Organisatie | Groningen (Gr) |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidskader Duurzaamstestad.groningen.nl |
Citeertitel | Beleidskader Duurzaamstestad.groningen.nl |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | Beleidskader Duurzaamstestad |
Externe bijlagen | Beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl Inhoud Positionering 2.2 Duurzame ontwikkeling in Groningen |
Geen
Gemeentelijk beleid
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-04-2008 | 01-01-2016 | nieuwe regeling | 19-12-2007 Gemeenteblad, 2008, 18. | MD 08.1567889 |
In het collegeprogramma 2006-2010 hebben wij de ambitie uitgesproken om van Groningen de duurzaamste stad van Nederland te maken. Hiervoor is een duurzaamheidvisie opgesteld die de raad in februari 2007 heeft vastgesteld. De uitwerking van deze visie is in twee documenten verwoord: het Beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl en de routekaart Groningen Energieneutraal+ 2025.
Onze visie op hoe wij vinden dat de stad zich moet ontwikkelen, staat in de structuurvisie Stad op Scherp. In dit beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl beschrijven wij hoe de stedelijke ontwikkeling en de leefomgevingkwaliteit duurzaam ontwikkeld kunnen worden en hoe we de CO2 uitstoot drastisch willen inperken met duurzame effecten voor de lokale economie. De focus is gericht op energie en op de kwaliteit van de leefomgeving (bodem, water, lucht, geluid en groen). Omdat we steeds hogere eisen stellen aan onze leefomgeving, willen we de huidige kwaliteit verbeteren en zelfs kwaliteit toevoegen. We kiezen bewust voor de formulering ‘duurzaamste’ omdat het staat voor de mate waarin we ons gaan inspannen. We willen de toon zetten en landelijk voorop lopen. ‘Duurzaamste’ staat voor ons ook voor het bereiken van het resultaat: een optimale kwaliteit van de leefomgeving om in de toekomst een aantrekkelijke stad te hebben voor inwoners, bedrijven en instellingen.
De duurzame kwaliteit van Groningen is al hoog, te kenschetsen als een compacte fietsstad met de natuur op vijf fietsminuten afstand. De stad heeft daarnaast een sterke ‘motor’ die duurzame ontwikkeling enorm op gang kan brengen en versnellen. Deze motor bestaat uit een stevige infrastructuur van instellingen die gespecialiseerd zijn in energievraagstukken (Energy Valley, Akkoord van Groningen, RUG, Hanzehogeschool, Gasunie). In het verlengde daarvan trekt dat bedrijven aan die nieuwe (energie)technieken willen doorontwikkelen, toepassen en verkopen. En dat genereert vervolgens de vraag naar duurzame producten, naar kennis en naar de wens van bedrijven om zich in Groningen te vestigen.
Het afwegingskader dat we willen hanteren bij het behouden en versterken van de kwaliteit van de leefomgeving bestaat kortweg uit vier regels: (1) optimale leefomgevingkwaliteit,
(2) voorkomen van aantasting van de bestaande kwaliteit, (3) beperken van de aantasting van de kwaliteit en (4) compensatie: als het echt niet anders kan.
De thema’s waarmee we gaan werken aan de duurzaamste stad zijn achtereenvolgens: de stedelijke ontwikkeling, bouwen en wonen, verkeer en vervoer, economie, water en groen en tot slot communicatie, participatie en gedragsverandering. Per thema schetsen we kort ontwikkelingen, ambitie, opgave, doelen 2008-2012 en uitwerking.
In de Routekaart Groningen Energieneutraal+ 2025 hebben wij opgeschreven hoe, met wie, waarmee en wanneer we deze ambitie willen realiseren. De ambitie ‘Groningen energieneutraal’ geven wij inhoud door het gelijk te trekken met ‘CO2 –neutraal’ met een extra plus op energie besparen.
We introduceren een nieuw denkpatroon met de Groningse Energieladder. Daar laten we ook zien in welke sectoren van de Groningse samenleving de meeste potentie zit om de CO2 – uitstoot te verminderen. Met behulp van de Energieladder is vervolgens per sector in te vullen welke programma’s, projecten en maatregelen optimaal bijdragen aan het verminderen van de CO2 –uitstoot. De Groningse energieladder wordt naast een aantal thema’s gelegd om te zien hoe de energietransitie door kan werken in de verschillende sectoren.
Kennisontwikkeling, samenwerking, financiële middelen en communicatie en participatie van bewoners, ondernemers, ontwikkelaars en kennisinstellingen zijn naar onze mening de belangrijkste voorwaarden om een energietransitie op gang te brengen.
In het collegeprogramma 2006-2010 hebben wij de ambitie uitgesproken van Groningen de duurzaamste stad van Nederland te maken: ‘Groningen is een compacte stad die een centrum-functie vervult, bruist van stedelijke functies en omgeven is door rust en ruimte. Behoud en versterking van die kwaliteiten zijn bepalend voor ons beleid. Daarom verbeteren we de bereikbaarheid en gaan we door met het project Intense Stad. We kiezen nadrukkelijk voor een selectieve groei: de kracht van Groningen als compacte stad vraagt om duurzaamheid. Daarom zetten we actief in op de verbetering van lucht- en waterkwaliteit en maken we van energiebesparing een belangrijk speerpunt. We willen van Groningen de duurzaamste stad van Nederland maken.’
Wij hebben twee maal uitvoerig met de raad van gedachten gewisseld over onze Duurzaamheidvisie en de hoofdlijnen van het Duurzaamheidprogramma 2007-2010. In de raadscommissie Beheer en Verkeer van februari en in de raadsvergadering van maart.
De rode draad in de discussie was dat we in onze stad duurzame ontwikkeling hét leidende principe in het eigen beleid, in het denken, het doen en in de besluitvorming moeten maken. Vanuit die positie moeten we anderen, bewoners, (grote) instellingen, bedrijven aansporen ook de ‘knop’ om te zetten. En de boodschap is niet dat duurzaamheid of energieneutraal iets extra’s is: de plus op het bestaande, maar dat het een andere manier van kijken, werken en denken inhoudt. Het woord cultuuromslag is terecht gevallen.
Ook is geconstateerd dat we niet bij nul beginnen, we werken met een heleboel partners samen - soms al jaren - aan het duurzamer van maken de stad, denk aan: Zorgen voor Morgen, het Lokaal Akkoord, Groenstructuurplan, Klimaat- en milieuplan, Terreinwinst, Fietsnota.
