaties zijn de volgende:
In bovengenoemde gevallen dient de aanvrager zo spoedig mogelijk op de hoogte gesteld te worden van de reden waarom zijn aanvraag buiten behandeling wordt gelaten. Vervolgens krijgt hij de gelegenheid om de aanvraag aan te vullen. Hiervoor wordt een termijn vastgesteld. De duur van deze termijn is afhankelijk van hetgeen in die situatie redelijk is.
Wanneer de aanvrager binnen de gestelde termijn de gegevens niet of onvoldoende heeft aangevuld, wordt definitief overgegaan tot het besluit om de aanvraag niet in behandeling te nemen. Dit wordt zo spoedig mogelijk nadat de gestelde termijn is verstreken aan de aanvrager bekendgemaakt.
De aanvraag wordt via de reguliere voorbereidingsprocedure voorbereid (paragraaf 3.2 Wabo). Het college beslist op de aanvraag binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is. Indien er gegronde redenen zijn waardoor het niet haalbaar is om binnen de aangegeven acht weken de
aanvraag af te handelen, is het mogelijk om de termijn met zes weken te verlengen. Dit wordt schriftelijk aan de aanvrager medegedeeld. In deze brief wordt gemotiveerd aangegeven wat de argumenten zijn om de termijn te verdagen.
Een vergunning wordt verleend indien de aanvraag ontvankelijk is, er geen weigeringsgronden zijn en de beleidsregels in acht zijn genomen. Aan de vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden, bijvoorbeeld met betrekking tot de materialen die worden gebruikt om de uitwegen aan te leggen.
De vergunning treedt in werking met ingang van de dag na haar bekendmaking. De vergunning is dan nog niet onherroepelijk. Belanghebbenden kunnen bezwaar maken tegen de verleende vergunning.
Artikel 8 Intrekken/wijzigen vergunning
De vergunning kan worden ingetrokken op grond van artikel 2:31 en 2:33 Wabo en op grond van artikel 1:6 Algemene Plaatselijke Verordening. De vergunninghouder wordt op de hoogte gebracht van dit voornemen en krijgt een termijn om zienswijze in te dienen. Naar aanleiding van dit traject zal een definitief besluit worden genomen.
De aanvraag voor een inritvergunning kan worden geweigerd op basis van de weigeringsgronden in artikel 1:8 en artikel 2:12 van de APV. Deze weigeringsgronden zijn als volgt:
Bij het weigeren van de aanvraag dienen alle argumenten te worden omschreven. Deze kunnen betrekking hebben op meerdere weigeringsgronden.
In de volgende artikelen wordt aangegeven welke weigeringsgronden behoren bij een aantal beleidsregels.
Artikel 10 Bruikbaarheid van de weg/veilig en doelmatig gebruik
De gemeente dient ervoor te zorgen dat de weg wordt gebruikt waarvoor deze is aangelegd. Daarnaast dient de weg veilig gebruikt te kunnen worden. Het aanleggen van een uitweg kan er echter voor zorgen dat dit wordt aangetast. Om dit te voorkomen wordt de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit uitrit geweigerd indien:
Voor de type gebiedsontsluitingswegen wordt verwezen naar het Masterplan Hoofdinfrastructuur. Zie bijlage.
Artikel 11 Bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving groenvoorzieningen in de gemeente
Weigeringen op basis van het uiterlijk aanzien van de omgeving kan gecombineerd worden met de bescherming van de groenvoorzieningen in de gemeente. Deze twee weigeringsgronden zorgen ervoor dat een aanvraag niet wordt verleend indien;
Hoofdstuk 3 Aanleggen van de uitweg
Artikel 12 Opdracht en realisatie
Indien de vergunninghouder na toestemming van het college over wil gaan tot de realisatie van de uitrit dient deze dat kenbaar te maken aan het college.
Wanneer de uitrit gerealiseerd wordt op gemeentegrond zal het college de realisatie op kosten van de vergunninghouder door eigen gemeentelijke stratenmakers of een door het college ingehuurde stratenmakerbedrijf laten uitvoeren.
De uitrit op gemeentegrond wordt door en op kosten van het college onderhouden.
Uitritten die ten behoeve van een bedrijf zijn aangelegd worden op kosten van de vergunninghouder in een goede staat van onderhoud gehouden.
Artikel 13 Intrekken beleidsregel
Het uitwegenbeleid gemeente Hoorn dat is vastgesteld op 12 januari 2010 en inwerking is getreden op 11 februari 2010 wordt ingetrokken op het moment van inwerkingtreding van deze beleidsregel.
Het uitwegenbeleid gemeente Hoorn 2011 treedt in werking op de dag na bekendmaking en wordt bekendgemaakt in het gemeenteblad.
Dit beleid wordt aangehaald als: “Uitwegenbeleid gemeente Hoorn 2011”.