We hebben afgesproken deze ‘nulsituatie’ op de verschillende terreinen op een verstandige manier in beeld te brengen en de voortgang van de uitvoering te gaan monitoren. Maar we maakten daarbij de kanttekening dat we als college niet willen wachten op de resultaten van metingen. Daarom zijn we alvast aan het werk gegaan. In de bijlage van de Routekaart ‘Groningen energieneutraal 2025’ zit een overzicht van de meest relevante activiteiten die al in gang zijn gezet.
Groningen heeft een bijzondere positie als hoofdstad van het noorden. Een positie die we willen versterken als centrumstad van het stedelijke netwerk Groningen-Assen. Door ons te positioneren als regio met economische kansen en potenties willen we per saldo ook de woon- en leefomstandigheden van de stadjers verbeteren. Duurzame ontwikkeling wordt daarbij het leidende principe in ons beleid, van onze besluitvorming en een logisch onderdeel van ons denken en doen. Het betekent dat we problemen en oplossingen van de korte termijn verbinden met die van de lange termijn. We beoordelen zaken niet alleen op effecten ‘hier en nu’, maar ook op effecten ‘daar en straks’. Hoe we dat gaan doen staat in dit beleidskader ‘Duurzaamste stad.groningen.nl’.
Sinds begin negentiger jaren denken we bij het oplossen van het milieuvraagstuk in termen van duurzame ontwikkeling. Dat is een ontwikkeling die tegemoetkomt aan de behoeften van de huidige generatie zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties om hetzelfde te doen, in gevaar te brengen. De aandacht voor duurzaamheid is versterkt door het groeiende bewustzijn dat er op aarde een klimaatverandering plaatsvindt waar menselijk handelen aan ten grondslag ligt. Er is wereldwijde erkenning van de noodzaak om de uitstoot van kooldioxide drastisch terug te dringen. Wij willen in Groningen een proportionele bijdrage leveren aan de zogenoemde ‘energietransitie’, de omslag die nodig is om in enkele decennia het gebruik van koolstofhoudende fossiele brandstoffen te beëindigen. Wij vatten dat samen in onze ambitie om als stad in 2025 ‘energieneutraal’ te zijn. In dit beleidskader duurzaamste
stad geven wij aan hoe de stedelijke ontwikkeling van Groningen kan bijdragen aan een energieneutrale samenleving. En ook hoe we de kwaliteit van de leefomgeving van Groningers willen verbeteren.
De huidige kwaliteit van de stad staat er niet slecht voor. Dat is het resultaat van onze jarenlange typisch Groningse stedelijke ontwikkeling en ons consequente milieubeleid. We hebben afgelopen jaren stevig ingezet op een goed onderhoud en beheer van de stad. Echter, de kwaliteit van de leefomgeving komt de komende jaren onder druk te staan. We moeten het milieuvraagstuk opnieuw duiden in de context van Groningen, haar omgeving en de opwarming van de aarde.
We kiezen bewust voor een compacte, intense stad. Een compacte stad moet echter waken voor een zogenaamde ‘duurzaamheidparadox’; we sparen zoveel mogelijk buitengebied, maar worden tegelijkertijd geconfronteerd met de intensieve verstedelijking die niet ten koste mag gaan van de leefomgevingkwaliteit. Die kwaliteit wordt bedreigd door bijvoorbeeld geluidhinder en luchtverontreiniging van vooral lokale bronnen. Maar de kwaliteit van het stedelijke leefmilieu wordt juist ook bepaald door dynamiek, door culturele activiteiten, ontmoetingsmogelijkheden, voorzieningen, diversiteit en aantrekkelijkheid van architectuur. Ondanks de compacte stad willen we de levende natuur ruim baan geven.
Alles wat wij hier in het ‘noorden’ consumeren, produceren en ontwikkelen heeft gevolgen voor mensen in het ‘zuiden’ van de wereld. Voor die relatie is de term ‘mondiale voetafdruk’ bepalend: dat is de ruimte die we per persoon innemen op aarde. De afgelopen jaren is onze voetafdruk in het noorden groter geworden. Zo sterk dat als iedereen zo zou leven als wij, we nog twee aardbollen nodig hebben. Conclusie: vooral de rijke landen hebben een grote voetafdruk. Ter vergelijking: Noord-Amerika 9,5 hectare, Nederland 4,4 en China 1,5 hectare per inwoner.
De voetafdruk van de gemiddelde Nederlander en dus ook Groninger is 4,4 hectare, iets meer dan 9 voetbalvelden. Als we alle beschikbare ruimte op aarde eerlijk over alle mensen verdelen en we zorgen ervoor dat we de aarde niet uitputten, dan is er maar 1,8 hectare per persoon beschikbaar, iets meer dan 3 voetbalvelden. En ook daar willen we hier in de stad Groningen iets aan doen door Fair Trade en Duurzaam Inkopen te stimuleren en vooral onze eigen belasting terug te brengen.
Milieueffecten beperken zich niet tot de schaal van de stad. Er is een grote mate van samenhang met het milieu op hogere schaalniveaus, zelfs tot op mondiaal niveau. De klimaatverandering is het gevolg van economische ontwikkeling wereldwijd. Duurzame ontwikkeling gaat - ook door de stormachtige economische groei in andere werelddelen - nog steeds over uitputting van eindige voorraden grondstoffen en over de opnamecapaciteit en het regeneratievermogen van ecosystemen. Er zijn meer dan ooit grenzen aan het ecologische draagvermogen, wereldwijd en op lagere schaalniveaus.
Daarbij is ook de ethische vraag aan de orde naar het recht op ontwikkeling en een ‘fair share’ van alle wereldbewoners in de welvaart. Duurzame ontwikkeling is te formuleren als een ontwikkeling naar een ‘inclusieve welvaart’ die zowel op termijn houdbaar is als ook die andere wereldbewoners toegang tot die welvaart verschaft. Van mondiaal terug naar lokaal. Vervolgens moeten we dit terugvertalen naar de ontwikkeling die we voor onze eigen omgeving passend vinden en ons afvragen welke beïnvloeding binnen ons bereik ligt.
Onze visie op hoe wij vinden dat de stad zich moet ontwikkelen, staat in de structuurvisie Stad op Scherp. Wij gaan voor een duurzame ontwikkeling waarbij we de focus is gericht op energie en op de kwaliteit van de leefomgeving. Omdat we steeds hogere eisen stellen aan onze leefomgeving, willen we de huidige kwaliteit verbeteren en zelfs kwaliteit toevoegen. Om in de toekomst een aantrekkelijke stad te hebben voor inwoners, bedrijven en instellingen. In dit hoofdstuk beschrijven we de kaders die we willen hanteren bij energieneutraal en bij de kwaliteit van de leefomgeving.
De klimaatverandering heeft consequenties voor onze stad. De voorspellingen zijn een toekomst met langere, hetere zomers en meer neerslag in de vorm van hevige regenbuien. Dat leidt tot meer wateroverlast, waardoor betere waterafvoer en –berging nodig is. De hogere temperaturen en intensieve neerslag zullen juist in de stad merkbaar zijn. Het vraagt om maatregelen voor de koeling van woningen en gebouwen, de opvang van grote hoeveelheden water, de herinrichting van ons rioolstelsel. Tegelijkertijd kunnen het stedelijk groen en het open water in de stad een rol spelen in het klimaatbestendig maken van de stad. Meer groen op en rond woningen en gebouwen vormt een warmtebuffer bij hetere zomers. Bovendien is werk maken van energiebesparende maatregelen gunstig voor onze economie.
Eindige en nieuwe energiebronnen
De voorraad fossiele brandstoffen (aardolie, aardgas) is eindig. De jongste generatie gaat al meemaken dat de aardgasbel opraakt, zo zijn de voorspellingen. We gaan een nieuw tijdperk in met een omschakeling naar andere, nieuwe energievormen. Vergelijkbaar met de omschakeling van steenkolen op aardgas. We willen en moeten hier op anticiperen door nieuwe technieken voor onze energieopwekking en -voorziening te gaan gebruiken.
Routekaart Groningen energieneutraal 2025
In de Routekaart Groningen energieneutraal 2025 hebben wij opgeschreven hoe, met wie, waarmee en wanneer we deze ambitie willen realiseren. De ambitie ‘Groningen energieneutraal’ geven wij inhoud door het gelijk te trekken met ‘CO2 –neutraal’ met een extra plus op energie besparen. We introduceren een nieuw denkpatroon met de Groningse Energieladder. Daar laten we ook zien in welke sectoren van de Groningse samenleving de meeste potentie zit om de CO2 – uitstoot te verminderen. Met behulp van de Energieladder is vervolgens per sector in te vullen welke programma’s, projecten en maatregelen optimaal bijdragen aan het verminderen van de CO2 –uitstoot.
De Routekaart Groningen energieneutraal 2025 staat op www.duurzaamstestad.groningen.nl.
Het afwegingskader dat we willen hanteren bij het behouden en versterken van de kwaliteit van de leefomgeving bestaat kortweg uit vier regels. (1) optimale leefomgevingkwaliteit, (2) voorkomen van aantasting van de bestaande kwaliteit, (3) beperken van de aantasting van de kwaliteit en (4) compensatie: als het echt niet anders kan. Het kader lichten we hieronder verder toe.
We willen het liefst dat de kwaliteit van de leefomgeving steeds beter wordt. Dan is er bijvoorbeeld geen verontreiniging meer. Er is een zogenoemde ‘nulbelasting’ op het hier en nu en op straks en elders. We realiseren ons dat een dergelijk situatie op veel plekken in Groningen een utopie is. Maar we zijn ervan overtuigd dat het mogelijk is op sommige plaatsen in de stad de optimale omstandigheden te benaderen.
2. Voorkomen aantasting bestaande kwaliteit
We willen de bestaande leefomgevingkwaliteit behouden en deze mag zeker niet verslechteren. De inzet is om nieuwe aantasting van de leefomgevingkwaliteit tegen te gaan, om onveilige situaties te verbeteren, preventieve maatregelen te nemen, hinder aan de bron aan te pakken en oude gevallen van verontreiniging te saneren (bv. bodemverontreiniging).
3. Beperken aantasting kwaliteit
Wanneer er sprake is van problemen en knelpunten die op dit moment niet oplosbaar zijn, beperken we de negatieve effecten. De aanpak zit dan in het tegengaan van de overdracht en/of blootstelling. Bijvoorbeeld bij geluidhinder ligt de oplossing dan in het plaatsen van geluidsschermen.
4. Compensatie: als het echt niet anders kan
Wanneer het niet mogelijk is om de kwaliteit te beïnvloeden, kan compensatie een oplossing zijn. We denken bijvoorbeeld aan meer groen bij drukke lawaaipunten, stilteplekken in de stad of snelle fietsroutes, zodat mensen snel uit de stad en in de natuur kunnen zijn.
Oplossingen kunnen liggen op verschillende schaalniveaus (landelijk, lokaal, regionaal). Op sommige zaken hebben wij direct invloed, op andere alleen indirect. Steeds gaat het er om de juiste schaalgrootte te kiezen die past bij de oplossing van het probleem en die rekening houdt met mogelijke effecten op de andere schaalniveaus. Soms ligt een oplossing op wijkniveau het meest voor de hand (bijv. goede fietsverbinding school-wijk). Soms is een oplossing op landelijk niveau logischer (bijv. pleiten voor schonere motoren in EU-verband). Het is steeds zoeken naar het meest optimale niveau om tot een adequate, duurzame oplossing te komen.
Wat ons betreft ziet de duurzaamste stad er straks niet overal hetzelfde uit. We gaan juist differentiëren per wijk of stadsdeel. Elke wijk en elk stadsdeel van Groningen kenmerkt zich door eigen specifieke kwaliteiten. Die willen we versterken. Vanzelfsprekend doen we dat samen met bewoners en gebruikers. En daar zijn goede gesprekken voor nodig met buurt- en wijkorganisaties en met bedrijvenverenigingen.
Optimale doorwerking (ketenbenadering)Verder willen we zoeken naar maatregelen die het meest effectief zijn. Bijvoorbeeld: in ons streven naar het beperken van het autoverkeer, kunnen we voorrang geven aan de fiets door de aanleg van snelle fietspaden. Dit komt niet alleen ten goede aan een betere doorstroming op de weg, maar ook aan een betere luchtkwaliteit, besparing op grondstoffen, vermindering van geluidsoverlast en verbeteren van de veiligheid.
In dit hoofdstuk laten we zien met welke thema’s we gaan werken aan de duurzaamste stad. Achtereenvolgens zijn dat stedelijke ontwikkeling, bouwen en wonen, verkeer en vervoer, economie, water en groen en tot slot communicatie, participatie en gedragsverandering. Per thema schetsen we kort ontwikkelingen, ambitie, opgave, doelen 2008-2012 en uitwerking.
Stedelijke ontwikkeling biedt grote kansen voor duurzaam Groningen. Een duurzame stedelijke ontwikkeling kan veel vruchten afwerpen in het streven naar een energieneutraal Groningen in 2025 en een duurzame inrichting van de leefomgeving.
Groningen kiest in de structuurvisie 2020 ‘Stad op Scherp’ nadrukkelijk voor groei in een compacte stad, waarbij een sterke groei van activiteiten in een aantal kernzones is voorzien. Er wordt gekozen voor intensivering en betere benutting van de ruimte in de stad en tegelijkertijd voor het versterken van de functies water en groen in de stad en het bewaken van de kwaliteit van de leefomgeving. Hier ligt een duurzaamheidsparadox. Dat stelt eisen aan een nieuwe kijk op stedelijke ontwikkeling.
In diezelfde structuurvisie zetten we in op een hoge ruimtelijke kwaliteit, met als elementen architectonische vernieuwing, energieneutraal in 2025 en behoud en verbetering van het leefmilieu. Daaronder verstaan wij lucht- en waterkwaliteit, beperking van geluidhinder en versterking van de stadsnatuur. Het Groenstructuurplan en de Routekaart Groningen energieneutraal 2025 werken als medestructurerend door in de Groningse stedenbouw.
In het kader van een duurzame stedelijke ontwikkeling moeten kansen en mogelijkheden zoveel mogelijk worden benut om een hoge ruimtelijke kwaliteit te combineren met een lage milieubelasting en optimale kwaliteit van de leefomgeving. Toekomstgericht, flexibel, innovatief en creatieve oplossingen zijn hierbij de sleutelbegrippen.
Mensen stellen in de toekomst hoge eisen aan hun directe leefomgeving, vooral aan hun eigen woning en woonomgeving. Ook verwachten we dat mensen in de toekomst hogere eisen gaan stellen aan de kwaliteit van de openbare ruimte.
De klimaatverandering en de eisen aan een gezonde leefomgeving hebben de nodige consequenties voor het ontwerp en de inrichting van woningen en wijken. De toenemende warmte vraagt om het weren van zonlicht en om verkoeling van woningen en gebouwen. De energierekening van huishoudens zal zonder maatregelen een belangrijk deel van de woonlasten gaan vormen. De opvang en afvoer van overvloedig regenwater vraagt om adequate riolering en afvoersystemen. Woningen zullen van een hoge kwaliteit moeten zijn: veilig, toegankelijk, comfortabel, een gezond binnenmilieu (geen geluidshinder, schone bodem, schone lucht), energiezuinig, duurzaam in bouw en gebruik (levensloopbestendig).
Wij willen ook in een compacte stad voldoen aan de wensen en eisen voor een duurzame leefomgevingkwaliteit. Overal in de stad moet worden voldaan aan de basisnormen voor een schone, hele en veilige woonomgeving. Dat betekent een schone bodem, schone lucht, vermindering van de geluidsbelasting, beperking van de afvalstromen en een goed onderhoud en beheer van de openbare ruimte. In het Lokaal Akkoord, een convenant tussen gemeente en woningbouwcorporaties, is niet alleen aandacht voor de woning, maar juist ook voor de woonomgeving, voorzieningen en sociale samenhang in de wijk.
De ontwikkeling van een compacte stad, de ambitie Energieneutraal in 2025 en Duurzaamste stad vragen de nodige inspanningen om een toekomstgerichte, duurzame woningvoorraad te creëren. Dat betekent duurzaam bouwen van nieuwe woningen en verduurzamen van de bestaande woningvoorraad. De ambitie energieneutraal 2025 vraagt om veel structurele maatregelen om te komen tot energiebesparing en een drastische verlaging van het energieverbruik. Het keurmerk GroningerWoonKwaliteit wordt hier op aangepast.
Sinds de jaren zeventig voeren wij een beleid om de stad bereikbaar te houden: per fiets en per openbaar vervoer als het kan, per auto als het moet. Ons beleid is erop gericht de noodzaak tot verplaatsing te beperken en vervoerswijzen te bevorderen die het leef- en verblijfsmilieu het minst belasten. Desondanks slibt de stad regelmatig dicht en is het verkeer een belasting voor het stedelijke milieu. Het verkeer is de belangrijkste veroorzaker van stedelijke luchtverontreiniging. Het draagt voor ca. 30% bij aan de verzurende emissies en voor ruim 35% aan de emissie van fijn stof. Verkeer is tevens een aanzienlijke bron van geluid- en geurhinder, onveiligheid en ruimtebeslag in de stad. Verkeer en vervoer leveren een aanzienlijke bijdrage (22%) aan de uitstoot van CO2 in de stad.
Als gevolg van een aantal maatschappelijke ontwikkelingen zoals een grotere welvaart, een grotere arbeidsparticipatie en een groter autobezit zal het aantal verplaatsingen en verplaatsingsafstanden toenemen. De behoefte aan mobiliteit neemt dan ook de komende jaren alleen maar toe. De groei van het autogebruik zal doorgaan. De belasting op het stedelijke milieu zal toenemen. Het energieverbruik door verkeer en vervoer is in de jaren 1990-2005 met meer dan 30% toegenomen. Dit is vooral het gevolg van het toegenomen aantal autokilometers, het toegenomen voertuiggewicht, de toepassing van zwaardere motoren en het gebruik van airco’s.
Bij de ambitie van een compacte stad en een sterke regiofunctie hoort een goede bereikbaarheid. Het uitgangspunt van ons verkeersbeleid, zoals vastgelegd in de nota ‘Duurzame mobiliteit’, is het accommoderen van een toenemende mobiliteit door een mix van maatregelen. We streven naar een duurzame vervoersinfrastructuur door het aanbieden van een mix van transportmogelijkheden. Samen met de regio zetten we in op een kwaliteitssprong van het stedelijke en regionale openbaar vervoer, vooral door de aanleg van een (regionale) tramverbinding. De belasting van het verkeer op het stedelijke leefmilieu moet binnen de gangbare normen zijn. De belasting op de luchtkwaliteit in de stad, de geluidshinder, het energieverbruik en het stedelijk groen moet afnemen.
Het aandeel verplaatsingen door OV en de fiets moet de komende jaren substantieel toenemen. Daarvoor beginnen we met de aanleg van superfietsroutes. Het autoverkeer wordt op de ringweg gefaciliteerd (verbetering doorstroom), maar binnen de ring beperkt. Meer gebieden worden verkeersluw gemaakt. Er komen aantrekkelijke P+R-voorzieningen ten behoeve van de verbindingen en het economisch functioneren van stad en regio. We stimuleren het gebruik van stillere en schonere motoren, zowel bij de auto als het openbaar vervoer. Dat voeren we door in onze concessie voor het openbaar vervoer, onze parkeertarieven en in ons eigen wagenpark.
Bedrijvigheid staat aan de basis van onze welvaart. Wij kiezen voor economische groei en versterking van de economische basis van de stad als eerste voorwaarde voor een duurzame sociale versterking. Daarbij hoort meer werkgelegenheid en een optimaal vestigingsklimaat voor bedrijven.
De zakelijke dienstverlening, detailhandel en topvoorzieningen zijn de dragers van onze economische groei. Kansrijke sectoren in duurzame ontwikkeling zijn ICT, Life Sciences, energie & milieu en toerisme. Topvoorzieningen, zoals RUG, Hanzehogeschool, UMCG en Martiniziekenhuis en topbedrijven zoals Gasunie en NAM nemen een voortrekkersrol en spilfunctie in. Bedrijven dragen voor ca. 30% bij aan het energie/ CO2-verbruik van de stad. Er zijn, ook vanuit het bedrijfsleven, signalen dat dit drastisch naar beneden kan en moet. Ook bedrijven moeten inspelen op de gevolgen van klimaatverandering (wateroverlast, neerslag, hogere temperaturen, langere zomers).
De gevolgen van klimaatverandering, onze energieambitie en de duurzame ontwikkeling van de stad bieden kansen voor nieuwe kennisontwikkeling, nieuwe bedrijvigheid en werkgelegenheid. Wij grijpen deze kansen aan om een nieuwe markt te creëren voor ondernemers. Duurzaamheid kan een factor worden voor economische groei in Groningen.
De bestaande bedrijven, kennisinstellingen en onze regionale functie bieden daarvoor talloze mogelijkheden. Groningen als kweekvijver en centrum van duurzame energietechnologie en duurzame energiegerelateerde bedrijvigheid.
We beogen selectieve groei in een duurzame en kennisintensieve economie, vooral rond het thema ‘duurzame technologische ontwikkeling’. Daarbij richten we ons op technische innovaties en de ontwikkeling van bedrijven die zich specialiseren in duurzame producten en productiemethoden. Duurzaamheid wordt een normaal begrip voor Groningse ondernemers. Groningen gaat in dit kader voor de titel van Fair Trade Satd. Ondernemers zien duurzaamheid als kans en als uitdaging. Bedrijven voldoen aan de normen voor basiskwaliteit en bieden een ‘plus’ op het gebied van energiebesparing. Energie en duurzaamheid zijn speerpunt bij de herstructurering en ontwikkeling van bedrijventerreinen. Ze geven hen kwaliteit en uitstraling en een eigen identiteit.
‘Cradle to cradle’ (C2C): het principe van afval = voedsel
Het klinkt utopisch en onhaalbaar, ware het niet dat het concept al is overgenomen door bedrijven als NIKE, Fordmotor Company, kantoormeubel fabrikant Herman Miller.
Meer info op www.mbdc.com.
Wij koesteren ons stedelijk groen. Niet alleen vanwege de natuurwaarde en biodiversiteit, maar ook vanwege de belevingswaarde voor de Groningers, de betekenis voor de volksgezondheid en niet te vergeten het functioneel gebruik en de economische betekenis van het groen. In het Groenstructuurplan (GSP) doen wij uitspraken over de kwantiteit, kwaliteit en betekenis van het stedelijk groen. Het GSP is een kadernota die een groot aantal bestaande nota’s en regelingen met elkaar verbindt en verbreedt naar verschillende disciplines.
Het GSP wordt tegelijk met de nieuwe ruimtelijke Structuurvisie voor de stad ontwikkeld.
Daarbij wordt ook een relatie gelegd naar het Water- en rioleringsplan. Enkele ontwikkelingen die daarnaast spelen zijn: de ontwikkeling regiopark in de Regio
Groningen-Assen; de Europese kaderrichtlijn water en WB21; de “Intentieverklaring steden en groen” 2006; Tien jaar stadsecologisch beleid: Ecologische basisvisie, stedelijke ecologisch structuur, bomenstructuurplan, doelsoortenbeleid; Actualisatie Provinciaal Omgevingsplan (POP III).
De stedelijke ontwikkeling gaat uit van compact en intens. Tegelijkertijd wordt ingezet op versterking van het groen-blauwe netwerk als voorwaarde voor stedelijke kwaliteit met een typisch Groningse identiteit. Dat betekent een verbreding van medeverantwoordelijkheid van disciplines en partijen bij de ontwikkeling en het beheer van groen. We zien een wezenlijke bijdrage voor het stedelijk groen aan een woon- en werkmilieu van hoge kwaliteit. Daarbij past ook zeggenschap van bewoners en gebruikers bij de inrichting en vergroening van hun omgeving. Hierbij willen we aansluiten bij duurzaam bouwen.
De uitwerking van het waterkwaliteitsbeheer resulteert in concrete projecten, in de aanloop naar een duurzaam groen-blauw netwerk voor de stad. We streven naar integratie met het Water- en rioleringsplan.
De University of Manchester heeft berekend dat 10% toename van de hoeveelheid groen in stedelijke gebieden de stedelijke temperatuur met ongeveer 4°C kan doen verminderen. Wetenschappers zeggen dat een beperkte toename van parken en straatbomen de voorspelde temperatuurstijgingen in onze steden als gevolg van de opwarming van de aarde kunnen compenseren.
4.6 Communicatie, participatie en gedragsverandering
Mensen maken de stad. Door er te wonen, te werken, te consumeren en te recreëren. Om Groningen de duurzaamste stad van Nederland en energieneutraal te kunnen maken is een omslag in denken en doen noodzakelijk. Een dergelijk transitie bereik je als gemeente niet alleen. Belangrijke partners van de gemeente in de stad, zoals bedrijven, burgers en instellingen zullen betrokken moeten worden in deze duurzaamheidambitie. De stad heeft er belang bij dat het sterk, sociaal en duurzaam is. Dat ook de leefomgeving van morgen schoon, heel en veilig is, dat mensen zuinig en duurzaam met energie omgaan en dat we zorgvuldig omgaan met verkeer, ecologie en de ruimte. Communicatie, participatie en gedragsverandering zijn noodzakelijke instrumenten om deze ambitie te verwezenlijken.
Het tij is gunstig. Mondiaal, continentaal, landelijk, regionaal en lokaal is een omslag gaande in het besef dat de aarde (mede door menselijk handelen) opwarmt. Wereldleiders, opiniemakers, politici, bestuurders, ondernemers en burgers nemen hun verantwoordelijkheid en staan op om hun bijdrage te leveren aan een duurzame wereld. Maar we willen dicht bij huis beginnen, in Groningen. De energierekening stijgt, het weer wordt natter en warmer, de media berichten er steeds meer en vaker over. Duurzaamheid leeft en het heeft (momenteel) brede maatschappelijke belangstelling. Het kan gekenmerkt worden als een ‘nieuwe beweging’. Het is zaak om dat voor Groningen ten volle te benutten.
In Groningen zien we innovatieve duurzame ontwikkelingen, Energy Valley, burgerinitiatieven als Lentekriebels, Lokale Agenda 21, aandacht voor de fiets als belangrijk(ste) vervoermiddel in de stad en toegenomen zorg en aandacht voor milieuwaarden als schone lucht, water en bodem, groen en ecologie. Er over communiceren versterkt het besef dat iedereen op zijn eigen manier kan bijdragen en kan participeren. Door het leggen van verbindingen en het maken van slimme combinaties kan duurzaam handelen logisch gekoppeld worden aan wat toch al gebeurt. Communiceren (verbreden) en verbinden kan (via onder meer participatie) leiden tot de noodzakelijke en gewenste gedragsverandering.
De ambitie is duidelijk: Groningen als duurzaamste stad van Nederland. Dat is onze manier hoe we willen bijdragen aan een duurzame wereld. ‘Duurzaamste’ bekent voor ons de mate waarin we ons best gaan doen; we willen hierin landelijk voorop lopen. ‘ Duurzaamste’ staat voor ons ook voor het bereiken van het resultaat: een optimale kwaliteit van de leefomgeving.
Bij de uitwerking van dit duurzaamheidplan (in onder meer jaarprogramma’s) bepalen we nader hoe onze inzet vorm en inhoud krijgt. De communicatie wordt daar op gericht. Speciale aandacht willen we geven aan onderwijsprogramma’s, waaronder ook natuur- en milieueducatie. De jeugd heeft immers duurzaam handelen in handen.
Vanuit communicatief perspectief zien we voor de ambitie ‘de duurzaamste stad’ drie opgaven:
We kiezen en handelen als gemeente consequent voor en volgend naar het principe van duurzaamheid. Wij hebben deze ambitie voor de stad. We willen staan voor wat we uitdragen. Je moet doen wat je zegt. Door consequent te kiezen en te handelen naar het principe van duurzaamheid vergroten we onze geloofwaardigheid en versterken we de boodschap. Er is een groot afbreukrisico wanneer handelen en communicatie niet op een en dezelfde lijn zitten. In het verlengde daarvan geven we eerst zelf het goede voorbeeld. Daarmee laten we zien dat we het menen.
Om een beeld te hebben van de investeringen die nodig zijn voor het transitieproces naar een duurzame en energieneutrale stad in 2025, hebben wij de duurzaamheidvisie vertaald naar een globaal maar ambitieus programma. Hiermee zetten we stappen om Groningen tot de duurzaamste stad te maken waar personen, huishoudens en bedrijven zich kunnen ontplooien, zonder afwenteling op andere mensen, regio’s of generaties.
Onze ambities maken het noodzakelijk om de komende vier jaar een aantal forse stappen vooruit te zetten. Om optimaal gebruik te kunnen maken van het budget is het voorstel om te komen tot een zogenaamd duurzaamheidstimuleringsfonds. In deze nota zal de functie van dit duurzaamheidstimuleringsfonds nader worden toegelicht. We zetten verder in op de versterking van de personele inzet door:
Voor uitwerking van duurzaamheidambities en het borgen van continuïteit is inbedding binnen de gemeentelijke organisatie noodzakelijk. De transitie naar een duurzame en energieneutrale stad raakt uiteindelijk de portefeuilles van alle collegeleden.
De nota eindigt met een achttal aandachtsgebieden/projecten die met het duurzaamheidstimulerings-fonds invulling zouden kunnen krijgen en waardoor de ambitie energieneutrale stad steeds meer een gezicht zal krijgen.
1. Onderzoek en uitwerking energieneutrale stad
2. Deelname aan het ECG (Energie Convenant Groningen)
3. Energiebesparing (semi-)overheid
4. Grootschalig Energieprogramma Huurwoningen
5. Inzet op Groninger Woonkwaliteit
De raad heeft in zijn begroting € 500.000 opgenomen ten behoeve van duurzaamheid.
Voor het bereiken van de gestelde ambities wordt in hoofdlijn een tweetal maatregelen voorgesteld:
1. Het instellen van een duurzaamheidstimuleringsfonds.
2. Het treffen van organisatorische maatregelen.
1. Duurzaamheidstimuleringsfonds
De transitie naar een energieneutrale stad vraagt om grote ingrepen. Op het gebied van onderzoek en innovatie rond energietechnologie en het effectueren van concrete energiebesparingprogramma’s voor bewoners en bedrijven, maar ook als het gaat om de inzet op verbetering van de luchtkwaliteit en het oppakken van concrete knelpunten in de leefomgevingkwaliteit.
Het besluit is daarom om een duurzaamheidstimuleringsfonds van € 3.000.000 en een structureel bedrag van € 105.000 beschikbaar te stellen van waaruit de komende vier jaar een programma wordt gerealiseerd, gericht op stimuleren, adviseren, onderzoek en innovatie en het effectueren van concrete energiebesparingprogramma’s. Hieronder volgen een aantal functies die het fonds zal hebben.
a. Voorfinanciering van energiebesparende maatregelen
Zeker als het om energie gaat, is het zaak om niet te treden in de verantwoordelijkheid van bijvoorbeeld huiseigenaren waaronder woningbouwcorporaties en bedrijven. Hoewel energiebesparende maatregelen zich veelal laten terugverdienen, wordt er weinig in energiebesparing geïnvesteerd. Het is daarom belangrijk om partijen hiertoe te verleiden. Dit kan bijvoorbeeld door een systematiek te ontwikkelen van ‘voorfinanciering’ van onderzoek en advies. Na gerealiseerde besparingen zouden de kosten gedeeltelijk kunnen worden terugbetaald. Op een dergelijke wijze kan gedeeltelijk een continuering van het stimuleringsfonds worden bewerkstelligd. Deze vorm van voorfinanciering zou ook bij overheidsinstellingen zoals scholen en buurthuizen kunnen worden toegepast.
Daarnaast is het goed denkbaar dat bij huishoudens met lage inkomens kleinere energiebesparende maatregelen worden geïmplementeerd waarvan de organisatiekosten zo mogelijk met ‘gesubsidieerde’ arbeid en materiaalkosten door het stimuleringsfonds worden gedragen. Een eerste aanzet hiervoor is het project Energie Beter (energiebesparing bij lagere inkomens).
Technologische en vaak nog onrendabele innovaties bij energiemaatregelen in de woningbouw zouden door meefinanciering door het fonds gestimuleerd kunnen worden. Hetzelfde geldt voor ‘pilots’ met biomassaprojecten. Voor uitwerking van een veel ambities zal nader onderzoek nodig zijn, aanhakend bij het Akkoord van Groningen. Zo wordt voor Meerstad een EPL van 8.5 geambieerd als maximaal haalbaar binnen de huidige setting.
Een EPL van 8.5 betekent hoogstwaarschijnlijk plaatselijke energieopwekking door bv. biomassa of wind; maar dat vergt nader onderzoek. Het steunen van innovaties is niet alleen uit energetisch oogpunt belangrijk, maar biedt ook economisch perspectief voor de Groningse werkgelegenheid in de kennissector en technische sector.
d. Investeren in leefomgevingkwaliteit: schone lucht, groen en inperking wegverkeerslawaai
Op het gebied van luchtkwaliteit zal, naast eisen bij aanbestedingen (bijvoorbeeld openbaar vervoer en gehandicaptenvervoer), een programma moeten worden ontwikkeld waarbij vervoerders waaronder bevoorrading en taxi’s en wellicht ook bewoners met name in de binnenstad worden verleid tot het nemen van duurzame maatregelen. Voor het eigen gemeentelijke wagenpark zijn beleidslijnen uitgezet. Op het gebied van de leefomgevingkwaliteit vormen inperken van wegverkeerslawaai en het herstellen van de ecologische hoofdstructuur belangrijke items.
Het moge duidelijk zijn dat inzet van een stimuleringsfonds vooral moet geschieden als multiplier: het allereerst aanboren van subsidiebronnen via Energie Valley, het ECG en het stimuleren van ‘eigen bijdragen’ alvorens het stimuleringsfonds wordt aangesproken.
2. Organisatorische maatregelen. (€ 160.000 S) (€ 75.000 i gemeentelijk energiefonds).
Voor het realiseren van de ambities en inzet van het stimuleringsfonds, in het verlengde van de besluitvorming van de nota “Aardgas tenzij…”, is het noodzakelijk ook organisatorische maatregelen te treffen.De politieke en maatschappelijke aandacht voor duurzame ontwikkeling komst steeds sterker op gang. In deze fase is een forse financiële impuls én een sterke personele inzet noodzakelijk. De fase van onderzoeken, projecten initiëren, initiatieven stimuleren en met elkaar verbinden en over tal van nieuwe mogelijkheden adviseren, vraagt juist nu veel tijd. Op dit moment vindt onvoldoende coördinatie plaats op zowel strategisch als uitvoerend niveau voor identificatie van duurzaamheidkansen, relatiebeheer met marktpartijen en instellingen en burgers, en kennisoverdracht van mogelijkheden en het aanboren van expertise. Een duurzaamheidcoördinator op strategisch niveau zal door bundeling van krachten, kennis van ontwikkelingen en stapelen van activiteiten meerwaarde verlenen aan tal van activiteiten.
Deze coördinator duurzaamheid zal functioneren als programmamanager en worden belast met het ontwerp en de (financiële) uitvoering van het duurzaamheidprogramma. Het is nadrukkelijk de bedoeling dat duurzaamheid een plek krijgt in alle gemeentelijke beleidsterreinen. De coördinator duurzaamheid zal een centrale rol vervullen binnen de gemeente, en een ‘linking-pin’ vormen tussen Energy Valley en het Akkoord van Groningen en de duurzaamheidambities van de stad.
Met het Klimaatplan is tot en met 2007 forse subsidie gegenereerd voor het opzetten en uitvoeren van projecten. Voortzetting van projecten en onderzoek en het leveren van een forse impuls aan het ‘Akkoord van Groningen’ in het kader van kansen op het terrein van energie is van groot belang voor een goed klimaat en vragen om capaciteit. Daarnaast is er extra personele inzet nodig voor de uitvoering van projecten. Een deel van de in het duurzaamheidprogramma geformuleerde ambities wordt uitgezet in de bestaande organisatie, onder andere door herschikking van taken.
Voor de personele inzet reserveert het college € 160.000 (S). Het incidentele bedrag € 75.000 zal vooral geïnvesteerd worden in het proces zoals het vergroten van draagvlak en werken aan een cultuuromslag om de transitie mogelijk te maken. We stellen voor om de € 75.000 voorlopig te dekken uit het energiefonds. Bij de jaarrekening zullen wij aan de Raad een voorstel doen om het energiefonds weer met € 75.000 aan te vullen.
3. Uitwerking collegeprogramma duurzaamheid
Hieronder volgen de aandachtsgebieden en projecten die de ambitie Groningen energieneutraal en meest duurzame stad van Nederland gezicht kunnen geven. De financiering van deze projecten zal plaatsvinden vanuit het duurzaamheidstimuleringsfonds in de komende vier jaar.
Op onderdelen zullen de hier geformuleerde projecten nadere uitwerking (condities en inhoud) vergen.
Het betreft indicatieve bedragen die, afhankelijk van de uiteindelijke omvang van het stimuleringsfonds, een beeld geven van investeringen in aandachtsgebieden. Totaalinvesteringen zijn € 3.000.000 incidenteel en € 105.000 structureel.
a. Onderzoek en uitwerking energieneutrale stad € 300.000 i en € 10.000s
De Milieudienst wil in samenwerking met relevante partijen (zowel intern als extern) een Routekaart energieneutrale stad opstellen. Het Akkoord van Groningen biedt een goed platform om gezamenlijk met de kennisinstellingen te komen tot een dergelijk Masterplan. Het Masterplan is gericht op twee resultaten. Allereerst inhoudelijk: een energievisie en een uitvoeringsprogramma waarin zowel de inspanningen en maatregelen op lange als korte termijn worden geformuleerd en gevisualiseerd. In de energievisie zullen energietechnische mogelijkheden geïntegreerd worden in een ruimtelijk perspectief (wonen, werken en mobiliteit). Daarnaast is het Masterplan gericht op een procesmatig resultaat: een bewustwordingsproces en cultuuromslag, en inbedding binnen onze eigen gemeente. We zitten midden in een energietransitie, wat niet alleen vanuit het milieu duurzaamheid in de hand werkt, maar ook vanuit economische ontwikkelingen perspectief biedt. De kennissector en bedrijven varen wel bij een koppositie van de stad Groningen. Energy Valley ondersteunt een dergelijk Masterplan dan ook van harte. Als eerste stap wordt gedacht aan het organiseren van een werkconferentie onder de verantwoordelijkheid van RUG, Hanzehogeschool en gemeente in het voorjaar van 2007.
Energieneutraal houdt in net zoveel energie op een duurzame wijze op te wekken als dat je verbruikt. Binnen dit plan vallen daarom infrastructurele energieprojecten zoals ook:
Voor Meerstad zal ook gedegen onderzoek gedaan moeten worden naar adequate maatregelen om de ambitie 8.5 te verwezenlijken. De ambitie is om Meerstad optimaal duurzaam te ontwikkelen.
b. EnergieConvenant Groningen € 240.000i
Samenwerking met o.m. Provincie, Gasunie, en Nuon heeft de afgelopen periode een groot aantal initiatieven én aanvullende subsidies gegenereerd. In 2007 zullen voorstellen worden gedaan voor voortzetting van het ECG voor de volledige collegeperiode. Voor zover nodig zullen bij projecten van het ECG aanvullende gemeentelijke middelen worden gegenereerd vanuit onderstaande projecten.
c. Energiebeparing (semi)overheid € 500.000i en € 25.000s
Gemeentelijke diensten en openbare wijkvoorzieningen
Bij de gemeentelijke diensten en openbare wijkvoorzieningen zoals wijkcentra en sporthallen valt energiewinst te behalen. Eind dit jaar start het project energiebesparing en duurzame energie bij gemeentelijke gebouwen en openbare wijkvoorzieningen. Op basis van energiescans zal een energiebesparingprogramma worden opgesteld. Het energiefonds zal hier een aanjagende functie in hebben. Uiteindelijk zal er fors moeten worden geïnvesteerd in de maatregelen.
Voor scholen is er een speciaal traject ingezet. Het is de bedoeling dat alle 44 scholen waterzijdig worden ingeregeld (project ECG). Met waterzijdig inregelen kan 10-15% besparing worden gehaald. Naast fysieke maatregelen krijgen scholen een educatief programma aangeboden.
Indien nodig kunnen door voorfinanciering maatregelen worden uitgevoerd.
d. Grootschalig Energieprogramma Huurwoningen € 500.000i en € 25.000s en particuliere woningen
De gemeente trekt steeds meer samen met woningcorporaties op om energieprojecten in huurwoningen te realiseren. Voorbeelden zijn warmtepompprojecten in Lewenborg en het Dinkelpark en pilots Wonen++, . Er zijn echter veel woningen die nog niet energiezuinig zijn en waar het binnenklimaat niet optimaal is: slechte isolatie, geen HR ketels, geen optimale ventilatie. Betrekken bij het Lokaal Akkoord en waar mogelijk gebruik maken van rijkssubsidies zouden maatregelen kunnen versnellen. Ook bij particuliere woningen valt nog veel energiewinst te behalen. Wonen++ was voorzichtige aanzet, maar zou grootschaliger aangepakt kunnen worden.
In 2007 en 2008 zullen ongeveer 60 werkzoekenden in de stad Groningen worden opgeleid tot energieadviseur en bij 6000 huishoudens met een lager inkomen worden ingezet. Dit is 25% van het totaal aantal huishoudens dat tot de laagste 2 inkomensgroepen behoort. Met inzet van het stimuleringsfonds kan dit project worden opgeschaald. (TELI-project Met Energie aan het Werk).
GWK is ondermeer gericht op het stimuleren van energiemaatregelen/ gezond binnenmilieu boven wettelijke eisen in bouwbesluit in wijkvernieuwingsprojecten. Inzet van middelen en uitwerking dient nog nader plaats te vinden door ROEZ en MD. GWK biedt kansen om kwaliteiten die specifiek gericht zijn op extra energiebesparing en innovatie, conform duurzaamheidambities in het Lokaal Akkoord waar te maken.
f. Energiebesparing MKB € 260.000i en € 10.000s
Terreinwinst is een succesvolle aanpak ook voor het thema duurzaamheid. In dit kader zetten we in op energiescans op basis van no cure no pay, en stimulering collectieve inkoop groene stroom en mobiliteitsmanagement.
g. Lucht € 300.000i en € 10.000s
Aansluiting bij landelijk convenant Stimulering schone vrachtauto’s en milieuzonering tussen Rijk, bedrijfsleven en 10 grote steden. Het vergt de ontwikkeling van een programma waarbij vervoerders waaronder bevoorrading en taxi’s en wellicht ook bewoners met name in de binnenstad, worden verleid tot het nemen van maatregelen. Bij aanbestedingen zoals bij openbaar vervoer en gehandicaptenvervoer zullen emissies als gunningscriteria een plaats moeten krijgen. Het convenant schrijft een verdere uitwerking én inzet op het verschonen van het eigen wagenpark en duurzame brandstoffen (Aardgas, tenzij..) voor. Dit vergt aanvullende investeringen. Aansluitend op inspanningen van Energy Valley zal de gemeente als locale overheid bij bedrijven producten als biobrandstoffen/ aardgas stimuleren en zo optimaal mogelijk faciliteren.
h. Leefomgevingskwaliteit € 900.000i en € 25.000s
Gerichte inzet op knelpunten geluidsoverlast en aanzetten tot verbinding ecologische structuur.
4. Uitwerking van globaal duurzaamheidprogramma
Dit globale duurzaamheidprogramma geeft zoals gezegd een indicatie van de investeringen die gemoeid zijn met het transitieproces. De komende periode zal gewerkt worden aan het duurzaamheidbeleid voor de komende vier jaar opgesteld vanuit het lange termijn perspectief 2025. De ambitie is erg hoog. De doelstelling energieneutraal in 2025 zal daarom worden opgeknipt en gefaseerd in programma’s met meetbare doelen en duidelijke indicatoren waaraan we de voortgang kunnen afmeten. Eén van de eerste stappen is het in beeld brengen van de nulsituatie. Per jaar zullen er duidelijke en haalbare taakstellingen worden geformuleerd, waarop we actief kunnen sturen en toetsen. Waar mogelijk zal de stad aansluiten op de landelijke duurzaamheidsmeter.
De bij de begroting 2007 beschikbaar gestelde middelen bedragen € 500.000 structureel. Wij stellen voor om een structureel bedrag van 235 duizend euro structureel om te ruilen met een incidenteel bedrag van 3 miljoen euro (Tansferium Hoogkerk (1 miljoen euro), Damsterdiep
(1 miljoen euro) en fietsmaatregelen (1 miljoen euro)). Per saldo vragen we dus om 3 miljoen euro incidenteel en 265 duizend euro structureel beschikbaar te stellen.